Brief regering : Spoorveiligheid
29 893 Veiligheid van het railvervoer
Nr. 264
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 december 2023
De veiligheid op het spoor is van een hoog niveau in Nederland. Het Nederlandse spoor
is zelfs één van de veiligste in Europa1. Desondanks gebeuren er helaas nog steeds ongevallen, zoals het tragische ongeval
in Voorschoten in april. Het ongeval onderstreept het belang van een goede spoorveiligheid.
Ik werk dan ook samen met alle betrokkenen in de sector aan spoorveiligheid en de
verbetering hiervan. Ik houd hierbij de prioriteiten uit de Beleidsagenda 2020–20252 als leidraad.
In deze brief informeer ik u over de algemene staat van de veiligheid op het spoor,
middels het Jaarverslag Spoorveiligheid 2022 van de Inspectie voor Leefomgeving en
Transport (verder: ILT) en de daarbij behorende aandachtspunten van ILT op deze staat.
Verder zal ik in deze brief ingaan op de voortgang van de Beleidsagenda Spoorveiligheid
vanuit drie invalshoeken: 1) Veilig reizen en vervoeren; 2) Veilige leefomgeving;
en 3) Veilig op het spoor. Als laatste benoem ik nog een aantal actuele ontwikkelingen.
ILT Jaarverslag spoorveiligheid 2022
De ILT constateert in haar Jaarverslag Spoorveiligheid 20221 dat het spoor in Nederland nog steeds één van de veiligste in Europa is en dat het
in de breedte goed gesteld is met de spoorwegveiligheid. Toch kwamen er in 2022 nog
vier mensen om het leven en raakten vier mensen zwaargewond. Ik wil dan ook stilstaan
bij de slachtoffers en nabestaanden die met zo’n situatie te maken hebben gehad. Dit
benadrukt het belang van de inspanningen van alle betrokkenen om ervoor te zorgen
dat reizigers veilig per trein kunnen reizen, goederen veilig worden vervoerd en mensen
onder veilige omstandigheden aan het spoor kunnen werken.
De meeste ongevallen en slachtoffers op het spoor zijn gerelateerd aan ongelukken
op overwegen: bij acht ernstige ongevallen op overwegen zijn helaas twee dodelijke
slachtoffers gevallen. Mede daarom blijft overwegveiligheid een belangrijk aandachtspunt
voor alle betrokkenen in de sector en mijn ministerie. Verderop in deze brief zal
ik nader ingaan op hoe hier invulling aan wordt gegeven.
In 2022 werd absoluut en relatief vaker dan in 2021 een stop-tonend-sein (STS) gepasseerd:
114 in 2022 ten opzichte van 105 in 2021. Ook relatief bezien is het aantal gereden
kilometers spoorvervoer per incident met 10% afgenomen in 2022. Dit betekent dat de
stijging in het aantal incidenten niet verklaard kan worden door de ontwikkeling van
het aantal gereden spoorkilometers. Voor de spoorwegveiligheid is met name van belang
bij welk aandeel van de STS-passages het zogenaamde gevaarpunt3 bereikt is. In 2022 was dat 29 keer tegenover 21 in 2021. Er is dus sprake van een
stijging van het aandeel van de STS-passages waarbij het gevaarpunt bereikt is van
20% in 2021 naar 25% in 2022. De absolute en relatieve stijging van het aantal STS-passages
en de stijging van het aandeel passages waar het gevaartepunt is overschreden, hebben
mijn aandacht.
In 2021 besteedde de ILT in haar jaarverslag expliciet aandacht aan zaken die spelen
bij ProRail. Ook in 2022 heeft ILT hier aandacht voor gehad. Het gaat hierbij bijvoorbeeld
om het programma «Aantoonbaar Veilige Berijdbaarheid» dat ProRail is gestart om meer
grip te krijgen op de fysieke staat van de infrastructuur, het verlengen van onderhoudscontracten
met aannemers, de procedures voor risicobeheersing op rangeerterrein Kijfhoek en verbetermaatregelen
op de Havenspoorlijn. De ILT concludeert dat ProRail stappen zet, maar dat dit soms
langzaam op gang komt en dat de beheersing van risico’s niet altijd voldoende geborgd
is.
Het jaarverslag Spoorveiligheid heeft betrekking op 2022, in 2023 blijft de ILT zorgen
houden over de beheersing van de veilige berijdbaarheid. Daarbij blijft de slechte
staat van delen van de Havenspoorlijn een aanhoudend probleem. De ILT ziet positieve
ontwikkelingen bij ProRail bij het doorvoeren van veranderingen in haar organisatie.
Zo werkt ProRail er hard aan om haar organisatie duurzaam te verbeteren. Verder onderschrijft
de ILT de doelen van onder andere het programma «Aantoonbare Veilige Berijdbaarheid
(AVB)».
De ILT constateert echter dat het maken van plannen en programma’s door ProRail alleen
niet voldoende is, maar dat deze concreet vertaald moeten worden naar de praktijk.
Ook is er bij ProRail sprake van onvoldoende structurele borging van verbeterprogramma’s.
De ILT blijft daarom constructief en kritisch de dialoog voeren op bestuurlijk niveau
in aanvulling op het object- en systeemtoezicht.
Tot slot verloopt op 15 juni 2024 de door de ILT verleende veiligheidsvergunning van
ProRail. De komende maanden voert ILT audits uit die nodig zijn voor een nieuwe veiligheidsvergunning.
Ze neemt daarbij ook de zorgen en aandachtspunten mee die op dit moment spelen. Mijn
ministerie wordt door de ILT actief op de hoogte gehouden over de zorgen en aandachtspunten
die ILT heeft en voert waar nodig gesprekken met ProRail.
Ik dank de ILT voor de belangrijke rol die het vervult in de keten van spoorveiligheid.
In het vervolg van deze brief ga ik in op de voortgang van het Beleidsprogramma Spoorveiligheid
vanuit de drie invalshoeken uit de Beleidsagenda spoorveiligheid 2020–2025.
1. Veilig reizen en vervoeren
Stop-tonend-sein passages
Zoals het ILT Jaarverslag heeft aangetoond, is het aantal STS-passages zowel absoluut
als relatief gestegen en ook het aandeel passages waar het gevaarpunt is overschreden
is toegenomen. Deze problematiek blijkt met name aan de orde bij het goederenverkeer
op de Havenspoorlijn. Ook in het reizigersverkeer is er een specifiek zorgpunt waarvan
ik vind dat dit extra aandacht verdient. Het betreft hier het zogenaamde ontgrendelen4 door de machinist nadat een STS-passage heeft plaatsgevonden en het ATB (Automatische
Treinbeïnvloeding)-systeem heeft ingegrepen. ProRail onderzoekt daarom op mijn verzoek
de oorzaken en achtergronden van deze problematiek en brengt mogelijke verbetermaatregelen
begin 2024 in kaart.
Vitaal spoor
Het vervoer van personen en goederen per spoor is aangewezen als vitaal proces. Dat
betekent dat het spoorvervoer wordt gezien als een kritiek proces voor de Nederlandse
samenleving, omdat uitval of verstoring tot ernstige maatschappelijke ontwrichting
leidt en een bedreiging vormt voor de nationale veiligheid. De situatie in Oekraïne
heeft het belang van het spoorvervoer onderstreept door de toename in het spoorvervoer
van bijvoorbeeld energiedragers, graan en defensiematerieel.
De spoorsector zet samen met mijn ministerie stappen om de weerbaarheid van het spoorvervoer
in Nederland te verhogen via het actieprogramma Vitaal Spoor. Binnen het actieprogramma
zijn de eerste acties afgerond zoals een aanpak om het bewustzijn rondom economische
veiligheid binnen de sector te verhogen. Mijn ministerie is samen met de vitale aanbieders
druk bezig met het afronden van de acties en ik zal u bij een volgende spoorveiligheidsbrief
hierover informeren.
Implementatie NIB2 en CER
Zoals ik uw Kamer eerder heb laten weten wordt er onder leiding van het Ministerie
van JenV gewerkt aan de implementatie van de Netwerk- en informatiebeveiligingsrichtlijn
(NIB2) en de Richtlijn Veerkracht Kritieke Entiteiten (CER). Deze richtlijnen hebben
als doel om de digitale en fysieke veiligheid van kritieke entiteiten te verhogen.
De consultatie over de wetteksten zal naar verwachting in het eerste kwartaal van
2024 van start gaan, en de wetten zullen eind 2024 in werking treden.
2. Veilige leefomgeving
Vervoer gevaarlijke stoffen over spoor
Het vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor is in 2022 afgenomen ten opzichte van
2021, en er zijn minder overschrijdingen geweest van risicoplafonds. Hoewel een heel
klein aandeel van de gevaarlijke stoffen over het spoor wordt vervoerd, en het spoor
de meest veilige modaliteit is om goederen te vervoeren, zie ik dat er zorgen zijn
over dit thema bij omwonenden en medeoverheden. Daarom voeren we met hen continue
het gesprek en werken we gezamenlijk toe naar een Robuust Basisnet. Ook bij het Platform
Spoorgoederenvervoer en Leefomgeving, onder leiding van de onafhankelijke voorzitter
Johan Remkes, wordt veel aandacht gegeven aan dit onderwerp.
Basisnet
Onlangs is het Basisnet onafhankelijk geëvalueerd. Uit de evaluatie blijkt dat het
Basisnet niet werkt en ook niet kan werken. Dit onderstreept de noodzaak voor een
Robuust Basisnet, zoals ik uw Kamer recent over heb geïnformeerd5.
Niet alleen via het Robuust Basisnet heb ik oog voor het vervoer van gevaarlijke stoffen
over het spoor en de zorgen bij omwonenden en medeoverheden. Zo ben ik met de sector
in gesprek om te komen tot vrijwillige afspraken om waar mogelijk het vervoer van
gevaarlijke stoffen door dichtbevolkte gebieden zoveel als mogelijk te vermijden.
De sector staat hier in principe positief tegenover, en geeft aan dat een deel van
de verladers hier al rekening mee houdt. Tegelijkertijd geeft de sector aan dat dit
niet voor alle transporten mogelijk zal zijn. Ik verwacht u over de resultaten van
de gesprekken in 2024 te kunnen berichten.
Bestuurlijke tafel landelijk emplacementenproject
In 2018 zijn er afspraken gemaakt tussen het Rijk en gemeenten over het harmoniseren
van veiligheidsvoorzieningen op spoorwegemplacementen waar gerangeerd wordt met wagons
met gevaarlijke stoffen. Het doel van deze afspraken is om te komen tot een categorisering
van de veiligheidsrisico’s op emplacementen en uniforme maatregelpakketten per categorie.
Daarmee wordt de veiligheid geborgd en voorkomen we een lappendeken van verschillende
eisen. Maatwerk blijft onder uitzonderlijke omstandigheden mogelijk indien de lokale
situatie hierom vraagt. De afgelopen periode is gewerkt aan de omzetting van de afspraken
in wet- en regelgeving. Hierbij is gebleken dat op een aantal terreinen aanvullende
afspraken nodig zijn. Het betreft vragen zoals financiering van aanvullende maatregelen,
samenhang met maatregelen die eventueel door de Brandweer worden geëist, en het moment
van aanleg van de voorzieningen en maatregelen. Nadat deze openstaande punten in beeld
zijn gebracht is hier in eerste instantie op expertniveau over gesproken. Het doel
is om te komen tot sluitende afspraken zodat de wet- en regelgeving kan worden afgerond
waarna overgegaan kan worden tot realisatie. Daarom heb ik een nieuwe ronde bestuurlijke
gesprekken opgestart onder leiding van de onafhankelijke voorzitter Jan van Belzen.
Op 30 november heeft de eerste bestuurlijke tafel plaatsgevonden en in het voorjaar
zal de tweede tafel plaatsvinden. Over de uitkomsten van deze bestuurlijke tafels
zal ik u in het voorjaar informeren.
3. Veilig op het spoor
Overwegveiligheid
In lijn met de bevindingen uit het ILT Jaarverslag is het aantal ongevallen op overwegen
en het aantal slachtoffers als gevolg van deze ongevallen de afgelopen decennia fors
gedaald. Het vijfjaarlijkse gemiddelde van het aantal dodelijke slachtoffers lag in
2022 op 7,8. In 2012 was dit nog 12,4. De vijfjaarlijkse gemiddelden voor overwegaanrijdingen
geven eenzelfde beeld, met 31,6 in 2022 ten opzichte van 44,8 in 2012. Het Rijk heeft
stevig geïnvesteerd in de verbetering van overwegveiligheid. Vanuit drie verbeterprogramma’s6, waarvan de eerste is gestart in 2012, zijn 332 overwegen (stand augustus 2023) veiliger
gemaakt of opgeheven. Er resteren nog steeds zo’n 2.252 overwegen (stand einde 2022),
die door de gelijkvloerse kruising van weg- en spoorverkeer veiligheidsrisico’s hebben.
Zoals de cijfers laten zien, zijn we op de goede weg met het verbeteren van de overwegveiligheid.
Tegelijkertijd zijn we er nog niet omdat er nog een aanzienlijke restopgave is in
het wegnemen van onveilige situaties. Om ook de komende jaren stappen te blijven zetten
op het gebied van overwegveiligheid, zijn naast een doorontwikkeling van de aanpak
(zie Plan van Aanpak Overwegveiligheid later in deze brief) ook bijbehorende financiële
middelen nodig. ProRail en mijn ministerie werken hiervoor een aantal investeringsscenario’s
uit. De beslissing hierover is aan een volgend kabinet.
Onderstaand ga ik achtereenvolgens nader in op:
a. De voortgang van het plan van aanpak Overwegveiligheid
b. Het juridisch instrumentarium om overwegveiligheid te verbeteren
c. De voortgang van lopende overwegprogramma’s
d. Risicobeoordelingsmethode overwegen
a. Plan van Aanpak Overwegveiligheid
In mijn brief aan uw Kamer van 25 mei 20237 heb ik u geïnformeerd over het Plan van Aanpak Overwegveiligheid waarmee invulling
wordt gegeven aan de toekomstige, structurele verbeteraanpak van overwegen. Dit plan
vervangt de aflopende overwegprogramma’s PVVO/MOA en LVO (en op termijn NABO), en
zorgt voor een integrale en risicogedreven aanpak. Dit leidt ertoe dat de meest risicovolle
overwegen doelmatiger veiliger gemaakt zullen worden, op basis van beter onderbouwde
kenmerken, aan de hand van het verbeterde risicomodel voor overwegen. Voor de uitvoering
van deze structurele verbetering van de overwegveiligheid is vanuit het Rijk nog circa
€ 25 miljoen beschikbaar en waar mogelijk dragen ook de betrokken wegbeheerders (meestal
gemeenten en provincies) op specifieke projecten in cofinanciering bij. Dit is een
beperkte hoeveelheid financiële middelen ten opzichte van de resterende opgave en
vraag om scherpe keuzes in welke situaties we aanpakken en welke we moeten laten liggen.
Afhankelijk van de middelen die een volgend kabinet beschikbaar zal stellen voor het
verbeteren van de overwegveiligheid kan het ambitieniveau van het programma worden
vergroot. Om tot een goed onderbouwde investeringsbeslissing te komen worden scenario’s
uitgewerkt, waarin de hoeveelheid beschikbare middelen wordt afgezet tegen maatschappelijke
baten op het gebied van veiligheid en doorstroming.
Innovatie op overwegen is een andere belangrijke pijler van het Plan van Aanpak. ProRail
kijkt welke innovaties op een kosteneffectieve manier uitgerold kunnen worden. Hieronder
valt bijvoorbeeld de uitbreiding van de mogelijkheden van (flits)camera’s op overwegen
en de relatief snel en voordelig toepasbare AWI (Automatische waarschuwingsinstallatie).
Ook overwegen in haven- en industriegebieden zijn opgenomen in het Plan van Aanpak,
met het voornemen om pilots uit te rollen om specifiek daarvoor geschikte innovatieve
maatregelen te ontwikkelen.
De afgelopen maanden is ProRail aan de slag gegaan met de operationalisering van deze
structurele aanpak. Naar verwachting kunnen de eerste concrete projecten komend voorjaar
worden opgestart.
b. Juridisch instrumentarium
Overwegveiligheid is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de spoorwegbeheerder
en de wegbeheerder. In de afgelopen periode zijn er door mijn ministerie en ProRail
verschillende overleggen gevoerd met wegbeheerders, waaruit de gedeelde wens naar
voren kwam voor meer duidelijkheid over ieders verantwoordelijkheden. Mijn ambitie
is om een minimale veiligheidsnorm vast te stellen om duidelijk te krijgen of er overwegen
zijn die een onacceptabel veiligheidsrisico opleveren voor de gebruikers en, zo ja,
welke dat dan zijn. Voor het bepalen van deze veiligheidsnorm wil ik aansluiten bij
andere, al bestaande veiligheidsnormen, bijvoorbeeld die voor externe veiligheid.
Met het voornemen voor een minimale veiligheidsnorm sluit ik aan bij het advies van
de Raad van State, die een wettelijke normering suggereerde om bij het interbestuurlijk
toezichtsinstrumentarium aan te sluiten8.
Verder is ProRail gestart met de voorbereiding van de onteigeningsprocedures om erfdienstbaarheden
een aantal niet-actief beveiligde overwegen (NABO’s) te kunnen opheffen, waarover
ik uw Kamer op 1 november jl. heb geïnformeerd9. ProRail blijft bij al deze casussen inzetten op minnelijke oplossingen. Bij één
van de casussen is ProRail inmiddels een minnelijke oplossing overeengekomen.
c. Lopende overwegprogramma’s (NABO en LVO)
Met het NABO-programma is verdere voortgang geboekt in het opheffen en beveiligen
van de 180 openbare en openbaar toegankelijke NABO’s op het reizigersnet. Per 21 november
zijn 130 NABO’s aangepakt, waarmee de overwegveiligheid weer verder verbeterd is.
In mijn brief aan uw Kamer van 8 december 2022 signaleerde ik dat tot wel 41 van de
180 overwegen uit dit NABO-programma niet meer worden opgeheven of beveiligd in 202310. Dit aantal is naar beneden bijgesteld naar 36. Volgens ProRail geldt voor 25 NABO’s
dat zij met zekerheid niet kunnen worden aangepakt in 2023. Voor 11 zijn er nog onzekerheden
of risico’s. Om desondanks ook bij deze NABO’s op kortere termijn de overwegveiligheid
te verbeteren heeft ProRail op mijn verzoek aanvullende attentie- en veiligheidverhogende
maatregelen aangebracht, zoals bijvoorbeeld extra waarschuwingsborden.
Samen met ProRail blijf ik mij inspannen om de laatste openbare en openbaar toegankelijke
NABO’s op het reizigersnet zo snel als mogelijk aan te pakken. Zoals ik uw Kamer dit
voorjaar heb geïnformeerd blijft het NABO-programma daarom doorlopen tot 202811. Het opheffen of beveiligen van de overige NABO’s – zoals particuliere NABO’s op
eigen terrein of NABO’s in haven- en industriegebieden –wordt meegenomen in de overwegenaanpak
zoals beschreven in het Plan van Aanpak Overwegveiligheid.
Met het Landelijk Verbeterprogramma Overwegen (LVO) is sinds 2014 gewerkt aan verbetering
van de veiligheid en doorstroming op beveiligde overwegen. Veel van de maatregelen
betreffen kleinere, generieke maatregelen die op meerdere overwegen toepasbaar zijn.
De afronding van de systeemacceptatie van de flitscamera’s op overwegen (om te handhaven
op het door rood knipperlicht rijden) is voorzien voor het einde van dit jaar, waarna
de uitrol in overleg tussen ProRail, het Openbaar Ministerie en lokale overheden begin
2024 kan plaatsvinden. Dit is later dan oorspronkelijk gepland door een vertraging
in de aanbestedingsprocedure. Op sommige beveiligde overwegen zijn specifieke verbetermaatregelen
getroffen. Inmiddels zijn de afgelopen maanden de werkzaamheden gestart voor de aanleg
van onderdoorgangen bij de spoorwegovergang Vierpaadjes in Venlo en aan de Oosterhoutseweg
in Gilze en Rijen. De middelen van het LVO-programma zijn vrijwel volledig belegd.
Daarmee is het LVO-programma in haar eindfase beland, waarbij nog bij tien projecten
specifieke maatregelen in uitvoering zijn en er nog bij twee projecten maatregelen
worden onderzocht.
d. Risicobeoordelingsmethode overwegen
Van ProRail wordt op basis van verordening (EU)2018/762 verlangd dat ProRail risico’s
inventariseert en evalueert aan de hand van een adequate risicobeoordelingsmethode.
De ILT heeft ProRail er eind 2021 op gewezen dat hier in het overwegendossier geen
sprake van is. ProRail heeft hierop een nieuw rekenmodel – het Nederlands Overwegen
Risicomodel (NORM) – laten ontwikkelen en in gebruik genomen. Om aan de verordening
te voldoen, moet ProRail demonstreren dat dit middel adequaat is en op een juiste
manier wordt ingezet om risico’s beter te evalueren en beheersen. Aan dit laatste
punt wordt volgens de ILT nog niet voldaan. De ILT en mijn ministerie volgen nauwgezet
of ProRail, met behulp van het nieuwe model, komt tot een goede inschatting van overwegrisico’s.
Suïcidepreventie
In het jaar 2022 waren er volgens cijfers van ProRail 210 suïcides op het spoor te
betreuren. Dit aantal ligt iets hoger dan in voorgaande jaren. Suïcides op het spoor
hebben in de eerste plaats een grote impact op de slachtoffers en nabestaanden, maar
ook op het spoorwegpersoneel en de reiziger. In de Beleidsagenda Spoorveiligheid 2020–2025
is daarom de ambitie uitgesproken om het aantal suïcides op het spoor terug te dringen.
IenW draagt hieraan bij door de financiering van het Programma Suïcidepreventie, -afhandeling
en nazorg, dat wordt uitgevoerd door ProRail. Het programma volgt een preventieaanpak
gericht op het afschermen van het spoor, het opleiden van spoorwegpersoneel en beïnvloeding
van de maatschappij. Uit onderzoek12 blijkt dat maatregelen zoals die uit het programma effectief zijn, en dat deze ertoe
leiden dat in Nederland jaarlijks ongeveer 85 suïcides op het spoor worden voorkomen.
Als onderdeel van dit programma organiseert ProRail in samenwerking met NS en andere
vervoerders jaarlijks een publiekscampagne in de Week tegen Eenzaamheid. Op 2 oktober
jl. heb ik op Den Haag Centraal de aftrap voor deze campagne gegeven om aandacht te
vragen voor dit belangrijke maatschappelijke probleem.
4. Actuele en overige ontwikkelingen spoorveiligheid
Treinongeval in Voorschoten
Op 4 april 2023 vond een tragisch treinongeval plaats in Voorschoten waar een goederentrein,
een intercity en een spoorkraan bij betrokken waren. Hierbij is de bestuurder van
de spoorkraan overleden en raakten enkele inzittenden van de reizigerstrein gewond.
De Onderzoeksraad voor de Veiligheid (OVV) voert een formeel onderzoek uit naar de
toedracht van het ongeval. Daarnaast loopt er een strafrechtelijk onderzoek van de
Nederlandse Arbeidsinspectie (in samenwerking met OM en Politie) en een gezamenlijk
onderzoek van de betrokken branchepartijen (ProRail, NS, DB Cargo en BAM). De voortgang
van het gezamenlijke onderzoek wordt gevolgd door de ILT. De verwachting is dat de
onderzoeken in 2024 afgerond worden. Vanzelfsprekend zal ik u informeren als de onderzoeken
zijn afgerond.
Modernisering van de Spoorwegwet
In mei 2022 heb ik u geïnformeerd over de modernisering van de spoorwegregelgeving13. In die brief ben ik ingegaan op de aanleiding van de modernisering en op de belangrijkste
inhoudelijke verbeteringen die ik via deze wetswijziging wil bereiken: één spoorwet
die ruimte biedt voor innovatie en maatwerk voor alle spoorgebruikers, en die mee
ademt met ontwikkelingen in Europese regelgeving. Inmiddels heb ik het wetsvoorstel
aan de Raad van State aangeboden. Ik hoop het advies voor het einde van het jaar te
ontvangen en verwacht dat het wetsvoorstel rond de zomer 2024 aan uw Kamer kan worden
aangeboden.
Technische specificaties voor interoperabiliteit
Eind september zijn tien gewijzigde Europese verordeningen met Technische Specificaties
voor Interoperabiliteit (TSI) in werking getreden14. Met deze verordeningen worden op Europees niveau technische en operationele eisen
gesteld aan spoor, treinen en perrons. Zo zijn onder andere in het pakket nieuwe technische
eisen gesteld aan het Europese treinbeveiligingssysteem (European Rail Traffic Management
System – ERTMS). De specificaties worden in Europees verband met alle lidstaten afgestemd
en mijn ministerie heeft hierin een actieve rol gespeeld. De TSI’s vormen de basis
voor één samenhangend Europees spoorwegsysteem, zodat treinen zo veel mogelijk zonder
problemen de grens over kunnen. Op dit moment worden implementatieplannen opgesteld
waarin is opgenomen op welke wijze en wanneer de sector aan de nieuwe eisen kan voldoen.
Hierbij wordt rekening gehouden met de overgangstermijnen opgenomen in de TSI’s.
Treindetectie
Voor veilig spoorverkeer is het van belang om te weten waar een trein is. De in Nederland
toegepaste treindetectiesystemen zijn niet altijd in staat om moderne treinen goed
te detecteren. Deze hebben namelijk lichter rijgedrag op het contact met de spoorstaven
dan oudere treinen. Als gevolg hiervan wordt de toelating van modern treinmaterieel
op het Nederlandse spoorwegnet gehinderd. Zo worden materieeleigenaren van modern
treinmaterieel in toenemende mate verplicht om additionele maatregelen te nemen alvorens
dit moderne treinmaterieel formeel toegelaten kan worden op het Nederlandse spoorwegnet.
Met de uitrol van ERTMS zullen in de loop van de jaren deze eisen overbodig worden,
omdat daarbij gebruik gemaakt wordt van assentellers voor de treindetectie.
In de ontwerpbegroting van 2024 heb ik € 18 mln. opgenomen om deze problematiek op
korte termijn aan te pakken op baanvakken waar de aanleg van ERTMS pas op langere
termijn voorzien is. Hiermee zullen op een selectie van baanvakken relatief eenvoudige
aanpassingen aan de bestaande treindetectiesystemen in de spoorinfrastructuur worden
aangebracht om deze geschikt te maken voor modern treinmaterieel. ProRail heeft mij
onlangs een plan van aanpak voor deze verbetermaatregelen toegestuurd en op basis
hiervan geef ik begin 2024 de realisatie-opdracht aan ProRail.
Baanstabiliteit
Ik heb u eerder toegezegd uw Kamer te informeren over de resultaten van de eerste
fase van het landelijk onderzoek naar baanstabiliteit.15 ProRail voert een meerjarig onderzoek uit naar dit onderwerp. Daarin worden onder
meer de effecten van veranderend spoorgebruik en klimaatverandering op de stabiliteit
van de ondergrond van het spoor (het baanlichaam) onder de loep genomen. Onlangs heeft ProRail mij inzicht gegeven in de huidige
stand van dit onderzoek. Deze informatie vindt u als bijlage bij deze brief. De eerste
resultaten laten zien dat meer diepgaand onderzoek nodig is. De komende tijd werkt
ProRail daarom verder aan de tweede fase van het onderzoek, en ga ik met ProRail in
gesprek over de eerste resultaten en de vervolgstappen. Uiteraard zal ik bij nieuwe
inzichten uw Kamer hierover informeren.
Tot slot
In deze brief heeft u gelezen dat er op veel onderdelen gewerkt wordt aan de veiligheid
op het spoor. Daarmee boeken we op veel onderdelen, zoals de overwegen, voortgang.
Ik ben blij dat ik een stijgende lijn heb weten te bereiken in de spoorveiligheid.
De veiligheid op en rond het spoor, in een omgeving waar steeds meer mensen in de
nabijheid van het spoor wonen en het spoor steeds drukker wordt gebruikt, vraagt om
blijvende inzet, ook van een volgend Kabinet. Daarbij zijn de aflopende programma’s
en financiering van overwegen en het vervoer en rangeren van gevaarlijke stoffen een
paar van de aandachtspunten.
Afsluitend wil ik nogmaals benadrukken dat er elke dag samen met de ILT, ProRail,
spoorwegondernemingen, medeoverheden en alle partijen in de sector hard gewerkt wordt
aan de spoorveiligheid. Samen zorgen we ervoor dat reizigers, verladers, overweggebruikers
en alle medewerkers op en rondom het spoor ervanuit kunnen gaan dat zij veilig thuiskomen
en goederen hun bestemming bereiken. Samen met de sector blijf ik werken aan maatregelen
om de Nederlandse spoorveiligheid te borgen en continu te verbeteren.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
V.L.W.A. Heijnen
Indieners
-
Indiener
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.