Brief regering : Voortgang Integraal Zorgakkoord. Bekostiging domeinoverstijgende en sectoroverstijgende samenwerking: patiëntengroepsgebonden afstemming van zorg voor specifieke categorieën verzekerden
31 765 Kwaliteit van zorg
Nr. 836
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 november 2023
Op 4 oktober 2023 bent u geïnformeerd over de voortgang van afspraken uit het Integraal
Zorgakkoord (IZA).1 Met het IZA wordt ingezet op een brede beweging naar passende zorg, onder andere
door een intensievere samenwerking in de regio. Om die zorgtransformatie in de verschillende
regio’s voor elkaar te krijgen, is passende bekostiging van domeinoverstijgende samenwerking
en sectoroverstijgende samenwerking tussen zorgaanbieders binnen het medisch domein
essentieel. Het realiseren van deze bekostiging is in lijn met de motie van het lid
Pouw-Verweij c.s. waarin wordt opgeroepen om vaart te maken met de mogelijkheden van
domeinoverstijgende bekostiging.2
In dat schrijven is u bericht dat er een nieuwe betaaltitel komt die in de loop van
2024 ingezet kan worden voor de bekostiging van domeinoverstijgende en sectoroverstijgende
afstemming door aanbieders van zorg in de zin van de Zorgverzekeringswet (Zvw). Deze
betaaltitel stelt zorgverzekeraars in staat om – samen met gemeenten – patiëntengroepsgebonden
activiteiten van samenwerkingsverbanden van zorg- en welzijnsaanbieders te bekostigen.
In deze brief informeer ik u graag over de toepassing en de wijze van implementatie
van deze nieuwe betaaltitel in de Zvw en de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg).
Hoofdpunten in deze brief
– Activiteiten gericht op de afstemming van zorg en ondersteuning aan specifieke groepen
(kwetsbare) patiënten zijn wenselijk om zorg en ondersteuning in onderlinge samenhang,
rondom de (kwetsbare) patiënt goed te kunnen organiseren.
– Het betreft domeinoverstijgende afstemming tussen aanbieders uit het medisch domein
(curatieve zorg, langdurige zorg) en aanbieders uit het sociaal domein (maatschappelijke
ondersteuning, jeugdzorg en publieke gezondheid), alsook afstemming tussen aanbieders
uit verschillende sectoren binnen het medisch domein (bijvoorbeeld tussen medisch
specialisten enerzijds en verpleegkundigen of huisartsen anderzijds).
– In de praktijk is het voor aanbieders van verzekerde zorg in de zin van de Zvw en
de Wet langdurige zorg (Wlz) die daaraan willen bijdragen nog niet altijd mogelijk
om deze afstemming rechtstreeks bij de zorgverzekeraar of het zorgkantoor op een passende
en doelmatige manier te declareren.
– Daarom is verkend in hoeverre patiëntengroepsgebonden activiteiten tot afstemming
van zorg en ondersteuning tot zorg in de zin van de Zvw gerekend kunnen worden en
hoe deze het beste gedeclareerd kunnen worden door zorgaanbieders bij zorgverzekeraars.
– In deze brief wordt beschreven hoe rechtstreekse bekostiging van patiëntengroepsgebonden
afstemming van zorg en ondersteuning voor specifieke groepen (kwetsbare) verzekerden
onder voorwaarden kan worden opengesteld voor aanbieders van zorg in de zin van de
Zvw.
– Toegelicht wordt dat bij de fase van het (door)ontwikkelen van samenwerkingsverbanden
een betaaltitel met een beperkte loopduur van vijf jaar ex artikel 58 van de Wmg past,
omdat het gebruik dan kan worden gemonitord en geëvalueerd en de betaaltitel kan worden
bijgesteld als zou blijken dat in de praktijk nog niet adequaat in de behoeften wordt
voorzien. Op die manier kan worden toegewerkt naar een meer definitieve vorm en inbedding
in het palet van betaaltitels.
– Ook is het nodig om een mogelijkheid tot bekostiging van patiëntengroepsgebonden afstemming
van zorg door aanbieders van zorg in de zin van de Wlz te introduceren. Hier zou het
nog in te dienen wetsvoorstel voor domeinoverstijgende samenwerking (DOS) in kunnen
voorzien.
– Regionale samenwerking in zorg en welzijn voor kwetsbare groepen verzekerden
Op meerdere plekken in het land wordt al volop in de geest van het IZA gewerkt. Op
basis van de regiobeelden en regioplannen – die naar aanleiding van het IZA zijn opgesteld
– maken partijen inzichtelijk wat de prioritaire regio-opgaven zijn. Het regiobeeld
geeft inzicht in het zorggebruik, de zorgvraag en de zorgkosten binnen een regio.
Ter uitvoering van de opgaven in de regio werken inwoners, zorg- en welzijnsorganisaties
en andere veldpartijen steeds vaker samen over de domeinen en zorgsectoren heen. Verschillende
vormen van samenwerking kunnen hierbij onderscheiden worden, waaronder de groepsgerichte
samenwerking ten aanzien van specifieke (kwetsbare) groepen verzekerden. Om tot passende
zorg en ondersteuning voor deze groepen verzekerden te komen, is een goede afstemming
tussen zorgaanbieders uit zowel verschillende domeinen, als sectoren binnen het medisch
domein essentieel.
Vanuit het zorgveld behoefte aan een andere bekostiging
Invulling van de verschillende regioplannen ter uitvoering van de met het IZA beoogde
beweging vergt extra inspanningen van zorgaanbieders. Het kan gerechtvaardigd zijn
om zorgaanbieders die deze extra inspanning in samenwerkingsverbanden in een regio
leveren en daarmee bijdragen aan patiëntengroepsgebonden (domeinoverstijgende en/of
sectoroverstijgende) afstemming van zorg en ondersteuning voor een specifieke groep
verzekerden, rechtstreeks en direct te vergoeden voor hun inspanningen. Bijvoorbeeld
waar samenwerking rondom passende zorg en ondersteuning voor groepen verzekerden zoals
het IZA beoogt aanmerkelijk meer inzet vraagt van deze zorgaanbieders dan de gebruikelijke
vergoeding voor samenwerking waarvoor in de reguliere tarieven is voorzien. Of wanneer
de groep verzekerden die van de afstemming profiteert aanmerkelijk groter is dan de
groep verzekerden die bij de betreffende aanbieder in zorg is.
Regionale diversiteit vergt een zekere flexibiliteit in de bekostiging. Bepaalde samenwerkingsverbanden
zullen niet in alle regio’s nodig zijn om tot passende zorg en ondersteuning voor
specifieke (kwetsbare) groepen verzekerden te komen. Ook is denkbaar dat niet alle
zorgaanbieders met patiënten in een specifieke (kwetsbare) groep verzekerden behoeven
bij te dragen aan de beoogde afstemming. Het treffen van een maatregel in de sfeer
van het generiek ophogen van bestaande tarieven voor zorg en ondersteuning ten behoeve
van afstemming is dan niet doelmatig. Aanbieders die niet bijdragen aan de patiëntengroepsgebonden
afstemming van zorg en ondersteuning voor specifieke (kwetsbare) groepen verzekerden
zouden daar dan toch een vergoeding voor ontvangen, terwijl de aanbieders die daar
wel aan bijdragen mogelijk onvoldoende vergoeding blijven ontvangen. Er is daarom
behoefte aan een mogelijkheid tot een gerichte vergoeding van activiteiten van alleen
die aanbieders die daadwerkelijk bijdragen aan de beoogde afstemming die de samenwerking
ten behoeve van een bepaalde individuele patiënt overstijgt.
Het gaat hier om de bekostiging van de afstemming van zorg en ondersteuning voor specifieke
(kwetsbare) groepen verzekerden, niet om de bekostiging van het aanbod van zorg en
ondersteuning zelf. Daarbij blijft iedere sector en ieder domein verantwoordelijk
voor zijn eigen kosten. Het introduceren van een mogelijkheid tot gerichte vergoeding
van patiëntengroepsgebonden afstemming van zorg en ondersteuning voor specifieke groepen
verzekerden betekent dus niet dat álle kosten van de afstemming van zorg en ondersteuning
vanuit de zorgverzekering kunnen worden vergoed. De betaaltitel voor zorg in de zin
van de Zvw maakt geen afwenteling mogelijk van kosten van samenwerking door aanbieders
van zorg en ondersteuning uit andere domeinen. Het blijft van belang dat vanuit alle
domeinen wordt bijgedragen om domeinoverstijgende samenwerking duurzaam vorm te kunnen
geven.
Vergoeding van patiëntengroepsgebonden afstemming door aanbieders in het sociaal domein
is in principe al vorm te geven, omdat gemeenten beleidsvrijheid hebben ten aanzien
van de inzet van beschikbare budgetten. Zo’n separate vergoeding is echter (nog) niet
mogelijk voor patiënten vanuit het medisch domein (curatieve zorg, langdurige zorg),
omdat in beginsel alleen zorg aan individuele patiënten mag worden vergoed. Dit uitgangspunt
van de Zvw en Wlz belemmert de patiëntengroepsgebonden afstemming van zorg en ondersteuning
zowel tussen de domeinen – bijvoorbeeld samenwerking tussen aanbieders van zorg en
ondersteuning in de zin van de Zvw, de Wlz, de Wet maatschappelijke ondersteuning
2015 (Wmo), de Jeugdwet (Jw) en de Wet publieke gezondheid (Wpg), als tussen sectoren
binnen de curatieve zorg – bijvoorbeeld tussen medisch specialisten enerzijds en verpleegkundigen
of huisartsen anderzijds.
Resultaat verkenning van mogelijkheden
Het is in het licht van de geconstateerde en gewenste ontwikkeling van het zorglandschap,
waaronder de versterking van de eerstelijnszorg, belangrijk om te voorzien in de behoefte
tot separate bekostiging van patiëntengroepsgebonden afstemming van zorg en ondersteuning
voor specifieke (kwetsbare) groepen verzekerden door aanbieders van zorg in de zin
van de Zvw die daaraan bijdragen. In een werkgroep – waarin de verschillende IZA-partijen
vertegenwoordigd zijn – is verkend of het separaat bekostigen van die afstemming binnen
het bestaande kader van de Zvw mogelijk zou kunnen zijn en zo ja, onder welke voorwaarden.
Uit het advies van de werkgroep volgt het voornemen tot introductie van een generieke
betaaltitel voor de bekostiging van patiëntengroepsgebonden (domeinoverstijgende en/of
sectoroverstijgende) afstemming van zorg en ondersteuning voor te specificeren groepen
verzekerden door aanbieders van zorg in de zin van de Zvw die in de loop van 2024
kan worden ingezet.
De in deze brief beschreven oplossing kan ook worden ingezet voor hybride overleggen,
dat wil zeggen overleggen waarin zowel over een specifieke doelgroep wordt gesproken,
als over individuele patiënten. Dit brengt evenwel het risico van dubbele bekostiging
mee, omdat samenwerking ten aanzien van de individuele patiënt in principe uit bestaande
tarieven en prestaties moet worden vergoed en nu een mogelijkheid tot separate vergoeding
van patiëntengroepsgebonden afstemming van zorg en ondersteuning wordt voorgesteld
waarbij het inbrengen van individuele casuïstiek niet wordt uitgesloten. Zorgverzekeraars
moeten dan hun verantwoordelijkheid nemen bij de invulling van hun inkooprol om het
risico op dubbele bekostiging te mitigeren.
De betaaltitel krijgt een generiek karakter, waarbij bedoeld wordt dat het niet nodig
zal zijn om per casus een nieuwe beschikking te vragen van de Nederlandse Zorgautoriteit
(NZa), maar dat verschillende initiatieven gebruik kunnen maken van dezelfde betaaltitel.
Dit generieke karakter sluit aan bij de regionale diversiteit van samenwerkingsverbanden.
Het generieke karakter van de betaaltitel beoogt ruimte te bieden aan zorgaanbieders
en zorgverzekeraars om samen (regionaal) aan de slag te gaan met vormen van afstemming
die bijdragen aan samenhangende zorg en ondersteuning voor specifieke groepen (kwetsbare)
verzekerden. In dat kader worden geen beperkingen gesteld aan de mogelijkheden tot
gebruik van de betaaltitel ten aanzien van bepaalde vormen van patiëntengroepsgerichte
afstemming of van bepaalde Zvw-sectoren of domeinen vanuit welke aan die afstemming
kan worden bijgedragen. De afstemming kan dus zowel met andere zorgaanbieders binnen
het verzekerde domein van de Zvw worden gezocht, als met zorgaanbieders uit andere
domeinen. Daarbij ligt afstemming door zorgaanbieders vanuit de Zvw met zorgaanbieders
die actief zijn in de langdurige zorg, maatschappelijke ondersteuning, jeugdzorg en
publieke gezondheid voor de hand. Afstemming van zorg op andere domeinen, zoals de
forensische zorg en het onderwijs, kan mogelijk ook nodig zijn en zou niet bij voorbaat
moeten worden uitgesloten.
De geboden ruimte aan zorgaanbieders en zorgverzekeraars maakt het naar verwachting
mogelijk om patiëntengroepsgebonden afstemming van de grond te laten komen en ervaring
op te doen met verschillende vormen van sector- en domeinoverstijgende samenwerking.
Bij deze fase van het (door)ontwikkelen van samenwerkingsverbanden past het monitoren
en evalueren van het gebruik van de betaaltitel en een mogelijkheid tot bijstelling
van de betaaltitel als zou blijken dat in de praktijk nog niet adequaat in de behoeften
wordt voorzien. Het is nog te vroeg om voor een definitieve vormgeving en inbedding
van de betaaltitel te kiezen. In navolging van het advies van eerdergenoemde werkgroep
worden daarom monitoring- en evaluatievoorwaarden verbonden aan de voorgestelde betaaltitel
en zal in deze fase voor een periode van vijf jaar een grondslag in artikel 58 van
de Wmg worden benut.
Monitoring kan zowel kwantitatief als kwalitatief worden vormgegeven. Kwantitatieve
monitoring kan bijvoorbeeld bijdragen aan een beeld van de benutting van de betaaltitel
vanuit budgettaire (macro)kaders voor verschillende sectoren binnen de curatieve zorg.
Met een kwalitatieve evaluatie kan in kaart worden gebracht of de betaaltitel aan
de verwachtingen voldoet en de hobbels in de bekostiging van patiëntengroepsgebonden
domeinoverstijgende en/of sectoroverstijgende samenwerking adequaat heeft weggenomen.
Inbedding in artikel 58 Wmg maakt het mogelijk om gelet op de te zijner tijd opgedane
kennis en ervaring de betaaltitel tussentijds of aan het einde van de looptijd van
een eerste experimentele fase, zo nodig, te herzien en een meer definitieve vorm en
inbedding in het palet van betaaltitels te realiseren. Het is voor de gewenste intensivering
van de samenwerking in de zorg nodig om op korte termijn een betaaltitel voor patiëntengroepsgebonden
afstemming van zorg en ondersteuning beschikbaar te stellen, maar het is ook van belang
dat de vormgeving en inbedding van die betaaltitel kan worden bijgesteld als behoeften
in de praktijk veranderen, bijvoorbeeld naar aanleiding van de visie eerstelijnszorg
2030 die de Minister voor Langdurige Zorg en Sport en ik u voor het einde van dit
jaar zullen toesturen.
Het is bovendien nodig om eenzelfde mogelijkheid tot bekostiging van patiëntengroepsgebonden
afstemming van zorg en ondersteuning voor specifieke groepen (kwetsbare) verzekerden
door aanbieders van zorg in de zin van de Wlz te introduceren. Een daartoe strekkend
voorstel maakt deel uit van een voorontwerp van een wetsvoorstel voor domeinoverstijgende
samenwerking (DOS).
Voorwaarden
Er wordt ruimte gezien voor bekostiging van patiëntengroepsgebonden afstemming van
zorg en ondersteuning voor specifieke groepen (kwetsbare) verzekerden binnen het huidige
wettelijk kader van de Zvw. De behoefte aan zorg in de zin van de Zvw moet zijn vastgesteld
en er is vanwege de complexiteit van een zorgsituatie coördinatie en afstemming nodig
tussen hulpverleners uit verschillende Zvw-sectoren en/of domeinen om gezondheidswinst
te bereiken. Bovendien gelden de in het pakketbeheer gebruikelijke pakketvoorwaarden.
De afstemming dient direct ten dienste te staan van een of meerdere zorgvormen onder
de ingevolge de Zvw te verzekeren aanspraken en ten goede te komen aan categorieën
van verzekerden die de zorg van de betrokken zorgaanbieders ontvangen en bij de betrokken
verzekeraar(s) verzekerd zijn. Aldus is de afstemming (weliswaar indirect) toe te
rekenen tot categorieën van individuele verzekerden. Het Zorginstituut heeft een handreiking
domeinoverstijgende activiteiten en aanspraken Zvw uitgebracht3 die voor zorgverzekeraars behulpzaam kan zijn bij het bepalen welke activiteiten
voor patiëntengroepsgebonden afstemming van zorg en ondersteuning voor specifieke
categorieën verzekerden ten laste van de zorgverzekering kunnen worden vergoed door
zorgverzekeraars. Deze handreiking heeft het karakter van een groeidocument. Dat betekent
dat de handreiking door het Zorginstituut aangepast zal worden aan nieuwe inzichten
en ontwikkelingen. Zorgverzekeraars en zorgaanbieders zullen gezamenlijk moeten vaststellen
dat de activiteiten die zij wensen te bekostigen met de nieuwe betaaltitel, onder
de Zvw kunnen worden vergoed (en de kosten daarvan kunnen worden ingebracht in de
risicoverevening).
Daarnaast zal het gebruik van de betaaltitel afhankelijk worden gesteld van een zogenoemd
contractvereiste. Betrokken zorgverzekeraars en zorgaanbieders zullen in een onderlinge
overeenkomst tot uitdrukking moeten brengen dat ze de behoefte voelen om patiëntengroepsgebonden
afstemming van zorg en ondersteuning voor specifieke categorieën verzekerden tot stand
te brengen en dat deze afstemming onder de Zvw kan worden vergoed. De behoefte aan
de afstemming kan bijvoorbeeld worden onderbouwd door te verwijzen naar een regioplan
(zoals bedoeld in IZA hoofdstuk «Regionale samenwerking – algemeen») waarin specifieke
doelen en doelgroepen voor sector- en domeinoverstijgende samenwerking zijn gedefinieerd.
In de overeenkomsten tussen zorgverzekeraars en zorgaanbieders zal bovendien helder
moeten worden aangegeven en onderbouwd welke concrete activiteiten ter afstemming
van zorg en ondersteuning worden ondernomen, voor welke specifieke groep(en) verzekerden
deze activiteiten worden verricht en welke verdelingsafspraken er eventueel tussen
zorgaanbieders zullen gelden. De zorgverzekeraar moet immers kunnen bepalen over welke
verzekerden het gaat om de kosten aan hen te kunnen toerekenen en om de uitgaven te
kunnen toerekenen aan de betreffende Zvw-sectoren. Een nadere uitwerking van de wijze
waarop partijen op een overzichtelijke wijze met elkaar tot een overeenkomst kunnen
komen, wordt door brancheorganisaties ter hand genomen en wordt tegelijk met het opleveren
van de NZa-beleidsregel gepubliceerd. Tot slot zal schriftelijk moeten worden vastgelegd
dat de afstemming plaatsvindt onder de voorwaarde dat individuele zorgaanbieders in
het samenwerkingsverband de volledige verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de
integrale zorg kunnen blijven waarmaken en de ervaren kwaliteit vanuit het perspectief
van de patiënt minimaal gelijk blijft en bij voorkeur verbetert.
Verantwoording
Met verzekeraars is verkend hoe invulling kan worden gegeven aan de verantwoordelijkheid
van het toerekenen van zorgkosten aan verzekerden. Vanwege het karakter van een individuele
schadeverzekering ligt het voor de hand om allereerst te bezien of de kosten door
middel van tarieven toe te rekenen zijn aan individuele verzekerden.
Bij patiëntengroepsgebonden afstemming van zorg en ondersteuning voor specifieke groepen
verzekerden is dat echter niet mogelijk, omdat de kosten niet specifiek voor één verzekerde
worden gemaakt. Daarom zullen zorgverzekeraars met zorgaanbieders lumpsum betalingsafspraken
overeenkomen en de verzekerde voor deze kosten geen eigen risico in rekening brengen.
Ten behoeve van de inbreng van de schadelast in de risicoverevening rekenen zorgverzekeraars
de kosten zo adequaat mogelijk toe aan categorieën van individuele verzekerden en
doen zij (gezamenlijk) voorstellen voor een uniforme, logische verdeelsleutel dan
wel een voorstel om bij wijze van uitzondering kosten niet aan bepaalde verzekerden
toe te rekenen omdat de effecten voor de risicoverevening niet in verhouding staan
tot de administratieve lasten. Deze voorstellen worden volgens gebruikelijke werkwijze
getoetst en geaccordeerd door het Zorginstituut.
Een logische verdeelsleutel zal bovendien door zorgverzekeraars worden gebruikt bij
de toerekening van de desbetreffende uitgaven aan de Zvw-sectoren. De introductie
van een nieuwe betaaltitel brengt geen wijziging in omvang en indeling van macrokaders
mee. De uitgaven die gepaard gaan met de inzet van patiëntengroepsgebonden afstemming
van zorg en ondersteuning voor specifieke verzekerden zullen met gebruikmaking van
dezelfde logische verdeelsleutel moeten worden toegedeeld aan de Zvw-sectoren.
Uiteraard moet ook voor het overige worden gehandeld binnen wettelijke kaders. Dat
geldt niet alleen met betrekking tot regels die specifiek gelden voor de zorg, zoals
de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) waarop de Inspectie Gezondheidszorg
en Jeugd (IGJ) toezicht houdt. Ook de meer algemene regels zoals die gelden met betrekking
tot mededinging, privacy en belastingen. De beoordeling daarvan is respectievelijk
aan de desbetreffende mededingingsautoriteit, de Autoriteit Persoonsgegevens en de
Belastingdienst.
Afbakening en budgettaire consequenties
Het openstellen van de bekostiging van patiëntengroepsgebonden afstemming van zorg
en ondersteuning voor specifieke groepen (kwetsbare) verzekerden is bedoeld ter stimulering
van (regionale) initiatieven gericht op het verbeteren van sector- of domeinoverstijgende
samenwerking waarvoor lumpsum bekostiging noodzakelijk is om de beoogde activiteiten
te kunnen ontplooien. Zoals boven aangegeven wordt bewust voor een generieke betaaltitel
en open definitie van patiëntengroepsgebonden afstemming van zorg en ondersteuning
voor specifieke groepen verzekerden gekozen om binnen de Zvw ruimte te bieden aan
zorgaanbieders en zorgverzekeraars om samen (regionaal) te experimenteren met vormen
van afstemming die bijdragen aan samenhangende zorg voor deze specifieke groepen (kwetsbare)
verzekerden. Het gebruik van de betaaltitel wordt afgebakend door de voorwaarden dat
de afstemming een groepsgericht karakter moet hebben, de complexiteit van een zorgsituatie
die coördinatie en afstemming tussen hulpverleners uit verschillende domeinen nodig
maakt om gezondheidswinst te bereiken en dat zorgverzekeraar(s) en zorgaanbieder(s)
terzake een overeenkomst moeten aangaan met bovengenoemde kenmerken. Ook moet de afstemming
uiteindelijk zijn toe te rekenen aan categorieën van individuele verzekerden. Er is
al ervaring opgedaan met de invulling van soortgelijke verantwoordelijkheden door
zorgverzekeraars en zorgaanbieders in relatie tot de betaaltitel organisatie en infrastructuur
in de eerstelijnszorg. Er wordt vastgehouden aan bestaande financiële kaders die eventueel
te disciplineren zijn met de inzet van een macrobeheersinstrument. Eerder in deze
brief kwam al aan de orde dat wordt voorgesteld bovendien voorwaarden voor monitoring
en evaluatie aan de beoogde nieuwe generieke betaaltitel te stellen en een grondslag
in artikel 58 Wmg te benutten. Dat maakt mogelijk om, gelet op de te zijner tijd opgedane
kennis en ervaring de betaaltitel, aan het einde van de looptijd van een eerste experimentele
fase, zo nodig, te herzien en een meer definitieve vorm en inbedding in het palet
van betaaltitels te realiseren.
Conclusie
– Om de noodzakelijke zorgtransformatie in de regio te realiseren bieden we veldpartijen
de ruimte om binnen de huidige juridische en financiële kaders voor zorgverzekeringen
rechtstreekse vergoeding van groepsgerichte afstemming van zorg en ondersteuning mogelijk
te maken.
– Veldpartijen kunnen daarmee, met in achtneming van overige randvoorwaarden, invulling
geven aan regionale samenwerkingsverbanden die bijdragen aan samenhangende zorg en
ondersteuning voor specifieke groepen (kwetsbare) verzekerden, bijvoorbeeld ter uitvoering
van een regioplan.
– Dat maakt dat het op voorhand niet volledig te voorzien op welke wijze de betaaltitel
zal worden ingezet en er vertrouwen wordt gegeven aan veldpartijen bij het inzetten
van de betaaltitel om hierin de juiste keuzes te maken.
– De ruimte die door middel van de betaaltitel wordt geboden is uiteraard geenszins
ongeclausuleerd. De ontwikkelingen worden gemonitord en er vindt een evaluatie plaats,
zodat aan het einde van de experimentele fase conclusies kunnen worden getrokken en
de betaaltitel in een eventueel gewijzigde vorm een definitieve plaats kan krijgen.
– Met de introductie van deze betaaltitel heb ik er vertrouwen in dat de gewenste ontwikkeling
op gang komt, kan worden doorontwikkeld en daarmee bijdraagt aan de beweging die het
IZA beoogt.
Verder proces
Hierboven zijn de contouren en voorwaarden benoemd van een generieke betaaltitel waarvan
zorgverzekeraars en aanbieders van zorg in de zin van de Zvw gebruik kunnen gaan maken
voor patiëntengroepsgebonden afstemming van zorg en ondersteuning voor specifieke
groepen (kwetsbare) verzekerden. De NZa zal vervolgens een betaaltitel vaststellen
op basis van een aanwijzing van de Minister van VWS. Daartoe zal ik de Eerste en Tweede
Kamer eerst een voorhangbrief zenden. In die brief zal worden aangegeven hoe de NZa
volgens de beschrijving en voorwaarden geschetst in deze brief, een prestatie en een
tarief kan vaststellen en de bijbehorende monitoring kan uitwerken. Met dit specifieke
doel zal ik de NZa vragen hoe zij dit feitelijk kan vormgeven en welke consequenties
die vormgeving heeft voor de uitvoering van haar taken.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E.J. Kuipers
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport