Brief regering : Uitwerking onderwijsagenda LLO
30 012 Leven Lang Leren
Nr. 157
BRIEF VAN DE MINISTERS VOOR PRIMAIR EN VOORTGEZET ONDERWIJS, VAN ONDERWIJS, CULTUUR
EN WETENSCHAP EN VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 november 2023
Het doel van deze brief is om inzicht te geven in hoe we de deelname aan formele bij-
en omscholing in het kader van een leven lang ontwikkelen (LLO) kunnen vergroten.
Dit willen we stap voor stap doen door de beweging de komende jaren door te zetten
die we samen met publieke en private opleiders en bedrijfsleven gestart zijn. Hiervoor
presenteren wij een onderwijsagenda LLO. Deze onderwijsagenda is het resultaat van
een toekomstverkenning die wij het afgelopen jaar hebben uitgevoerd naar de bijdrage
van het formele onderwijs aan LLO. Deze onderwijsagenda LLO geeft aan wat we per stap
moeten verkennen en doen om kansen te benutten, knelpunten in beleid, wet- en regelgeving
op te lossen en publieke en private opleiders toe te rusten voor LLO. De onderwijsagenda
geeft richting bij nadere besluitvorming op de onderdelen van deze agenda door een
volgend kabinet.
We gaan eerst kort in op de kansen en knelpunten als we het formele onderwijs beter
willen ontsluiten voor LLO. Daarna volgt de onderwijsagenda LLO en lichten we deze
punt voor punt toe. In de bijlage treft u een overzicht van de verdere bevindingen
en vragen die in de toekomstverkenning naar voren zijn gekomen.
Met deze brief geven we invulling aan de motie van het lid Hagen c.s. die om een verkenning
vroeg van varianten en knelpunten op het gebied van LLO.1 Daarnaast zijn de moties van de leden Van der Molen en Wiersma, en Stoffer en Van
der Plas in deze brief meegenomen.2 Deze brief kunt u lezen als een uitwerking van de onderwijsagenda in de Kamerbrief
Vervolg beleidslijnen LLO die wij u parallel aanbieden. Gegeven de demissionaire status
van het kabinet, schetsen we hier de richting en beweging, maar nemen we geen definitieve
besluiten. De besluitvorming over dilemma’s en vervolgvragen die in deze onderwijsagenda
LLO staat is aan een volgend kabinet.
De bijdrage van formeel onderwijs aan LLO: kansen en knelpunten
We willen leren en ontwikkelen voor iedereen vanzelfsprekend maken.3 Dat begint al vroeg. Voor het funderend en initieel onderwijs ligt er een belangrijke
opdracht om jonge mensen te «leren leren» en ze de skills mee te geven voor een leven
lang ontwikkelen. Dat vergroot de kansengelijkheid op de arbeidsmarkt. Eenmaal op
de arbeidsmarkt willen we dat iedereen mee doet. Dat iedereen de kans en stimulans
krijgt om zich te blijven ontwikkelen zodat ze beschikken over de skills die in de
veranderende arbeidsmarkt cruciaal zijn.
Het formele vervolgonderwijs is hiervoor van grote waarde, maar wordt nu vooral benut
voor initieel, diplomagericht onderwijs door jongvolwassenen voor te bereiden op de
arbeidsmarkt. In het mbo kiezen studenten voor mbo-bol of mbo-bbl afhankelijk van
de mate waarin zij werken en leren (op jonge leeftijd) al willen combineren. In het
hbo en wo bestaat de keuze uit voltijd, deeltijd of duaal.
Eenmaal aan het werk leren werkenden en werkzoekenden voornamelijk informeel van het
werk zelf en kiezen ze in het geval van scholing vooral voor non-formele scholing
in de vorm van een training of cursus. Ongeveer 85% van het post-initiële scholingsaanbod
voor werkenden en werkzoekenden wordt door private opleiders verzorgd. Formeel publiek
of privaat onderwijs wordt nog weinig benut voor LLO.4 Voor zover formeel onderwijs wordt benut, kiezen werkenden of werkzoekenden die zich
willen op- of omscholen vaak voor bbl of voor deeltijd en duaal bij een publieke of
private opleider. Bij deze varianten staat het werken en leren centraal en zijn de
opleiding en werkgever beide opleiders op de werkvloer.5 Maar voor bij- en omscholing kan men bijvoorbeeld ook kiezen voor het volgen van
(het nog beperkte aanbod aan) losse onderdelen van formele opleidingen, bijvoorbeeld
via de derde leerweg in het mbo, via contractonderwijs in het hbo, of via het contractonderwijs
van universiteiten dat zich meer richt op disseminatie van de laatste wetenschappelijke
inzichten.
Het is een positieve ontwikkeling dat er steeds meer diversiteit in dit post-initiële
aanbod komt van publieke en private opleiders binnen het formele onderwijs. We hebben
veel waardering voor wat het mbo, hbo en wo op deze wijze aan LLO bijdraagt. Het is
ook hard nodig, omdat juist de maatschappelijke behoefte groot is aan (onderdelen
van) formele opleidingen voor kansrijke beroepen in kraptesectoren als de zorg, onderwijs,
techniek, bouw en ICT. Het civiel effect van behaalde waardedocumenten geeft werkenden
en werkzoekenden bovendien een betere positie op de arbeidsmarkt.6 ,
7 Tegelijkertijd zien we dat de deelname aan al deze vormen van formeel vervolgonderwijs
door werkenden en werkzoekenden beperkt is en internationaal gezien achterblijft.8 Daarmee laten we kansen voor LLO liggen.
Voor deze beperkte deelname zijn verschillende oorzaken aan te wijzen.9 De rode draad die in onze gesprekken met (vertegenwoordigers van) publieke en private
instellingen, werkenden, werkgevers en sociale partners naar voren komt is dat publieke
en private opleiders onvoldoende zijn toegerust om goed in te kunnen spelen op LLO,
dat zij mogelijkheden missen tot meer onderwijs op maat, dat het ontbreekt aan een
heldere wettelijke opdracht voor LLO en aan voorspelbaarheid in financiering.10 Werkenden en werkgevers onderschrijven dit beeld dat het formele onderwijs niet vraaggericht,
flexibel en wendbaar genoeg is om goed in te kunnen spelen op hun ontwikkelvragen
en behoeften.11
Onderwijs en werkveld lopen daarmee tegen dezelfde knelpunten aan. Knelpunten die
het onderwijsstelsel raken. Nu werken, leren en innoveren steeds meer vervlochten
raakt op de werkvloer, er zowel door werkgevers als opleiders hard gewerkt wordt aan
de vanzelfsprekendheid van leren en ontwikkelen, en zij elkaar ook in toenemende mate
vinden in regionale en sectorale publiek-private samenwerkingen (PPS), is het belangrijk
dat we met deze knelpunten aan de slag gaan.12 Door het oplossen van knelpunten ontsluiten we het formele onderwijs beter voor LLO
en vergroten we mogelijk ook het publieke rendement op investeringen in het onderwijs.
Dit pakken we op met een onderwijsagenda LLO.
De Onderwijsagenda LLO
De onderwijsagenda LLO hebben wij opgesteld op basis van inzichten uit de gesprekken
met de praktijk en onze eigen analyse. Hierbij hebben we uiteraard ook gekeken naar
het eindrapport van de toekomstverkenning van het onderwijs (mbo, hbo en wo), dat
vergelijkbare knelpunten constateert en perspectieven biedt die zich goed verhouden
tot deze onderwijsagenda. De agenda biedt antwoorden op de vraag hoe de met publieke
middelen opgebouwde infrastructuur voor onderwijs in het mbo, hbo en wo beter benut
kan worden voor een leven lang ontwikkelen. In onze toekomstverkenning stonden drie
hoofdvragen of doelen centraal:
1. Hoe maken we het voor iedereen makkelijker en aantrekkelijker om in latere fases van
het leven formeel onderwijs te volgen (diplomagerichte mbo-, hbo- en wo-opleidingen
of onderdelen ervan)?
2. Hoe kunnen we het voor het mbo, hbo en wo eenvoudiger maken om onderdelen van formele
opleidingen aan te bieden?
3. Hoe kunnen we voor publieke onderwijsinstellingen belemmeringen wegnemen om aanvullende
private LLO-activiteiten vraaggericht aan te bieden, passend bij hun publieke taak,
en uitgaande van een gelijk speelveld tussen publieke en private aanbieders?
De onderwijsagenda bestaat uit zeven stappen. Voor de eerste vier stappen op de onderwijsagenda
zijn meer fundamentele verkenningen nodig. Hier trekken we maximaal twee jaar voor
uit en is het aan een volgend kabinet om keuzes te maken, zodra een (deel)verkenning
af is. Ondertussen werken we nauw samen met publieke en private opleiders, werkgevers
en sociale partners aan de overige stappen.
Onderwijsagenda LLO
Wat
Wie
Wanneer
1
Vereenvoudiging deelname op onderdelen van formeel onderwijs
Nadere uitwerking wetsvoorstel aansluiting beroepsonderwijs-arbeidsmarkt
OCW
2023/2025
Verkenning wettelijke mogelijkheden voor verzorgen van onderdelen van formele opleidingen
in het hoger onderwijs
OCW, onderwijsveld1
2024/2025
2
Verbreding wettelijke taak voor LLO
Verkenning verbreding wettelijke taak LLO, inclusief financiële gevolgen en effecten
vraagfinanciering
OCW, onderwijsveld, IvhO, NVAO, SBB
2024/2025
3
Wegnemen belemmeringen om private LLO-activiteiten te verzorgen binnen publieke instellingen
Verkenning naar de juridische mogelijkheden voor meer ruimte in de beleidsregel
OCW, IvhO, landsadvocaat, onderwijsveld, accountants
2023/2024
Resultaten meenemen in verkenning verbreding wettelijke taak
OCW
2024/2025
4
Bevorderen gebruik microcredentials en certificaten
Verkenning rol en gebruik microcredentials
Werkgroep: OCW, DUO, onderwijsveld, SBB, sociale partners
2023/2024
Uitvoering pilots binnen NGF projecten LLO-Katalysator en Npuls
Onderwijsveld, bedrijfsleven
2023/2026
Verkenning doorontwikkeling en opschaling van mbo-certificaten
OCW, SBB
2023/2024
5
Beter verbinden van informeel, non-formeel en formeel leren
Ontwikkeling van CompetentNL, als basis voor een skills onderwijs-arbeidsmarkt, waarin
de kwalificatiestructuur mbo gekoppeld is aan beroepen, en verkenning naar koppeling
met hoger onderwijs
SZW, OCW, UWV, SBB, onderwijsveld, sociale partners
2023/2025
Pilots CompetentNL met publieke en private partijen
OCW, SBB, onderwijsveld
2023/2026
Verkenning verruiming vrijstellingenbeleid en andere manieren zoals «ruimte in de
regels» om de brug tussen informeel, non-formeel en formeel leren te versterken
OCW, onderwijsveld, sociale partners
2023/2024
Parlementaire behandeling wetsvoorstel Leeruitkomsten in het hoger onderwijs en beoogde
inwerkingtreding
OCW
2024
6
Verbeteren samenwerking tussen bedrijfsleven en opleiders
Gezamenlijke uitvoering eerste fase NGF-projecten (Leeroverzicht en Vaardig met Vaardigheden,
LLO Collectief, LLO-katalysator, Opschaling PPS’en)
OCW, onderwijsveld, sociale partners, SBB, ketenpartijen, bedrijfsleven
2023/2026
Voortzetting gesprekken met de sectorverenigingen2 en sociale partners over hoe de onderlinge samenwerking rondom LLO te versterken
is
OCW, onderwijsveld, sociale partners
Continu
7
Stimuleren werken en leren via mbo-bbl en duaal hoger onderwijs
Start en uitvoering bbl-offensief
OCW, onderwijsveld, SBB, sociale partners
2023/2027
Mkb-route in het hbo verlengd
OCW, onderwijsveld, sociale partners
2023/2025
Meer aandacht voor LevenLangLeren-Krediet in mbo, hbo en wo
OCW
2023/2024
Benutten middelen bestuursakkoord zij-instromers in het hbo
onderwijsveld
2023/2026
X Noot
1
Met onderwijsveld wordt bedoeld: het publieke en private formele vervolgonderwijs
mbo, hbo en wo.
X Noot
2
Met sectorverenigingen worden de onderwijskoepels bedoeld: MBO Raad, Vereniging Hogescholen,
Universiteiten van Nederland en de Nederlandse Raad voor Training en Opleiding.
De onderwijsagenda LLO is geen volgtijdelijke agenda; de verkenningen en overige stappen
pakken we tegelijk op. Hoewel het woord verkennen impliceert dat nog geen besluiten
worden genomen, laten we hiermee zien dat we stappen als het verbreden van een wettelijke
taak voor LLO en het verruimen van wettelijke mogelijkheden voor het aanbieden van
onderdelen van formeel onderwijs, serieus overwegen. Waarbij ons vertrekpunt het vraaggericht
stimuleren van LLO is en het waarborgen van een gelijk speelveld voor publieke en
private opleiders.
Toelichting op de Onderwijsagenda LLO
1. Vereenvoudiging deelname aan onderdelen van formeel onderwijs
Bij- en omscholing via arbeidsmarktrelevante onderdelen van formele opleidingen maakt
het mogelijk om direct de verworven kennis en vaardigheden in te zetten op de arbeidsmarkt.
Het kunnen stapelen van onderdelen van formele opleidingen tot een diploma vergroot
daarnaast de toegankelijkheid van het formeel onderwijs voor werkenden en werkzoekenden.
In het mbo is deelname aan onderdelen van mbo-opleidingen al mogelijk in de derde
leerweg bij zowel private erkende mbo-scholen als publieke mbo-scholen. Een arbeidsmarktrelevant
onderdeel in de derde leerweg kan worden afgesloten met een mbo-certificaat.13 Daarnaast zijn er mogelijkheden om een aantal werkprocessen van een mbo-opleiding
in de praktijk van het leerbedrijf te volgen en deze af te sluiten met een praktijkverklaring.
De ruimte voor het in de derde leerweg volgen van onderdelen van opleidingen wordt
meer expliciet verankerd met het wetsvoorstel aansluiting beroepsonderwijs-arbeidsmarkt.14 De derde leerweg krijgt hierin een nieuwe naam; de loopbaanbegeleidende leerweg.
Bij bekostigde instellingen in het hbo en wo worden op dit moment alleen onderdelen
van formele opleidingen aangeboden in de vorm van non-formeel (contract)onderwijs.
Dit betekent dat dit onderwijs buiten onze stelselverantwoordelijkheid valt en dat
de regels in de WHW met betrekking tot de kwaliteitszorg en examinering niet van toepassing
zijn. Een examencommissie is daardoor niet betrokken bij het LLO-aanbod van bekostigde
hbo- en wo-instellingen. Deelnemers zijn geen studenten, maar cursisten en het privaatrecht
is van toepassing. Ook hebben eventuele uitgereikte certificaten voor onderdelen geen
status binnen het formeel onderwijs en daarmee een beperkt civiel effect.
Voor het hbo en wo verkennen we daarom of vergelijkbare wettelijke mogelijkheden zoals
we dat nu al kennen in het mbo met de derde leerweg, meerwaarde heeft en op welke
wijze dit wettelijk geregeld kan worden. De meerwaarde kan zitten in versterking van
het civiel effect, de mogelijkheden voor koppeling van microcredentials en de versterking
van de kwaliteit van het aangeboden onderwijs, door het onderdeel te maken van de
reguliere kwaliteitsborging en door de examencommissie verantwoordelijk te maken voor
de examinering.15
In de verkenning zullen we ook kijken naar de financiering van dit aanbod. In het
mbo is de derde leerweg een niet-bekostigde leerroute, juist vanuit het belang een
gelijk speelveld te houden tussen publieke en private opleiders. Vanuit LLO-perspectief
zien wij het belang om vraaggericht in te spelen op de scholingsbehoefte van de arbeidsmarkt,
ook voor het formele onderwijs. Hier zijn verschillende varianten mogelijk. Om vraaggericht
in te spelen op de arbeidsmarkt ligt een vorm van vraaggerichte financiering (van
het individu of van de werkgever) voor de hand (in plaats van bekostiging van aanbod
van instellingen). Dit sluit ook goed aan bij het feit dat LLO ten dienste staat van
de arbeidsmarkt en dat veel van de baten ook terechtkomen bij de werknemer en werkgever.
Ook alternatieve opties met (deels) publieke financiering, bijvoorbeeld in de vorm
van individuele leerrechten zijn echter mogelijk. Dit heeft wel potentieel grote gevolgen
voor de Rijksbegroting, waar momenteel geen middelen voor beschikbaar zijn. In de
verkenning die aan uw Kamer is aangeboden als bijlage bij de overkoepelende LLO-brief
is beschreven welke mogelijkheden we hierbij zien.16
2. Verbreden wettelijke taak voor LLO
Er is op dit moment geen expliciete wettelijke taak voor LLO gedefinieerd in de WEB
en WHW. Dat wil zeggen, de WEB en WHW kennen formele, diplomagerichte opleidingsvormen
die ook geschikt zijn voor werkenden en werkzoekenden, zoals bbl in het mbo en deeltijd
en duaal onderwijs in het hbo en wo. In onze gesprekken geven publieke instellingen
aan dat zij alleen op een systematische en duurzame wijze een maatschappelijke bijdrage
aan LLO kunnen leveren als dit onderdeel van de wettelijke taak is. Daarom verkennen
we de mogelijkheid en meerwaarde om de wettelijke taak voor LLO te verbreden en te
expliciteren in de WEB en WHW. Een mogelijke verbreding van de wettelijke taak raakt
ook aan de opdracht en inzet van bijvoorbeeld de Inspectie van het Onderwijs, de NVAO
en SBB. Om die reden worden zij ook betrokken in deze verkenning.
We nemen in deze tweede verkenning diverse aspecten mee. Zo is verbreding van de wettelijke
taak een zwaar middel, want het gaat om een verplichting die we opleggen aan instellingen
om een variatie aan onderwijsactiviteiten aan LLO-doelgroepen te verzorgen. Het is
daarnaast een verregaande maatregel met potentieel gevolgen voor het gelijke speelveld.
Terwijl wij dat gelijke speelveld in beginsel willen bewaken en de motie Van der Molen
en Wiersma het kabinet ook expliciet verzoekt om bij toekomstige aanpassingen in het
wettelijk kader het gelijke speelveld tussen bekostigde en niet-bekostigde instellingen
te blijven waarborgen.17 Private opleiders hebben op dit punt zorgen. Tegelijkertijd willen we zowel publieke
als private opleiders toerusten om hun bijdrage aan LLO te leveren.
Ons vertrekpunt in deze verkenning is daarom in lijn met het verkennen van deelname
op onderdelen, dat bij het eventueel verbreden van de wettelijke taak geen bekostiging
wordt verstrekt. Dit houdt in dat individuen of hun werkgevers zelf de opleiding financieren,
al dan niet via (aanvullende) leerrechten. Tegelijkertijd zullen we goed moeten kijken
of deze onvoorspelbaarheid in financiering haalbaar en uitvoerbaar is voor bekostigde
instellingen als een wettelijke taak hen verplicht om een LLO-aanbod aan te bieden
aan werkenden en werkzoekenden. Het signaal vanuit het onderwijsveld is echter dat
ook een wettelijke, onbekostigde LLO-taak een positief effect sorteert in de sector.
Wij gaan dit signaal nader verkennen en wegen daarbij zorgvuldig alle consequenties
mee.
In deze verkenning nemen we ook de inzichten mee uit het experiment vraagfinanciering.
In het experiment vraagfinanciering werd beoogd te onderzoeken wat de effecten zijn
van vraagfinanciering in plaats van reguliere bekostiging van formele opleidingen
in het hoger onderwijs. Uit de evaluatie volgen geen duidelijke conclusies. Om die
reden zullen we verder onderzoeken hoe vraagfinanciering in aanvulling op bestaande
aanspraken op deelname aan bekostigd onderwijs, kan bijdragen. De eindevaluatie van
dit experiment met toelichting is als bijlage bij deze brief gevoegd.
3. Wegnemen belemmeringen voor private LLO-activiteiten
In de derde verkenning kijken we naar het wegnemen van belemmeringen voor publieke
instellingen voor het uitvoeren van private LLO-activiteiten, zoals contractonderwijs,
gericht op de arbeidsmarkt en die in het verlengde liggen van de publieke taak. De
mogelijkheden die publieke instellingen hebben op dit gebied zijn vastgelegd in de
beleidsregel Investeren met publieke middelen in private activiteiten (hierna: de
beleidsregel).18De beleidsregel maakt het mogelijk om, onder voorwaarden en bij wijze van uitzondering,
investeringen met publieke middelen in private activiteiten te doen als rechtmatige
besteding van de rijksbijdrage. Deze beleidsregel is daarmee ook van toepassing op
de derde leerweg in het mbo en op losse onderdelen in het hoger onderwijs die als
contractonderwijs worden aangeboden.
Hoewel de beleidsregel zou moeten helpen bij het uitvoeren van LLO-activiteiten door
publieke instellingen, wordt dit door een deel van hen niet zo ervaren. Daarom onderzoeken
we of een aanpassing van de beleidsregel mogelijk en wenselijk is. Dit hangt ook samen
met de verkenning naar verbreding van de wettelijke taak. Hierbij hebben we hulp ingeschakeld
van de landsadvocaat. De landsadvocaat adviseert ons over mogelijkheden om meer ruimte
te bieden waar dat wenselijk en mogelijk is en bewaakt tegelijkertijd dat we het eigenlijke
doel van de beleidsregel, het mogelijk maken van publieke investeringen en het voorkomen
van weglekken van publiek geld naar private activiteiten of marktverstoring, overeind
houden. Het uitgangspunt blijft immers dat belastinggeld, dat bedoeld is voor het
aanbieden van bekostigd onderwijs, niet wordt ingezet voor niet-bekostigde activiteiten.
Op basis van de uitkomsten van dit traject gaan we het gesprek met het onderwijsveld
aan over hoe we hiermee verder gaan. In deze gesprekken zullen we ook aanpalende kwesties
bespreken zoals de kwaliteitszorg van het contractaanbod. Met name de universiteiten
hebben aangegeven op dit punt zorgen te hebben als het gaat om hun post-initiële aanbod.
Voor de korte termijn geven we publieke instellingen meer inzicht in hoe zij private
activiteiten voor verslagjaar 2023 kunnen verantwoorden en hoe dit meeloopt in de
controle op rechtmatigheid. Hiertoe hebben we op 3 oktober jongstleden een brief verstuurd
naar accountants en instellingen met precieze aanwijzingen voor verantwoordings- en
controle-eisen over verslagjaar 2023.
4. Bevorderen van gebruik microcredentials en certificaten
In een vierde verkenning onderzoeken we, samen met het onderwijs en de sociale partners,
wat de mogelijke meerwaarde van microcredentials zijn voor de scholing van werkenden en werkzoekenden en wat hierbij de rol van de
overheid moet zijn. Onlangs is een werkgroep gestart waaraan OCW en stakeholders uit
onderwijs en bedrijfsleven deelnemen. Deze werkgroep verkent hoe we de microcredential
kunnen positioneren binnen formeel en non-formeel onderwijs en of het meerwaarde heeft
om de microcredential wettelijk te verankeren als waardedocument met civiel effect
voor een arbeidsmarktrelevant onderdeel van een formele opleiding. Hierbij wordt,
voor het mbo, het mbo-certificaat als een van de mogelijke uitwerkingen gepositioneerd.
Tegelijkertijd verkennen we de relatie met skillstaal CompetentNL en met het wetsvoorstel
Leeruitkomsten. Op basis van de opbrengsten van deze verkenning richten we, binnen
het huidig wettelijk kader en de NGF-projecten LLO-Katalysator en Npuls, een pilotomgeving
in voor de ontwikkeling en uitgifte van microcredentials (waaronder mbo-certificaten).
Hierbij gaan we, met betrokkenheid van SBB, op zoek naar de succesfactoren. De afgelopen
jaren is er veel ervaring opgedaan met het ontwikkelen en gebruik van certificaten
in het mbo. We zien echter dat de ontwikkeling tussen sectoren verschilt en dat het
gebruik van certificaten ook enorm verschilt. Er ligt potentie om hier gerichter,
meer gestructureerd en effectiever mee aan de slag te gaan. We willen weten wat er
voor zorgt dat mbo-certificaten daadwerkelijk voor LLO worden ingezet en wat nodig
is om het gebruik van mbo-certificaten op te schalen.
5. Beter verbinden van informeel, non-formeel en formeel leren
In onze analyse hebben we gezien hoe het verbinden van werken, leren en innoveren
in de praktijk vraagt om een goede afstemming tussen het informele, non-formele en
formele leren. We nemen verschillende maatregelen om deze vormen van leren beter met
elkaar te verbinden:
• in het programma Vaardig met Vaardigheden ontwikkelen we de skillstaal CompetentNL
die de kwalificatiestructuur van het mbo verbindt aan de beroepen op de Nederlandse
arbeidsmarkt. CompetentNL wordt open beschikbaar gesteld. Want als alle partijen op
het snijvlak van leren en werken dezelfde taal spreken dan wordt het gemakkelijker
om de opbrengsten van informeel, non-formeel en formeel leren beter met elkaar te
verbinden. Inmiddels wordt beroepeninformatie van het UWV gekoppeld aan de kwalificatiestructuur
van het mbo en start een verkenning naar hoe we andere onderwijssectoren op deze skillstaal
kunnen aansluiten. We starten pilots waarbij we ondervinden hoe we publieke en private
partijen kunnen ondersteunen bij de ontwikkeling van skills-toepassingen voor eindgebruikers
en we bereiden een vervolgaanvraag voor bij het Nationaal Groeifonds;
• we onderzoeken samen met onderwijsinstellingen de mogelijkheden voor een toegankelijker
vrijstellingenbeleid in het formeel onderwijs mbo, hbo en wo. Vanuit het uitgangspunt
dat je niet hoeft te leren wat je al kent of kan, gaan we kijken op welke wijze werkenden
en werkzoekenden hun informeel opgedane kennis en kunde kunnen verzilveren bij formele
opleidingen. Voor het mbo verkennen we tevens een toegankelijker vrijstellingenbeleid
voor de generieke onderdelen van mbo-opleidingen zoals Nederlands, rekenen en burgerschap.
De eerste gesprekken met instellingen zijn gevoerd en het Kennispunt MBO heeft ter
ondersteuning een toolbox «Valideren bewijsmateriaal LLO» opgeleverd met handvatten
voor examencommissies en opleidingsteams;19
• we onderzoeken hoe we de brug tussen informeel, non-formeel en formeel leren kunnen
versterken door het stimuleren van samenwerking tussen onderwijsinstellingen en partijen
die skillspaspoorten, ervaringscertificaten en branchecertificaten afgeven. Door samenwerking
en ketenafspraken kunnen bewijsstukken gemakkelijker worden ingezet voor vrijstellingen
en verkorting van formele opleidingen. Hierbij is van belang dat we meer duidelijkheid
gaan geven over de «ruimte in de regels» want er is vaak meer mogelijk dan men denkt;
• we werken verder aan de invoering van het wetsvoorstel Leeruitkomsten, dat momenteel
ter behandeling voorligt in de Tweede Kamer.20 Dit wetsvoorstel biedt onder andere meer mogelijkheden voor instellingen in het hoger
beroepsonderwijs om werk te maken van validering binnen hbo-opleidingen via leeruitkomsten
en leerwegonafhankelijke toetsen.21 Examinatoren beoordelen op meerdere momenten in de opleiding of de student de betreffende
eenheden van leeruitkomsten al verworven heeft, bijvoorbeeld op het werk. Als dat
het geval is hoeft de student geen onderwijs meer te volgen en kan de opleiding verkort
worden. Dit draagt ook bij aan het versneld omscholen van mensen voor kraptesectoren.
6. Verbeteren samenwerking tussen bedrijfsleven en opleiders
De verschillende toegekende NGF-projecten rondom LLO bieden concrete kansen om de
samenwerking tussen enerzijds publieke en private opleiders verder te versterken en
anderzijds tussen opleider en het bedrijfsleven.22 We zijn verheugd dat het onderwijsveld, maar ook andere partijen uit de praktijk
het initiatief hebben genomen om dit soort innovatieprojecten te initiëren. Wij zijn
als overheid dan ook nauw betrokken bij de uitvoering van deze projecten en ondersteunen
waar dat kan en nodig is. Zo hebben we voor de zomer in goede samenwerking met de
praktijk, twee subsidieregelingen gepubliceerd voor de LLO-Katalysator om dit soort
activiteiten verder te versterken.23 Deze regelingen richten zich onder meer op het stimuleren van:
• de ontwikkeling van LLO-oplossingen voor het bedrijfsleven, in het kader van de energie-
en grondstoffentransitie, met name voor het mkb. Het gaat hierbij om het stimuleren
van informeel leren en het ontwikkelen van leeroplossingen en scholingsaanbod voor
om- en bijscholing door bedrijfsleven en opleiders gezamenlijk;
• de infrastructuur en dienstverlening van zowel publieke als private opleiders en van
het bedrijfsleven zelf om vraaggericht in te kunnen spelen op ontwikkel- en scholingsvragen
van de werkvloer. Bijvoorbeeld door de interne bedrijfsvoering van opleiders meer
op LLO te richten of door een (gemeenschappelijke) regionale voorziening voor LLO,
zoals een campus of digitaal platform, te ontwikkelen;
• een bredere inzet van de expertise van mbo- en ho-docenten in bedrijfsscholen voor
de om- en bijscholing van volwassenen. En andersom ook het beter benutten van de experts
uit de praktijk in het onderwijs.
We hebben in dit kader ook gekeken naar de motie Stoffer en van der Plas en verkend
hoe bedrijfsscholen, met name in het mkb, in samenwerking met publieke en private
opleiders een belangrijke bijdrage kunnen leveren.24 De regelingen van de LLO-Katalysator bieden hiertoe kansen. Tot slot zijn we ook
goed in gesprek met de landelijke onderwijskoepels publiek en privaat, en met de sociale
partners om concreet de samenwerking rondom LLO te verbeteren. Deze lijn zetten we
de komende jaren door.
7. Stimuleren werken en leren via mbo-bbl en duaal hoger onderwijs
Uit onze gesprekken met werkgevers, sociale partners en opleiders komt de duidelijke
meerwaarde van mbo-bbl en duaal hoger onderwijs naar voren. Het combineren van werken
en leren leidend tot een diploma is voor veel werkende volwassenen een grote meerwaarde.
We zien wel een duidelijke behoefte aan meer flexibilisering en mogelijkheden om losse
onderdelen te volgen en te stapelen. Dit nemen we mee in onze fundamentele verkenningen.
Ondertussen vergroten we dat de aantrekkelijkheid van mbo-bbl en van duaal leren,
met name in het hbo. Om die reden zijn we gestart met een bbl-offensief in het mbo
om het percentage mbo-studenten dat nu een bbl-traject volgt en het percentage werkgevers
dat bbl-leerbanen aanbiedt, te vergroten.25 We verlengen daarnaast de mkb-route in het hbo om duale opleidingen beter toe te
snijden op de behoeften van het mkb, een wens vanuit de werkgevers.26 We geven verder meer bekendheid aan mogelijkheden die er zijn om scholing te financieren
waaronder het Levenlanglerenkrediet (LLK).27Tot slot zal de invoering van het wetsvoorstel leeruitkomsten in combinatie met de
beschikbare middelen in het Bestuursakkoord hoger onderwijs om duaal onderwijs voor
zij-instromers naar kraptesectoren aantrekkelijker te maken, ook bijdragen aan LLO.28
Tot slot
De onderwijsagenda LLO is geen statisch document. We staan continu in verbinding met
(vertegenwoordigers van) publieke en private instellingen, werkgevers en sociale partners
en onderzoeken samen met hen de knelpunten die zij in de praktijk ervaren. Dit kan
aanleiding geven om de onderwijsagenda LLO te actualiseren en hier samen met publieke
én private onderwijsinstellingen werk van te maken. Net zo lang totdat leren en ontwikkelen
voor iedereen vanzelfsprekend is geworden.
De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, M.L.J. Paul
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
R.H. Dijkgraaf
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
C.E.G. van Gennip
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.L.J. Paul, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs -
Mede ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap