Brief regering : Verslag Milieuraad van 16 oktober 2023
21 501-08 Milieuraad
Nr. 913 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT EN VAN DE MINISTER
VOOR KLIMAAT EN ENERGIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 november 2023
Met deze brief informeren wij u, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
over de Milieuraad die op 16 oktober 2023 in Luxemburg plaatsvond.
Ook informeren wij u in deze brief over de stand van zaken van de onderhandelingen
over de herziening van de richtlijn luchtkwaliteit conform de toezegging gedaan tijdens
het Commissiedebat Milieuraad van 12 oktober jl. (Kamerstuk 21 501-08, nr. 912) Tevens informeren wij u over een andere toezegging gedaan bij het Commissiedebat
Milieuraad, namelijk om na te gaan of het mogelijk is om te analyseren hoe er in de
EU-lidstaten verschillend wordt omgegaan met de vier voorwaarden uit artikel 6 (einde-afvalfase)
van de Kaderrichtlijn Afvalstoffen.
Tot slot informeren wij u over het akkoord in de trilogen over de verordening betreffende
gefluoreerde broeikasgassen.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen
De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten
I. Verslag Milieuraad d.d. 16 oktober 2023
Tijdens de Raad werden algemene oriëntaties bereikt op de herziening van de Europese
CO2 emissienormen voor nieuwe zware bedrijfsvoertuigen en de herziening van de richtlijn
stedelijk afvalwater. Daarnaast werden raadsconclusies aangenomen op de Europese inzet
voor COP28 en een herziene Nationally determined contribution (NDC) van de EU voor 2030 onder het Verdrag van Parijs vastgesteld.
Onder het punt «diversen» hebben het Europees voorzitterschap en de Europese Commissie
(hierna «de Commissie») de stand van zaken toegelicht van twee lopende wetsvoorstellen
op het gebied van milieu. Ook heeft de Commissie de uitkomsten van de Baltische conferentie
van 29 september jl. toegelicht, en lichtte het de stand van zaken toe rondom de nationale
energie en klimaatplannen. Daarnaast brachten diverse lidstaten AOB-punten in onder
het punt «diversen».
Herziening van de Europese CO2 emissienormen voor nieuwe zware bedrijfsvoertuigen
Na publicatie van het voorstel voor herziening van de CO2 emissienormen voor zware bedrijfsvoertuigen (heavy duty vehicles, HDV)1 op 14 februari 2023, en behandeling van het voorstel bij de Milieuraad in juni 20232, kwamen de lidstaten op deze Milieuraad tot een algemene oriëntatie. Naar verwachting
zal het Europees Parlement (EP) in november haar positie plenair vaststellen, hierna
kunnen de onderhandelingen tussen het EP en de Raad van start gaan.
Het Spaanse voorzitterschap is in de finale compromistekst die is vastgesteld op de
Raad, uiteindelijk nog tegemoet gekomen aan de wensen van een aantal lidstaten die
anders niet akkoord konden gaan. Zo heeft het voorzitterschap uiteindelijk nog souplesse
getoond met betrekking tot het doeljaar waarbij bussen 100% emissieloos moeten zijn.
Dat doeljaar is van 2030 naar 2035 verschoven met een tussentijdse doelstelling van
85% voor 2030. Verder is de herzieningsclausule, waarmee het doelbereik en de CO2-normen in 2027 opnieuw zullen worden beoordeeld aan de hand van de ontwikkeling van
alternatieve laad- en tankinfrastructuur, uitgebreid met een beoordeling van de rol
van Carbon Correction Factor (CCF)
3 in de overgang naar emissievrije mobiliteit voor zware bedrijfsvoertuigen. Het voorzitterschap
onderstreepte het belang om tot een gemeenschappelijke raadspositie te komen om de
onderhandelingen met het EP tijdig te kunnen starten en daarmee voor de verkiezingen
voor het EP in juni 2024 tot een finaal akkoord te kunnen komen.
De Commissie benadrukte het grote aandeel dat de transportsector en zware voertuigen
hebben in de Europese uitstoot van CO2 emissies en dat dit voorstel cruciaal is om de CO2 emissies van de zware voertuigensector terug te dringen in de EU. De Commissie onderstreepte
daarnaast dat het voorliggende voorstel een duidelijk signaal aan de industrie geeft
voor de lange termijn en dat het helpt het Europese leiderschap in technologie en
innovatie op het gebied van nul-emissie zware voertuigen te versterken. De Commissie
benoemde ook dat het voorstel zal bijdragen aan het verminderen van de energie-afhankelijkheid
van de EU en het verbeteren van de luchtkwaliteit.
In hun interventies gaven vrijwel alle lidstaten aan het doel van het voorstel te
steunen, namelijk het reduceren van de CO2 emissies van zware voertuigen in lijn met de EU klimaatambities. Lidstaten maakten
van hun interventies gebruik om hun positie ten overstaan van nog enkele openstaande
discussiepunten aan te geven. Zo gaf een bij elkaar blokkerende minderheid vormende
groep lidstaten aan dat zij graag het doeljaar voor stadsbussen om 100% emissieloos
te zijn wilden verschuiven naar minimaal 2035. Zij uitten daarbij vooral de zorgen
over de financiële gevolgen voor kleine gemeenten en gemeenten met reeds gedane investeringen
in bijvoorbeeld bussen op biogas. Enkele andere lidstaten wilden een Carbon Correction Factor invoegen waarmee lage CO2-emissie brandstoffen (zoals e-fuels) ook onder het voorstel zouden komen te vallen. Hierdoor zouden voertuigfabrikanten
minder CO2-emissiereducties via de nieuwverkoop van zware bedrijfsvoertuigen hoeven te realiseren.
Hier waren andere lidstaten, waaronder Nederland, op tegen omdat dit tot onacceptabele
verwatering van het voorstel zou leiden en een negatief effect zou hebben op de haalbaarheid
van de Europese klimaatdoelstellingen en het concurrentievermogen van de Europese
vrachtwagenfabrikanten. Het voorzitterschap is de voorgenoemde groep uiteindelijk
tegemoet gekomen door in de revisieclausule die in 2027 in werking treedt op te nemen
dat de Commissie de rol van een CCF in de transitie zal beoordelen.
Het kabinet staat positief tegenover de behaalde algemene oriëntatie. Nederland had
graag meer ambitie gezien door de hoofddoelen voor CO2-reductie te verhogen, maar heeft zich bereid getoond de finale compromistekst te
steunen om de benodigde vaart achter het voorstel te houden om nog voor de EP’s verkiezingen
tot een finaal akkoord te komen. Tot slot heeft Nederland conform de toezegging die
gedaan is aan het lid Haverkort (VVD) tijdens het commissiedebat Milieuraad op 12 oktober
jl. aandacht gevraagd voor de verduurzaming van koeltrailers.
Herziening van de richtlijn stedelijk afvalwater
Na publicatie van het voorstel voor herziening van de richtlijn stedelijk afvalwater
op 26 oktober 20224, en de behandeling van het voorstel bij de Milieuraad in maart 20235, kwamen de lidstaten op deze Milieuraad tot een algemene oriëntatie. Hiermee kunnen
de onderhandelingen met het EP van start gaan.
Het voorzitterschap benadrukte dat het in de finale compromistekst heeft ingezet op
flexibiliteit rondom deadlines voor implementatie, mede om kritische lidstaten tegemoet
te komen. Daarnaast is ingezet op het aanpassen van grenswaarden om zo een verbetering
ten opzichte van de oude richtlijn te realiseren. Tot slot heeft het voorzitterschap
het «de vervuiler betaalt»-principe toegepast door middel van het instellen van een
Uitgebreide Producentenverantwoordelijkheid (UPV) voor medicijnen en cosmetica, een
belangrijk element om microverontreiniging aan te pakken.
De Commissie benadrukte dat de huidige richtlijn succesvol is geweest in het verbeteren
van de waterkwaliteit in de EU. Zij benadrukte echter dat een herziening nodig is
om nieuwe uitdagingen te adresseren. De Commissie erkende dat enkele lidstaten moeite
hadden met het implementeren van de richtlijn en dat het verzoek om meer tijd begrijpelijk
is in de herziening, maar dat dit geen excuus is om implementatie uit te stellen.
Daarnaast gaf de Commissie aan dat de voorziene energieneutraliteit behaald kan worden
door energiebesparing en opwekking van duurzame energie, wat helpt voor de kosteneffectiviteit
van waterzuivering. Tot slot benadrukte de Commissie dat de UPV in haar analyse medicijnen
en cosmetica niet onbetaalbaar maakt, en dat de UPV bedrijven een prikkel geeft om
groener te produceren.
Een groot gedeelte van de lidstaten, waaronder Nederland, verwelkomden het compromisvoorstel,
en bedankten het voorzitterschap voor het werk om tot een algemene oriëntatie op dit
dossier te komen. Veel lidstaten, waaronder Nederland, benadrukten dat de balans zoals
in het compromisvoorstel verwoord voor hen acceptabel was. Een grote meerderheid van
de lidstaten, waaronder Nederland, steunden het voorstel voor de UPV voor medicijnen
en cosmetica, en het op die manier toepassen van het «de vervuiler betaalt»-principe.
Wel zijn er bij diverse lidstaten zorgen over de uitvoering van de UPV die gevolgen
voor prijzen en beschikbaarheid van medicijnen kan hebben, en extra administratieve
lasten met zich kan meebrengen.
Diverse lidstaten benadrukten de grote financiële last bij het implementeren van de
richtlijn en de noodzaak voor aanvullende financiële middelen. Ook heeft een groot
aantal lidstaten benadrukt dat het voor hen moeilijk is om de gestelde doelen te halen,
waardoor tijd nodig is voor de implementatie. Ook hebben diverse lidstaten benadrukt
dat er flexibiliteit nodig is voor de doelen rondom energieneutraliteit. Het voorzitterschap
heeft via de compromistekst deze zorgen grotendeels weggenomen, waardoor een overgrote
meerderheid van de lidstaten kon instemmen met de algemene oriëntatie.
Het kabinet staat positief tegenover de behaalde algemene oriëntatie. Met het compromisvoorstel
is de kern van het ambitieniveau zoals voorgesteld door de Commissie overeind gebleven,
en vormt de herziening een vooruitgang op de huidige richtlijn. Het kabinet heeft
hier tijdens het Raadstraject actief op ingezet. Daarnaast wordt voorzien in het voorstel
om een UPV voor medicijnen en cosmetica in te voeren, waardoor uitvoering wordt gegeven
aan de wensen van Nederland, en de Kamermotie Hagen en Tjeerd De Groot6 die oproept tot een UPV medicijnresten, omtrent het instellen van een UPV middels
deze herziening.
COP28
Dit jaar vindt van 30 november tot en met 12 december COP28 plaats in Dubai, de Verenigde
Arabische Emiraten. Tijdens de COP onderhandelt de EU als één partij en wordt er met
één mond gesproken. De Nederlandse inzet wordt daarom hoofdzakelijk vastgelegd in
de EU posities die voorafgaand aan iedere COP door de lidstaten en de Commissie gezamenlijk
worden vastgesteld. Tijdens de Milieuraad van 16 oktober bereikten de lidstaten unaniem
een akkoord op een ambitieuze EU inzet voor COP28 in zogenoemde Raadsconclusies.
Over de meeste onderwerpen was voorafgaand aan de Raad al overeenstemming. Zo heeft
de EU een ambitieuze positie ingenomen t.a.v. de Global Stocktake waarmee de EU alle landen oproept tot meer klimaatactie. Ook heeft de EU een constructieve
positie aangenomen t.a.v. de vormgeving van het tijdens COP27 afgesproken fonds voor
schade en verlies als gevolg van klimaatverandering.
Bij de Raad benadrukten de Commissie, het Spaanse voorzitterschap en een groot aantal
lidstaten, waaronder Nederland, het belang van een stevige EU boodschap met betrekking
tot de Global Stocktake, schade en verlies, adaptatie en financiering op COP28. Daarbij werd het belang van
het tonen van solidariteit en het bouwen van bruggen met ontwikkelingslanden onderstreept.
Nederland wees hierbij ook op de bijzondere positie van kleine eilandstaten in ontwikkeling
(Small Island Developing States, SIDS). Volgens het kabinet vormen de Raadsconclusies een gebalanceerd pakket dat de EU
ruimte geeft om op COP28 te onderhandelen met grote uitstoters en ontwikkelingslanden.
De discussie richtte zich verder nog op de uitfasering van fossiele brandstoffen,
de tekst over mondiale doelen voor hernieuwbare energie en energie-efficiëntie en
de uitfasering van subsidies voor fossiele brandstoffen.
Ten eerste vond discussie plaats over de noodzaak fossiele brandstoffen uit te faseren
en de rol die technologieën om CO2 af te vangen en op te slaan (Carbon Capture and Storage, CCS) daarin spelen. Enerzijds zette een groep lidstaten zich in voor een sterke rol voor
CCS, onder meer om in de energiesector emissies te reduceren. Anderzijds benadrukte
een groep lidstaten, waaronder Nederland, dat hoewel CCS nodig is richting klimaatneutraliteit,
deze technologie nu nog beperkingen kent en, vanwege de mondiale beperkte capaciteit,
vooral gereserveerd zou moeten worden voor gebruik in sectoren waar, geen alternatieven
voorhanden zijn. De lidstaten konden uiteindelijk akkoord gaan met een ambitieuze
tekst over de noodzaak van het uitfaseren van fossiele brandstoffen. Hierin is economie-breed
een rol weggelegd voor technologieën zoals CCS, maar in de energiesector – waar kosteneffectieve
maatregelen als zonne- en windenergie kunnen worden ingezet – niet. Ook is hieraan
toegevoegd dat er geen ruimte is voor nieuwe kolencapaciteit. Het kabinet is positief
over dit compromis, waarmee de EU op COP28 een sterke boodschap kan afgeven op de
tijdige uitfasering van fossiele brandstoffen.
Ook vond discussie plaats over het voorstel van de Commissie om in de Raadconclusies
mondiale doelen op te nemen t.a.v. de verdrievoudiging van hernieuwbare energie capaciteit
en verdubbeling van energiebesparing in 2030. Hoewel deze doelen konden rekenen op
brede steun, zette een groep lidstaten zich in voor het opnemen van andere nul-emissie
technologieën, zoals kernenergie, naast hernieuwbare energie. Deze lidstaten konden
akkoord gaan met een verwijzing dat de mondiale doelen de nationale energie mix van
de lidstaten zullen respecteren. Het kabinet kan zich vinden in deze uitkomst, waarmee
internationaal de focus blijft liggen op de noodzaak investeringen in hernieuwbare
energie en energie-efficiëntie op te schalen, vooral in ontwikkelingslanden. Het kabinet
is dan ook positief over het opnemen van mondiale doelen voor hernieuwbare energie
en energiebesparing in de Raadsconclusies.
Tot slot was er discussie over de uitfasering van subsidies voor fossiele brandstoffen.
Ten eerste over de kwalificering daarbij. In de COP26 Raadsconclusies uit 2021 wordt
gesproken over uitfasering van «inefficiënte» subsidies voor fossiele brandstoffen.
Een aantal lidstaten wilden dit overnemen in de Raadsconclusies voor COP28, sommigen
wilden in plaats daarvan «milieuschadelijk» als kwalificering. Een aantal klimaatambitieuze
lidstaten, waaronder Nederland, gaven aan een internationale uitfasering van alle
subsidies voor fossiele brandstoffen af te willen spreken. Daarnaast was er discussie
over het wel of niet noemen van een uitfaseerdatum per 2025. Dit was voor een aantal
lidstaten niet acceptabel. Nederland heeft samen met een aantal gelijkgezinde lidstaten
opgeroepen tot een duidelijke ambitie op uitfasering die verder gaat dan eerdere raadsconclusies,
en aangegeven hier een internationale coalitie op te willen vormen. Er werd overeengekomen
dat alle subsidies voor fossiele brandstoffen zo snel mogelijk moeten worden afgebouwd,
behalve subsidies die gericht zijn op een rechtvaardige transitie of het tegengaan
van energiearmoede. Het kabinet is tevreden met dit compromis, waarmee de EU op COP28
een sterk signaal kan afgeven over de tijdige uitfasering van alle subsidies voor
fossiele brandstoffen
In het Commissiedebat Klimaat en Energie van 27 september jl. (Kamerstuk 32 813, nr. 1301) heb ik (Minister voor Klimaat en Energie) toegezegd de Kamer extra te informeren
over het diplomatieke werk rondom fossiele subsidies in o.a. het verslag van de Energieraad
van 17 oktober jl.7 Omdat ik (Minister voor Klimaat en Energie) cf. de motie van de leden Paternotte
en Bontenbal (Kamerstuk 36 410, nr. 22) tijdens de Milieuraad heb opgeroepen tot het vormen van een internationale coalitie
op uitfasering subsidies voor fossiele brandstoffen, wordt in dit verslag aan deze
toezegging voldaan.
Tijdens de Milieuraad heb ik (Minister voor Klimaat en Energie) specifiek aandacht
gevraagd voor de noodzaak om transparantie te krijgen over de fiscale en niet-fiscale
voordelen die worden gegeven aan het gebruik van fossiele brandstoffen; inclusie van
het onderwerp in de EU inzet richting COP28; het belang van gelijk optrekken bij het
nemen van nationale maatregelen en het wijzigen van internationale afspraken die uitfasering
in de weg zitten. Cf. de motie van de leden Van Weyenberg en Grinwis (Kamerstuk 36 410 IX, nr. 10), heb ik (Minister voor Klimaat en Energie) hierover ook nog apart met Commissaris
Hoekstra en EU lidstaten gesproken. Met verschillende landen lopen gesprekken om te
bespreken hoe gezamenlijk invulling te geven aan zo’n internationale kopgroep. De
komende tijd zal door het kabinet in Europese vakraden aandacht worden gevraagd voor
Europese belemmeringen die de afbouw van subsidies voor fossiele brandstoffen in de
weg staan.
EU NDC
Tijdens de Milieuraad is een akkoord bereikt over het indienen van een herziene EU
Nationally Determined Contribution (NDC) voor 2030.
De Commissie heeft berekend dat de EU, als gevolg van de uitkomst van de onderhandelingen
van het Fit-for-55 pakket in 2030 op een netto reductie van 57% uitkomt in plaats
van op de eerder geplande 55%. Tijdens de Milieuraad vond een discussie plaats of
de EU in de NDC update moet vasthouden aan de 55% of dat we 57% moeten noemen in lijn
met deze berekening.
Zowel de Commissie als het Spaanse voorzitterschap benadrukte dat de EU klimaatdoelen
niet ter discussie staan en het gaat om een feitelijke weergave van wat we bereiken
als we de afgesproken Fit-for-55 wetgeving implementeren. Hiermee kan de EU op COP28
het voorbeeld geven van hoe implementatie van klimaatwetgeving kan leiden tot hogere
ambitie en andere landen hier ook toe aansporen.
Enkele lidstaten gaven aan dat het benoemen van 57% voor hen niet acceptabel was.
Deze lidstaten maken zich zorgen dat de EU zich hiermee committeert aan een nieuw
reductiedoel van 57% in 2030. Om consensus te bereiken, werd afgesproken dat de EU
in haar NDC update zal aangeven dat volgens schattingen van de Commissie, de EU bij
volledige implementatie van het Fit-for-55 pakket, het emissie reductiedoel van 55%
kan overtreffen. In reactie hierop gaf de Commissie in een verklaring aan dat dit
naar eigen inschatting om 57% gaat.
Het kabinet is tevreden met dit compromis, waarbij een link wordt gelegd met het resultaat
van de berekening van de Commissie en de uitkomst van de onderhandelingen van het
Fit-for-55-pakket.
Diversen
– Lopende wetsvoorstellen
De Commissie lichtte onder dit «diversen» punt twee lopende wetsvoorstellen toe: de
deel-herziening van de kaderrichtlijn afvalstoffen8 en het voorstel voor een verordening inzake het onbedoeld vrijkomen van microplastics9.
Betreffende de deel-herziening Kaderrichtlijn afvalstoffen lichtte de Commissie toe
dat deze toeziet op het herzien van de textiel- en voedselverspillingsaspecten in
de richtlijn. Nederland verwelkomde het voorstel, maar riep de Commissie op tot een
bredere herziening met meer focus op het stimuleren van de EU’s circulaire economie.
Uw Kamer is op 8 september jl. via het gebruikelijke BNC-fiche geïnformeerd over de
kabinetspositie op dit voorstel10. Daarnaast was een enkele lidstaat kritisch op de voorgestelde uitgebreide producentenverantwoordelijkheid
voor de textielsector.
Het voorstel voor een verordening inzake het onbedoeld vrijkomen van microplastics
was door de Commissie op de ochtend van de Raad zelf gepubliceerd. Het voorstel ziet
specifiek toe op vervuiling door plastic pellets – ruwe plastic bolletjes die worden
gebruikt om nieuwe producten te maken. De Commissie lichtte toe dat plastic pellets
de 3e grootste bron van het onbedoeld vrijkomen van microplastics zijn. De Commissie gaf
tot slot aan dat het voorstel bijdraagt aan EU’s doel om de lozing van microplastics
in het milieu tegen 2030 met 30 procent te verminderen zoals beschreven in diens Nulvervuilingsambitie11. Nederland verwelkomde het voorstel, maar riep de Commissie wel op om nog voor het
einde van diens termijn met een voorstel te komen om alle belangrijke bronnen van microplastics aan te pakken. Uw Kamer zal nog via het gebruikelijke
BNC-fiche over de kabinetsappreciatie van het voorstel worden geïnformeerd.
– Commissie aanbevelingen voor het verbeteren van het inleveren van gebruikte telefoons,
tablets en laptops
De Commissie informeerde de Raad onder dit «diversen» punt over diens aanbevelingen
voor het verbeteren van het inleverpercentage van gebruikte en afgedankte mobiele
telefoons, tablets en laptops12. De Commissie lichtte toe dat het inzamelingspercentage van kleine elektronische
apparaten (zoals telefoons, tablets, laptops) in de EU laag blijft. Zo noemde de Commissie
als voorbeeld het inzamelingspercentage van mobiele telefoons dat momenteel onder
de 5% ligt. De Commissie benadrukte daarbij het belang van inzameling in de omschakeling
naar een circulaire economie en om de aanvoer van kritieke grondstoffen veilig te
stellen. De Commissie adviseert de lidstaten onder andere meer gebruik te maken van
financiële prikkels en statiegeldsystemen.
– Onze Baltische Zee-conferentie
Tijdens dit diversenpunt lichtte de Commissie de Onze Baltische Zee-conferentie toe,
die plaatsvond in september jl., en als opvolging diende van de Baltische Zee-conferentie
in 2021. Middels een actieplan voor de Baltische Zee hebben de acht lidstaten die
aan deze Zee liggen afspraken gemaakt om, o.a., plastic- en chemische vervuiling tegen
te gaan. Ondanks verbeteringen benadrukte de Commissie dat meer inzet nodig is om
de Baltische Zee schoner te maken. Tot slot was er speciale aandacht voor het verwijderen
van munitie van de zeebodem.
– Nationale energie- en klimaatplannen
De Commissie gaf informatie over de stand van zaken met betrekking tot de indiening
van de concept Integraal Nationaal Energie en Klimaatplan (INEK) updates door de verschillende
lidstaten. Hierbij riep de Commissie lidstaten die hun concept update (met deadline
juni 2023) nog niet hebben ingediend op deze zo snel mogelijk in te dienen. Een tijdige
en volledige actualisering van de INEKS stelt de Commissie in staat te beoordelen
of de EU op koers ligt de klimaat- en energiedoelen voor 2030 te halen en biedt zekerheid
aan investeerders.
Nederland heeft de concept INEK update op tijd op 30 juni 2023 ingediend bij de Commissie.
– 23e bijeenkomst van het Barcelona verdrag (COP23)
Slovenië lichtte onder dit agendapunt de aankomende 23e bijeenkomst van het Barcelona Verdrag toe, die dit jaar gehouden wordt in Slovenië.
Als hoofdthema wordt gefocust op de groene transitie in de Middellandse Zee, en hoe
de stappen van beleid naar concrete inzet genomen kunnen worden. Naast EU lidstaten
zullen diverse landen liggend aan de Middellandse Zee deelnemen aan de bijeenkomst.
Tot slot wordt in voorbereiding op COP23 een ministeriële verklaring voorbereid.
– Uitwerking van de Richtlijn overstromingsrisico’s
Griekenland vroeg, in het kader van recente overstromingen waar het land mee te maken
kreeg, tijdens dit diversenpunt aandacht voor de noodzaak om de Richtlijn overstromingsrisico's
(Floods Directive)13 te herzien. Hoewel onderschreven wordt dat de Richtlijn overstromingsrisico's een
goed instrument is, werd opgeroepen om de diverse kaarten die worden gebruikt voor
risicomitigatie te herzien en op die manier meer rekening te houden met nieuwe klimaatomstandigheden.
Enkele lidstaten spraken hun sympathie uit voor het voorstel van Griekenland, en onderschreven
dat de veranderende omstandigheden een andere risicoaanpak vraagt. De commissie onderschreef
dat er, gezien de recente overstromingen en bosbranden, meer ingezet moest worden
op mitigatie van deze weersevenementen.
– 9e Onze Oceaanconferentie
Griekenland kondigde de 9e Onze Oceaanconferentie aan, die volgend jaar april in Athene wordt gehouden. Op de
agenda staan diverse onderwerpen, waaronder het tegengaan van vervuiling op zee. Daarnaast
focust de conferentie op horizontale zaken als duurzaam toerisme, groene scheepvaart,
het tegengaan van microplasticsvervuiling en de Mediterrane zee als hotspot voor veel
van dit soort issues.
– Uitwerking ETS Maritiem
Italië, Portugal en Griekenland hebben dit diversenpunt geagendeerd om aandacht te
vragen voor mogelijke negatieve effecten van omzeiling van het Europese emissiehandelssysteem
(Emission Trading System, ETS) maritiem door actoren uit derde landen en het effect
op de concurrentiekracht van EU havens. Deze lidstaten deelden zorgen rondom het omzeilen
van ETS maritiem d.m.v. het veranderen van transportroutes voor of nadat er een EU-haven
wordt aangedaan. Dit kan leiden tot ongewenste effecten op het milieu, op de sociaaleconomische
omstandigheden en het concurrentievermogen van de EU-industrie. Daarnaast werd opgeroepen
om in internationaal verband een ETS maritiem-systeem op te zetten, en zolang dit
systeem er nog niet is,negatieve gevolgen voor de EU af te wenden. Enkele lidstaten
spraken hun steun uit voor deze oproepen, en deelden hun zorgen rondom omzeiling van
het ETS maritiem door actoren uit derde landen. De Commissie benadrukte dat in de
herziening van ETS maritiem aandacht is voor bovenstaande. Ook onderstreepte de Commissie
de uitwerking van ETS maritiem te blijven monitoren, in nauwe samenwerking met de
lidstaten.
– De impact van ETS en energieprijzen op Europees klimaatbeleid
Polen had een diversenpunt aangevraagd over de impact van het EU emissiehandelssysteem
(ETS). Polen maakt zich zorgen dat de toegenomen kosten voor inkoop van emissierechten
investeringen in de klimaat- en energietransitie juist zou belemmeren in plaats van
stimuleren, en maakt zich daarnaast ook zorgen over de maatschappelijke impact van
het ETS op de energieprijzen.
Geen van de lidstaten heeft geïntervenieerd op het diversenpunt van Polen. De Commissie
verdedigde het ETS en lichtte toe dat de prijs van emissierechten stabiel is en de
hoge energieprijzen het gevolg zijn van de oorlog in Oekraïne. De Commissie benadrukte
dat het ETS de klimaat- en energietransitie juist ondersteunt en in de ETS richtlijn
al maatregelen afgesproken zijn om tegemoet te komen aan zorgen van lidstaten over
de maatschappelijke impact van het ETS. Het kabinet is het hiermee eens.
II. Stand van zaken onderhandelingen inzake de herziening richtlijn luchtkwaliteit
Zoals in het Commissiedebat van 12 oktober over mijn inzet tijdens de Milieuraad aan
de Kamer toegezegd, informeer ik (Staatsecretaris van Infrastructuur en Waterstaat)
u over de opties die momenteel voorliggen ter besluitvorming in de Raad wat betreft
de herziening van de Richtlijn Luchtkwaliteit. Ook geef ik aan in hoeverre de belangrijkste
elementen uit het BNC-fiche in de te verwachten positie van de Raad terugkomen, in
lijn met de informatieafspraken die ik met uw Kamer heb gemaakt in het kader van het
parlementair voorbehoud op dit dossier14.
Proces
Het Europees Parlement heeft op 13 september 2023 zijn positie vastgesteld.15
De Raad heeft in het afgelopen jaar in ambtelijke werkgroepen en op de Milieuraad
van 20 juni jl. gesproken over de Richtlijn.16 Het Spaanse voorzitterschap streeft er naar in november op EU-ambassadeursniveau
(Coreper) een (voorlopig) standpunt van de Raad vast te stellen. Vervolgens kan onderhandeld
worden met het Europees Parlement via trilogen met als uiteindelijk doel dit dossier
nog gedurende de huidige zittingsperiode van het Europees Parlement af te ronden.
Algemene beeld krachtenveld Europees Parlement en Raad
Kort samengevat is het standpunt van het Europees Parlement om in 2035 de luchtkwaliteit
in de hele EU te laten voldoen aan de advieswaarden van de Wereldgezondheidsorganisatie
(WHO). Dit in tegenstelling tot het voorstel van de Commissie, die voorstelt om te
werken met normen voor 2030, die overeenkomen met het meest ambitieuze tussendoel
dat de WHO voorstelt op weg naar hun advieswaarden, bekend als «Interim Target 4».
Daarnaast wil het Europees Parlement de meetverplichtingen uitbreiden en meer uniforme
publieksinformatie over luchtkwaliteit. Het Europees Parlement streeft dus naar een
ambitieuzer eindresultaat dan het voorstel van de Commissie.
De Raad daarentegen lijkt uit te komen op een onderhandelingspositie die het Commissievoorstel
afzwakt. De groep lidstaten die het Commissievoorstel op hoofdlijnen ondersteunt,
waaronder Nederland, is niet groot genoeg om tegengewicht te bieden aan de groep lidstaten
die vindt dat het Commissievoorstel niet haalbaar is in hun specifieke situatie, al
dan niet als gevolg van lastige sociaaleconomische omstandigheden. Een groot deel
van deze lidstaten wil ook veel meer tijd krijgen om onder «derogatie» aan de richtlijn
te gaan voldoen, bijvoorbeeld 10 jaar tijd. Een ander deel zoekt flexibiliteit in
de vorm van derogatie voor specifieke gebieden of landsdelen.
Standpunt Nederland
Het standpunt van Nederland, zoals vastgelegd in het BNC-fiche17, blijft voor het kabinet het richtinggevend kader. Hierin staat dat Nederland kan
instemmen met de door de Commissie voorgestelde normstelling vanaf 2030, op voorwaarde
dat deze normen met de beste inzet overal in Nederland haalbaar zijn in 2030. Onderzoek
door het RIVM heeft aangetoond dat dit voor het overgrote deel van ons land haalbaar
is op basis van bestaand en voorgenomen beleid.18 De »beste inzet» weegt zwaar voor het kabinet, aangezien het de gezondheid van burgers
in Nederland en de EU betreft, en dit mede gezien moet worden in het licht van de
Kabinetsreactie op het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid over «Industrie
en Omwonenden».19 Ook voor sectoren buiten de industrie streven we naar verdergaande vermindering van
luchtverontreinigende stoffen.
Het BNC-fiche geeft verder aan dat de datum waarop nieuwe normen in moeten gaan wat
Nederland betreft binnen de bandbreedte van 2030–2035 moet vallen. Een later doeljaar
dan 2035 laat naar verwachting te weinig tijd voor het resterende traject richting
2050, en het realiseren dat geen significante gezondheidsschade en schade aan ecosystemen
meer wordt verwacht als gevolg van milieuvervuiling (Zero Pollution). De mogelijkheid
voor lidstaten om vanaf 2030 een derogatie van maximaal vijf plus drie jaar te gebruiken,
leidt ertoe dat overal in de EU uiterlijk in 2037 wordt voldaan aan de nieuwe grenswaarden
voor luchtkwaliteit. Op verreweg de meeste plekken zal al eerder aan de nieuwe grenswaarden
worden voldaan. Het voordeel van ruimere derogatiemogelijkheden boven het aanpassen
van de grenswaarden zelf is dat daar waar dit haalbaar is, de luchtkwaliteit al in
2030 aan de nieuwe normen voldoet en daarna onder die normen blijft.
Om een gelijk speelveld te waarborgen en grensoverschrijdende negatieve effecten te
voorkomen, is het voor Nederland belangrijk bij de positie van de Raad dat de voorwaarden
voor het verlenen van derogatie zo beperkt en specifiek mogelijk zijn. Een andere
belangrijke voorwaarde die wat Nederland betreft moet blijven, is dat een derogatie
uitsluitend kan worden verleend op basis van een deugdelijk luchtkwaliteitsplan, inclusief
concrete maatregelen, een budgetvoorstel en het vooruitzicht dat de luchtkwaliteit
binnen de derogatieperiode voldoende verbetert. Hier zal de Commissie streng op moeten
toezien. Mijn streven is overigens dat Nederland geen gebruik zal maken van de mogelijkheid
tot derogatie, mocht deze uiteindelijk in de richtlijn worden opgenomen.
De bovenstaande inzet van Nederland in de Raad is wat mij betreft ambitieus, en in
lijn met wat we nationaal nastreven met het Schone Lucht Akkoord. Daarmee geeft deze
invulling aan de motie van het lid Van der Plas20. Tijdens de onderhandelingen in het afgelopen jaar is ook gehandeld in lijn met de
motie van het lid Van Esch c.s.21, die verzoekt om periodieke evaluatie door de Commissie van de luchtkwaliteitsnormen
zodra de WHO nieuwe advieswaarden uitbrengt. Dit heeft geleid tot een passage in de
nieuwste compromistekst waarin is vastgelegd dat de luchtkwaliteitsstandaarden «zo
vaak als nodig» zullen worden geëvalueerd. Hierbij zal rekening worden gehouden met
de laatste wetenschappelijke inzichten van de WHO.
III. Toezegging Kaderrichtlijn Afvalstoffen
Zoals in het Commissiedebat Milieuraad op 12 oktober jl. toegezegd, informeer ik (Staatssecretaris
van Infrastructuur en Waterstaat) u of het mogelijk is om te analyseren hoe er in
de EU-lidstaten verschillend wordt omgegaan met de vier voorwaarden uit artikel 6
(einde-afvalfase) van de Kaderrichtlijn Afvalstoffen (Kra). In 2019 is door het netwerk
van de Europese Unie voor de tenuitvoerlegging en handhaving van de milieuwetgeving
(IMPEL) een vergelijkende analyse gedaan. Dit document gaat in op de situatie in zes
landen, waaronder Nederland en Vlaanderen. Nederland had graag gezien dat de nu lopende
herziening van de Kra een integrale herziening was geweest.
Tijdens de Milieuraad van 16 oktober jl. heb ik de Commissie opgeroepen werk te maken
van een dergelijke brede herziening, waarbij ook artikel 6 onder de loep wordt genomen.
In dat licht zal ik (Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat) de Commissie
vragen de eerdergenoemde, door IMPEL uitgevoerde, analyse aan te vullen door ook de
situatie in lidstaten die niet in het rapport zijn opgenomen te analyseren. Eveneens
zal ik zelf bij de lidstaten navragen hoe de voorwaarden uit artikel 6 van de Kra
in hun respectievelijke landen worden geïnterpreteerd en toegepast bij de beoordeling
van de einde-afvalstatus. Ik zal zodra ik het overzicht van deze informatie heb, dit
inbrengen bij de Commissie ten behoeve van de eerstvolgende herziening van de Kra
en deze tevens delen met uw Kamer.
IV. Akkoord trilogen verordening gefluoreerde broeikasgassen
Op 5 oktober jl. is overeenstemming bereikt tussen de Raad, het Europees Parlement
en de Commissie over de herziening van de verordening gefluoreerde broeikasgassen
(FGAS)22.
Het grootste discussiepunt tussen de Raad en het Europees Parlement betrof productverboden
voor warmtepompen en airconditioning die na bepaalde data alleen nog maar volledig
FGAS vrij mogen zijn. In het bereikte akkoord zijn aanvullende en aangescherpte verboden
voor het nieuw op de markt brengen van deze producten en apparatuur, die F-gassen
bevatten, afgesproken. Hierbij wordt voldoende tijd en flexibiliteit aan de markt
geboden, waarmee eveneens de zorgen van diverse lidstaten zijn weggenomen. Hiermee
wordt de transitie van koudemiddelen met een hoog «aardopwarmingsvermogen» (Global Warming Potential = GWP) naar natuurlijke koudemiddelen verder versneld. Met het akkoord wordt de ambitie
voor het reduceren van fluorkoolwaterstoffen (HFK’s) verhoogd, en wordt de consumptie
uit gefaseerd in 2050. Omdat het in juli niet lukte om een akkoord te bereiken23, wordt de reductie van het HFK quotum nu vanaf 2025 ingezet, in plaats van in 2024.
Het kabinet is positief over deze ambitieuze uitkomst, omdat de EU hiermee verder
uitloopt op het Kigali Amendement van het Montreal Protocol en het goed aansluit bij
de EU klimaatdoelen.
Stemming in het Europees Parlement over zowel de verordening FGAS als de herziening
van de verordening betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen (ODS)24, die nauw met elkaar samenhangen, zal naar verwachting in januari 2024 plaatsvinden.
De verordeningen kunnen dan in het eerste kwartaal van 2024 in werking treden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie