Brief regering : Het geactualiseerde schelpdierbeleid (2023-2033)
29 675 Zee- en kustvisserij
Nr. 225
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 oktober 2023
Met deze brief doe ik het geactualiseerde schelpdierbeleid aan de Tweede Kamer toekomen.
Het in 2004 vastgestelde Beleidsbesluit Schelpdiervisserij 2005–2020 «Ruimte voor
een Zilte Oogst» was gericht op een transitie naar verduurzaming in de schelpdiercultuur
en de benodigde ruimte daarvoor.1 Het geactualiseerde schelpdierbeleid 2023–2033 «Duurzame eiwitten uit Nederlandse
schelpdieren» zet deze ingeslagen weg van verduurzaming voort en richt zich daarbij
op duurzame eiwitten uit Nederlandse schelpdieren.
In de afgelopen beleidsperiode zijn zowel de schelpdiersector zelf als het beleidslandschap
rondom de sector veranderd. Nu wordt het schelpdierbeleid geactualiseerd naar aanleiding
van deze ontwikkelingen van de periode na 2004 in zowel beleid als de situatie in
de sector. Het schelpdierbeleid heeft een sterke relatie met de voedselvisie, die
dit jaar aan Uw Kamer zal worden aangeboden. Doel is het borgen van voedselvoorziening
uit zee en grote wateren. Het experimenteerbeleid en uitgiftebeleid voor opschaling
van activiteiten zijn bijgewerkt. Daarnaast is het schelpdierbeleid samengevoegd met
de «innovatierichtlijn voor de Schelpdiervisserij en -kweek in de Nederlandse kust-
en zoute binnenwateren» uit 2012. Hierdoor is al het beleid rond schelpdierkweek en
-visserij overzichtelijk in één document beschreven.
Het schelpdierbeleid heeft als doel «een economisch gezonde bedrijfstak met productiemethoden
die de natuurwaarden van de Natura 2000 gebieden respecteren en daar waar mogelijk
versterken». Dit is opgedeeld in drie onderdelen:
Ecologisch verantwoord – behoud en bescherming van de natuurwaarden met respect voor de natuurlijke draagkracht
van het gebied waar de activiteit plaats gaat vinden. De doelstellingen zoals geformuleerd
in de aanwijzing van de Natura 2000 gebieden zijn daarbij leidend. Daarnaast wordt
gestreefd naar een verdere bescherming van natuurwaarden door lage impact van visserij
en kweek via privaatrechtelijke afspraken met belanghebbende partijen. Ontwikkeling
van karakteristieke bodembiotopen en aanwezigheid van grote aaneengesloten gebieden
zonder schelpdierkweek en schelpdiervisserij in de kustwateren zijn daar een onderdeel
van.
Economisch verantwoord – de activiteit moet rendabel zijn voor de sector. Dit betekent onder andere dat
de schelpdiersector (zowel visserij als kweek) de tijd en mogelijkheid krijgt om benodigde
investeringen en innovaties op verantwoorde wijze door te kunnen voeren.
Maatschappelijk verantwoord – door in activiteiten rekening te houden met maatschappelijke waarden zoals bijvoorbeeld:
klimaatneutraliteit, circulariteit, eerlijke ketens en een voedselvoorziening die
op orde is én blijft. Dit betekent dat de activiteiten en innovaties gericht moeten
zijn op het produceren van kwalitatief goed, gezond en betaalbaar voedsel waarbij
negatieve klimaat- en milieueffecten worden beperkt.
Rechten worden binnen de beperkte ruimte en conform natuurlijke randvoorwaarden verdeeld.
Hierbij worden (opschalings)rechten bij voorkeur toebedeeld aan de bestaande visserijsector.
Nieuwe rechten vanuit de Visserijwet 1963 voor schelpdiervisserij en/of -kweek zullen
niet meer voor onbepaalde tijd worden uitgegeven, maar voortaan verstrekt worden voor
een (in gedeelten verdeelde) periode van maximaal 12 jaar. Hiervoor wordt gekozen
om zo de schaarse ruimte beheersbaar te houden. Na deze periode zal het recht terug
vallen aan de Staat die de rechten op basis van een aantal voorwaarden en criteria
aan een (nieuw) vast te stellen gebruikersgroep toekent of op basis van loting aan
de geïnteresseerde gebruikers. Afhankelijk van de gedane investeringen en/of het algemeen
belang kan worden afgeweken van de maximale uitgiftetermijn van 12 jaar. In het geactualiseerde
schelpdierbeleid is een voorziening opgenomen om nieuwe schelpdierrechten ná deze
maximale termijn van 12 jaar opnieuw toe te wijzen aan de oorspronkelijke rechthebbende/uitvoerder.
Voor nieuwe kansrijke soorten (zoals bijvoorbeeld de Filipijnse tapijtschelp) die
zich mogelijk in de komende beleidsperiode op grotere schaal zullen vestigen in Nederlandse
wateren geldt dat er per geval, op basis van wetenschappelijk onderzoek, zal worden
bezien of bevissing van die soort kan worden toegestaan. In dat geval zal de nieuwe
soort worden opgenomen in bijlage 1 van de Uitvoeringsregeling visserij zodat het
vissen op deze soort gereguleerd is door de Visserijwet 1963 en de daarop gebaseerde
regelgeving. De kweek van dergelijke nieuwe soorten is alleen mogelijk als uit gedegen
wetenschappelijk onderzoek blijkt dat deze geen negatieve impact heeft op het ecosysteem
en/of de voedselvoorraad voor vogels. Hiervoor is gekozen om de verspreiding van (invasieve)
exoten zoveel mogelijk te beperken. Het uitgiftebeleid, experimenteerbeleid en beleid
voor nieuwe soorten zal in de komende periode nader worden uitgewerkt in een beleidsregel.
Voor de huidige langlopende experimenten in het Grevelingenmeer en het Veerse Meer
zal een eindbeoordeling worden uitgevoerd op basis van de door de initiatiefnemers
ingediende (voortgangs)rapportages. Op basis hiervan en de resultaten van de rapportages
ingevolge de vergunning op grond van de Wet natuurbescherming zal worden beoordeeld
welke experimenten zich hebben bewezen en als reguliere activiteit gegund kunnen worden
aan de initiatiefnemers. In het Veerse Meer en het Grevelingenmeer worden de gebruikers
overigens al een geruim aantal jaren geconfronteerd met waterkwaliteitsproblemen.
Gelet hierop zal ik, in afstemming met de waterbeheerder (Rijkswaterstaat), de komende
jaren terughoudend omgaan met het toestaan van nieuwe kweekinitiatieven/-experimenten
(en dus ook daaropvolgende opschaling) anders dan de hierboven genoemde experimenten.
Er zal in de komende beleidsperiode worden ingezet op een beëindiging van de mechanische
kokkelvisserij in de Oosterschelde, omdat daar sinds 2006 geen gebruik meer van is
gemaakt. Na beëindiging van deze rechten zal aldaar uitsluitend nog handmatig op kokkels
mogen worden gevist. Dit zal worden vastgelegd in een beleidsregel. Evenals in de
Waddenzee wordt er in dat geval geen uitgebreid voedselreserveringsbeleid meer noodzakelijk
geacht en kan jaarlijks minimaal 95% van het kokkelbestand in de Oosterschelde worden
gereserveerd voor de natuur. Of een beëindiging van de mechanische kokkelvisserij
in de Voordelta en/of de Westerschelde opportuun is, zal in een later stadium worden
besloten.
In principe is het schelpdierbeleid van toepassing op de periode 2023–2033. In de
komende periode worden de Natura 2000 beheerplannen geëvalueerd. Tevens heeft de Minister
voor Natuur en Stikstof in 2022 het initiatief genomen om te komen tot een «beleidskader
natuur Waddenzee».
Aanvullend heeft het op 21 februari 2023 gepubliceerde EU Actieplan voor bescherming
en herstel van mariene ecosystemen voor een duurzame en veerkrachtige visserij van
de Europese Commissie mogelijk ook impact op de schelpdierkweek en -visserij, omdat
deze voornamelijk plaats vinden binnen Natura 2000 gebieden en gebruik maken van bodemberoerende
technieken.
Als de nieuwe beheerplannen, of nieuw(e) (invulling van) natuurbeleid, reden geven
tot fundamentele wijzigingen in het schelpdierbeleid zal dit worden herzien middels
een aanvullend document aan de Tweede Kamer.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
P. Adema
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit