Brief regering : Reactie op de motie van de leden Van der Woude en Van der Graaf over in de technologiestrategie een analyse maken van de verdeling van onderzoeks- en onderwijsmiddelen over alfa, bèta, gamma en (technisch-)medische wetenschap (Kamerstuk 36200-VIII-75)
31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid
Nr. 1087
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 oktober 2023
Hierbij stuur ik u de beantwoording van de motie van de leden Van der Woude en Van
der Graaf.1 Deze motie verzoekt het kabinet om in de technologiestrategie een analyse te maken
van de verdeling van onderzoeks- en onderwijsmiddelen over alfa, bèta, gamma en (technisch-)medische wetenschap in Nederland en andere landen. Ook verzoekt de motie het kabinet
om bij deze analyse van financiële middelen een nadere uitsplitsing te maken naar
specifieke sectoren en technologieën binnen de brede domeinen/wetenschapsgebieden
alfa, bèta, gamma en (technisch-)medische wetenschap, inclusief de relevantie van deze sectoren of technologieën voor
grote maatschappelijke transities. Momenteel wordt door mijn collega van het Ministerie
van Economische Zaken en Klimaat (EZK) nog gewerkt aan de Nationale Technologiestrategie.
Omdat de inzichten vanuit de analyse van de bijdrage van sleuteltechnologieën aan
maatschappelijke missies nu al zelfstandig deelbaar zijn, deel ik deze zoals eerder
toegezegd met uw Kamer.2
De beantwoording van uw motie vergde verschillende analyses, die ik zal samenbrengen
in deze brief. Ik zal daarbij steeds verwijzen naar de volledige analyses in de bijlages.
De figuren in deze brief zijn afkomstig uit de verschillende bijlagen.3
Bijlage
Titel
Opsteller
1
R&D-investeringen naar wetenschapsgebied
Rathenau Instituut
2
Studenten in het hoger onderwijs naar wetenschapsgebied
Rathenau Instituut
3
Verdeling van de onderwijsmiddelen in rijksbijdrage over de domeinen alfa, bèta, gamma
en medisch
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
4
Verdeling van publieke middelen naar specifieke sectoren en technologieën
Dialogic
5
Relevantie van wetenschappelijke sectoren voor missies
Dialogic
6
Analyse bijdrage sleuteltechnologieën aan maatschappelijke missies
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
In deze brief ga ik eerst in op de verdeling van onderzoeks- en onderwijsmiddelen
per wetenschapsdomein in Nederland en andere landen. Vervolgens geef ik de analyse
weer van de nadere uitsplitsing naar specifieke sectoren en technologieën. Ten slotte
sta ik stil bij de relevantie van wetenschappelijke sectoren en technologieën voor
maatschappelijke transities.
1. Nederland investeert relatief veel middelen in medisch onderzoek, verdere toename
in R&D-investeringen verwacht
De investeringen in onderzoek en onderwijs hangen op verschillende manieren samen,
zowel in de bekostiging als in de uitvoering van de beide taken. De samenhang acht
ik van groot belang voor de kwaliteit van zowel het onderzoek als het onderwijs. In
de internationale data wordt er echter een onderscheid gehanteerd tussen onderwijs
en onderzoek, waardoor een vergelijking alleen mogelijk is als beide typen investeringen
apart worden gepresenteerd.
Onderzoek
Het Rathenau Instituut heeft een analyse uitgevoerd naar de verdeling van de onderzoeksmiddelen
over alfa-, gamma-, bèta- en technische4 en medische wetenschappen in een internationaal vergelijkend perspectief (bijlage 1).
Publieke uitgaven: verdeling over domeinen en ontwikkeling in de tijd
Het Rathenau Instituut heeft een analyse gemaakt van de uitgaven in research & development
(R&D) van hogeronderwijsinstellingen en andere publieke onderzoeksinstellingen naar
domeinen, inclusief de ontwikkeling in de tijd (figuur 1). De totale R&D-uitgaven
stegen tussen 2013 en 2021 met 36%. De uitgaven aan de bèta en technische wetenschappen
groeiden met 826 miljoen euro (een stijging van 37%). De uitgaven aan de medische
wetenschappen stegen met 459 miljoen euro (33%), aan de gammawetenschappen met 339
miljoen euro (36%) en aan de alfawetenschappen met 139 miljoen euro (38%). Ondanks
de toename van de publieke R&D-uitgaven constateerde PwC in 2021 dat het macrobudget
voor het wetenschappelijk onderzoek en onderwijs ontoereikend was.5 Daarom heeft dit kabinet structureel en in het Fonds Onderzoek en Wetenschap geïnvesteerd.
Met deze investeringen worden onder andere de sectorplannen en starters- en stimuleringsbeurzen
gefinancierd. Dit zorgt voor meer rust en ruimte voor wetenschappelijk personeel,
voor ongeveer 1200 extra vaste aanstellingen aan universiteiten en voor verdere profilering
en samenwerking van universiteiten en umc’s.
Door de huidige investeringen van het kabinet in onder andere het Fonds Onderzoek
en Wetenschap en het Nationaal Groeifonds verwacht het Rathenau Instituut een algemene
toename van de publieke investeringen in R&D in de komende jaren. Een toename in de
publieke investeringen leidt naar verwachting van het Rathenau Instituut ook tot een
groei van de private investeringen.
Publieke uitgaven: verdeling over domeinen in internationaal vergelijkend perspectief
Het Rathenau Instituut concludeert dat in Nederland in vergelijking met andere landen
een relatief groot aandeel van R&D-uitgaven van Nederlandse hogeronderwijsinstellingen
en andere publieke onderzoeksinstellingen wordt geïnvesteerd in de medische wetenschappen
(figuur 2). Het aandeel alfa- en gammawetenschappen is in een internationaal perspectief
gemiddeld. Met name binnen de universiteiten en hogescholen is het aandeel van bèta-
en technische wetenschappen in de uitgaven voor onderzoek vergeleken met andere landen
relatief wat lager. Binnen de andere publieke onderzoeksinstellingen is het aandeel
van bèta- en technische wetenschappen in de R&D-uitgaven gemiddeld, zo concludeert
het Rathenau Instituut.
De R&D-uitgaven van Nederlandse hogeronderwijsinstellingen en publieke onderzoeksinstellingen
als percentage van het bruto binnenlands product (bbp) schetst een beeld van relatief
lage uitgaven aan bèta- en technische wetenschappen en gemiddelde uitgaven aan de
overige wetenschapsdomeinen (figuur 3).
Publieke uitgaven: ontwikkelingen in de tijd per domein in internationaal vergelijkend
perspectief
Het Rathenau Instituut concludeert dat de R&D uitgaven in de periode 2013–2019 voor
hoger onderwijs en publieke onderzoeksinstellingen met 10% groeiden, gecorrigeerd
voor de inflatie (figuur 4).6 De alfawetenschappen groeiden procentueel het meest (17%), gevolgd door de gammawetenschappen
(14%) en de bèta- en techniekwetenschappen (12%). De uitgaven in de medische wetenschappen
zijn in de genoemde periode het minste gestegen, met 4%. Zoals eerder genoemd zijn
de uitgaven in de medische wetenschappen ten opzichte van andere landen relatief hoog
in Nederland. Een belangrijk deel van de groei in de uitgaven in de medische wetenschappen,
zoals eerder benoemd, vond plaats in 2020 en 2021 en is niet meegenomen in deze figuur.
Totale investeringen in R&D: ontwikkelingen in de tijd per domein
Als er naar de totale R&D uitgaven (inclusief private uitgaven) wordt gekeken, vertoont
de verdeling tussen de verschillende domeinen in de afgelopen jaren een stabiel beeld
(figuur 5). Tussen 2013 en 2020 gaat jaarlijks 73% van de R&D uitgaven naar bèta-
en technische wetenschappen, 15% naar medische wetenschappen, 9% naar gammawetenschappen
en 3% naar alfawetenschappen, zo stelt het Rathenau Instituut.
Het Rathenau Instituut concludeert dat er vanuit het bedrijfsleven veruit het meeste
wordt uitgegeven aan de bèta- en technische wetenschappen (86%). Dit geldt ook voor
de publieke onderzoeksinstellingen (72%). In het hoger onderwijs is het aandeel van
de uitgaven aan de bèta en technische wetenschappen tussen 2013 en 2020 met 3 procentpunt
gestegen, tot 41%. In de afgelopen jaren ziet het Rathenau Instituut extra investeringen
in de bèta- en technische wetenschappen, onder andere door de sectorplannen.
Onderwijs
Het Rathenau Instituut en de OECD concluderen dat er geen betrouwbare en/of complete
data beschikbaar is voor een internationale vergelijking van de verdeling van de onderwijsmiddelen
over de verschillende domeinen. De systematiek voor bekostiging verschilt te veel
tussen de landen. Wel is het mogelijk om een vergelijking te maken van de spreiding
van het aantal studenten verdeeld over de verschillende domeinen, zoals het Rathenau
Instituut heeft gedaan in haar analyse (bijlage 2). In Nederland volgt meer dan de helft van studenten in het hoger beroepsonderwijs
(hbo) en het wetenschappelijk onderwijs (wo) een gammastudie, relatief veel ten opzichte
van studenten in andere landen. In internationaal vergelijkend perspectief ligt het
aantal studenten in de domeinen bèta en techniek in de bachelorfase relatief laag
(figuur 6) en in de masterfase relatief hoog (figuur 7). Het aantal masterstudenten
in de domeinen bèta en techniek is tussen 2013 en 2021 fors gestegen, zo concludeert
het Rathenau Instituut.
In aanvulling op de analyse van het Rathenau Instituut heb ik voor Nederland een analyse
gemaakt voor de verdeling van de onderwijsmiddelen tussen de domeinen alfa, bèta,
gamma en medisch (bijlage 3).7 Dit betreft een update van de beantwoording van de motie van het lid Tielen (Kamerstuk
35 000 VIII, nr. 39) uit 2019.8 Deze analyse betreft alleen de studentgebonden financiering.9 Voor het hbo betreft dit 80% van de totale rijksbijdrage in 2023 en voor het wo betreft
dit 45%.
De totale studentgebonden financiering is in het hoger onderwijs het hoogst in het
gammadomein. In het wo wordt het gammadomein op korte afstand gevolgd door het bètadomein
(figuur 8). In het hbo is sprake van een groter verschil tussen de domeinen gamma
en bèta (figuur 9). In het hbo is de verdeling tussen de domeinen de afgelopen jaren
stabiel, terwijl in het wo er een relatieve verschuiving zichtbaar is van het medische
domein in de richting van de domeinen gamma en bèta en techniek. In absolute bedragen
nemen de investeringen in alle domeinen in het hoger onderwijs toe. Dit komt door
een toename van het aantal studenten in alle domeinen.
Figuur 8
Figuur 9
2. Nadere uitsplitsing naar sectoren en technologieën is beperkt mogelijk
Naast de middelenverdeling tussen de domeinen alfa, bèta, gamma en medisch, verzoekt
de motie tevens een uitsplitsing te maken naar specifieke sectoren en technologieën
in Nederland en andere landen. Hiervoor heeft Dialogic een analyse uitgevoerd op basis
van beschikbare openbare databronnen (bijlage 4). Dialogic concludeert dat er onvoldoende informatie beschikbaar is om een volledig
en diepgaand inzicht te geven in de publieke onderzoeksmiddelen voor specifieke sectoren
en technologieën. Op basis van het beperkte beeld dat kan worden gegeven, concludeert
Dialogic dat Nederland relatief grote investeringen doet in onderzoek naar gezondheid
en industriële productie en technologie. Daarnaast investeert Nederland via de «Important
Projects of Common European Interest» (IPCEI) relatief veel onderzoeksmiddelen in
waterstof. Ook stelt Dialogic vast dat Nederland met het Nationaal Groeifonds een
inhaalslag maakt met de investeringen in de sleuteltechnologieën.
3. Een brede set aan wetenschappelijke sectoren en technologieën is relevant voor
maatschappelijke transities
Maatschappelijke transities spelen een belangrijke rol in het overheidsbeleid. Zo
draagt het Nationaal Preventieakkoord10 bij aan een gezondere Nederlandse bevolking en wordt er met het Klimaatakkoord11 gewerkt aan het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen. Daarnaast wordt
er via het missiegedreven innovatiebeleid richting gegeven aan maatschappelijke transities.
Dit voorjaar heeft het kabinet de doelstellingen van het missiegedreven innovatiebeleid
herijkt, om recht te doen aan de grote uitdagingen waar Nederland voor staat op de
terreinen van (1) energietransitie, (2) circulaire economie, (3) gezondheid en zorg,
(4) landbouw, water en voedsel en (5) veiligheid.12
Er bestaat geen uitputtende lijst van maatschappelijke transities. De bovengenoemde
vijf centrale missies geven een beeld van actuele maatschappelijke vraagstukken. Daarom
wordt voor de beantwoording van de motie gebruik gemaakt van de term missies.
Wetenschappelijke sectoren
Dialogic heeft een analyse uitgevoerd naar de relevantie van de wetenschappe-lijke
sectoren voor de vijf genoemde missies (bijlage 5). Voor iedere centrale missie heeft Dialogic de relevantie per wetenschappelijke
sector bekeken. Dit is een nadere uitsplitsing van de domeinen zoals genoemd in de
motie (alfa, bèta, gamma, medisch). De sectoren zijn ingedeeld volgens het Centraal
Register Opleidingen Hoger Onderwijs (CROHO), waar gelijksoortige opleidingen in het
hoger onderwijs worden geclusterd: (1) economie, (2) gedrag en maatschappij, (3) gezondheid,
(4) landbouw en natuurlijke omgeving, (5) natuur, (6) onderwijs, (7) recht, (8) taal
en cultuur, (9) techniek, (10) sectoroverstijgend.13
Uit de analyse van Dialogic blijkt dat een brede set aan wetenschappelijke sectoren
relevant is voor maatschappelijke missies. Bij de energietransitie is bijvoorbeeld
onderzoek naar menselijke gedrag in combinatie met technische innovatie cruciaal.
Daarbij is ook het onderzoeken naar het doceren van nieuwe vaardigheden in het onderwijs
relevant. Bij de circulaire economie is het econo-misch onderzoek en onderzoek naar
duurzame materialen belangrijk. In de missie «gezondheid en zorg» staat uiteraard
de sector gezondheid centraal, inclusief het belang van preventie en de sociale omgeving
die hierop van invloed is. In de missie «landbouw, water en voedsel» is naast onderzoek
naar de landbouw en natuur ook een belangrijke rol weggelegd voor onderzoek naar communicatie
en draagvlak voor transities en het bijbehorend overheidsbeleid. In de missie «veiligheid»
is onderzoek naar de fysieke en digitale veiligheid van belang voor de bestrijding
van (cyber)criminaliteit en een veilige wereld. Overkoepelend speelt het recht bij
alle missies een belangrijke rol. Naast de relevantie van het onderzoek binnen sectoren
waar de motie om vraagt, draagt ook het interdisciplinair onderzoek bij aan de maatschappelijke
transities. In haar rapport geeft Dialogic hier een aantal voorbeelden van, zoals
onderzoek naar een effectieve en rechtvaardige energietransitie in kansarme wijken.
Technologieën
Een leidende positie op diverse technologieën heeft lange tijd bijgedragen aan de
westerse welvaart, stabiliteit en veiligheid; deze positie staat echter onder druk,
en is niet vanzelfsprekend.14 Om meer regie en actiever beleid op sleuteltechnologieën te voeren, werkt het Ministerie
van Economische Zaken en Klimaat (EZK) aan een Nationale Technologiestrategie. Ter
voorbereiding op de Nationale Technologiestrategie heeft de Minister van EZK aan de
Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) en de Nederlandse Organisatie
voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek (TNO) advies gevraagd om de lijst
met sleuteltechnologieën te herijken, om een actueel beeld te geven van de huidige
stand van zaken van innovatie en wetenschap. De 44 sleuteltechnologieën zijn onderverdeeld
in acht clusters: (1) advanced materials, (2) photonics and optical technologies,
(3) quantum technologies, (4) digital and information technologies, (5) chemical technologies,
(6) nanotechnology, (7) life sciences and biotechnologies, (8) engineering and fabrication
technologies.15
Sleuteltechnologieën spelen een belangrijke rol bij het realiseren van de missies
zoals de verkenning van het Ministerie van EZK weergeeft (bijlage 6). Uit de analyse blijkt dat nagenoeg alle clusters in meer of mindere mate relevant
zijn voor één of meerdere missies. Dit geldt in sterke mate voor digital and information
technologies en engineering and fabrication technologies. Ook de relevantie van advanced
materials, chemical technologies en life science and biotechnologies wordt breed ervaren.
De andere drie sleuteltechnologie-categorieën (photonics and optical technologies,
quantum technologies en nanotechnology) worden niet gekenmerkt als zijnde van primair
belang voor meerdere missies, bijvoorbeeld omdat deze minder zichtbaar zijn of omdat
de concrete bijdrage aan de missies momenteel nog lastig in te schatten is.
Tot slot
De verscheidene analyses bieden een overkoepelend beeld. In internationaal vergelijkend
perspectief investeert Nederland relatief veel publieke middelen in medisch onderzoek.
Er is een toename zichtbaar in de absolute investeringen in alle domeinen en de verwachting
is dat deze toename met het huidige kabinetsbeleid doorzet. De breedte van de wetenschappelijke
sectoren en technologieën zijn immers onmisbaar voor de huidige centrale missies.
De analyses kennen ook beperkingen. Onderzoek en onderwijs zijn niet altijd in domeinen
en sectoren in te delen: het is vaak interdisciplinair. Daarnaast gaat bij een internationale
vergelijking de economische en sociale context per land verloren, terwijl die een
belangrijke rol speelt in de investeringskeuzes die worden gemaakt.
Momenteel wordt gewerkt aan de Nationale Technologiestrategie. Deze zal op enige termijn
met uw Kamer worden gedeeld. De hier gegeven inzichten uit de bijgestuurde verkenning
van de impact van technologieën op maatschappelijke uitdagingen zijn onderdeel van
het afwegingsproces om tot definitieve prioritering van technologieën te komen. Hiernaast
wordt gekeken naar de verwachte economische impact, de impact op nationale veiligheid
en hoe we momenteel al gepositioneerd zijn op specifieke technologieën. In de uiteindelijke
Kamerbrief over de Nationale Technologiestrategie zal de Minister van EZK duidelijk
maken op welke technologieën het kabinet wil focussen, en op welke manier zij verwacht
dit te doen.
In mijn aanbiedingsbrief16 bij de Toekomstverkenning heb ik een aantal vragen geschetst die raken aan deze motie.
Zo schetste ik daar de vraag in welke mate en op welke manier de overheid moet sturen
op het onderwijsaanbod en op de studentenstromen. Daarnaast ben ik ingegaan op de
sturingsfilosofie en bekostigingssystematiek. De analyses die ik met deze brief heb
gedeeld als antwoord op de motie van de leden Van der Woude en Van der Graaf kunnen
waardevolle inzichten bieden in deze en andere relevante discussies.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
R.H. Dijkgraaf
Indieners
-
Indiener
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.