Brief regering : Herstelactie lege aanslagen ZAU (Zelfstandigen Applicatie UWV)
26 448 Structuur van de uitvoering werk en inkomen (SUWI)
Nr. 734
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 oktober 2023
Inleiding
Het is niet de bedoeling dat burgers in de problemen komen door fouten bij de overheid.
In mijn junibrief over de Stand van de uitvoering sociale zekerheid 2023 (Kamerstuk
26 448, nr. 717) heb ik uw Kamer ervan op de hoogte gesteld dat UWV in een aantal gevallen een te
hoge uitkering heeft toegekend als gevolg van een fout in de software van de Zelfstandigen
Applicatie UWV (ZAU). Tevens kondigde ik in deze brief aan uw Kamer na de zomer te
informeren over de afwikkeling hiervan. Dat doe ik middels deze brief.
In deze brief ga ik achtereenvolgens in op de achtergrond, de omvang, de oorzaak en
het oplossen van de problematiek die is ontstaan als gevolg van de foutieve gegevensaanlevering
via ZAU. UWV heeft in 2022 deze fout hersteld door het werkproces aan te passen. Dat
licht ik in het navolgende nader toe. Tot slot geef ik toelichting op mijn besluit
dat UWV niet terug hoeft te komen op de eerder afgegeven beschikkingen over de hoogte
van de uitkering en dat de te veel betaalde uitkeringen niet worden teruggevorderd.
Achtergrond lege aanslagen ZAU
ZAU is een applicatie waarmee inkomstengegevens van zelfstandigen worden uitgewisseld
tussen de Belastingdienst en UWV. Hierdoor hoeven betrokkenen niet zelf hun inkomstengegevens
door te geven aan UWV. Het gaat om inkomstengegevens van zelfstandigen die een uitkering
hebben op grond van onder meer de Ziektewet, WIA of ZEZ-regeling (de Zwangerschapsregeling
voor zelfstandigen). Het kan ook gaan om de inkomensgegevens (als zelfstandige) van
de partner van de uitkeringsgerechtigde, omdat het inkomen van de partner van invloed
kan zijn op het recht op en de hoogte van de toegekende toeslag op grond van de Toeslagenwet.
Eind 2021 heeft UWV ontdekt dat de Belastingdienst aanslagen via ZAU heeft aangeleverd
die ten onrechte leeg waren: de aanslagen werden aangeleverd zonder dat daarop gegevens
over de inkomsten als zelfstandige vermeld waren, terwijl betrokkenen in een aantal
gevallen wel inkomsten als zelfstandige hadden genoten. Bij deze lege aanslagen is
UWV er (ten onrechte) van uitgegaan dat betrokkenen geen inkomen als zelfstandige
hadden genoten. De lege aanslag werd daarom zonder nader onderzoek door UWV afgehandeld.
Het gevolg hiervan is dat UWV in voorkomende gevallen de uitkering definitief heeft
vastgesteld zonder rekening te houden met de (eventuele) genoten inkomsten als zelfstandige.
Omvang van de problematiek
Op basis van een steekproef schat UWV dat in de jaren 2017 tot 2021 in ongeveer 15.000
uitkeringsgevallen de gegevens niet op correcte wijze via ZAU zijn verwerkt; de aanslag
was leeg terwijl de uitkeringsgerechtigde of diens partner wel werkzaam was (geweest)
als zelfstandige. Vervolgens heeft UWV via een steekproef onderzocht in hoeveel gevallen
de lege aanslag heeft geleid tot toekenning van een te hoge uitkering. Op basis van
die steekproef schat UWV dat het gaat om in totaal circa 250 uitkeringsgevallen en dat daar een totaalschadebedrag van circa 300.000 euro mee gemoeid
is, voor de periode 2017 tot 2021.
Oorzaak en oplossing van foutieve gegevensaanlevering
De oorzaak van de foutieve gegevensaanlevering via ZAU is helaas nog niet achterhaald.
De Belastingdienst onderzoekt dit. UWV is sinds 2022 in overleg met de Belastingdienst
om de gegevensuitwisseling structureel te verbeteren. In afwachting van de uitkomst
van dit proces heeft UWV de werkinstructies aangepast en acties uitgezet die nodig
zijn als er een lege aanslag in ZAU wordt aangetroffen. Als een lege aanslag wordt
aangetroffen, dan vraagt UWV nu de financiële gegevens uit bij de betrokken zelfstandige.
Op basis van de verkregen gegevens wordt de hoogte van de uitkering vastgesteld en
toegekend. Op deze manier leidt een lege aanslag niet meer tot een foutief vastgestelde
uitkering.
Geen terugvordering van uitkeringen
In deze kwestie is sprake van onrechtmatig verstrekte uitkeringen, omdat bij de vaststelling
ervan ten onrechte geen rekening is gehouden met de verdiensten als zelfstandige.
Het juridische uitgangspunt is dat een ten onterechte betaalde uitkering na herziening
van die uitkering wordt teruggevorderd. Alleen vanwege bijzondere of dwingende redenen
in individuele gevallen, bijvoorbeeld omdat een burger door herziening en terugvordering
in grote financiële moeilijkheden raakt, kan van gehele of gedeeltelijke terug- en
invordering worden afgezien.
Op grond van de wet zouden de uitkeringen in principe herzien en teruggevorderd moeten
worden. Ik besluit in dit geval UWV toe te staan hiervan af te wijken en niet over
te gaan tot terugvordering. Dit sluit aan bij de wijze waarop UWV, vooruitlopend op
dit besluit, is omgegaan met de afhandeling van onjuiste uitkeringen als gevolg van
de foutieve gegevensaanlevering via ZAU.
Een belangrijke reden voor dit besluit is dat sprake is van een fout van de Belastingdienst
c.q. UWV, die naar alle waarschijnlijkheid niet redelijkerwijs duidelijk was of duidelijk
kon zijn geweest voor de betrokkenen.
UWV heeft aangegeven dat als UWV deze in het verleden gemaakte fouten zou willen herstellen,
UWV alsnog een nader onderzoek zou moeten verrichten bij alle 15.000 uitkeringsgerechtigden
bij wie in de jaren 2017 tot 2021 de hoogte van de uitkering is gebaseerd op «geen
winst bij een lege aanslag». UWV zou dan alsnog de inkomensgegevens op moeten vragen
bij al deze betrokkenen. Dit zou onnodig belastend zijn voor deze personen. UWV gaat
er immers vanuit – zoals bleek uit het vorenstaande – dat naar schatting slechts aan
250 van deze 15.000 personen een te hoge uitkering is toegekend. Alleen wanneer zou blijken dat er sprake was
van inkomsten als zelfstandige, zou UWV immers de uitkering – die in het verleden
werd toegekend – alsnog moeten herzien en het te veel betaalde moeten terugvorderen.
Voor diegenen waarvoor bovenstaande geldt, is de verwachting dat het in veel gevallen
niet redelijkerwijs duidelijk was – of had kunnen zijn – dat zij te veel aan uitkering
hebben ontvangen. Bovendien kunnen deze vorderingen ver terug gaan in de tijd – namelijk
tot 2017. UWV vindt het daarom niet wenselijk om deze personen na zo lange tijd alsnog
te confronteren met een terugvordering en ik deel deze afweging.
Het huidige beleid op het gebied van terug- en invorderingen acht ik niet toereikend
voor deze casus. Op onderdelen is hier al meer ruimte gecreëerd, maar bij fouten van
de overheid ervaar ik dat de benodigde ruimte ten aanzien van het terug- en invorderingsbeleid
er niet in alle gevallen is. Dat blijkt ook uit casussen waarbij UWV en de SVB buitenwettelijke
oplossingen hebben gezocht om af te kunnen zien van onterecht verstrekte uitkeringsgelden.
Om deze reden wordt in het kader van de herijking van het handhavingsinstrumentarium
onderzocht op welke wijze het terugvorderings- en invorderingsbeleid op dit punt kan
worden gemoderniseerd.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
C.E.G. van Gennip
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid