Brief regering : IRGC en de Europese terrorismelijst
27 925 Bestrijding internationaal terrorisme
Nr. 948
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 oktober 2023
Conform mijn toezegging aan uw Kamer op 11 oktober 2023 en in navolging van de motie
van het lid Brekelmans (Kamerstuk 32 735, nr.374) ga ik middels deze brief in op de Nederlandse voortrekkersrol bij het plaatsen van
het Iraanse Islamitische Revolutionaire Gardekorps (IRGC) op de Europese terrorismelijst,
de juridische (on)mogelijkheden en het Europese krachtenveld. Voorts informeer ik
uw Kamer naar aanleiding van motie van de leden Jasper van Dijk en Brekelmans (Kamerstuk
21 501–02, nr. 2573) waarin de regering wordt verzocht te «verkennen hoe het netwerk van het Iraanse
regime in kaart kan worden gebracht en zo mogelijk maatregelen te nemen, waaronder
het bevriezen van tegoeden».
Het plaatsen van het IRGC op de Europese terrorismelijst
De Europese terrorismelijst1 is een EU-sanctielijst die als beperkende maatregelen omvat het bevriezen van tegoeden
en economische middelen van geliste personen en entiteiten en een verbod op het ter
beschikking stellen van tegoeden en economische middelen aan die personen en entiteiten.
Het IRGC is sinds 2010 als entiteit gesanctioneerd door de EU vanwege de bijdrage
aan het Iraanse nucleaire programma.2 Plaatsing van het IRGC op de EU-terrorismelijst heeft vanuit juridisch oogpunt geen
extra impact, omdat de beperkende maatregelen reeds gelden ten aanzien van het IRGC.
Het aanmerken van het IRGC als terroristische organisatie heeft echter wel waarde,
ook omdat het daarmee een door de EU erkend feit zou worden. Daarom is het kabinet,
net als uw Kamer, voorstander van een dergelijke stap, mits dit juridisch mogelijk
is, en speelt het kabinet in Europees verband een voortrekkersrol op dit dossier.
De juridische vereisten
In tegenstelling tot andere sanctieregimes van de EU, is voor een listing van een
persoon of entiteit op de EU terrorismelijst een nationaal besluit van een «bevoegde
instantie» vereist. Dit kan bijvoorbeeld een uitspraak zijn van een rechterlijke instantie
of een nationale terrorisme-listing van een bestuurlijke instantie, waarbij het zowel
kan gaan om instanties van de EU-lidstaten als instanties van derde staten, zoals
bijvoorbeeld de Verenigde Staten.
Indien sprake is van een dergelijk «nationaal besluit», kan de Raad van de EU besluiten
de persoon of entiteit op de Europese sanctielijst te plaatsen. Hiervoor is nodig
dat het nationaal besluit aan een aantal voorwaarden voldoet. Zo dienen de door de
bevoegde instantie vastgestelde feiten overeen te komen met terroristische handelingen
zoals gedefinieerd in CP931 en dient de listing van een persoon of entiteit gebaseerd
te zijn op recente feiten. Bij derde staten geldt de aanvullende voorwaarde dat het
nationaal besluit genomen dient te zijn met inachtneming van de rechten van de verdediging
en het recht op een effectieve rechterlijke bescherming. Daarnaast wordt een persoon
of entiteit op de EU terrorismelijst geplaatst op basis van unanimiteit.
Een Nederlands nationaal besluit.
In Nederland kan een voordracht voor de nationale sanctielijst terrorisme worden gedaan
op basis van een ambtsbericht van de AIVD of een proces-verbaal van het Openbaar Ministerie.
Daarnaast is er noodzaak tot een link met de nationale rechtsorde; er moet worden
aangetoond dat er aanwijzingen bestaan dat een organisatie of persoon in of vanuit
NL (een poging tot) terroristische activiteiten ontplooit of betrokken is bij het
faciliteren daarvan middels financiële of handelstransacties via Nederlands grondgebied
of personen of rechtspersonen. Voor het IRGC kan dat op dit moment (nog) onvoldoende
onderbouwd worden.
Een nationaal besluit binnen de EU
Ook in andere EU-lidstaten is er op dit moment geen juridische basis om het IRGC op
de EU terrorismelijst te zetten: het IRGC staat niet op een van de nationale terrorismelijsten
noch is er, voor zover bekend, een andersoortig nationaal besluit van een bevoegde
instantie binnen de EU dat als basis kan dienen. De afgelopen maanden heeft Nederland
intensief contact gehad met Europese partners om na te gaan wat er voor mogelijkheden
zijn om, naar aanleiding van recente incidenten, tot een nationaal besluit te komen
in één van deze partnerlanden. Dit heeft (nog) niet geleid tot het gewenste resultaat.
Een nationaal besluit buiten de EU
Voorts heeft Nederland intensief contact gehad met de Verenigde Staten.
Een nationaal besluit van een bevoegde instantie van de Verenigde Staten zou namelijk
ook kunnen dienen als juridische basis voor een terrorisme-listing van het IRGC in
de EU. Hierbij dient te worden voldaan aan de reeds genoemde voorwaarden voor opname
op de EU terrorismelijst. Momenteel is er echter geen besluit van een bevoegde instantie
van de Verenigde Staten voorhanden dat voldoet aan deze voorwaarden om het IRGC in
de EU aan te wijzen als terroristische organisatie. Wel heeft de VS in 2019 het IRGC
aangemerkt als buitenlandse terroristische organisatie. Dit Amerikaanse besluit kan
echter niet gebruikt worden als juridische basis om het IRGC op de EU-terrorismelijst
te plaatsen. Uit jurisprudentie van het Hof van Justitie van de
Europese Unie blijkt dat een dergelijk besluit van de VS onvoldoende basis biedt voor
een Europese listing, omdat het recht op verdediging onvoldoende onderbouwd kan worden
door de Raad. Dit werd opnieuw bevestigd in een uitspraak van het Europees Gerecht
op 30 november 2022.3
Het Europese krachtenveld
Hoewel het kabinet niet in detail kan ingaan op het krachtenveld binnen de EU, kan
wel worden aangetekend dat het draagvlak om het Iraanse Islamitische Revolutionaire
Gardekorps op de Europese terrorismelijst te zetten vooralsnog beperkt is. Dit heeft
zowel te maken met het ontbreken van een juridische basis als met het feit dat een
dergelijke stap vanuit juridisch oogpunt geen toegevoegde waarde heeft, ten opzichte
van de bestaande listing. Nederland blijft zich echter inzetten voor een dergelijke
listing.
Ondertussen blijft Nederland, samen met de rest van de EU, inzetten op inreisverboden
voor individuele leden van het IRGC via individuele sanctie-listings de verschillende
sanctieregimes. Dit kan onder andere via het mensenrechtensanctieregime, waaronder
afgelopen jaar 10 sanctiepakketten zijn aangenomen, of voor betrokkenheid bij het
Iraanse UAV-programma’s, wat afgelopen jaar heeft geleid tot aanname van vier sanctiepakketten.
Aanpak van «Iraanse repressienetwerk»
De motie van de leden Jasper van Dijk en Brekelmans stelt dat Iran gebruik zou maken
van een «repressienetwerk om activisten en oppositie te bespioneren en uit te schakelen».
In het jaarverslag van de AIVD wordt beschreven dat landen als China, Rusland en Iran
spioneren in Nederland om hier gemeenschappen van (voormalige) burgers in de gaten
te houden of onder druk te zetten.4 Het kabinet is alert op mogelijke dreigingen tegen de nationale veiligheid. Indien
blijkt dat er sprake is van een dreiging jegens netwerken of personen in Nederland
binnen diasporagemeenschappen, dan zal het kabinet hiernaar handelen.
Bevriezen van tegoeden
De motie stelt voorts dat Iran gebruik zou maken van een «financieel netwerk» om huidige
sancties te omzeilen en roept de regering op om «tegoeden van handlangers en familieleden
van het regime die in Europa actief zijn en vaak als tussenpersoon opereren» te bevriezen.
Het bevriezen van tegoeden vraagt om nieuwe gerichte sancties tegen desbetreffende
personen en entiteiten. Het louter hebben van een familieband met gesanctioneerde
personen is geen reden om desbetreffende personen te sanctioneren. Van belang is immers
of de personen zelf ook eigenstandig betrokken zijn bij daden waarvoor de EU sancties
heeft opgelegd, zoals in het geval van Iran bijvoorbeeld ernstige mensenrechtenschendingen
in Iran en/of het verlenen van militaire steun aan Rusland. Indien personen vanuit
Nederland echter economische middelen beschikbaar zouden stellen aan gesanctioneerde
personen en entiteiten in Iran, zouden zij daarmee in overtreding zijn van de sanctieverordening.
Als er aanwijzingen zijn dat sancties niet worden nageleefd, wordt er onderzoek gedaan,
en waar nodig wordt er handhavend opgetreden. Individuen kunnen ook strafrechtelijk
worden vervolgd.
Aanpak van sanctie-omzeiling
Het tegengaan van sanctie-omzeiling is volledig ingebed in de Nederlandse handhavingsaanpak.
Verschillende uitvoeringsinstanties houden zich bezig met toezicht en handhaving op
omzeiling van sanctiemaatregelen. Zo is de Douane extra alert op specifieke wijzigingen
in de handelsstromen, en controleert zij op het risico van het gebruik van uitwijklanden.
Indien er informatie beschikbaar is dat er toch sancties worden overtreden, dan kan
deze informatie worden gemeld bij de rijksoverheid en zal hier voor zover mogelijk
altijd onderzoek naar worden gedaan.5
Tot slot
Het kabinet blijft zich inspannen om de mogelijkheden te verkennen om het IRGC op
de EU terrorismelijst te plaatsen. Daarnaast blijft Nederland een actieve rol spelen
in de EU bij de totstandkoming van gerichte sancties tegen personen en entiteiten
betrokken bij ernstige schendingen van mensenrechten in Iran en/of de militaire steun
van Iran aan de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H.G.J. Bruins Slot
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.G.J. Bruins Slot, minister van Buitenlandse Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.