Brief regering : Strategisch Kader Biociden en stand van zaken programma IPM-knaagdierbeheersing
27 858 Gewasbeschermingsbeleid
28 286
Dierenwelzijn
Nr. 638
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 oktober 2023
Bepaalde plaagdieren en invasieve exoten kunnen leiden tot gezondheidsrisico’s, economische
schade en hinder. Op dit moment vindt plaagdierbeheersing nog vaak plaats met biociden
(chemische stoffen), waarvan het gebruik risico’s kan veroorzaken. Integraal Plaagdier
Management (IPM) is al uitgangspunt bij het gebruik van biociden voor knaagdierbeheersing.
Onderdeel daarvan is de toepassing van een voorkeursvolgorde: knaagdierbeheersing
start met het treffen van preventieve maatregelen. Indien die niet toereikend zijn
worden niet-chemische maatregelen getroffen (zoals de inzet van klapvallen). Pas als
voorgaande maatregelen ontoereikend zijn, mag in laatste instantie een biocide worden
toegepast. In het «Strategisch kader voor de inzet van biociden bij het voorkomen
en beheersen van ongewenste organismen», kortweg »Strategisch Kader Biociden», dat
u met deze brief wordt aangeboden, is deze manier van inzetten van biociden het belangrijkste
uitgangspunt, ook voor het voorkomen en beheersen van andere ongewenste organismen.
In deze brief komen vier onderwerpen aan de orde:
i) Strategisch Kader Biociden
ii) Voortgang van het Programma IPM-knaagdierbeheersing
iii) Motie van het lid Van Campen e.a.
iv) Vooruitblik: verbreding van knaagdierbeheersing naar plaagdierbeheersing.
De aanwezigheid van plaagdieren en invasieve exoten kan effecten hebben op vele terreinen
en raakt verantwoordelijkheden die over diverse departementen zijn verdeeld. In deze
brief informeer ik u dan ook mede namens de Minister van VWS, de Minister van LNV,
de Minister van BZK en de Minister van SZW over genoemde onderwerpen.
i) Strategisch kader voor de inzet van biociden bij het voorkomen en beheersen van
ongewenste organismen
Het «Strategisch kader voor de inzet van biociden bij het voorkomen en beheersen van
ongewenste organismen» brengt het beleid dat de afgelopen jaren op diverse onderwerpen
al in gang is gezet op een samenhangende wijze bij elkaar. Het Strategisch Kader Biociden
hangt samen met de beleidsverkenning biociden1, het Programma IPM-knaagdierbeheersing (voorheen de Werkgroep IPM Knaagdierbeheersing)2 en het Impulsprogramma Chemische stoffen3. Het strategisch kader biociden is bedoeld om vanuit de IPM-gedachte sturing te geven
aan het voorkomen of beheersen van ongewenste organismen met zo min mogelijk blootstelling
van mens, dier en milieu aan schadelijke stoffen. Via een aantal strategische lijnen
vormt dit kader de komende jaren de basis voor de uitvoering van het beleid gericht
op het voorkomen en beheersen van ongewenste organismen, waarbij de milieulast door
het gebruik van biociden voor dat doel zo laag mogelijk wordt gehouden.
ii) Programma IPM-knaagdierbeheersing
Begin juli 2021 is het Programma IPM-knaagdierbeheersing van start gegaan. Centraal
doel van dit programma is dat de knaagdierbeheersing breed wordt aangepakt, door overheden,
plaagdierbeheersers, agrariërs, branches en burgers. Bij dit programma zijn vier ministeries
betrokken: het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV), het Ministerie
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), het Ministerie van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties (BZK) en het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW).
Met deze brief wordt de voortgang op dit programma gemeld.
Plagen van ratten en muizen nemen toe, onder meer door resistentie-ontwikkeling, klimaatverandering
en verstedelijking. Het Programma IPM-knaagdierbeheersing heeft als doel i) een effectieve
en duurzame knaagdierbeheersing uitgaande van IPM en ii) om burgers, overheden, bedrijven
(agrariërs, MKB, terreinbeheerders en woningcorporaties) en knaagdierbeheersers bewust
te maken van hun rol in preventie van plagen in hun omgeving. Hieronder volgt een
overzicht van de resultaten voor de onderwerpen voorlichting, praktische uitvoering
van knaagdierbeheersing en monitoring.
Voorlichting
Prioriteit ligt bij communicatie met gemeenten, agrariërs en burgers; doelgroepen
als horeca en detailhandel zullen erna volgen. Rapporten en publicaties over knaagdierbeheersing
kunnen worden geraadpleegd op de website https://www.biociden.nl/.
– Aanbevelingen voor beleid van gemeenten: Voor gemeenten is een document beschikbaar over de ontwikkeling van knaagdierbeleid.
– Onderzoek naar de impact van bestrijdingsmethoden: Er is onderzoek gedaan naar de impact van niet-chemische maatregelen en methoden
en van biociden. Het onderzoeksresultaat is te vinden op de hierboven genoemde website;
vervolgonderzoek zal in 2024 plaatsvinden.
– Afwegingskader voor diervriendelijkheid: Dit najaar zal een afwegingskader worden gepubliceerd dat knaagdierbeheersers helpt
in het maken van weloverwogen keuzes wat betreft dierenwelzijn van beheersmethoden.
Dit kader is ook geschikt voor de opleiding voor knaagdierbeheersing.
Uitvoering
Het toepassen van IPM vraagt om vakmanschap en professionalisering van de gehele sector.
– Certificaat en bewijs van vakbekwaamheid: Met ingang van 26 december 2023 moet een bedrijf dat een biocide tegen knaagdieren
toepast, beschikken over een certificaat. Het certificaat is de waarborg dat alle
geschikte risicobeperkende maatregelen worden uitgevoerd, zodat mens en milieu zo
min mogelijk worden blootgesteld en deze biociden toegelaten mogen blijven worden
op de Nederlandse markt. Het bedrijfscertificaat geldt naast het persoonlijke bewijs
van vakbekwaamheid waar de medewerker al over beschikt.
– Examinering: Om de kwaliteit van vakgerichte opleiding en examinering te verbeteren zijn de drie
exameninstituten voor plaagdierbeheersing samengegaan. Parallel hieraan is een uniform
register geïntroduceerd, zodat opdrachtgevers zich beter kunnen informeren over opleidingsniveau,
kennis en vaardigheden van de plaagdierbeheerser (vergelijkbaar met het BIG-register
in de zorg). Het streven is om de opleiding tot plaagdierbeheerser meer vorm te geven
volgens de beproefde principes en uitgangspunten die in andere sectoren worden toegepast.
Monitoring
Voor een goed inzicht in de plaagdruk door ratten en muizen, is monitoring nodig van
de ontwikkeling van plagen en eventuele verspreiding van ziekten.
– Ratten monitoring: De Rattenmonitor (sinds 2019 beheerd door het RIVM) is een interactieve website waarin meldingen van professionele plaagdierbeheersers worden geregistreerd. Het
gebruik van deze tool onder plaagdierbeheersers is toegenomen door vergroting van
bekendheid en gebruikersgemak. Daarnaast heeft automatisch registreren van geanonimiseerde
gegevens uit een bestaande commerciële registratie-tool voor plaagdierbeheersers geleid
tot meer dan een verviervoudiging van het aantal meldingen in de Rattenmonitor. Dit
zal naar andere bedrijven worden uitgebreid met als doel een vollediger beeld van
(trends in) rattenoverlast te krijgen in Nederland.
– Inzicht in muizenoverlast: Daarnaast is gestart met gegevensverzameling over muizen op meer lokaal niveau, door
uitvragen van trends en jaaroverzichten van muizenoverlast bij diverse partijen.
iii) Motie Van Campen e.a.
De motie van het lid Van Campen e.a. verzoekt «de informatie- en voorlichtingspositie
van de aanpak (van professionalisering van knaagdierbeheersing) onder te brengen bij het Kennis- en Adviescentrum Dierplagen» (Kamerstuk 27 858, nr. 548). Kern van de motie is volgens de overwegingen dat informering en voorlichting door
een onafhankelijke instantie zou moeten plaatsvinden, die ruimschoots beschikt over
de benodigde expertise. «Versnippering» van de informatievoorziening moet worden voorkomen.
Ik zal de motie vanuit deze randvoorwaarden uitvoeren. Op dit moment is er geen organisatie
die voor elke doelgroep of situatie beschikt over de juiste expertise. Ik zal op korte
termijn de meest geschikte organisaties opdracht geven om te voorzien in het informeren
en voorlichten, toegespitst op specifieke doelgroepen en situaties, en beheerd door
een onafhankelijke, deskundige organisatie die geen onderdeel is van de (rijks)overheid.
Overigens merk ik op dat het rechtstreeks opdragen van werkzaamheden aan een specifieke
organisatie, in dit geval het Kennis- en Adviescentrum Dierplagen, niet past bij de
regels die gelden voor aanbestedingen van overheidsopdrachten.
iv) Vooruitblik: verbreding van knaagdierbeheersing naar plaagdierbeheersing
Door klimaatverandering en globalisering krijgt Nederland in toenemende mate te maken
met dierplagen en invasieve exoten. Deze dieren (zoals bepaalde muggen, de eikenprocessierups,
termieten en het Mediterraan draaigatje) vormen een bedreiging voor de biodiversiteit,
volksgezondheid, economie en infrastructuur. Momenteel ontbreekt een integrale aanpak
voor beheersing van toekomstige dierplagen. De betrokken departementen zullen daarom
werken aan een passende
coördinatiestructuur voor deze plaagdieren en invasieve exoten, met inachtneming van de taken en verantwoordelijkheden
op centraal en decentraal niveau.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
V.L.W.A. Heijnen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat