Brief regering : Voortgang aanpak funderingsproblematiek
28 325 Bouwregelgeving
Nr. 257
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 oktober 2023
Graag informeer ik uw Kamer mede namens de bewindspersonen van Infrastructuur en Waterstaat
en de bewindspersonen van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de lopende activiteiten
in het kader van de aanpak van funderingsschade op nationaal niveau. In deze brief
licht ik toe:
1. de opgave voor funderingsschade.
2. op welke wijze de rijksoverheid wil komen tot een meer samenhangende, integrale aanpak
van funderingsschade.
3. hoe we het Fonds Duurzaam Funderingsherstel landelijke werking gaan geven.
4. hoe we de lokale uitvoering ondersteunen via kennis en innovatie in de Nationale aanpak
Funderingsproblematiek (NAF) en via het nationaal Kenniscentrum Bodemdaling en Funderingen
(KBF).
1. Aanleiding
Met deze brief geef ik een reactie op drie moties van lid Nijboer. Daarin wordt verzocht:
• om een aanvalsplan op te stellen om de verzakking van huizen te voorkomen en schade
aan funderingen te herstellen1;
• om op korte termijn met een plan te komen voor het versterken van funderingen in de
grootste probleemgebieden en te analyseren welke maatregelen genomen kunnen worden
om de funderingen niet te laten verslechteren2;
• om het schadeherstel te vergemakkelijken door de regeling te verruimen en welwillend
om te gaan met vergoeding per individueel geval (betreft specifiek de Friese veenweidengebieden)3.
Deze brief is tevens een reactie op het Manifest «Deltaplan aanpak Funderingsschade»
(maart 2021) van Vereniging Eigen Huis, Aedes, Kennis Centrum Aanpak Funderingsproblematiek,
Verbond van Verzekeraars en de Nederlandse Vereniging van Banken. De Vereniging Eigen
Huis (VEH) heeft namens deze coalitie middels een brief (d.d. 6 oktober 2022) dit
manifest opnieuw onder mijn aandacht gebracht. Daarnaast heb ik brieven van de gemeente
Weststellingwerf en van de provincie Friesland ontvangen. Hierin wordt gevraagd om
vanuit het Rijk meer regie en verantwoordelijkheid te nemen bij de ondersteuning van
gedupeerden in de Friese veenweidegebieden middels verruiming van het Fonds Duurzaam
Funderingsherstel en een financiële bijdrage voor funderingsherstel in deze gebieden.
De Vaste Commissie voor Binnenlandse Zaken heeft op 25 mei 2023 een rondetafelgesprek
over funderingsschade gehouden en gaat in oktober hierover een commissiedebat organiseren.
Deze commissie heeft tevens verzocht4 om een afschrift van mijn antwoorden aan VEH en de gemeente Weststellingwerf. Nadat
deze brief aan de Tweede Kamer is verstuurd, zullen de antwoordbrieven aan de opstellers
worden verzonden. Hier ontvangt u op korte termijn een afschrift van.
2. De opgave
Funderingsschade
De funderingsopgave bij gebouwen wordt groter en urgenter met de toenemende ouderdom
van de gebouwenvoorraad, door bodemdaling en het veranderende klimaat (onder andere
langdurige droogte). Het grootste deel van de problemen speelt bij gebouwen die zijn
gebouwd voor circa 1970, waarbij gebruik is gemaakt van een fundering op houten palen
of een ondiep gemetselde fundering (fundering op staal).
Funderingsproblemen doen zich zowel in stedelijk als landelijk gebied voor. Er zijn
vele oorzaken die tot schade aan de fundering kunnen leiden, zoals veroudering, verkeerde
aanleg, bacteriële aantasting, lage grondwaterstand, bodemdaling of grootschalige
ingrepen in de directe omgeving van een gebouw. In de praktijk zijn het vaak meerdere
oorzaken tegelijk die tot schade leiden.
De verwachting is dat de schade tot 2050 door paalrot (door lage grondwaterstanden)
en verschillen in zetting van panden gefundeerd op staal bij een onveranderd klimaat
tussen € 5 en € 39 miljard ligt. Door toename van droogte bij klimaatverandering (KNMI
scenario WH+) kan dit met € 3 tot € 15 miljard toenemen5. De inschattingen over hoeveel gebouwen risico lopen op funderingsschade lopen uiteen6. Er zijn veel verschillende cijfers in omloop. In de media wordt vaak het getal van
1 miljoen woningen genoemd. Experts schatten dat tot 2050 tussen de 500.000–750.000
panden risico lopen op verschillende mate van funderingsschade. Het aantal woningen
dat te maken krijgt met een fikse, complete herstelopgave is door Deltares geschat
op circa 80.000 woningen7.
Eerder was funderingsschade vooral een vraagstuk dat in West- en Noord-Nederland speelde,
waarbij het vaak om houten paalaantasting en sterke zakking in zettingsgevoelige gebieden
ging. Maar door langdurige droogte en bodemdaling en naar aanleiding van uitzakkend
grondwater door langdurig neerslagtekort komen er ook steeds meer meldingen uit andere
delen van Nederland met andere soorten bodemgesteldheid, zoals bijvoorbeeld riviergebieden
met veel kleihoudende gronden. Door eerst droogte en daarna weer vernatting kan de
bodem «krimpen en zwellen», waardoor bij gebouwen met een ondiepe fundering er verschillen
in zetting kunnen ontstaan die tot schade leiden. In deze oorzaken en mechanismen
van funderingsschade is nog veel minder inzicht.
3. De huidige aanpak
Bodemdaling en funderingsschade voorkomen
Het Rijk werkt in verschillende (beleids)trajecten aan het voorkomen van bodemdaling
en funderingsschade. Voor het landelijk gebied gebeurt dit bijvoorbeeld via het Nationaal
programma Veenweide8 in welk kader provincies onder regie van LNV regionale veenweidestrategieën opstellen.
Deze Veenweidenplannen – onderdeel van het Nationaal Programma Landelijk Gebied –
hebben als primaire doel de CO2-uitstoot te reduceren, maar dragen door vernatting van veenweidengebieden ook bij
aan het voorkomen van bodemdaling en funderingsschade. Ook is de inzet van het kabinet
om bij ruimtelijke plannen en nieuwe gebiedsontwikkelingen het water- en bodemsysteem
sturend te laten zijn. Hierover heeft u eerder de beleidsbrief «Water en Bodem sturend»9 ontvangen. Deze formuleert de randvoorwaarden en structurerende keuzes die nodig
zijn om de draagkracht van water- en bodemsystemen structureel ruimtelijk te borgen.
Zoals bijvoorbeeld structurerende keuzen voor het verhogen van het grondwaterpeil
in laagveengebieden. Deze randvoorwaarden en structurerende keuzen dragen bij aan
een groter bewustzijn en het tijdig rekening houden met het gegeven dat bouwen in
zettingsgevoelige gebieden op termijn tot schade kan leiden.
Vanuit de Nationale klimaatadaptatiestrategie (NAS) wordt gewerkt aan het bepalen
van de klimaatrisico’s en de impact op diverse sectoren, waaronder de gebouwde omgeving.
In de Nationale aanpak Klimaatadaptie gebouwde omgeving die u heeft ontvangen10 is specifiek voor de gebouwde omgeving uitgewerkt wat de Rijksinzet is om ons te
wapenen tegen de verschillende klimaateffecten, waaronder droogte.
Aanpak funderingsschade
De verantwoordelijkheid voor het herstel van funderingsschade ligt juridisch bij de
eigenaar van het gebouw. De eigenaar is verantwoordelijk voor het onderhoud en beheer
van het gebouw en daarmee ook voor het onderhoud aan de fundering. Voor individuele
eigenaren kan funderingsschade een grote impact hebben, omdat herstel vaak een forse
investering vraagt. Ook kan de eigenaar-bewoner afhankelijk zijn van de medewerking
van zijn buren, als zijn woning onderdeel uitmaakt van een bouwblok of bij gestapelde
bouw. De complexgewijze aanpak die dan veelal noodzakelijk is, is vaak een ingewikkeld,
langjarig proces. Niet alle eigenaren hebben de financiële draagkracht en organisatiekracht
om tot herstel over te gaan. In sommige gevallen kan de uitzichtloze situatie ook
tot psychisch-sociale problemen leiden.
Het Rijk is op systeemniveau verantwoordelijk voor de bouwkwaliteit en de kwaliteit
van de leefomgeving. De rijksoverheid ondersteunt professionals bij gemeenten, woningcorporaties
en andere vastgoedeigenaren met kennis (onder andere via de Nationale Aanpak Funderingsproblematiek
en het Kenniscentrum Bodemdaling en Funderingen) en biedt onder voorwaarden een vangnet
voor gebouweigenaren die bij de bank geen lening voor funderingsherstel kunnen krijgen11 (het Fonds Duurzaam Funderingsherstel).
De decentrale overheden (gemeenten, waterschappen, provincies) zijn verantwoordelijkheid
voor de kwaliteit van de leefomgeving, de inrichting van de openbare buitenruimte
en het beheer van het water- en bodemsysteem op lokaal niveau. Vanuit de verscheidenheid
aan lokale omstandigheden en vanuit hun verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van
de leefomgeving zijn met name gemeenten aan zet om inzicht te krijgen in de aard,
omvang en oorzaken van de problematiek op lokaal niveau en het geven van voorlichting
aan en het ondersteunen van gebouweigenaren.
4. Stevigere aanpak funderingsschade nodig
Funderingsschade is een ingewikkeld vraagstuk, zonder snelle oplossingen en met vele
verschillende verantwoordelijkheden. Het is een vraagstuk dat het Rijk, decentrale
overheden, woningcorporaties, vastgoed- en huiseigenaren niet alleen op kunnen lossen.
Het is een gezamenlijke opgave die vraagt om een integrale aanpak op nationaal niveau
onder regie van het Rijk, in samenwerking met de decentrale overheden en andere stakeholders.
Met de huidige aanpak en maatregelen worden goede stappen gezet, maar tegelijkertijd
kan de vraag gesteld worden of dit voldoende is gelet op toekomstige ontwikkelingen.
De verwachting is dat door bodemdaling en klimaatverandering (langdurige periodes
van droogte) het aantal schadegevallen aan de fundering van gebouwen verder gaat toenemen.
Het kabinet ziet dat een stevigere aanpak van funderingsschade nodig is en neemt daarom
de volgende stappen:
1. de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli) is gevraagd een voorstel voor
het nieuwe kabinet voor te bereiden over hoe het Rijk samen met alle betrokken partijen
(medeoverheden, maatschappelijke partijen, marktpartijen en burgers) tot een nationale
aanpak van funderingsschade kan komen die uitvoerbaar en rechtvaardig is.
2. door het Fonds Duurzaam Funderingsherstel landelijke werking te geven;
3. door de lokale aanpak te ondersteunen via de Nationale aanpak Funderingsproblematiek
(NAF).
4. door het ontsluiten van kennis en het bevorderen van kennisontwikkeling via onder
andere het Kenniscentrum Bodemdaling en Funderingen en het NAF.
4.1 Adviesaanvraag aan de Raad voor leefomgeving en infrastructuur
Het kabinet heeft de Rli gevraagd een onafhankelijk advies op te stellen over het
toekomstig beleid inzake funderingsschade. Het verzoek aan de Rli is een voorstel
voor het nieuwe kabinet voor te bereiden over hoe het Rijk samen met alle betrokken
partijen (medeoverheden, maatschappelijke partijen, marktpartijen en burgers) tot
een nationale aanpak van funderingsschade kan komen die uitvoerbaar en rechtvaardig
is. De raad is bereid dit kortlopende advies op te pakken en zal dit uiterlijk 1 maart
2024 aanbieden.
De hoofdvragen zijn:
a) In kaart brengen op basis van beschikbaar nationaal en internationaal onderzoek wat
de aard en omvang is van de funderingsproblematiek in Nederland en hoe die zich in
de komende decennia kan ontwikkelen als gevolg van bodemdaling en klimaatverandering.
Daarbij aangeven welke ontwikkelingen in stedelijk en landelijk gebied deze opgave
in positieve en negatieve zin kunnen beïnvloeden en wat daar de maatschappelijke gevolgen
van kunnen zijn. In deze analyse zoveel mogelijk onderscheid maken in de verschillende
delen van Nederland en specifieke risicogebieden, zoals de veenweidegebieden, stedelijke
herstructureringsgebieden en langs rivieren/kleigronden.
b) Een analyse van welke knelpunten en hiaten zich voordoen in de huidige aanpak van
de funderingsproblematiek, inclusief wat de sociale, fysieke en economische risico’s
kunnen zijn van te laat of te weinig daadkrachtig handelen bij bodemdaling en funderingsschade
van de gebouweigenaren en andere belanghebbenden. Tevens een analyse van welke oplossingsrichtingen
er zijn om de aanpak van funderingsschade (in beleid en uitvoering) te versnellen
en wie vanuit welk belang hieraan een bijdrage kan leveren. Bij de oplossingsrichtingen
waar nodig onderscheid maken naar de oorzaken van de funderingsschade, waaronder bodemdaling
en klimaatverandering.
c) Aanbevelingen over hoe een nationale aanpak van funderingsschade, die uitvoerbaar
en rechtvaardig is, het beste georganiseerd kan worden. Aangeven welke rol de gebouweigenaren
en belanghebbenden, waaronder de overheden, kunnen spelen in enerzijds het vertragen
van bodemdaling en inspelen op klimaatverandering en anderzijds in een betere bewustwording
en kostenbeheersing van funderingsschade als het proces van schadeherstel en de financiële
afhandeling.
Zie ook de adviesaanvraag in de bijlage.
4.2 Landelijke werking Fonds Duurzaam Funderingsherstel
Doel en inhoud
Het Fonds Duurzaam Funderingsherstel (FDF) is in 2017 opgericht op initiatief van
BZK, in samenwerking met het KCAF, de Provincie Friesland, Stichting Waarborgfonds
Eigen Woningen, de Nederlandse Vereniging van Banken, het Verbond van Verzekeraars
en de gemeenten Rotterdam, Zaanstad en Schiedam 12. Het is een voorziening voor eigenaren van woningen met funderingsproblemen die bij
hun eigen bank geen lening kunnen krijgen voor funderingsherstel13. Het FDF verstrekt deze woningeigenaren een hypothecaire lening met aangepaste voorwaarden
(Funderingslening Maatwerk, betalen naar draagkracht). Het FDF is ondergebracht in
een stichting, heeft een eigen governance en wordt uitgevoerd door het Stimuleringsfonds
Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten (SVn).
BZK heeft in 2017 € 20 miljoen bijgedragen aan het FDF. De aangesloten gemeenten dragen
voor de verstrekte hypothecaire leningen het loan-to-income-risico (LTI-risico) en
hypotheekverstrekkers het loan-to-value-risico (LTV-risico). De BZK-bijdrage zou worden
aangevuld door de marktpartijen tot € 100 miljoen. Maar vanwege het beperkt aantal
aangesloten gemeenten en aanvragen is dit nog niet nodig geweest.
Beperkt aantal aangesloten gemeenten en aanvragen
Op dit moment zijn vijf gemeenten aangesloten bij het FDF. Bij de oprichting van het
FDF was de verwachting dat meer gemeenten een urgente opgave zouden hebben en zouden
deelnemen, waardoor jaarlijks 200 leningen zouden worden verstrekt. Echter, tot en
met 2022 zijn in totaal 69 leningen afgesloten. 90% van de leningen betreft een Funderingslening
Maatwerk. Via een Funderingslening kan iedereen een beroep doen op het fonds, maar
in de praktijk maken bijna alleen de mensen die nergens anders terecht kunnen gebruik
van het FDF.
Er zijn meerdere oorzaken voor het beperkte aantal aanvragen:
1. Bereik en complexiteit fonds: bij funderingsproblemen van een particulier moet de gemeente eerst een samenwerkingsovereenkomst
afsluiten met het FDF, voordat de particulier in aanmerking komt voor een lening.
Door gemeenten een samenwerkingsovereenkomst met het fonds te laten sluiten werd een
lokale aanpak gestimuleerd. De afgelopen jaren is dit in de praktijk echter een bureaucratische
en financiële barrière gebleken. In totaal zijn er slechts vijf gemeenten aangesloten
en is het bereik van het fonds dus beperkt.
2. Bereidheid gemeenten: in sommige gemeenten hebben gebouweigenaren ook funderingsproblemen, maar is de
gemeente om uiteenlopende redenen niet bereid om een lokale aanpak te ontwikkelen
en bij het fonds aan te sluiten.
3. Complexiteit aanpak: bij woningen in een blok of gestapelde bouw zijn eigenaar-bewoners bij funderingsherstel
afhankelijk van de medewerking van hun buren. De bloksgewijze aanpak is vaak een ingewikkeld
en meerjarig traject om tot funderingsherstel te komen.
4. Leenvoorwaarden: het fonds heeft lang gewerkt met bepaalde voorwaarden waardoor het voor eigenaar-bewoners
vaak voordeliger was om voor een funderingslening naar hun eigen bank te gaan. Ook
omdat deze meer mogelijkheden biedt om bijvoorbeeld verduurzamingsmaatregelen of een
nieuwe keuken mee te financieren.
Onderzoek Rebel Group naar landelijke werking FDF
Ik vind het belangrijk dat er op nationaal niveau een vangnet is voor eigenaar-bewoners
die op de reguliere hypotheekmarkt geen lening voor funderingsherstel kunnen krijgen.
Zeker ook gelet op de verwachte toename van het aantal schadegevallen als gevolg van
bodemdaling en van langere periodes van droogte. Daarom heeft Rebel Group in opdracht
van BZK een verkenning gedaan naar de inhoudelijke, juridische en financiële mogelijkheden
om het fonds landelijke werking te geven. In dit onderzoek is tevens gekeken naar
de leenvoorwaarden en de governance van het fonds. Bij het onderzoek zijn de belangrijkste
stakeholders betrokken: het bestuur van het FDF, fondsmanager Stimuleringsfonds Nederlandse
gemeenten (SVn), overheden (actieve gemeenten en de provincie Friesland), geldverstrekkers
(banken, verzekeraars, NHG), RVO, KCAF en VEH. Bij deze brief treft u het onderzoeksrapport
als bijlage aan.
Fonds Duurzaam Funderingsherstel 3.0
Naar aanleiding van de uitkomsten van het onderzoek heb ik besloten om een FDF 3.0
te gaan uitwerken om het fonds zo een nieuw perspectief te geven. Het betreft geen
fundamentele herijking van het fonds, maar het wegnemen van de belangrijkste knelpunten
om zo spoedig mogelijk de complexiteit te verminderen en de toegang voor eigenaar-bewoners
tot het fonds te verbeteren. De belangrijkste aanpassingen licht ik hierna toe.
Doelgroep
Het FDF wordt een fonds enkel voor niet-kunners: mensen met een urgent funderingsprobleem
die op de reguliere hypotheekmarkt geen lening kunnen krijgen. In de huidige situatie
kunnen ook kunners die in eenzelfde bouwblok wonen als niet-kunners gebruik maken
van het fonds, maar in de praktijk wordt daar nagenoeg geen gebruik van gemaakt.
Landelijke werking
Het voornemen is dat het FDF 3.0 een landelijke werking krijgt. De verwachting is
dat het resterende vermogen (€ 14,5 mln; eind 2022) voldoende is om de komende jaren
de extra aanvragen door landelijke werking te dekken. Het voornemen is de nieuwe fondsopzet
2,5 jaar na de datum van inwerkingtreding te evalueren. Bij dit evaluatiemoment zal
worden bezien op basis van de opgedane ervaringen met landelijke werking inclusief
een risicoanalyse of een meer fundamentele herziening van het fonds noodzakelijk is.
Komende tijd zal ook worden onderzocht wat de gevolgen zijn van het verplaatsen van
(een deel van het) LTI-risico van gemeenten naar het Rijk. Indien blijkt dat het aangepaste
fonds aangemerkt kan worden als een risicoregeling dient de procedure toetsingskader
risicoregelingen te worden doorlopen. Dit betekent dat de aangepaste regeling inclusief
een risicoanalyse, garantieplafond en marktconforme premie voor komt te liggen in
de ministerraad. De Minister van Financiën moet in dat geval expliciet toestemming
geven voor de aangepaste regeling.
Leenvoorwaarden
Wat betreft de leenvoorwaarden maak ik de volgende keuzes.
• Bij het FDF 3.0 kunnen niet alleen eigenaar-bewoners in een bouwblok terecht zoals
nu het geval is, maar ook eigenaar-bewoners van vrijstaande woningen kunnen gebruik
gaan maken van het fonds.
• Ik vind in samenspraak met het bestuur van het FDF dat de financiële middelen uit
het fonds hoofdzakelijk aangewend moet worden voor funderingsherstel en noodzakelijke
ingrepen daarbij. Dit betekent dat qua verduurzaming in principe alleen vloerisolatie
kan worden meegenomen als de vloer vanwege het herstel vernieuwd moet worden. Belangrijkste
argument voor deze keuze is een doelmatige en efficiënte besteding van de resterende
middelen in het fonds, ook omdat er voor verduurzamingsmaatregelen al verschillende
andere regelingen bestaan.
• Er zijn verschillende verzoeken om de leenvoorwaarden verder te versoepelen, bijvoorbeeld
voor gebouwen met funderingsschade waar sprake is van een combinatie van wonen en
werken en voor gebouwen waar sloop-nieuwbouw aan de orde is. Ik heb besloten deze
verbreding nu niet toe te staan, maar het bestuur van het FDF meer discretionaire
bevoegdheid te geven om in individuele gevallen af te wijken van de gekozen beleidslijn.
Op deze wijze kan aan de hand van pilots de komende jaren ervaringen worden opgedaan.
Bij de evaluatie na 2,5 jaar kan dan bezien worden of toch een verdere versoepeling
van de leenvoorwaarden wenselijk en haalbaar is.
• Een belangrijke leenvoorwaarde is de rente. Hier heeft reeds een aanpassing plaatsgevonden.
Eerst werkte het FDF met een vastgeklikte rente. Eind 2022 heeft het bestuur ervoor
gekozen om een meer marktconforme rente te gaan hanteren, zodat er een gelijk speelveld
is met andere geldverstrekkers. Het bestuur houdt nu ieder kwartaal (of bij hele grote
dalingen of stijgingen) de rente opnieuw tegen het licht.
Governance
Rebel Group stelt voor om het two-tier board (bestuur met raad van toezicht) te vervangen
door een one-tier board (bestuur en toezicht in één) en ook de mandaatstelling voor
het bestuur en fondsmanager te vergroten met meer toetsing achter. Deze voorstellen
hebben tot doel de slagkracht en efficiency van het fonds te vergroten.
In principe sta ik positief tegenover deze voorstellen. In samenspraak met het bestuur
en de fondsmanager zullen de juridische consequenties van de voorgestelde aanpassingen
nog nader worden bekeken en verder invulling worden gegeven aan deze voorstellen.
Aanbevelingen voortraject
Daarnaast heeft Rebel Group verschillende aanvullende aanbevelingen gedaan over het
traject dat vooraf gaat aan een aanvraag bij het fonds. Een belangrijk aandachtspunt
is dat bij het FDF 3.0 de rol van de gemeente in het gehele proces verandert. Het
blijft belangrijk dat gemeenten goed betrokken worden bij de aanvragen die het FDF
3.0 van eigenaar-bewoners ontvangt. Met de belangrijkste stakeholders ga ik het aanvraagproces
en de nieuwe rol van de gemeenten uitwerken. De overige aanbevelingen voor het voortraject
zullen worden opgepakt in het kader van de Nationale aanpak Funderingsproblematiek
(zie ook paragraaf 4.3).
Vervolg
Beoogde inwerkingtreding van het FDF 3.0 is juli 2024. Het voornemen is dat dit fonds
hiermee een landelijke dekking krijgt.
4.3 Stimuleren en ondersteunen lokale aanpak funderingsschade
In 2018 is het Rijksprogramma Aanpak Funderingsproblematiek (RPAF) gestart. Dit ondersteunt
met name gemeenten en woningcorporaties middels kennis en innovatie bij het ontwikkelen
van een lokale aanpak. Het Ministerie van BZK is opdrachtgever; de Rijksdienst voor
Ondernemend Nederland (RVO) voert het programma uit. Daarnaast hebben actieve gemeenten,
zoals bijvoorbeeld Rotterdam, Schiedam, Gouda, Haarlem en Zaanstad lokale aanpakken
ontwikkeld.
Inmiddels werken BZK en RVO voor dit ondersteund programma samen met IenW, LNV, VNG,
IPO en UvW, onder de naam Nationale aanpak Funderingsproblematiek. De partijen zetten
de komende jaren binnen deze aanpak samen in op de onderstaande werklijnen:
1. kennis en onderzoek naar aard, omvang, oorzaken en spreiding;
2. stimuleren innovaties in monitoring en herstel(proces);
3. ondersteuning lokale aanpak: gemeenten en corporaties;
4. bijdragen aan een heldere en tijdige voorlichting aan (toekomstige) eigenaar-bewoners;
5. financiële ondersteuning voor huiseigenaren met een urgente opgave die op de reguliere
hypotheekmarkt geen lening voor funderingsherstel kunnen krijgen (zie ook landelijke
werking FDF);
6. het adresseren van belemmeringen in wet- en regelgeving;
7. meer aandacht voor funderingsschade in het onderwijs- en op de arbeidsmarkt.
Ter informatie treft u aan als bijlage het plan van aanpak voor de verbrede samenwerking
in de Nationale aanpak Funderingsproblematiek. In 2023 ligt de focus op de opgave
beter in beeld te brengen (1), de ondersteuning van de lokale aanpak (2+3) en bewustwording/
meer transparantie voor (toekomstige) eigenaar-bewoners (4).
4.4 Ontsluiten van kennis over bodemdaling en funderingsschade
Ik vind het belangrijk dat mensen een plek hebben waar zij terecht kunnen met hun
vragen over funderingsproblematiek. Een lokaal loket waar burgers met vragen en voor
advies terecht kunnen heeft de voorkeur. Het antwoord en advies zal namelijk sterk
afhankelijk zijn van de lokale situatie, denk aan het water- en bodemsysteem, aard
van de bebouwing en specifieke ondersteunings- mogelijkheden. Er zijn verschillende
gemeenten die een eigen loket hebben ingericht, zoals bijvoorbeeld Rotterdam, Amsterdam,
Haarlem, Zaanstad en Gouda.
Er moet echter ook een centrale plek zijn waar mensen algemene informatie over funderingsproblematiek
kunnen vinden. Eigenaar-bewoners kunnen bij het Kennis Centrum Aanpak Funderingsproblematiek (KCAF) algemene informatie krijgen en een melding maken van funderingsschade aan hun woning.
Ook Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ontsluit kennis over de funderingsproblematiek en richt zich daarbij voornamelijk
op professionals in het veld (gemeenten en woningcorporaties).
Daarnaast heeft Kenniscentrum Bodemdaling en Funderingen (KBF) op 1 september 2022
zijn deuren geopend, zowel online (Kenniscentrum voor Bodemdaling en Funderingen (kbf.nl)) met een kennisbank als met een fysieke netwerkplek te Gouda. Ook via de website
van Kenniscentrum Bodemdaling en Funderingen (KBF) is er informatie over funderingsherstel
te vinden om burgers en voornamelijk professionals op weg te helpen. Het kenniscentrum
is voortgekomen uit een «bottom-up» initiatief van landelijke organisaties, lokale-
en regionale overheden en wetenschappelijke instellingen vanuit de Regiodeal Bodemdaling
Groene Hart.
Doel van het kenniscentrum is bewustwording, kennisontsluiting, vergroten van synergie
in kennisontwikkeling en het verbinden van publieke en private partijen rond bodemdaling
en funderingen. Het al lopende Nationaal Kennisprogramma Bodemdaling is ondergebracht
in het KBF en de activiteiten die onder dit programma vallen worden voortgezet en
uitgebreid.
Ik ondersteun samen met IenW en LNV dit kenniscentrum met een meerjarige financiële
bijdrage. Ook de kennis uit de Nationale aanpak Funderingsproblematiek zal zoveel
mogelijk via het KBF ontsloten worden. Hiertoe werkt uitvoerder RVO al samen met het
KBF. Tevens vindt er samenwerking plaats met onder meer het KCAF en het Platform Slappe
Bodem. Op deze wijze worden krachten gebundeld en tevens overlap voorkomen.
Tot slot
Zoals gezegd is de funderingsopgave een ingewikkeld vraagstuk, zonder snelle oplossingen
en met vele verantwoordelijkheden. Vele partijen werken vanuit hun specifieke expertise,
ervaring en verantwoordelijkheid aan deze maatschappelijke opgave. Het is goed te
zien dat velen in de afgelopen periode hebben aangegeven een bijdrage te willen leveren
aan een stevigere, integrale aanpak op nationaal niveau.
Ik informeer u voorjaar 2024 over het advies van de Rli over het toekomstig beleid
voor de aanpak van funderingsschade. Het is vervolgens aan het nieuwe kabinet om op
basis van dit advies besluiten te nemen over de verdere aanpak.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.M. de Jonge
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.