Brief regering : Leefomgevingskwaliteit luchthavens van nationale betekenis
31 936 Luchtvaartbeleid
30 175
Luchtkwaliteit
Nr. 1113
BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 oktober 2023
Met deze brief wordt de Kamer geïnformeerd over de voortgang van lopende onderzoeken
en trajecten ten aanzien van luchtkwaliteit en geluid rond luchthavens. Ook wordt
u geïnformeerd over de afronding van de evaluatie van de Regeling Burger- en Militaire
Luchthavens (RBML)1.
Luchtkwaliteit
De Luchtvaartnota 2020–2050 stelt dat wordt toegewerkt naar een verbetering van de
leefomgeving, waarbij handhaafbare normen worden geïntroduceerd voor de luchtverontreiniging.
Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) acht het van groot belang dat
er een betere balans komt tussen de verschillende belangen en dat burgers beschermd
worden aan de hand van een stelsel waar dit in terug komt. In dat kader kijkt IenW
ook naar normstelling bij luchtverontreinigende stoffen.
Eerdere toezegging en doorlooptijd onderzoek
In de Kamerbrief van 30 maart 20232 is de Kamer geïnformeerd over het TNO-rapport waarin de zeer zorgwekkende stoffen
(ZZS)-emissies door luchtvaart berekend zijn. In het rapport zijn ook drie mogelijke
maatregelen genoemd om de luchtkwaliteit op en rondom luchthavens te verbeteren. Mede
naar aanleiding van dit rapport zijn door IenW vier onderzoeken in gang gezet:
1. Als vervolgstudie op het TNO rapport over ZZS-emissies onderzoekt het NLR tot welke
concentraties de ZZS-emissies leiden op en rond de luchthavens.
2. Adecs onderzoekt welke bijdrage activiteiten op de luchthaven leveren aan de luchtconcentraties
van een aantal andere luchtverontreinigende stoffen.
3. To70 onderzoekt daarnaast het effect dat vlootvernieuwing heeft op emissies van luchtverontreinigende
stoffen.
4. To70 ontwikkelt ook een nieuwe rekenmethode waarmee de emissie van luchtverontreinigende
stoffen kan worden berekend. De rekenmethode kan omgezet worden in een rekenvoorschrift.
In bovengenoemde Kamerbrief is aangegeven dat de Kamer in het derde kwartaal van 2023
geïnformeerd zou worden over de resultaten van het NLR onderzoek naar ZZS (nummer
1 in bovengenoemde lijst). Tot zeer kort geleden leek dit haalbaar en daarom is in
recente beantwoording van Kamervragen over ZZS aangegeven dat deze resultaten in het
derde kwartaal van dit jaar gedeeld zouden worden. Vlak hierna werd echter duidelijk
dat het onderzoeksbureau op basis van voortschrijdend inzicht haar rapport over ZZS-concentraties
verder wil aanscherpen. Het lukt daarom niet meer om de Kamer in het derde kwartaal
hierover te informeren. Het onderzoeksbureau heeft aangegeven het rapport in het vierde
kwartaal van dit jaar af te ronden. Voor de overige onderzoeken is eerder aangegeven
dat deze vóór het kerstreces gedeeld worden met de Kamer. Daarmee worden nu alle resultaten
in het vierde kwartaal van dit jaar verwacht. Zodra de onderzoeksresultaten er zijn,
zal IenW een beleidsreactie opstellen en worden zowel de rapporten als de beleidsreactie
aan de Kamer aangeboden.
Erratum TNO-notitie over emissies zeer zorgwekkende stoffen
In maart is als bijlage bij de Kamerbrief een TNO-notitie naar de Kamer verstuurd.
Deze notitie bevat berekeningen over welke en hoeveel emissies van ZZS door de luchtvaart
vrijkomen. Na publicatie van de TNO-notitie is een onjuiste eenheid in de titel van
Tabel 1 gevonden en gecorrigeerd. In de tabeltitel stond de eenheid in ton (1.000
kg), terwijl dit volgens TNO in kg moet zijn. De berekeningen zelf heeft TNO uitgevoerd
met de juiste eenheid. Het gaat hier enkel om een fout in de titel van een tabel.
Deze fout heeft daarom verder geen gevolgen voor de het rapport; de bureaus die werken
aan de vervolgonderzoeken hebben gebruik gemaakt van de juiste cijfers. De door TNO
aangepaste notitie is als bijlage bij deze brief gevoegd.
Geluid
Bepalingsmethoden geluidbelasting regionale luchthavens (Doc29)
Met de brief van 18 oktober 2018 is aan de Kamer aangegeven dat IenW opdracht heeft
gegeven om te onderzoeken of de Europese rekenmethode voor de bepaling van vliegtuiggeluid,
ECAC Doc29, in navolging van Schiphol ook voor de regionale luchthavens toepasbaar
is3. Daarnaast is ook onderzoek uitgevoerd naar NORAH, een Europese rekenmethode voor
helikoptergeluid. Op 20 februari 20234 is de Kamer geïnformeerd over de daarvoor uitgevoerde onderzoeken. Met de afronding
van deze onderzoeken zijn de rekenmethodes Doc29 en NORAH technisch gereed om gebruikt
te worden voor regionale luchthavens.
Wijziging Regeling burgerluchthavens
Om de nieuwe bepalingsmethoden voor geluid vast te leggen als rekenvoorschrift, dient
de Regeling burgerluchthavens gewijzigd te worden. De wijziging wordt momenteel voorbereid
en het voornemen is dat deze wijziging aan het begin van het tweede kwartaal van 2024
in werking treedt. Daaraan voorafgaand zal de concept-wijzigingsregeling begin 2024
voorgelegd worden voor internetconsultatie.
De luchthavens Maastricht Aachen Airport, Groningen Airport Eelde en Rotterdam The
Hague Airport zijn momenteel bezig met de voorbereiding van de aanvraag van een luchthavenbesluit.
Het uitgangspunt is dat bij de vaststelling van deze luchthavenbesluiten gebruik gemaakt
zal worden van de nieuwe bepalingsmethoden. In overleg met de provincies wordt overgangsrecht
voorbereid voor de luchthavens van regionale betekenis.
Evaluatie Regelgeving burgerluchthavens en militaire luchthavens (RBML)
Met de inwerkingtreding van de Regelgeving burgerluchthavens en militaire luchthavens
(RBML) in 2009 is een nieuw stelsel van regelgeving voor regionale luchthavens en
militaire luchthavens vastgesteld. Onderdeel van het stelsel was de decentralisatie
van bepaalde bevoegdheden omtrent (burger)luchthavens van regionale betekenis naar
provincies. Het nieuwe stelsel bevat regels om de milieuruimte en externe veiligheidsruimte
van luchthavens te bepalen, zowel voor het gebruik van de luchthaven door vliegverkeer
als voor de ruimtelijke indeling van het gebied in de nabijheid van luchthavens.
In de uitvoeringsagenda van de Luchtvaartnota 2020–2050 is opgenomen dat IenW een
evaluatie van de uitvoeringspraktijk van RBML laat uitvoeren op knelpunten die de
kleine burgerluchtvaart treffen. Deze evaluatie is de afgelopen periode uitgevoerd
door een extern bureau en het eindrapport wordt bij deze brief aan de Kamer aangeboden.
Door middel van een analyse naar knelpunten die in de praktijk worden ervaren, is
door het bureau samen met belanghebbenden zoals provincies en de general aviation-sector gekeken naar oplossingsrichtingen die in een vervolgtraject verder uitgewerkt
zullen worden.
Aan de hand van casussen heeft het bureau gekeken naar de dieperliggende oorzaken
achter de problemen, die hun oorsprong vinden in de (her)inrichting van het stelsel.
Enkele knelpunten en mogelijke oplossingen die door het bureau zijn gesignaleerd zijn:
• De ingevoerde decentralisatie betekent per definitie gedifferentieerd beleid en uitvoering,
en maatwerk per provincie. De provincies houden graag ruimte voor maatwerk, terwijl
de sector harmonisatie wil. Waar het gelijk trekken van beleid op provinciaal niveau
enkel kan op vrijwillige basis van provincies, kunnen procedurele verschillen eenvoudiger
op te lossen zijn, door provinciale processen en procedures beter af te stemmen. Het
bureau stelt voor dat provincies met stakeholders in gesprek gaan om te verkennen
met welke effectieve maatregelen zoveel mogelijk ongemak bij de sector kan worden
weggenomen tegen relatief beperkte inspanning, bijvoorbeeld procedurele zaken als
formulieren.
• Een ander knelpunt dat naar voren kwam betreft de afbakening van verantwoordelijkheden.
Dit komt tot uiting in de vergunningverlening, het houden van toezicht en bij de klachtenafhandeling.
Hierover wordt geadviseerd om definities en verantwoordelijkheden nader te bekijken
en te detailleren om zodoende tot een afspraak te komen over bijvoorbeeld de afhandeling
van klachten. Advies is om hiervoor een werkgroep in te richten met experts en juristen
vanuit provincies, Inspectie Leefomgeving en Transport en IenW.
• Andere aanbevelingen gaan over het verbeteren van informatievoorziening aan provincies
en betere afstemming tussen actoren in het stelsel.
Met de oplevering van het rapport is de eerste fase van dit traject afgerond. Momenteel
werkt het ministerie aan de uitwerking van de aanbevelingen uit de evaluatie, in overleg
met onder andere provincies en sectorpartijen. Zodra concrete resultaten zijn behaald,
zal de Kamer daarover worden geïnformeerd.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
M.G.J. Harbers
Indieners
-
Indiener
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat