Brief regering : Verslag informele bijeenkomst van milieu- en energieministers 10-11 juli 2023
21 501-08 Milieuraad
21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie
Nr. 908 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT EN DE MINISTER VOOR
KLIMAAT EN ENERGIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 augustus 2023
Met deze brief informeren wij u, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat
en de Minister voor Natuur en Stikstof, over de informele bijeenkomst van milieuministers
op 10 juli jl. en de gedeelde informele bijeenkomst van milieu- en energieministers
op 11 juli jl. die plaatsvonden in Valladolid, Spanje.
Daarnaast informeren wij u over het akkoord in de trilogen over de verordening betreffende
ozonlaag afbrekende stoffen en de stand van zaken in de trilogen over de verordening
betreffende gefluoreerde broeikasgassen.
Tot slot bieden wij u, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, de
kwartaalrapportage aan met de stand van zaken van de lopende onderhandelingen van
de Europese voorstellen op het terrein van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen
De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten
I. Verslag informele bijeenkomst van milieu- en energieministers op 10 en 11 juli
2023
De informele bijeenkomst van milieu- en energieministers op 10, 11 en 12 juli jl.
stond in het teken van het reflecteren over hoe de ecologische, klimaat en energie
transities in Europa kunnen worden versneld om de grote wereldwijde crises het hoofd
te bieden, zonder de welvaart in gevaar te brengen. Er vond geen besluitvorming plaats.
Op 10 juli waren voor de milieuministers drie sessies gepland, waarbij het Spaans
voorzitterschap inzette op een integrale benadering van de geagendeerde onderwerpen.
Het Spaans voorzitterschap wilde het tijdens de eerste sessie hebben over een geïntegreerd
beheer van bodem, water, bos en biodiversiteit. Tijdens de tweede sessie werd ingegaan
op maatregelen om zwerfvuil op zee aan te pakken. Tot slot werd in de derde werksessie
de balans tussen biodiversiteit en hernieuwbare energie besproken.
Op 11 juli vond er een gezamenlijke sessie van milieu- en energieministers plaats
over de verwachtingen voor COP28 en de bijdrage van de energiesector. Aansluitend
vond op 12 juli een informele bijeenkomst van energieministers plaats. Uw Kamer wordt
hier apart over geïnformeerd.
10 juli
Eerste sessie: Naar een geïntegreerd beheer van bodem, water, bos en biodiversiteit
Het voorzitterschap benadrukte de urgentie van een goed beheer van bodem, water, bos
en biodiversiteit om de uitdagingen op het gebied van klimaatverandering, verlies
van biodiversiteit en milieuvervuiling het hoofd te bieden. Het voorzitterschap onderstreepte
de noodzaak om tot een integrale benadering te komen rondom beheer, en de silo mentaliteit
en gefragmenteerd beleid te doorbreken op EU-niveau. Het voorzitterschap nodigde lidstaten
uit om hierop te reflecteren.
De Europese Commissie (hierna: Commissie) steunde de oproep tot een meer geïntegreerde
benadering rondom het beheer van bodem, water, bos en biodiversiteit. De Commissie
gaf aan met een interdisciplinaire blik te werk te gaan om niet alleen een groene,
maar ook een inclusieve transitie vorm te geven. Daarnaast benadrukte zij dat de EU
moet focussen op het oplossen van de biodiversiteitscrisis. Als voorbeeld gaf de Commissie
de uitwerking van de afspraken voortvloeiend uit COP15 (Kamerstuk 26 407, nr. 146), de natuurherstelverordening, en de recent gepresenteerde plannen voor bodembeleid:
het op 5 juli gepresenteerde voorstel voor een Richtlijn Bodemmonitoring en veerkracht
(Bijlage bij Kamerstuk 36 397, nr. 1).1
Tot slot gaf de Commissie aan dat een geïntegreerde benadering nodig is op bos en
marine biodiversiteit om deze ecosystemen te bedienen.
Vrijwel alle lidstaten gaven aan zich te kunnen vinden in het benaderen van bodem,
water, bos en biodiversiteit via een geïntegreerde benadering. Dit betekent niet alleen
een klimaat- of biodiversiteitsbenadering, maar ook dat sociaaleconomische aspecten
meegenomen kunnen worden in de uitwerking van Europees beleid. Verschillende lidstaten
zeiden dat er in toenemende mate op nationaal niveau integraal gewerkt wordt. Daarnaast
benadrukten lidstaten dat de Green Deal gezien kan worden als de integrale benadering op Europees niveau, met diverse uitwerkingen
per sector onder het gehele pakket. Ook benadrukten enkele lidstaten dat acties rondom
de Green Deal, zoals natuurkwaliteit en biodiversiteit maar ook economische activiteit, complementair
moet zijn aan elkaar. Tot slot benadrukten enkele lidstaten uitdagingen voor geïntegreerd
beleid, zoals een gedegen gezamenlijke evaluatie van de haalbaarheid van gestelde
Europese doelen voor beheer van bodem, water, bos en biodiversiteit, en de beschikbaarheid
van Europese fondsen en financiële middelen om de implementatie uit te voeren.
Nederland heeft benadrukt dat in Nederland via nationaal beleid, zoals water en bodem
sturend2, ingezet wordt op een integrale benadering zoals geagendeerd door het voorzitterschap.
Verder heeft Nederland benadrukt dat via de implementatie van het Nationaal Programma
Landelijk Gebied (NPLG) geïntegreerd wordt gewerkt aan diverse doelen rondom natuur,
biodiversiteit, water, bodem, lucht en klimaat.
Tweede sessie: Van bron tot zee. Maatregelen om zwerfvuil op zee te verminderen
Tijdens de tweede sessie benadrukte het voorzitterschap dat zwerfvuil op zee, maar
ook in rivieren, overal aanwezig is in de EU. Het voorzitterschap gaf aan dat de doelen
die de EU zich gesteld heeft, gehaald moeten worden, en dat meer inzet noodzakelijk
is. De internationale afspraken rondom de duurzame ontwikkelingsdoelen, en andere
internationale inzet om plasticvervuiling tegen te gaan, zijn hierbij van belang.
Het voorzitterschap onderstreepte dan ook de noodzaak om tot een bindend VN-verdrag
over plasticvervuiling te komen.
De Commissie herhaalde dat met diverse Europese initiatieven plastics teruggedrongen
dienen te worden. De Commissie gaf het voorbeeld dat binnen de nulverontreinigingsambitie
het doel gesteld is om 30% terugdringing van marine zwerfvuil in 2030 te bereiken.
Daarnaast benadrukte de Commissie dat vervuiling niet aan de Europese grens ophoudt,
waardoor internationale samenwerking noodzakelijk is. Ook onderstreepte de Commissie
het belang van de onderhandelingen voor een VN-verdrag over plasticvervuiling met
bindende doelen en maatregelen, een gehele levenscyclus benadering, het aanpakken
van zorgwekkende additieven en chemicaliën in plastics, en het verminderen van plastics
gemaakt van fossiele brandstoffen. Tot slot benadrukte de Commissie het «vervuiler
betaalt»-principe, en de noodzaak om bedrijven mee te nemen in het implementeren van
wetgeving.
Alle lidstaten onderschreven de noodzaak om plasticvervuiling tegen te gaan op zee,
maar ook in rivieren, en dat hiervoor een aanpak voor de gehele waardenketen, en ook
aan de bron noodzakelijk is. In dat licht onderschreven vrijwel alle lidstaten de
noodzaak om meer inzet te plegen via bestaande EU-wetgeving om zwerfvuil aan te pakken.
Ook verwelkomden vrijwel alle lidstaten de EU-inzet om plasticvervuiling tegen te
gaan, en de inzet binnen de Hoge Ambitie Coalitie3 om tot een bindend VN-verdrag over plasticvervuiling te komen. Tot slot riepen enkele
lidstaten de Commissie op om snel een ambitieus voorstel te presenteren rondom microplastics.
Nederland onderschreef de noodzaak van een gezamenlijke Europese bronaanpak om plasticvervuiling
in de EU terug te dringen. Ook riep Nederland op om tot een internationaal bindend
VN-verdrag over plasticvervuiling te komen eind 2024, dat ook de voorkant van de plasticsketen
aanpakt via een focus op reductie, het stimuleren van hergebruik en een circulaire
plastics economie.
Derde sessie: De balans tussen hernieuwbare energie en biodiversiteitsbeheer
Het voorzitterschap benadrukte dat het een complex vraagstuk is dat niet alleen uit
economische- en milieu-elementen bestaat, maar ook sociale aspecten heeft. Als voorbeeld
van het sociale aspect werd de noodzaak benoemd om inwoners van de EU mee te nemen
in het uitrollen van hernieuwbare energie zoals zonnepanelen of windmolens. Daarnaast
benadrukte het voorzitterschap dat planning en identificatie van locaties waar natuurinclusief
gebouwd kan worden, belangrijk is voor de uitrol van hernieuwbare energieprojecten.
De Commissie onderstreepte dat het geen twijfel heeft over de noodzaak om hernieuwbare
energie uit te rollen in de EU, maar dat tegelijkertijd de biodiversiteit beschermd
moet worden. De Commissie benoemde daarbij ter illustratie het bouwen van kunstmatige
riffen in zee, en natuurinclusief bouwen van windparken op zee. Er werd benadrukt
dat voor de balans tussen hernieuwbare energie en biodiversiteitsbeheer het belangrijk
is om goed in kaart te brengen waar de kansen liggen. De Commissie benadrukte dat
REpowerEU4 en RED III5 raamwerken geeft om dit proces te versnellen.
Vrijwel alle lidstaten onderschreven het doel om tot een balans te komen tussen het
versnellen van de uitrol van hernieuwbare energie en de bescherming van de biodiversiteit.
Enkele lidstaten gaven aan dat versnelling van vergunningverlening voor hernieuwbare
energieprojecten noodzakelijk is om de energietransitie te versnellen, maar dat dit
niet ten koste moet gaan van biodiversiteitsverlies. Veel lidstaten gaven aan al natuurinclusief
te werken en hier in hun vergunningverlening rekening mee te houden. Daarnaast onderschreven
diverse lidstaten de noodzaak om ook de sociale aspecten mee te nemen in de uitrol
van hernieuwbare energie en de stakeholders samen te laten werken. Ook gaven enkele
lidstaten aan dat er meer inzet nodig is op financiering van de uitrol van hernieuwbare
energie. Nederland benadrukte dat de balans gevonden moet worden tussen natuur- en
biodiversiteitsbeheer enerzijds en hernieuwbare energieprojecten anderzijds, en dat
deze doelen niet tegenover elkaar staan. Een voorbeeld hiervoor dat Nederland inbracht,
is het combineren van hernieuwbare energieprojecten op zee met het bevorderen van
biodiversiteit door natuurinclusief te bouwen. Ook benoemde Nederland de nationale
programma’s rondom regionale energiestrategieën en strategie voor wind op zee als
voorbeelden van inclusief werken tussen hernieuwbare energie en biodiversiteit.
11 juli
Sessie verwachtingen COP28 en bijdrage energiesector
Tijdens de informele bijeenkomst van milieuministers vond een gezamenlijke sessie
met de energieministers plaats over de verwachtingen voor COP28 en de bijdrage van
de energiesector.
COP28 vindt plaats tussen 30 november en 12 december 2023 in Dubai. Tijdens de COP
onderhandelt de EU als één partij. De Nederlandse inzet wordt daarom hoofdzakelijk
vastgelegd in de EU-posities die voorafgaand aan iedere COP door de lidstaten en de
Commissie worden vastgesteld. Tijdens de Milieuraad van 16 oktober 2023 zal de gezamenlijke
positie van de EU voor COP28 worden vastgesteld in zogenoemde Raadsconclusies. Tijdens
deze informele bijeenkomst is hier al een begin mee gemaakt.
Aankomend COP28 voorzitter Sultan Al Jaber uit de Verenigde Arabische Emiraten, lichtte
zijn prioriteiten voor COP28 toe. Ten eerste moeten fossiele brandstoffen worden afgebouwd
en hernieuwbare energiecapaciteit worden opgeschaald. In dit kader riep hij op tot
het afspreken van mondiale pledges op het gebied van hernieuwbare energie en energie-efficiëntie. Ten tweede is meer
kapitaal nodig, vooral voor ontwikkelingslanden. Op COP28 moet een besluit genomen
worden over de vormgeving van het tijdens COP27 afgesproken fonds voor schade en verlies
als gevolg van klimaatverandering (Loss and Damage Fund). Daarnaast moet meer private financiering worden gemobiliseerd en spelen multilaterale
ontwikkelingsbanken een cruciale rol. Tot slot moet het raamwerk over de Global Goal on Adaptation worden vastgesteld en financiering voor klimaatadaptatie worden opgeschaald. De COP28
voorzitter riep de EU op om hierin een leidende rol te pakken, wat onderschreven werd
door het Spaanse voorzitterschap.
De Commissie gaf aan dat de EU veel van de genoemde prioriteiten deelt en dat het
zich aansluit bij de oproep van de COP28 voorzitter om vrijwillige pledges voor te bereiden op het gebied van hernieuwbare energie en energie-efficiëntie. De
Commissie stelt voor de jaarlijks ingezette hernieuwbare energiecapaciteit wereldwijd
te verdrievoudigen van 2020 tot en met 2030 en verder, en dat 95% van de nieuwe elektriciteitscapaciteit
uit hernieuwbare energiebronnen of kernenergie moet komen. Daarnaast stelt de Commissie
voor de wereldwijde snelheid van energie-efficiëntie verbeteringen gedurende het komende
decennium (2020–2030), gemeten in finale energie-intensiteit, minimaal te verdubbelen.
Het merendeel van de lidstaten gaf aan voorstander te zijn van mondiale pledges op het gebied van hernieuwbare energie en energie-efficiëntie. Volgens het kabinet
kan dit helpen investeringen in hernieuwbare energie en energie-efficiëntie op te
schalen, vooral in ontwikkelingslanden.
Op gebied van mitigatie riep een groot aantal lidstaten, waaronder Nederland, op tot
een ambitieuze uitkomst van de Global Stocktake, dat niet alleen de balans op zou moeten maken van de implementatie van de Overeenkomst
van Parijs, maar ook een duidelijk pad moet bevatten om de wereld dichterbij het 1,5
gradendoel te brengen. Hierbij werd verwelkomd dat de EU met het Fit-for-55-pakket
het goede voorbeeld geeft en andere landen kan aansporen om geüpdatete Nationally Determined Contributions6 voor 2030 in te dienen en hun ambitie in de volgende cyclus NDC’s vanaf 2025 te verhogen.
Een aantal klimaatambitieuze lidstaten, waaronder Nederland, benadrukten dat hoewel
het afvangen en opslaan van CO2 en andere reductietechnologieën (Carbon Capture and Storage,
CCS) nodig is richting klimaatneutraliteit, deze technologieën enkel toegepast zouden
moeten worden in sectoren waar geen alternatieven voorhanden zijn.
Er was veel aandacht voor de noodzaak nieuwe financiering te mobiliseren, met name
voor ontwikkelingslanden. Zo benadrukten een aantal lidstaten, waaronder Nederland,
de noodzaak om een besluit te nemen over het Loss and Damage Fund. Ook onderstreepte een groot aantal lidstaten, waaronder Nederland, de noodzaak om
private financiering op te schalen en de cruciale rol die multilaterale ontwikkelingsbanken
spelen.
Tot slot spraken enkele lidstaten zich uit voor een overeenkomst op het raamwerk over
de Global Goal on Adaptation en het belang van het opschalen van financiering voor klimaatadaptatie.
II. Akkoord trilogen verordening betreffende ozonlaag afbrekende stoffen en stand
van zaken trilogen verordening betreffende gefluoreerde broeikasgassen.
Verordening betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen (ODS)
Op 13 juni is overeenstemming bereikt tussen de Raad, het Europees Parlement en de
Commissie over de herziening van de verordening betreffende de ozonlaag afbrekende
stoffen (ODS)7.
Er zijn ten opzichte van de algemene oriëntatie geen grote wijzigingen. Er is overeenstemming
bereikt over aangescherpte regelgeving ten aanzien van het voorkomen van emissies
uit isolatieschuim in de afvalfase. Ook is er overeenstemming over het moderniseren
van het ODS quotum- en vergunningensysteem en het leggen van een koppeling met het
Europese douane systeem Single Window CERTEX.
Het kabinet is tevreden over het akkoord. Met de voorgestelde maatregelen rondom isolatieschuim
en bouwafval kunnen de komende jaren beter emissies voorkomen worden. Daarnaast leveren
de voorgestelde versoepelingen rond het vergunningensysteem en het registratiesysteem
voor laboratoriumgebruik diverse lastenbeperkingen op voor het betrokken bedrijfsleven.
Inwerkingtreding van de nieuwe verordening is voorzien op 1 januari 2024. Het is nog
niet bekend wanneer de stemming in het EP zal plaatsvinden.
Verordening betreffende gefluoreerde broeikasgassen (FGAS)
De herziening van de ODS verordening hangt nauw samen met de herziening van de verordening
gefluoreerde broeikasgassen (FGAS)8. Tot op heden is het in de trilogen nog niet gelukt hier een akkoord op te bereiken.
Het grootste discussiepunt tussen de Raad en het EP betreft toekomstige productverboden
voor warmtepompen en airconditioning die volledig FGAS vrij zijn. Het is nog niet
bekend wanneer de volgende triloog plaatsvindt. Voor het kabinet is het van belang
dat er zo snel mogelijk overeenstemming wordt bereikt zodat de verordening per 1 januari
2024 in werking kan treden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie