Brief regering : Kinderrechten en digitalisering
26 643 Informatie- en communicatietechnologie (ICT)
Nr. 1063
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 juli 2023
Als maatschappij – ouders, opvoeders, leraren, kinderen zelf en vele anderen – willen
we dat kinderen opgroeien in een veilige omgeving. Een omgeving die hen ondersteunt
in de levensreis die zij maken. Die hen helpt bij het ontdekken van nieuwe dingen,
in het spelen, in het leren en bij het vormen van een eigen identiteit. Relevant daarbij
is dat onze leefwereld steeds meer digitaal is. Dat geldt zeker ook voor de leefwereld
van kinderen. Niet eerder was een generatie zoveel online. Gelukkig biedt ook de online
wereld mooie kansen voor kinderen, beleven zij plezier en kunnen zij er leren.
In de offline wereld geldt het Internationale Verdrag voor de rechten van het kind.
Daarin staan de rechten van alle kinderen beschreven. Rechten op het gebied van onderwijs,
gezondheid en spelen. Maar ook rechten op het gebied van bescherming tegen mishandeling,
misbruik en uitbuiting. Ook in de digitale wereld moeten kinderen veilig zijn; moeten
zij vrij zijn om te spelen, te ontdekken en te leren. En gevrijwaard zijn van uitbuiting,
online profilering en schadelijke content. Daarom is het zaak om de eisen die we als
maatschappij stellen aan de fysieke leefwereld, ook te stellen aan de digitale wereld.
De rechten van het kind moeten zowel offline als online worden gewaarborgd. Deze brief,
die ik u mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport stuur,
gaat over wat we daar al aan doen en wat we nog meer gaan realiseren. Hierbij gaan
we mede in op de afspraken uit het Coalitieakkoord (bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77). Hierin staat dat we kinderen extra beschermen tegen niet-passende «online» reclame
en kindermarketing en dat we ze het recht geven om niet gevolgd te worden en geen
dataprofielen te krijgen. Ook wordt met deze brief een aantal moties en toezeggingen
afgedaan, waaronder de toezegging uit het commissiedebat over de Telecomraad van 30 november
2022 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 997) om in deze brief in te gaan op het beschermen van kinderen tegen digitale technologie
en op internet.
Kansen en risico’s in de online wereld
Voor de meeste minderjarigen zijn gamen en sociale media leuk en plezierig. Ze hebben
contact met vrienden en kunnen vaardigheden ontwikkelen, zoals het spreken van een
andere taal. Het spelen van games kan het aandachts- en doorzettingsvermogen verbeteren.
Daarnaast kunnen minderjarigen door games leren om beter om te gaan met emoties en
kunnen games verbindend zijn vanwege het sociale aspect. Sociale media kunnen creativiteit
stimuleren, bieden mogelijkheden om vriendschap te sluiten en kunnen een gevoel van
verbondenheid en inclusie versterken.
Onderzoek van de universiteit Utrecht en de Vrije universiteit Amsterdam laat zien
dat bij kinderen van 6 t/m 12 jaar een recreatieve schermtijd op een laag niveau (1
uur per dag) in verband wordt gebracht met een groter gevoel van welzijn, sociaal
gedrag en minder gedragsproblemen. Voor adolescenten geldt dat positieve effecten
op het welzijn, psychosociaal functioneren en een gevoel van levenstevredenheid bij
matig schermgebruik (ongeveer 2 tot 4 uur per dag) optreden1.
In de literatuur worden echter ook verschillende nadelige gevolgen van beeldschermgebruik
beschreven, zoals mentale en sociale problemen of fysieke klachten. Het gedrag kan
een vluchtweg gaan vormen voor problemen of er kunnen onplezierige dingen gebeuren
in de online omgeving.
Het Trimbos instituut becijferde in 2020 dat jongvolwassenen (16–25 jaar) gemiddeld
6 tot 7 uur online zijn voor werk, studie en/of in hun vrije tijd. Hierbij is meer
dan de helft van de jongvolwassenen (60%) van mening te veel achter een scherm te
zitten2. Ook kinderen tussen 9 en 13 jaar vinden dat ze te veel online zijn; onderzoek laat
zien dat ruim de helft van deze leeftijdsgroep vindt dat zij in meer of mindere mate
verslaafd zijn aan hun mobiele telefoon3.
Gamegedrag wordt problematisch of risicovol genoemd op het moment dat leerlingen de
balans verliezen tussen het gamen en andere activiteiten (bijv. werk, school, vrienden,
familie). Problematisch gamegedrag hangt samen met verlaagde schoolprestaties, verzuim
en te laat komen. Bij problematisch gamegedrag kan het ook zo zijn dat er minder aandacht
is voor persoonlijke verzorging (genoeg bewegen, eten en slapen). Via het gamen lopen
jongeren ook een risico om geldproblemen te ontwikkelen.
Sociale media worden problematisch of risicovol wanneer het gebruik belemmeringen
oplevert voor het individu. Hierbij kan gedacht worden aan conflicten met anderen
of het vervangen van andere activiteiten door sociale media. Daarnaast is er bij veelvuldig
schermgebruik minder tijd voor offline sociale contacten. Hierdoor kunnen problemen
ontstaan in (familie)relaties.
Bij een groeiende groep minderjarigen leidt gebruik van sociale media tot problemen
met hun mentale en/of fysieke ontwikkeling. Het Nederlands Jeugdinstituut4 geeft aan dat in 2021 bij ongeveer 50.000 leerlingen in het voortgezet onderwijs
sprake was van problematisch gebruik van sociale media.
In groep 8 van het basisonderwijs gaat het om 3,9 procent. In het voortgezet onderwijs
is hierbij het verschil tussen jongens en meisjes significant. Onder meisjes is met
6,8 procent vaker sprake van problematisch socialemediagebruik dan onder jongens (3,9 procent).
Als het om gamen gaat, dan blijkt dat in 2019 driekwart van de scholieren van 12 tot
en met 16 jaar wel eens gamet (75%). Ruim een kwart (27%) doet dit bijna dagelijks.
In 2021 gamet 13% van de leerlingen in het voortgezet onderwijs intensief (24 of meer
uren per week). Bij 3,4% van de voortgezet onderwijsscholieren is er sprake van problematisch
gamegedrag (vertonen kenmerken van verslaving). Problematisch gamen komt vaker voor
bij jongens (5,6%) dan bij meisjes (1,2%).
Kinderen kunnen online ook in aanraking komen met content die hun mentale, sociale,
cognitieve of fysieke ontwikkeling negatief kan beïnvloeden. Vormen van schadelijke
content zijn bijvoorbeeld het vertonen of verheerlijken van geweld, stereotypering,
racisme of pornografische content. Ook het blootstellen van minderjarigen aan beelden
met ongezond eten, alcohol en roken kunnen voor kinderen een schadelijk effect hebben.
Hoewel platforms maatregelen treffen om schadelijke content voor minderjarigen te
verwijderen, laat onderzoek zien dat tieners en jongeren veelvuldig in aanraking komen
met dergelijke content. Zo laat een onderzoek door Ofcom zien dat 67% van de tieners
en jongvolwassenen recentelijk in aanraking is geweest met voor hen schadelijke content.
Naast deze schadelijke content krijgen kinderen in games, op sociale media en bij
videoplatforms ook veelvuldig te maken met reclame en andere aansporingen tot aankopen.
In vergelijking met volwassenen zijn kinderen extra gevoelig voor commerciële sturing,
omdat zij minder goed in staat zijn om reclame te herkennen en om een rationele, financieel-economische
afweging bij een aankoop te maken. Ook zijn zij gevoeliger voor misleidende en agressieve
handelspraktijken. Het risico op het in aanraking komen met ongeschikte content wordt
nog eens vergroot doordat kinderen online een hogere leeftijd kunnen opgeven dan zij
daadwerkelijk hebben en zo geldende regelgeving kunnen omzeilen.
Huidige aanpak
Het beschermen van kinderrechten in de digitale wereld is een gezamenlijke opgave,
waarbij actieve bijdragen van wetenschappers, bedrijven, overheden, ouders, scholen,
en ook kinderen zelf, essentieel zijn. Omdat het de bedrijven zijn die online producten
en diensten voor kinderen ontwerpen en implementeren, hebben zij een belangrijke verantwoordelijkheid
om kinderrechten te allen tijde in hun producten en diensten te borgen. Onze huidige
aanpak is onder meer gericht op het reguleren van bedrijven via Europese wetgeving.
Belangrijke bestaande wettelijke kaders die minderjarigen beschermen, zijn de Europese
Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), de digitaledienstenverordening (Digital
Service Act (DSA)) en de herziene richtlijn audiovisuele mediadiensten (AVMSD).
1. Regulering aanbieders producten en diensten
De AVG regelt de bescherming van persoonsgegevens. De AVG stelt dat bij de verwerking
van persoonsgegevens van kinderen jonger dan 16 jaar gegevens enkel mogen worden verwerkt
met de toestemming van een ouder (art. 8). Hierbij geldt een impliciete verplichting
om de leeftijd van een gebruiker vast te stellen. Daarnaast moet de verwerkingsverantwoordelijke
op een voor kinderen begrijpelijke manier communiceren wat verwerking van hun gegevens
inhoudt (art. 12). Ook kent de AVG een recht om vergeten te worden (art. 17) dat zwaarder
geldt voor kinderen dan voor volwassenen, omdat zij zich minder bewust zijn van de
verwerkingsrisico´s. Daarnaast is het volgens de AVG niet toegestaan om persoonlijkheids-
en gebruikersprofielen van kinderen te maken wanneer dit niet in hun belang is (art. 22,
overwegingen 38 en 71). De DSA regelt de bescherming van grondrechten bij het gebruik
van digitale diensten. Onder de DSA zijn zeer grote online platforms (ZGOPs) verplicht
om ten minste één alternatief te bieden ten aanzien van gepersonaliseerde aanbevelingen
(art. 38). Deze bepaling moet het risico op het terechtkomen in een informatiefuik
verkleinen. Aanbieders moeten bijzondere inspanningen leveren om de uitleg over hun
algemene voorwaarden voor minderjarigen begrijpelijk te maken (art. 14). Platformen
moeten daarnaast voor minderjarigen passende, evenredige en doeltreffende maatregelen
nemen ter bescherming van minderjarigen (art. 28 en art. 35). Hierbij wordt leeftijdscontrole
genoemd. Ook mogen platforms geen reclame tonen op basis van profilering van persoonsgegevens
van minderjarigen (art. 28).
Met deze bepalingen in de AVG en DSA worden kinderen beschermd tegen het maken van
dataprofielen en hebben zij het recht om online niet gevolgd te worden, zoals ook
is afgesproken in het Coalitieakkoord.
Vanaf 25 augustus zullen de eerste 19 aangewezen zeer grote online platforms en online
zoekmachines aan deze verplichtingen uit de DSA moeten voldoen. De mate van effectiviteit
van deze bepalingen hangt echter wel af van de uitvoering die hieraan wordt gegeven
door de online platforms. Om te bevorderen dat online platforms invulling geven aan
de verplichtingen uit de DSA op een manier die een effectieve bescherming van minderjarigen
waarborgt, organiseer ik na de zomer een ronde tafel met de Europese Commissie, wetenschappers,
toezichthouders, online platforms en maatschappelijke organisaties, waarbij effectieve
en adequate bescherming van kinderen in het licht van de DSA centraal staat.
De in 2018 herziene AVMSD is in 2020 geïmplementeerd in de Mediawet die kinderen onder
andere beschermt tegen schadelijke content (hieronder vallen ook videoplatforms en
sociale media). Aanbieders moeten maatregelen nemen om kinderen te beschermen tegen
content die schadelijk is voor hun lichamelijke, geestelijke of morele ontwikkeling
(art. 4.1.a). Daarnaast bepaalt de Mediawet (art. 3a) dat reclame herkenbaar moet
zijn voor kinderen, ook bijvoorbeeld als het gaat om reclame door influencers. De
DSA wordt de komende tijd trapsgewijs van toepassing, waarbij we nauwgezet volgen
in welke mate de DSA tot extra bescherming van minderjarigen leidt. Daarnaast zullen
onder leiding van de Minister van EZK de komende tijd via consumentenwetgeving, nadere
eisen aan bedrijven worden gesteld (zie hieronder bij «Nieuwe maatregelen»).
2. Media-opvoeding, jongeren weerbaar maken en mediawijsheid
Media-opvoeding speelt een belangrijke rol in het tegengaan van ongewenste effecten
van digitale diensten of producten. Hiervoor wordt een aantal instrumenten ingezet.
Ten eerste kunnen jeugdgezondheidsprofessionals tijdens de contactmomenten met ouders
spreken over verantwoord schermgebruik, wat schermgebruik doet met de ontwikkeling
van een kind en ze hierover adviseren. Daarnaast heeft het NJI de Toolbox Mediaopvoeding:
«Media? Gewoon opvoeden!» ontwikkeld. Hierin zijn factsheets voor professionals en
leerkrachten en tipsheets voor ouders opgenomen. Samen met jongeren zelf en organisaties
zoals MIND Us en het netwerk Mediawijsheid, wordt onder meer ingezet op het stimuleren
van mediawijsheid, digitale vaardigheden en digitale balans.
Voorts is het van groot belang om kinderen weerbaar en wegwijs te maken in de digitale
wereld. Iedereen moet de kans krijgen om mee te komen door digitale kennis en vaardigheden
aan te bieden in het onderwijs en via om- en bijscholing. We pakken digibetisme gericht
aan via een publiek-private strategie voor digitale geletterdheid en we verbeteren
de toegankelijkheid van digitale overheidsdiensten, met behoud van alternatieven voor
digitale overheidscommunicatie. Dit maakt onderdeel uit van de in het Coalitieakkoord
afgesproken aanpak van digibetisme.
Verder helpt mediawijsheid kinderen te beschermen tegen de risico’s van «ongezond» mediagebruik; niet door hen
van schadelijke media weg te houden, maar door hen te leren hoe ze ermee om moeten
gaan. Vanuit het Ministerie van OCW wordt daartoe het Netwerk Mediawijsheid ondersteund.
Dit is een uitgebreid programma om mediawijsheid onder alle Nederlanders te versterken.
In het programma zit extra aandacht bij jongeren (via het onderwijs) en kwetsbaren
(via bijvoorbeeld zorg- en welzijnsinstellingen). Bij mediawijsheid gaat het over
het geheel aan kennis, vaardigheden en mentaliteit om je als mens staande te kunnen
houden in een sterk gemedialiseerde wereld. Bij het Netwerk Mediawijsheid zijn meer
dan 1.000 partners aangesloten.
Voor ouders is door het Netwerk Mediawijsheid de zogeheten MediaDiamant ontwikkeld. Dit is een hulpmiddel voor ouders om met hun kind het juiste
gesprek te voeren over mediagebruik. Genieten van de mogelijkheden, het voorkomen
van risico’s, het begeleiden van je kind, weten welke inhoud geschikt is en het hanteren
van een gezonde balans zijn hierbij belangrijke onderwerpen. De MediaDiamant is er
voor ouders met kinderen in de leeftijd van 0 tot 18 jaar en is ontwikkeld door experts
en wetenschappers.
3. Aanpak mentale gezondheid
Vanuit het Ministerie van VWS is in samenwerking met OCW en SZW in juni 2022 de »Aanpak
mentale gezondheid voor ons allemaal» gelanceerd5. Deze heeft tot doel om de mentale gezondheid van inwoners van Nederland te verbeteren.
De aanpak besteedt specifiek aandacht aan jongeren en de online leefwereld. Zo bevat
actielijn «Mentaal Gezond Online» van deze aanpak doelen en acties om ervoor te zorgen
dat jongeren mediawijs worden en blijven. Hierbij wordt ingezet op bewustwording over
de digitale balans en hoe deze kan worden behouden. Concrete doelen van deze aanpak
zijn onder andere dat jongeren en ouders de kansen en gevaren van de online leefwereld
beter herkennen en dat mentale ondersteuning beter aansluit bij de online leefwereld
van jongeren.
4. Mediawet en Nederlandse Reclame Code
De Mediawet beschermt kinderen tegen de confrontatie met schadelijke audiovisuele
content via bijvoorbeeld videoplatforms of sociale media. Deze wet verbiedt het tonen
van schadelijke content voor bepaalde leeftijdscategorieën. Ook in het Internationale
Verdrag inzake de rechten van het kind van de VN is een bepaling opgenomen (art. 17)
die aangeeft dat kinderen beschermd moeten worden tegen schadelijke content.
Sinds november 2020 moeten video-influencers voldoen aan regels uit de Mediawet om
consumenten te beschermen tegen online reclame. Zo moet het direct zichtbaar zijn
dat het om reclame gaat: alleen het plaatsen van een tag van het sponsorende bedrijf
is niet genoeg. Ook is de Nederlandse Reclame Code per 1 juli 2022 geactualiseerd,
waarmee uitvoering is gegeven aan de afspraak in het Coalitieakkoord dat kinderen
extra beschermd worden tegen online reclame. De Code wordt bijgewerkt als de actualiteit
of veranderende regelgeving daarom vraagt. Hierbij wordt door het Commissariaat voor
de Media in eerste instantie toezicht gehouden op influencers met meer dan 500.000
volgers (zie ook de toelichting op versterking van het toezicht in het volgende onderdeel
van deze brief over nieuwe maatregelen).
5. (Inter-)nationale samenwerking
Normering en kaderstelling waarmee we de online rechten van kinderen willen waarborgen,
werkt alleen als we samen met (mede)overheden op Europees en internationaal niveau
grensoverschrijdende afspraken maken.
We volgen hoe andere landen deze problematiek aanpakken. Zo is in Frankrijk een wetsvoorstel
aanhangig over een minimumleeftijd van 15 jaar voor het gebruik van sociale media.
Is een kind jonger dan 15, dan is toestemming van de ouders nodig. Het wetsvoorstel
verplicht de online platformen met systemen voor leeftijdsverificatie te komen, die
door de toezichthouder moeten worden goedgekeurd. Ook kent Frankrijk het project «Je
protège mon enfant», een platform voor digitaal ouderschap.
Europa heeft daarnaast de BIK+ (Better Internet for kids strategie) gelanceerd, die
op drie pijlers rust. Onder pijler 1 wil de Europese Commissie ervoor zorgen dat de
digitale wereld voor kinderen veilig is; een internet dat beschermt tegen het zien
van dingen die kinderen bang, verdrietig of ongemakkelijk maken. Pijler 2 gaat over
de vaardigheden, kennis en ondersteuning die een kind nodig heeft om zich op internet
veilig te voelen en het op een goede manier te gebruiken. Pijler 3 tenslotte ziet
toe op inspraak van kinderen.
Nieuwe maatregelen
In aanvulling op de hiervoor beschreven huidige aanpak willen we een aantal extra
maatregelen nemen om tot een versterking te komen van de waarborging van online kinderrechten.
Dit doen we via het verder reguleren van aanbieders, het ondersteunen van ouders/opvoeders
en scholen, het versterken van toezicht en het verbinden van de bestaande meldpunten
aan een op te richten landelijk expertisecentrum. Bij deze aanpak betrekken wij ook
de jongeren zelf. In het onderstaande worden deze maatregelen toegelicht.
1. Verder reguleren van aanbieders
Adequate leeftijdsverificatiesystemen
Handhaving van geldende leeftijdsgrenzen blijkt in de praktijk moeilijk, doordat kinderen
in veel gevallen een hogere leeftijd kunnen opgeven dan dat ze daadwerkelijk hebben.
Goede systemen voor leeftijdsverificatie zijn dus van groot belang. Met adequate leeftijdsverificatiesystemen
wordt voorkomen dat kinderen in aanraking komen met voor hen schadelijke content,
dat hun persoonlijke gegevens verzameld worden en dat zij geprofileerd worden. Daarom
werken wij aan de totstandkoming van goede leeftijdsverificatiesystemen. Tegelijkertijd
werken we aan versterking van het toezicht.
Dit voorjaar hebben we verschillende experttafels georganiseerd om in kaart te brengen
welke eisen we aan leeftijdsverificatie willen stellen en hoe we ervoor kunnen zorgen
dat systemen daaraan gaan voldoen. Een conclusie uit deze tafels is dat de markt met
zijn technische kennis en innovatiecapaciteit als geen ander in staat is om adequate
leeftijdsverificatiesystemen te ontwikkelen. De digitaledienstenverordening (Digital
Service Act) noopt de markt daartoe, omdat bedrijven de leeftijd moeten kunnen vaststellen
van een gebruiker, bijvoorbeeld bij het verbod van reclame op basis van profilering
in geval van minderjarigen.
We willen strikte eisen gaan stellen aan een dergelijk systeem. Deze eisen betreffen
onder meer de robuustheid (mate waarin leeftijd met zekerheid kan worden vastgesteld),
de privacy-vriendelijkheid, de veiligheid en de inclusiviteit van leeftijdsverificatiesystemen.
Op basis van een uitgewerkte lijst van eisen zullen we de mogelijkheid onderzoeken
van een certificeringssysteem voor leeftijdsverificatie. Hierover zijn we met partijen
als de NEN, maar ook de Europese Commissie, in gesprek. Hierbij kijken we naar ontwikkelingen
in het buitenland op dit terrein. Ik streef ernaar de lijst met eisen per risicocategorie
kort na de zomer af te ronden. Mogelijkheden ten aanzien van certificering of andere
mogelijke inbedding van eisen aan leeftijdsverificatie zullen we tegen het einde van
het jaar inzichtelijk hebben.
Aanpak van verleidingstechnieken en dark patterns
In aanvulling op de AVG, DSA en AVMDS willen wij de komende tijd aanbieders vergaand
reguleren, onder andere via consumentenwetgeving. Het gaat hier met name om de aanpak
van online verleidingstechnieken en zogenaamde dark patterns6. Deze technieken kunnen gebruikers stimuleren om langdurig online te zijn en/of om
andere dingen te doen die niet (altijd) in hun belang zijn (zoals het doen van aankopen).
De Minister van Economische Zaken en Klimaat heeft in dit kader op 28 juni 2023 de
Nederlandse consumentenagenda met uw Kamer gedeeld7. Hierin wordt aangegeven dat de Europese Commissie momenteel onderzoekt of de huidige
regels consumenten ook online voldoende beschermen («fitness check»). De Minister
van Economische Zaken en Klimaat zal onder andere aan de Commissie vragen om met name
kwetsbare consumenten, zoals kinderen, beter te beschermen tegen bepaalde schadelijke
online handelspraktijken rondom in-app en in-game aankopen. In dat kader gaat de Minister
van Economische Zaken en Klimaat voorstellen de Europese regelgeving zodanig aan te
passen dat loot boxes8 onder alle omstandigheden kwalificeren als een oneerlijke handelspraktijk.
Binnen de fitness check zal ook gekeken worden of de consumentenregelgeving nog moet
worden aangepast in verband met de hierboven genoemde dark patterns. Uit onderzoek van de Commissie blijkt dat bijna alle van de 75 door Europese consumenten
meest gebruikte websites en apps ten minste één dark pattern bevatten9. Het is daarom van belang dat de consumentenwetgeving voldoende flexibel is om hier
snel op te kunnen reageren.
Nieuw en aanvullend beleid is daarnaast dat specifiek ten aanzien van verleidingstechnieken
in games op dit moment een Gamewijzer voor verleidingstechnieken in ontwikkeling is.
Deze Gamewijzer maakt op toegankelijke wijze voor ouders, kinderen en verzorgers duidelijk
welke verleidingstechnieken er in een game aanwezig zijn.
Kinderrechten borgen in gehele levenscyclus van online producten en diensten
Om kinderrechten in alle fasen van de levenscyclus van online producten en diensten
te borgen, nemen we de volgende nieuwe maatregelen:
• De ontwikkeling van een Kinderrechten Impact Assessment (KIA), zoals verzocht in de
motie van de leden Ceder en Leijten10. Dit instrument helpt om risico’s voor kinderrechten in kaart te brengen. Deze is
in de tweede helft van 2023 gereed.
• Het updaten en omvormen van de bestaande Code voor Kinderrechten (CKO)11 tot een meer praktische tool voor ontwerpers van digitale diensten en producten.
Hiermee worden de kinderrechten in online diensten geborgd. Deze is ook in de tweede
helft van 2023 gereed. Hiermee kom ik de toezegging uit het Wetgevingsoverleg van
14 november 2022 (Kamerstukken 36 200 VII, 36 200 XIII en 36 200 VI, nr. 116) na om Uw Kamer te informeren over de weging en uitwerking van de Code kinderrechten
online.
• Het opzetten van een Kinderrechten Keurmerk (KK) waaruit blijkt dat in een online
product of dienst kinderrechten zijn geborgd. Uw Kamer zal begin 2024 over de uitwerking
worden geïnformeerd.
Van de bovenstaande instrumenten bekijken we ook nut en noodzaak van wettelijke borging.
Hierbij wordt aandacht besteed aan het soort digitale diensten en producten waarop
dit van toepassing is. Het gebruik van een digitaal voetbalspelletje creëert bijvoorbeeld
andere verwachtingen dan software die onder de noemer van educatief materiaal op de
markt worden gebracht.
Online privacy en economische exploitatie
Zoals hierboven gesteld, kan adequate leeftijdsverificatie een belangrijke oplossing
vormen in het tegengaan van de verwerking van persoonsgegevens van minderjarigen.
Maar niet alleen inadequate leeftijdsverificatie zet de privacy van kinderen onder
druk; ook zien we dat ouders zelf de privacy van hun kinderen onder druk kunnen zetten.
Een voorbeeld zijn de online vlogfamilies12; gezinnen wier leven intensief online gedeeld wordt. Een belangrijk deel van deze
snel opkomende vormen van kinderarbeid onttrekt zich nu aan de geldende wet- en regelgeving
voor kinderarbeid en het toezicht daarop. Uitwassen waarbij kinderen als verdienmodel
worden ingezet door hun ouders of bedrijven moeten beter kunnen worden aangepakt.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zal daarom een duidelijk en richtinggevend
(normen)kader voor kinderarbeid in de vorm van jonge influencers ontwikkelen en vastleggen
in wet- en regelgeving. Het bestaande normenkader zoals dat nu geldt voor artistiek
en cultureel werk, met arbeids- en rusttijden tot 16 jaar, is hierbij in beginsel
uitgangspunt. De Kamer is over deze aanpak geïnformeerd bij brief d.d. 13 april 2023.
Aanpak online reclame
Onlangs werd duidelijk dat influencers regelmatig de reclameregels overtreden13. Daarnaast blijken ook influencers met minder dan 500.000 volgers (zogenaamde micro-influencers)
invloedrijk14. De Staatssecretaris van Cultuur en Media is met het Commissariaat voor de Media
in gesprek over versterking van het toezicht op dit punt. Ook de The European Consumer
Organisation (ECO) besteedt ruim aandacht aan influencers. Zij beveelt aan dat transparantie-
en openbaarmakingsvereisten op EU-niveau verder worden gedefinieerd, gestandaardiseerd
en geharmoniseerd. Ook moet het toezicht op en de handhaving van de naleving worden
vergemakkelijkt. Verder beveelt zij aan om promotie van illegale producten en diensten
door influencers als oneerlijke handelspraktijk te kwalificeren door middel van plaatsing
op de zwarte lijst van de richtlijn oneerlijke handelspraktijken. Binnen Europa ga
ik me hard maken voor het overnemen van deze aanbevelingen van de ECO.
2. Ondersteunen van ouders/opvoeders en scholen
Publiekscommunicatie
Goede voorlichting aan ouders en kinderen over wat ze in de digitale wereld tegenkomen
en hoe ze daarmee om kunnen gaan, is van cruciaal belang voor positieve ervaringen
in de digitale wereld. De inzet is niet om kinderen weg te houden van digitale producten
en diensten, maar juist om ze wegwijs en weerbaar te maken. Ouders spelen daarbij
een cruciale rol als opvoeders. Niet altijd weten zij welke online wereld het best
bij hun kind past. Dat geldt ook voor het inschatten van de specifieke gevaren voor
hun kind.
Om ouders en kinderen beter te equiperen voor een goede omgang met digitale producten
en diensten, werk ik op dit moment aan een meerjarige publiekscommunicatie. Deze communicatie
moet in het najaar starten en zal zich dit jaar focussen op de effecten van langdurig
online zijn. Hierbij willen we aan ouders en kinderen inzicht bieden in hoe je een
goede digitale gezondheid bereikt, waarbij we toegankelijke communicatiemethodieken
willen ontwikkelen en ouders de hulpmiddelen verschaffen om te kunnen bepalen wat
een gezond gebruik van digitale producten en diensten is.
Andere onderwerpen die (later) aan de orde zullen komen zijn desinformatie en bewustwording
van gegevensverwerking door apps, zoals recentelijk toegezegd in de beantwoording
van vragen van Uw Kamer15. Hierbij wordt ingegaan op de risico’s en wat je als ouders, verzorgers en kinderen
kunt doen om de risico’s tegen te gaan.
Weren van smartphones uit de klas
We werken ook op andere manieren aan het tegengaan van negatieve effecten en het verminderen
van schermgebruik door minderjarigen. Zo heeft het Ministerie van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap (OCW) onderzocht hoe mobiele telefoons uit de klas kunnen worden geweerd.
Onderzoek toont aan dat niet-educatief gebruik van mobiele telefoons de concentratie
en betrokkenheid van leerlingen negatief beïnvloedt. Daarom is er een afspraak gemaakt
met besturen, scholen, docenten, ouders en leerlingen dat mobiele telefoons niet zijn
toegestaan in de klas, tenzij ze educatief worden gebruikt in de les. Deze afspraak
geldt voor het voortgezet onderwijs en wordt per 1 januari 2024 toegepast.16
3. Versterken van toezicht
Als het gaat om toezicht op kinderrechten in relatie tot digitalisering – waaronder
bescherming tegen schadelijke content – hebben we dit voorjaar verschillende dialogen
georganiseerd met toezichthouders. Uit deze dialogen kwamen verschillende beperkingen
en lacunes naar voren. Een voorbeeld is dat het Commissariaat voor de Media momenteel
alleen toezicht houdt op uploaders met meer dan 500.000 volgers en dat veel influencers
zich momenteel niet aan de regels houden.
Nu we de beperkingen en lacunes in beeld hebben, werken we nieuwe oplossingen voor
versterkt toezicht uit. Uit de dialogen kwam naar voren dat regelgeving soms tekortschiet
om effectief toezicht te houden, bijvoorbeeld als het gaat om reclame voor ongezond
eten. In die gevallen kijken we samen met het verantwoordelijke departement of aanvullende
regelgeving mogelijk is. Zo kijkt VWS momenteel naar een mogelijk verbod op marketing
voor ongezonde voeding voor kinderen.
Ik kom hiermee tegemoet aan de toezegging uit het debat over de bescherming van online
gegevens van 17 mei jl. (Handelingen II 2022/23, nr. 82, item 11) om in deze brief in te gaan op de vraag hoe het toezicht het best zou kunnen worden
gestructureerd.
Specifiek ten aanzien van de bescherming van persoonsgegevens van kinderen ga ik samen
met de Minister voor Rechtsbescherming verkennen of een kinderautoriteit persoonsgegevens
of een specifieke afdeling binnen de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) die zich richt
op de verwerking van persoonsgegevens van minderjarigen, de online privacy van minderjarigen
verder kan versterken, zoals verzocht in de motie van het lid Drost17.
4. Verbinding van meldpunten aan een landelijk expertisecentrum
Er zijn verschillende meld- en contactpunten waar minderjarigen en ouders terecht
kunnen voor het melden of bespreken van problemen. Bekend is de Kindertelefoon (https://www.kindertelefoon.nl/) die kinderen elke dag kunnen bellen tussen 11.00 en 21.00 over alle problemen die
ze tegenkomen in hun leven. Ook is er een specifiek meldpunt voor het geval een minderjarige
iets vervelends op het internet heeft meegemaakt, namelijk www.meldknop.nl18. Melding kan worden gemaakt van onder andere online pesten, discriminatie, nare filmpjes,
grooming, sexting, oplichting en stalking. Meldknop.nl is een initiatief van Veilig
Internetten – een samenwerking tussen het Ministerie van EZK, het Ministerie van JenV,
het Nationaal Cyber Security Centrum en ECP – en wordt ondersteund door de politie.
Daarnaast kunnen kinderen terecht bij de Kinderombudsman wanneer zij (on- of offline)
problemen met een overheidsinstantie ervaren.
Naast meld- en contactpunten waar online problematiek tot uiting komt, zijn er verschillende
instituten die onderzoek doen naar problemen van minderjarigen in de digitale wereld,
zoals het Trimbos Instituut en verschillende universiteiten. Wat echter mist, is de
verbinding tussen de kennis die wordt opgedaan bij meld- en contactpunten, klachtenregelingen en onderzoeksinstituten. Bestaande expertise en kennis worden momenteel onvoldoende
gedeeld en benut. We zullen daarom een landelijk expertisecentrum digitalisering en
gezondheid oprichten, waarin kennis en expertise gebundeld worden19. Een structurele, duurzame opbouw van een kennisbasis over digitalisering en gezondheid
draagt bij aan het kunnen formuleren van slagvaardig en impactvol beleid. In het expertisecentrum
zal met partijen gezamenlijk worden gewerkt aan de gedeelde missie: de realisatie
van een samenleving die digitaal in balans is.
5. Samen met jongeren
De uitwerking van bovenstaande maatregelen willen wij samen met jongeren oppakken.
Daarom richten wij momenteel met Unicef Nederland een jongerenpanel op, waarin vier
keer per jaar met jongeren de kansen en de risico’s van de digitale wereld worden
besproken. De sessies krijgen thematisch vorm en kunnen bijvoorbeeld ingaan op schadelijke
content of online reclame, maar ook op hoe een kind in de digitale wereld creatief
kan zijn of hoe de digitale wereld het leervermogen van een kind kan versterken. De
eerste sessie zal plaatsvinden in september en de uitkomsten van deze sessies zijn
input voor beleid.
Concluderend
De hierboven uitgewerkte vraagstukken laten zien dat kinderrechten op verschillende
manieren in de digitale wereld onder grote druk staan. Het gaat hierbij om verschillende
rechten, zoals het recht op privacy, op ontspanning, op bescherming tegen schadelijke
content en recht op een gezonde mentale en fysieke ontwikkeling. De uitwerking laat
ook zien dat het beschermen van kinderrechten een domeindoorsnijdend vraagstuk is,
waarbij vele partijen betrokken zijn.
Het is noodzakelijk goed zicht te houden op het borgen van kinderrechten in een digitaliserende
wereld, te meer omdat die wereld volop in beweging is en effecten van technologieën
niet altijd direct aan de oppervlakte komen. Graag vervul ik hierin een coördinerende
rol waarbij ik, rekening houdend met de rollen en verantwoordelijkheden van alle relevante
partijen, samen optrek om concrete acties in gang te zetten om wetgeving, beleid en
toezicht te versterken. In deze brief heb ik al een heel aantal acties uiteengezet.
Reflectie hierop en aanscherpte acties zullen een plek krijgen in de geactualiseerde
versie van de Werkagenda Waardengedreven Digitalisering.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
A.C. van Huffelen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.