Brief regering : Reductie grondafhandelingsbedrijven Schiphol
29 665 Evaluatie Schipholbeleid
Nr. 479
BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 juli 2023
In september 2022 is de Kamer geïnformeerd over het traject dat was ingezet ten aanzien
van het beperken van het aantal grondafhandelingsbedrijven op Schiphol.1 Daarbij is aangegeven dat ter onderbouwing van dit voornemen een onderzoek zou worden
uitgevoerd en dat dit traject enige tijd zou vergen. Op 23 maart 2023 is de Kamer
geïnformeerd over de meest recente stand van zaken en de vervolgstappen voor de daaropvolgende
maanden.2 Daarbij is aangegeven dat gestreefd werd naar het nemen van een conceptbesluit voor
de zomer van 2023.
Een consortium van SEO Economisch Onderzoek, de Universiteit van Antwerpen en To70,
heeft de afgelopen maanden benut om te komen tot een gedegen onderbouwing ten behoeve
van de besluitvorming. Het doel van de besluitvorming om te reduceren is dat dit bijdraagt
aan een verbetering van de veiligheid, kwaliteit, effectiviteit en efficiëntie van
de grondafhandeling op de luchthaven. Op basis van het rapport wordt een reductie
tot drie grondafhandelingsbedrijven voorbereid. In deze brief wordt de onderbouwing
van dit besluit toegelicht en wordt het vervolgtraject geschetst. Het eindrapport
van SEO, de Universiteit van Antwerpen en To70 wordt als bijlage meegezonden met deze
brief.
De leden Koerhuis en Strolenberg (beiden VVD) vroegen in maart 2023 via schriftelijke
vragen naar een vergelijking van de bagageafhandeling op Schiphol ten opzichte van
de luchthavens Parijs-Charles de Gaulle en Frankfurt am Main. Zoals in de beantwoording3 destijds toegezegd, zijn beide luchthavens meegenomen in de internationale benchmark
van dit onderzoek. Het lid Alkaya (SP) vroeg op 27 juni 2023 tijdens het commissiedebat
Luchtvaart of het onderzoek gedeeld kon worden met de Kamer. Met de publicatie van
het onderzoek zijn beide toezeggingen afgedaan.
Conceptbesluit
Op basis van de Regeling grondafhandeling luchtvaartterreinen4 is de Minister van Infrastructuur en Waterstaat bevoegd om het aantal afhandelingsbedrijven
(art. 5 lid 2) op een luchthaven te beperken. De regelgeving biedt ruimte om onderscheid
te maken tussen verschillende categorieën diensten (bagageafhandeling, platformafhandeling,
brandstof- en olielevering, en vracht- en postafhandeling). Aangezien er ten aanzien
van de brandstof- en olielevering op Schiphol geen problemen zijn en deze ook niet
worden verwacht, is er geen noodzaak in te grijpen in deze markt. De brandstof- en
olielevering valt dan ook buiten de huidige besluitvorming.
De onderzoekers geven aan dat de optimale situatie ontstaat bij drie marktpartijen.
Als deze drie bedrijven actief zijn op alle drie de categorieën geeft dit de grootste
scopevoordelen. Dit advies wordt opgevolgd, wat betekent dat de beperking tot drie
grondafhandelingsbedrijven zal worden toegepast op zowel de bagageafhandeling, platformafhandeling
als de vracht- en postafhandeling.
Onderbouwing
De onderzoekers van SEO, de Universiteit van Antwerpen en To70 hebben de opdracht
gekregen om te onderzoeken tot welk aantal gereduceerd zou moeten worden om de beste
uitkomst voor het behalen van de doelstellingen van hierboven te behalen en of er
geen minder ingrijpende maatregelen zijn die een vergelijkbaar effect opleveren. Om
te komen tot een gedegen onderbouwing hebben de onderzoekers analyses uitgevoerd op
het draagvlak, de marktstructuur en de veiligheid en is daarnaast een internationale
benchmark uitgevoerd.
Hieruit komt de conclusie dat de markt voor grondafhandeling op Schiphol op dit moment
niet optimaal werkt. Ook in vergelijking met andere Europese luchthavens is het aantal
actieve grondafhandelaren relatief groot.
Op basis van hun analyses komen de onderzoekers tot de conclusie dat een beperking
van het aantal grondafhandelaren per categorie op drie partijen een balans biedt tussen
de verschillende (maatschappelijke) belangen en daarmee kan bijdragen aan de doelstellingen
van de overheid in dit dossier. Hierbij geldt wel dat enkel het beperken van het aantal
grondafhandelaren onvoldoende is, het is een wisselwerking tussen het aantal afhandelaren
en de additionele (afdwingbare) afspraken die kunnen voortvloeien uit de selectie
van de aanbieders door de luchthavenexploitant. Hierover zal met overleg worden gevoerd
met Schiphol.
Vervolgstappen
Het opleggen van deze reductie heeft in potentie een behoorlijke impact op de bedrijven
en werknemers die nu in deze sector actief zijn. Daarom is ervoor gekozen op basis
van het onderzoek nu kenbaar te maken op welke reductie wordt ingezet, maar de besluitvorming
na een consultatieperiode pas definitief te maken. Die consultatieperiode zal de komende
maanden worden uitgevoerd, waarna een definitief besluit in het najaar verwacht wordt.
Hier zal de Kamer weer over worden geïnformeerd.
Zoals in de eerdere brieven aan de Kamer al gemeld is, zal Schiphol het selectieproces
voor bedrijven in de nieuwe situatie – middels een Europese aanbesteding – vormgeven.
De verwachting is dat deze aanbesteding circa negen maanden in beslag zal nemen. Na
de aanbesteding zal nog een overgangsperiode moeten volgen zodat alle betrokken bedrijven
en werknemers zich kunnen aanpassen aan de nieuwe situatie.
Het ligt niet in de lijn der verwachting dat het reduceren van het aantal bedrijven
tot verlies van werkgelegenheid zal leiden. De werkgelegenheid wordt wel anders ingericht
en verdeeld. Desondanks lijkt het verstandig om voor de overgangsperiode plannen uit
te werken om eventueel (tijdelijk) baanverlies door deze transitie zoveel mogelijk
te beperken.
Gezien de doorlooptijden van de besluitvorming, de verplichte aanbesteding en de overgangsperiode
is de verwachting dat in 2025 de overgang naar de nieuwe situatie met het beperkte
aantal afhandelingsbedrijven zal plaatsvinden.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
M.G.J. Harbers
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat