Brief regering : Reactie onderzoeken Georganiseerd sadistisch misbruik en Landelijke expertisegroep bijzondere zedenzaken
31 015 Kindermishandeling
34 843
Seksuele intimidatie en geweld
33 552
Slachtofferbeleid
Nr. 272
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID EN VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 juni 2023
Op 25 januari jl. heeft uw Kamer het kabinet verzocht om een reactie op de aanbevelingen
uit het eindrapport van de Tijdelijke Onderzoekscommissie Georganiseerd Sadistisch
Misbruik van Minderjarigen (hierna: commissie Hendriks) en daarbij ook in te gaan
op de uitvoering van de moties die zien op een meldpunt voor slachtoffers van sektes1,2
en
3.
Vervolgens heeft de Minister van Justitie en Veiligheid u bij gelegenheid van de aanbieding
van het rapport over de Landelijke Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken (LEBZ)4 toegezegd u de gezamenlijke reactie op beide rapporten voor de zomer 2023 toe te
sturen. Met deze brief komen wij, mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport tegemoet aan uw verzoek.
De commissie Hendriks kreeg als opdracht om een breed perspectief te bieden op het
fenomeen georganiseerd sadistisch misbruik van minderjarigen met eventuele rituele
kenmerken, onder meer door slachtoffers en andere betrokkenen vanuit verschillende
invalshoeken aan het woord te laten komen en door aanbevelingen te doen voor hulpverlening,
opsporing, een eventueel meldpunt en de werking daarvan. Een betrouwbare en valide
schatting van de omvang van het fenomeen blijkt op grond van onderzoek van het Wetenschappelijk
Onderzoeks- en Documentatiecentrum (WODC) niet mogelijk.5 Het onderzoek van de commissie Hendriks is gericht op het vergroten van inzicht in
de verschijningsvormen, aard en context van georganiseerd sadistisch misbruik van
minderjarigen en in de wijze waarop (hulp)instanties slachtoffers beter kunnen ondersteunen.
Het onderzoek van de commissie Hendriks is expliciet niet gericht op waarheidsvinding.
De waarheidsvinding in strafrechtelijke casuïstiek is immers voorbehouden aan politie
en het Openbaar Ministerie (OM).
Het onderzoek van de commissie Hendriks laat zien dat slachtofferverklaringen de enige
directe bron voor meldingen van georganiseerd sadistisch misbruik met rituele kenmerken
vormen. Vanuit andere bronnen is daarvoor geen ondersteuning gevonden. De commissie
Hendriks geeft ook aan dat zaken die aan de LEBZ zijn voorgelegd juridisch problematisch
zijn vanwege het gebrek aan bewijs. Uit het onderzoek komt niet naar voren dat er
sprake is van enige vooringenomenheid bij de deskundigen van de LEBZ ten aanzien van
slachtoffers van georganiseerd sadistisch misbruik met eventuele rituele kenmerken.
De commissie Hendriks concludeert dat georganiseerd sadistisch misbruik van minderjarigen
met rituele kenmerken op basis van de onderzoeksresultaten onaannemelijk is. Wel acht
de commissie het bestaan van georganiseerd, gewelddadig misbruik van minderjarigen
waarschijnlijk.
Het Team Bestrijding Kinderporno en Kindersekstoerisme van de Landelijke Eenheid van
de politie (TBKK-LE) heeft onder leiding van het Landelijk Parket naar aanleiding
van aanhoudende beweringen over het bestaan van door Argos getoonde zaken van georganiseerd
sadistisch (ritueel) misbruik van minderjarigen uitvoerig onderzoek gedaan. Op basis
van dit onderzoek is georganiseerd sadistisch (ritueel) misbruik zoals dat in de uitzendingen
van Argos naar voren wordt gebracht niet vastgesteld. Feiten die als ondersteunend
voor het bestaan van een dergelijk netwerk/een dergelijk misbruik werden meegegeven
in de uitzendingen van Argos, zijn (deels) aantoonbaar onjuist of worden niet door
feiten ondersteund.
Het onderzoek naar de LEBZ door Breuer&Intraval in opdracht van het WODC laat zien
dat de politie en het OM met de LEBZ beschikken over een expertisecentrum dat adviseert
in complexe zedenzaken en daarnaast zorgt voor de kennisopbouw en -deling. Uit de
onderzoeken van de commissie Hendriks en Breuer&Intraval komt naar voren dat de LEBZ
de kennis en expertise heeft voor een goede taakuitvoering, dat de rapporten zorgvuldig
worden samengesteld, dat de procedures goed navolgbaar zijn en dat de conclusies logisch
uit de analyse volgen.
Het onderzoek van Breuer&Intraval geeft aanbevelingen voor de communicatie en transparantie
over de LEBZ en vormt daarmee een belangrijke aanvulling op het rapport van de commissie
Hendriks.
Beide onderzoeken geven goede handvatten om valide en betrouwbare informatie te kunnen
krijgen over het fenomeen georganiseerd sadistisch misbruik van minderjarigen met
rituele kenmerken en daarmee het zicht op het mogelijke bestaan van dit fenomeen te
kunnen vergroten. In de onderzoeken worden aanbevelingen gedaan om de meldings- en
aangiftebereidheid en de opsporing op dit terrein te versterken. Een goed bereikbaar
meldpunt voor sadistisch misbruik met rituele kenmerken zal de drempel om hulp te
zoeken en incidenten te melden, volgens de onderzoekers, kunnen verlagen.
Hieronder gaan wij achtereenvolgens in op de aanbevelingen uit beide onderzoeken die
zien op (1) de aangifte en opsporing, (2) de LEBZ en (3) een adequate hulpverlening
waaronder een meldpunt voor seksueel misbruik. Vervolgens reageren wij zoals gevraagd
op de oproepen van uw Kamer om te voorzien in (4) een meldpunt voor slachtoffers van
sektes en hun familieleden.
1. Aangifte en opsporing
Om een beter zicht te krijgen op zaken met kenmerken van georganiseerd sadistisch,
ritueel misbruik van minderjarigen is het van belang dat slachtoffers zich ergens
melden, bijvoorbeeld voor een luisterend oor en hulp of voor een aangifte van een
strafbaar feit. De commissie Hendriks doet een aantal aanbevelingen die de aangiftebereidheid
kunnen vergroten, onder andere door ondersteuning van slachtoffers, de samenwerking
tussen de verschillende teams binnen de politie en de vergroting van de kennis en
het inzicht om zaken goed te kunnen beoordelen en opvolging te kunnen geven. De kenmerken
van dit fenomeen zijn divers: fysiek, seksueel, mensenhandel, binnen een (internationaal)
netwerk en met religieuze of rituele uitingen. De LEBZ heeft in dat kader een belangrijke
functie: deze groep deskundigen kan door de officier van justitie (OvJ) worden ingeschakeld
om in een relatief vroeg stadium in dit type zaken te adviseren en de OvJ van de benodigde
kennis te voorzien om deze zaken te kunnen beoordelen.
1.a. Ondersteuning van slachtoffers
De commissie Hendriks geeft aan dat het doen van aangifte van georganiseerd sadistisch
misbruik voor veel slachtoffers een moeilijke aangelegenheid is. Daar noemen ze verschillende
redenen voor, zoals dat het te lang geleden is en dat daders bijvoorbeeld zijn overleden,
angst om niet geloofd te worden, angst om niet erkend te worden, opzien tegen de indringende
verhoren, voortdurende bedreiging door daders, angst om als medeplichtige behandeld
te worden, en een algemeen gebrek aan vertrouwen in politie en justitie. Als slachtoffers
over hun traumatische ervaringen vertellen in een situatie die zij als onveilig en
beangstigend ervaren, kan dit ook destabiliserend werken op hun psychische toestand.
Extra belemmerende factoren zijn er als het slachtoffer een minderjarige is, zich
in een afhankelijkheidssituatie bevindt of een psychiatrische of ontwikkelingsstoornis
heeft. De commissie Hendriks geeft ook aan dat een vast contactpersoon vanuit de politie
het slachtoffer kan begeleiden in het proces. Op deze wijze kan het vertrouwen van
het slachtoffer in het opsporingstraject en de toegankelijkheid van het aangifteproces
worden vergroot.
Reactie
De politie acht een goede ondersteuning van het slachtoffer cruciaal, niet alleen
zodat het slachtoffer zich veilig voelt, maar ook voor het goede verloop van het proces
van melding, aangifte en opsporing. De politie besteedt gelet hierop veel aandacht
aan voorlichting en communicatie. Dit begint met een goede, zorgvuldige uitleg over
de stappen vanaf het moment van melding en eventuele aangifte door het slachtoffer,
over welke opsporingsinstanties of politieafdelingen daarbij betrokken (kunnen) zijn
en welke (strafrechtelijke) uitkomsten te verwachten zijn. De politie maakt voor het
goed informeren van slachtoffers gebruik van verschillende communicatiemiddelen, zowel
mondeling als via informatiematerialen, zoals folders en filmpjes. Zorgvuldigheid
in de ondersteuning is in het bijzonder van belang als het slachtoffer minderjarig
is. Georganiseerd sadistisch misbruik kan seksueel van aard zijn. De politie heeft
in de Politie-instructie Zeden, kinderpornografie en kindersekstoerisme 2023 opgenomen
dat tijdens het eerste contact het slachtoffer informatie krijgt over de wijze waarop
laagdrempelig contact kan worden opgenomen met het team Zeden en met de zedenrechercheur
die de vaste contactpersoon is. Indien het slachtoffer na het uitwisselen van informatie
gebruik wil maken van bedenktijd wordt direct afgesproken wie met wie contact opneemt
en op welke termijn. De politie gaat in alle gevallen actief bij het slachtoffer na
of er in voldoende mate voorzien is in de hulpbehoefte, bijvoorbeeld door de individuele
beoordeling. De behoefte van het slachtoffer met betrekking tot contact wordt geregistreerd
en eventueel alvast ingepland.
1.b. Vertrouwenspersoon
De commissie Hendriks signaleert dat slachtoffers aangeven dat zij wensen dat er iemand
bij de melding of aangifte aanwezig is die zij vertrouwen en die hen kan ondersteunen.
Reactie
De politie geeft in haar reactie hierop aan dat het in beginsel mogelijk is dat een
slachtoffer vergezeld wordt door een vertrouwenspersoon om het slachtoffer te ondersteunen.
Deze vertrouwenspersoon kan echter niet degene zijn die als één van de eersten over
het misbruik van het slachtoffer gehoord heeft. Voor het opsporingsonderzoek is het
dan van belang dat deze vertrouwenspersoon (eerst) als getuige wordt gehoord. Enige
terughoudendheid ten aanzien van de aanwezigheid van vertrouwenspersonen is ook noodzakelijk.
Er moet voor worden gewaakt dat er onbedoeld sturing uitgaat van de aanwezigheid van
een vertrouwenspersoon, bijvoorbeeld omdat een slachtoffer zich genoodzaakt voelt
om hetzelfde te vertellen als eerder in aanwezigheid van deze persoon. Daarnaast moet
ervoor worden gewaakt dat de vertrouwenspersoon controle of dwang uitoefent op het
slachtoffer of het slachtoffer manipuleert of misleidt. In de ervaringen van georganiseerd
sadistisch misbruik zoals onderzocht door de commissie Hendriks, geven de slachtoffers
aan dat het vaak om familieleden gaat en/of personen die hen hadden moeten beschermen
die een rol spelen bij het misbruik of bij het niet ingrijpen daartegen. Het bovenstaande
maakt dat het risico van de aanwezigheid van een vertrouwenspersoon kan zijn dat het
slachtoffer zich niet vrij voelt om vrijuit te spreken. Aan de voorkant is dan ook
lang niet altijd goed vast te stellen of een vertrouwenspersoon een eigen belang heeft.
Indien er binnen een opsporingsonderzoek aanwijzingen zijn dat er sprake kan zijn
van controle, dwang, manipulatie of misleiding dan doet de politie hier onderzoek
naar. Juist in dit soort zaken kan het relevant zijn om de zaak na een uitvoerig opsporingsonderzoek
voor te leggen aan de LEBZ: deskundigen van de LEBZ zijn gespecialiseerd in het beoordelen
van beïnvloeding. Bovendien is er expertise vanuit verschillende deskundigheidsgebieden
aanwezig waaronder klinische psychologie en rechtspsychologie.
1.c Kennis en vaardigheden
De commissie Hendriks noemt dat de politiemedewerkers die aangiftes van georganiseerd
sadistisch misbruik opnemen, moeten beschikken over de nodige kennis en vaardigheden.
Reactie
De politie geeft aan dat hierin wordt voorzien met de Aanwijzing Zeden, de Aanwijzing
Mensenhandel en de politie-instructies. Hiermee wordt voorgeschreven dat de aangiftes
alleen opgenomen worden door gecertificeerde politiemedewerkers die daarmee beschikken
over gespecialiseerde kennis en vaardigheden. De politie beschikt over speciaal opgeleide
verhoorders voor het horen van jonge kinderen en kwetsbare personen (met eventuele
psychische problematiek). Daarnaast beschikt elke eenheid van de politie over de expertise
van recherchepsychologen. In geval van het horen van een kwetsbaar persoon kan de
rechercheur voorafgaand overleg voeren met de recherchepsycholoog. Bovendien wordt
een verhoor met een kwetsbaar persoon volgens de richtlijnen voor auditief en audiovisueel
registreren van verhoren audiovisueel opgenomen. Tijdens het verhoor kan de rechercheur
gecoacht worden vanuit de regiekamer door een recherchepsycholoog.
1.d. Samenwerking tussen teams
Bij een aangifte van georganiseerd sadistisch misbruik kunnen verschillende politieonderdelen
betrokken zijn, al naar gelang de aard van het misbruik. Zo kan een aangifte terechtkomen
bij de regionale zedenteams of bij afdelingen die meer gespecialiseerd zijn in mensenhandel
of georganiseerde misdaad. De commissie Hendriks wijst erop dat de zaken in samenwerking
moeten worden opgepakt en dat er afspraken moeten worden gemaakt wie de centrale regie
voert.
Reactie
De politie geeft aan dat zij per casus bekijkt in hoeverre kennis vanuit de diverse
politieonderdelen zoals zeden, mensenhandel en georganiseerde misdaad gecombineerd
kan worden en welk politieonderdeel in die casus de regie neemt. Aangiften met aspecten
van ritueel misbruik werden in de periode van 1999 – 2016 door de politie verplicht
voorgelegd aan de LEBZ. Vanaf 2016 geldt deze verplichting niet meer. Desondanks weten
de zedenteams de LEBZ nog steeds voor dit type zaken te vinden, ook omdat kennis bij
de LEBZ over ritueel misbruikzaken wordt gedeeld met de zedenteams. Zo is er in 2021
een onderzoek gedaan naar de door de LEBZ behandelde ritueel misbruikzaken in de periode
1999 – 2020. De politie overweegt om naar aanleiding van het rapport van de commissie
Hendriks zaken met ritueel misbruik weer op te nemen in de politie-instructie als
één van de criteria waarbij zaken moeten worden voorgelegd aan de LEBZ.
1.e. Registratiecode
Om een beter inzicht te krijgen in het fenomeen en voor een gerichtere opvolging in
het opsporingsproces doet de commissie Hendriks de aanbeveling tot het instellen van
een registratiecode in het politieregistratiesysteem met een onderscheid tussen georganiseerd
sadistisch seksueel geweld en ritueel seksueel misbruik.
Reactie:
Deze aanbeveling wordt door de politie niet overgenomen. De politie registreert meldingen
als strafbare feiten en niet als fenomenen. De politie is terughoudend met een extra
registratiecode voor specifieke fenomenen omdat het de administratieve lasten voor
de diender doet toenemen en het met extra codes steeds lastiger wordt om juist te
registreren. Het is ook maar de vraag of van begin af aan duidelijk is dat het in
deze melding om dit specifieke soort misbruik gaat. Daarnaast is het aantal meldingen
van ritueel misbruik en sadistisch misbruik zeer beperkt. In het politieregistratiesysteem
zijn drie meldingen bekend van georganiseerd sadistisch misbruik met rituele aspecten
in de afgelopen acht jaar. Deze kwamen naar boven door te zoeken op woorden in de
politieregistratiesystemen.
1.f. Capaciteit
Uw Kamer vraagt wat er gedaan wordt om de capaciteitstekorten bij de zedenteams, en
daarmee de werkvoorraden, aan te pakken. Hierover wordt u geïnformeerd in de Halfjaarberichten
over de politie. In het algemeen geldt dat de politie voortdurend werkt aan de werving
en selectie van politiemedewerkers, zodat de politie kan blijven voldoen aan de taken
en de uitdagingen waar zij zich voor gesteld ziet, zoals bijvoorbeeld de implementatie
van het wetsvoorstel seksuele misdrijven. De politie zoekt hierbij ook naar alternatieve
mogelijkheden om de vacatures te kunnen vullen en de werkvoorraad op te pakken. Bijvoorbeeld
door het tijdelijk inzetten van andere rechercheurs, vrijwilligers (oud-rechercheurs)
en de KMar. Maar ook door slimmer te werken bijvoorbeeld de intake en triage bij zedenzaken
door andere deskundigen te laten doen.
Daarnaast is de strafrechtketen hard aan het werk met de verdere uitwerking van het
Actieplan Versterken Ketenaanpak Zedenzaken om de doorlooptijden in de strafrechtketen
te verbeteren. Met het Actieplan wordt ingezet op de behoefte en wens van de organisaties,
om aan de voorkant van de strafrechtketen, multidisciplinair samen te werken, zodat
elke zaak de beste interventie krijgt die mogelijk en geboden is.
2. Landelijke Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken (LEBZ)
De LEBZ is een specialistisch multidisciplinair samenwerkingsverband gericht op advisering
aan het OM in complexe, bijzondere zedenzaken. De deskundigen van de LEBZ verschaffen
inzicht in de waarde van verklaringen en in de gedragswetenschappelijke aspecten die
relevant zijn voor de bewijsvoering. Jaarlijks worden er ongeveer 26 zedenzaken voor
nader advies voorgelegd aan de LEBZ. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om zaken waarin
sprake is van herinneringen voor het 3e levensjaar, herinneringen aan misbruik dat langer dan 8 jaar geleden heeft plaatsgevonden
in combinatie met bijkomende problematiek, hervonden herinneringen of omdat er aspecten
van ritueel misbruik in voor komen. De kritiek van vooringenomenheid, die onder meer
naar voren komt uit interviews met vermeende slachtoffers en hulpverleners, blijkt
veelal niet op basis van de eigen ervaringen te zijn gegeven, maar gebaseerd op indirecte
betrokkenheid. Dit heeft ertoe geleid dat, zoals ook de commissie Hendriks in haar
rapportage concludeerde, de rol van de LEBZ met betrekking tot zaken van ritueel misbruik
in de media is overdreven. Onterecht is aangenomen dat de LEBZ op voorhand zaken zou
tegenhouden. De commissie Hendriks concludeert dat de procedures van de LEBZ navolgbaar
zijn en dat de conclusie logisch uit de analyse volgt. De zaken die de LEBZ heeft
beoordeeld, waren in strafvorderlijk opzicht niet houdbaar door gebrek aan bewijs.
De vragen zijn echter begrijpelijk. De LEBZ maakt onderdeel uit van de overheid en
adviseert op indringende thematiek. De overheid heeft de verplichting tegenover de
burger om transparant en integer te zijn in haar handelen. De politie, het OM en de
LEBZ zijn zich bewust van deze verantwoordelijkheid.
2.1 Verduidelijking procedures, voorlichting, uitleg
Uit het onderzoek van Breuer&Intraval blijkt dat de LEBZ doet wat beoogd is: het objectiveren
van verklaringen en bewijsvoering in bijzondere zedenzaken. Eveneens concluderen onderzoekers
dat de LEBZ-coördinatoren en adviseurs beschikken over de juiste kennis, expertise
en inzichten. Wel zouden de interne procedures verduidelijkt kunnen worden en kunnen
politie en OM meer openheid en uitleg bieden over de (smalle) taak die de LEBZ heeft
om onduidelijkheid en misinterpretaties te voorkomen. Het advies aan OM en politie
is om te investeren in samenwerking en communicatie. Ook de commissie Hendriks benadrukt
het belang van goede voorlichting en communicatie richting slachtoffers in deze zaken.
De commissie Hendriks concludeert verder dat wanneer besloten wordt om niet tot vervolging
over te gaan wegens een gebrek aan controleerbare feiten, dit besluit door de OvJ
op een heldere en genuanceerde wijze dient te worden besproken met de melder.
Reactie
De politie en het OM hebben aangegeven dat zij de bevindingen uit het onderzoek van
Breuer&Intraval herkennen en deze ter harte nemen. Een externe evaluatie van de LEBZ
gericht op capaciteit en werkverdeling wordt op dit moment niet opportuun geacht.
De aanbevelingen uit het onderzoek van Breuer&Intraval om de interne procedures van
de LEBZ te verbeteren, zijn door de politie overgenomen. Er is kritisch gekeken naar
de werkwijze en het werkproces van de LEBZ en aanpassingen worden doorgevoerd.
De OvJ kan het LEBZ-advies, en de rol die dit heeft gehad in de besluitvorming, in
een afrondend gesprek met de aangever bespreken. Het OM beslist of er wel of niet
voldoende bewijs is en of er wordt overgegaan tot vervolging. Hierover wordt het slachtoffer
door het OM geïnformeerd. Bij het OM zijn in zaken van seksueel misbruik veelal de
slachtoffercoördinatoren betrokken als persoonlijk eerste aanspreekpunt. In zaken
waarin uiteindelijk geen vervolging wordt ingesteld door het OM, kan ook het Informatiepunt
Slachtoffers aanspreekpunt zijn. Indien een slachtoffer het in zijn eigen zaak niet
eens is met de beslissing van de OvJ is er de mogelijkheid van een artikel 12 procedure.
Het LEBZ-rapport zal dan in het strafdossier worden opgenomen. Het slachtoffer kan
ook gebruik maken van zijn recht tot inzage in het strafdossier.
2.2 Expertise en kennisdeling
De LEBZ heeft naast de taak om te adviseren in complexe zedenzaken ten aanzien van
de vervolgingsbeslissing en/of om nadere opsporingsadviezen te geven ook de taak om
expertise te ontwikkelen en kennis te delen. De LEBZ zorgt voor het (laten) doen van
wetenschappelijk onderzoek op actuele thema’s die verband houden met de door de LEBZ
behandelde zaken. De bevindingen worden in wetenschappelijke tijdschriften en/of in
jaarverslagen gepubliceerd. De LEBZ heeft in 2022 zijn laatste onderzoeksrapport over
de periode 2008–2020 opgeleverd over de werkwijze van de LEBZ en de behandelde zaken.6 In de (jaar)verslagen (2001, 2003, 2008, 2022) van de LEBZ wordt voor het bredere
publiek inzichtelijk gemaakt wat de bijzonderheid is van de zedenzaken die zij behandelt.
In alle (jaar)verslagen is de LEBZ transparant geweest over het kleine aantal ritueel
misbruikzaken die ze behandelt. In 2021 is er een aparte publicatie uitgebracht specifiek
over de door de LEBZ behandelde ritueel misbruikzaken (Ter Beek & Nierop, 2021)7.
Reactie
De politie onderschrijft de aanbeveling van de commissie Hendriks en uit het onderzoek
van Breuer&Intraval dat de kennis van zedenrechercheurs over de LEBZ geborgd moet
zijn. Vanuit verschillende eenheden is een zedenrechercheur betrokken als deskundige
in de LEBZ waardoor er een directe verbinding is tussen de LEBZ en zedenteams en kennis
en inzichten worden gedeeld. In het kader van kennisoverdracht heeft op 22 mei jl.
de vakdag van de LEBZ plaatsgevonden. Ook worden er vanuit het coördinatiepunt van
de LEBZ regelmatig presentaties gegeven o.a. op de landelijke zedendag. De politie
bekijkt thans op welke wijze we de bekendheid verder kunnen verbeteren. De politie
is in gesprek met de politieacademie om de LEBZ beter in de opleiding te integreren.
3. Adequate hulpverlening waaronder een meldpunt voor seksueel misbruik
De aanbevelingen uit het rapport van de commissie Hendriks zien in de kern op het
inrichten van een laagdrempelig, goed bereikbaar landelijk meldpunt voor seksueel
misbruik met specifieke kennis over georganiseerd sadistisch misbruik, onder verantwoordelijkheid
van de overheid en met focus op hulpverlening. Het kabinet acht het van belang dat
slachtoffers van georganiseerd sadistisch misbruik hun ervaringen kunnen delen, passende
hulp krijgen en de weg weten te vinden naar de politie. Op deze wijze kan ook de kennis
over en het inzicht in het fenomeen georganiseerd sadistisch misbruik van minderjarigen
worden vergroot.
Reactie
De opvolging van de aanbevelingen van de commissie Hendriks kan niet los worden gezien
van het traject dat is ingezet door de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport. Op 20 maart jl. heeft hij, mede namens de Minister voor Langdurige Zorg
en Sport, de Minister voor Rechtsbescherming, en in samenwerking met de Vereniging
van Nederlandse Gemeenten (VNG) een beleidsreactie op het onderzoeksrapport «Laagdrempelige
hulp voor slachtoffers en plegers van geweld in afhankelijkheidsrelaties» naar uw
Kamer verzonden.8 De opvolging van het onderzoek naar laagdrempelige hulp kan volgens de Staatssecretaris
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) niet los worden gezien van de aanbevelingen
die zijn gedaan in het eindrapport van de commissie Hendriks, die aanbevelingen doet
voor de verbeteringen van hulpverlening aan slachtoffers van georganiseerd sadistisch
misbruik en ook constateert dat het voor deze slachtoffers niet altijd duidelijk is
waartoe ze zich het beste kunnen richten.
In de uitwerking van het onderzoek naar laagdrempelige hulp heeft de Staatssecretaris
van VWS drie verbeterpunten geïdentificeerd die hij als volgt oppakt. Ten eerste laat
hij een handreiking opstellen om te bevorderen dat het aanbod van organisaties die
laagdrempelige hulp bieden, beter aansluit bij de behoeften van slachtoffers en plegers.
Deze handreiking wordt gebaseerd op inzichten die in het onderzoek naar voren komen.
Dit traject start in september en wordt naar verwachting voor het einde van het jaar
afgerond. Daarnaast wordt de wenselijk- en haalbaarheid om een centrale entree te
organiseren, onderzocht. Er wordt de komende maanden met de VNG en de betrokken ketenpartners
gesproken over hoe dit vraagstuk opgepakt kan worden. De uitkomst van dit traject
raakt aan de huidige organisatie van laagdrempelige hulpdiensten. Er wordt hierbij
gekeken op welke wijze versnippering kan worden voorkomen. Daarnaast wordt onderzocht
of er overlap of hiaten zijn in het hulpaanbod. Tenslotte, omdat in het onderzoek
naar voren kwam dat de huidige bewegwijzering in het hulplandschap onvoldoende duidelijk
is, wordt er aansluitend voor gezorgd dat slachtoffers en plegers weten waar ze terecht
kunnen
Een laagdrempelig, goed bereikbaar landelijk meldpunt voor seksueel misbruik met specifieke
kennis over georganiseerd sadistisch misbruik, zoals geadviseerd door de commissie
Hendriks, zou een telefonische hulplijn en chat moeten hebben, waar het liefst 24/7
mensen hun verhaal kunnen doen, desgewenst anoniem. Ook noemt de commissie Hendriks
het belang van goede registratie en toegankelijkheid voor minderjarigen bij dat meldpunt.
De commissie benoemt verder dat een apart meldpunt voor enkel georganiseerd sadistisch
misbruik onwenselijk is, omdat het meldpunt dan te klein zou worden. Ook is er dan
geen inbedding waarbij andere expertise geraadpleegd kan worden en bijvoorbeeld tunnelvisie
kan worden voorkomen. In de opvolging van het onderzoek naar laagdrempelige hulp wordt
in de gesprekken met de betrokken hulporganisaties bezien welke mogelijkheden er zijn
om in het aanbevolen meldpunt voor georganiseerd sadistisch misbruik te voorzien binnen
het huidige aanbod. Dit omdat het belangrijk is dat slachtoffers de juiste hulp en
zorg krijgen. Slachtoffers kunnen overigens nu al terecht op plekken waar hulp en
kennis is over seksueel misbruik in het algemeen, in het bijzonder bij de Centra Seksueel
Geweld.
Uw Kamer heeft verder in dit kader nog verzocht uit te zoeken waarom men het in Duitsland
verstandig achtte een specifiek meldpunt voor georganiseerd ritueel misbruik op te
richten. Opgemerkt moet worden dat het in Duitsland gaat om een meldpunt voor kwesties
met betrekking tot seksueel geweld tegen kinderen en jongeren, waar kennis van georganiseerd
seksueel ritueel misbruik is ondergebracht. Zoals genoemd in het onderzoeksrapport
van de commissie Hendriks is Duitsland het enige land ter wereld waar ervaring is
opgedaan met een meldpunt dat ook specifiek aandacht besteedt aan ritueel misbruik.
De reden hiervoor was dat er bij het oprichten van de Unabhängige Beauftragte für
Fragen des sexuellen Kindesmissbrauchs vanaf het begin een relatief groot aantal meldingen
over ritueel misbruik binnenkwam. De commissie Hendriks doet een aantal aanbevelingen
waarbij wordt gesuggereerd naar elementen uit de Duitse aanpak te kijken, zoals de
wijze waarop ervaringsdeskundigen worden betrokken. Dit zal in de opvolging van het
onderzoek naar laagdrempelige hulp worden meegenomen.
4. Meldpunt voor slachtoffers van sekten en hun familieleden
Uw Kamer heeft tevens gevraagd hoe het kabinet ervoor gaat zorgen dat de door uw Kamer
aangenomen moties van de leden Van Nispen (SP) en Van Wijngaarden (VVD) worden uitgevoerd.
Deze moties roepen de regering op te voorzien in een meldpunt voor slachtoffers van
sekten en hun familieleden binnen de bestaande structuur zodat zij geholpen en zo
nodig doorverwezen kunnen worden, en waar de signalen over sekten samenkomen zodat
de aanpak van sekten kan worden verbeterd. U geeft aan dat de oprichting van dit meldpunt
uitdrukkelijk niet vermengd moet worden met de aanbevelingen rondom het inrichten van een laagdrempelig
en goed bereikbaar meldpunt voor seksueel misbruik met specifieke kennis over georganiseerd
sadistisch misbruik. Ook is opgeroepen tot het aanpakken van knelpunten bij de politie
in de huidige aanpak van sekten.9 10
Reactie
Het kabinet onderkent dat binnen Nederland sektarische bewegingen en andere dwingende,
vaak gesloten, groeperingen zijn waarbinnen misstanden waaronder strafbare feiten
plaatsvinden. Ook slachtoffers van misstanden binnen deze groeperingen moeten kunnen
rekenen op goede hulp en ondersteuning als zij een melding of aangifte doen. Hetzelfde
geldt voor naasten of anderen die zich zorgen maken wanneer hun naaste slachtoffer
is of dreigt te worden van een misstanden binnen een gemeenschap. Het kabinet is van
mening dat het bestaande netwerk van politie, hulporganisaties en gemeenten de basis
vormt voor de hulp aan deze slachtoffers. Wel moet binnen het bestaande hulpaanbod
meer herkenbaar worden ingezet op deze groep en expertise worden opgebouwd zodat de
context waarbinnen deze slachtoffers zich bevinden wordt begrepen en zij passende
hulp en/of ondersteuning kunnen krijgen.
Als het gaat om een melding of aangifte van strafbare feiten kan een slachtoffer altijd
terecht bij de politie. De politie is goed in staat misstanden adequaat aan te pakken.
Zij hanteert een aanpak waarbij maatwerk wordt geleverd aan slachtoffers en aangevers
van misstanden en strafbare feiten, waaronder het koppelen aan een slachtofferadvocaat
en hulpverleningstrajecten. Daarbij komt dat binnen de politie, indien het gaat om
strafbare feiten, direct de link wordt gelegd naar de opsporing, zoals bijvoorbeeld
financiële of seksuele uitbuiting, zonder dat daarbij problemen zijn met het uitwisselen
van (noodzakelijke) gegevens. De politie is een van de samenwerkingspartners in het
verband van de Regionale Informatie en Expertise Centra’s (RIEC’s) alwaar gezamenlijk
met andere partners waaronder gemeenten, OM, FIOD en Belastingdienst wordt opgetrokken
en informatie over strafbare feiten wordt gedeeld om misstanden vroegtijdig te herkennen
en aan te pakken.
Om de voorwaarden in kaart te brengen waar goede hulpverlening aan deze groep slachtoffers
en hun naasten aan moet voldoen, zijn verkennende gesprekken gevoerd met ervaringsdeskundigen,
professionals, wetenschappers en hulporganisaties zoals Fier en Slachtofferhulp, waar
slachtoffers in de basis al terecht kunnen. Uit de gesprekken blijkt dat ook voor
slachtoffers van sekten geldt dat zij, conform de uitkomsten van het onderzoeksrapport
«Laagdrempelige hulp voor slachtoffers en plegers van geweld in afhankelijkheidsrelaties»,
behoefte hebben aan hulpverlenende instanties die kennis hebben van de achtergrond
en context van het probleem waarvoor zij zich hebben gemeld. In dat kader kan ook
lotgenotencontact waardevol zijn. Daarnaast is laagdrempelige bereikbaarheid via telefoon
of chat, desgewenst anoniem, van belang en mogelijkheden om vanuit het eerste contact
direct te kunnen worden doorverbonden naar meer gespecialiseerde hulp. Naast behoefte
aan psychosociale hulp, geven slachtoffers aan soms ook behoefte te hebben aan praktische
hulp bij het weer op orde krijgen van hun leven nadat zij een sekte hebben verlaten.
De komende periode zal op basis van deze inzichten worden bezien bij welke bestaande
organisatie en op welke wijze de hulp aan slachtoffers van sekten steviger en meer
herkenbaar kan worden ingebed. Het kabinet kiest nadrukkelijk niet voor het oprichten
van een nieuw meldpunt, omdat zo een organisatie onvoldoende omvang heeft om effectief
te zijn, niet kan putten uit bestaande samenwerkingsstructuren en zorgt voor verdere
versnippering van het zorglandschap. Wel wordt bezien in hoeverre werkbare elementen
uit het model dat het Belgische kennisplatform Informatie- en Adviescentrum inzake
schadelijke sektarische organisaties hanteert, waarnaar u verwijst in Kamervragen
van 12 mei over de sekte La Luz Del Mundo11, bruikbaar zijn in de Nederlandse context. Tevens worden relevante uitkomsten van
het lopende WODC-onderzoek naar uitsluiting door religieuze gemeenschappen meegenomen
en wordt de samenhang met de voornoemde handreiking uit het traject laagdrempelige
hulp gewaarborgd. Het streven is uw Kamer aan het einde van dit jaar te informeren
over de wijze waarop de hulp aan slachtoffers van sekten wordt georganiseerd.
Naast het verstevigen van de bestaande hulpverlening, is de Minister voor Rechtsbescherming
in overleg met het Fonds Slachtofferhulp over de mogelijkheden om content en verwijzingen
te plaatsen op de website slachtofferwijzer.nl, waarin slachtoffers van sekten en
hun omgeving herkenning kunnen vinden en waar betrouwbare informatie en een overzicht
van het beschikbare hulpaanbod makkelijk vindbaar is. Daarmee kunnen op korte termijn
al stappen worden gezet in het vergroten van de herkenbaarheid voor deze slachtoffers
in het hulpaanbod. Op de website slachtofferwijzer.nl, die sinds 2012 beschikbaar
is, kunnen slachtoffers, hun naasten, hulpverleners en geïnteresseerden informatie
vinden over praktische, juridische, emotionele en financiële hulpverlening van verschillende
instanties. De site wordt door ongeveer 45.000 unieke bezoekers per maand bezocht.
Overigens merken wij in het kader van het vergroten van de herkenbaarheid voor slachtoffers
op dat het gebruik van de term «sekte» weliswaar gangbaar is, maar niet altijd recht
lijkt te doen aan de onderlinge verscheidenheid van dergelijke groeperingen waarbinnen
mistanden kunnen voorkomen als beïnvloeding, manipulatie, dwang en/of uitbuiting.
Er bestaat onder wetenschappers discussie over de precieze betekenis van de term sekte
en de berichtgeving in de media lijkt zich te concentreren op de meer sensationele
verhalen die bij deze groeperingen voorkomen. Dit kan een belemmering zijn voor het
aankaarten van misstanden door slachtoffers en naasten, omdat zij zich hier niet in
herkennen. Bovendien kan het niet bevorderlijk zijn voor het serieus nemen van misstanden
binnen deze groeperingen door instanties. Om een accuraat beeld te schetsen van de
situatie en de herkenbaarheid voor slachtoffers en naasten te vergroten, is het nodig
dat terminologie aansluit en kan een andere term mogelijk meer passend zijn. Dit bespreken
wij momenteel met de professionals, wetenschappers en hulporganisaties.
Tot slot
De schokkende ervaringen van (minderjarige) slachtoffers van georganiseerd sadistisch
misbruik waarover in media wordt bericht, veroorzaken onbehagen en wantrouwen in de
samenleving. Dit wantrouwen leidt ook tot afbreuk van het vertrouwen in het functioneren
van onze instituties en in het functioneren van onze rechtsstaat. Het kabinet wil
dan ook alles in het werk stellen om inzicht in dit fenomeen te kunnen vergroten.
Met de uitvoering van de aanbevelingen van de commissie Hendriks en van de onderzoekers
van Breuer&Interval worden de goede stappen gezet. Wij verwachten dat met het beter
organiseren van herkenbare en laagdrempelige hulp en de verbeteringen in de processen
bij politie en OM slachtoffers zich zullen melden en zich beter geholpen zullen voelen.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
D. Yeşilgöz-Zegerius
De Minister voor Rechtsbescherming,
F.M. Weerwind
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming