Brief regering : Fiche: Wijziging BTW-richtlijn inzake Invoer One Stop Shop
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3728
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 juni 2023
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 5 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Fiche: Mededeling en Verordening nieuw Douanewetboek van de Unie (Kamerstuk 22 112, nr. 3725)
Fiche: Verordening tariefbehandeling en afschaffing vrijstelling douanerechten (Kamerstuk
22 112, nr. 3727)
Fiche: Wijziging BTW-richtlijn inzake Invoer One Stop
Fiche: Pakket retail beleggen (Kamerstuk 22 112, nr. 3729)
Fiche: Wijziging van Verordening onderbrekingen en rusttijden ongeregeld personenvervoer
(Kamerstuk 22 112, nr. 3730)
De Minister van Buitenlandse Zaken,
W.B. Hoekstra
Fiche: Wijziging BTW-richtlijn inzake Invoer One Stop Shop
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
COUNCIL DIRECTIVE amending Directive 2006/112/EC as regards VAT rules relating to
taxable persons who facilitate distance sales of imported goods and the application
of the special scheme for distance sales of goods imported from third territories
or third countries and special arrangements for declaration and payment of import
VAT
b) Datum ontvangst Commissiedocument
17 mei 2023
c) Nr. Commissiedocument
COM(2023) 262 Final
d) EUR-Lex
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX%3A52023PC0262
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
SWD(2022) 393 resp. SEC(2022) 433
f) Behandelingstraject Raad
Raad Economische en Financiële zaken
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Financiën
h) Rechtsbasis
Artikel 113 van het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)
i) Besluitvormingsprocedure Raad
Eenparigheid
j) Rol Europees Parlement
Raadpleging
2. Essentie voorstel
a) Inhoud voorstel
De Europese Commissie (hierna: Commissie) heeft een voorstel gedaan voor aanpassing
van de Btw-richtlijn. De voorstel vormt, samen met twee voorstellen voor verordeningen,
het hervormingspakket van de douane-unie. De andere twee voorstellen (COM(2023)257
en 258) uit dit hervormingspakket van de douane-unie worden in separate BNC-fiches
beoordeeld.1
Voorgesteld wordt de toepassing van de invoer-one-stop-shop (IOSS) voor btw uit te
breiden door een drietal maatregelen: (1) schrappen van de maximumpakketwaarde van
150 euro voor gebruikmaking van de IOSS, (2) uitbreiden van de platformfictie, en
(3) uitbreiden van de post- en koeriersregeling. Doel van deze maatregelen is vermindering
van de administratieve lasten en kosten voor ondernemers en het bereiken van effectiever
belastingheffing.
Om te kunnen vaststellen hoeveel btw verschuldigd is als een goed wordt ingevoerd
van buiten de EU moet eerst worden vastgesteld wat de douanewaarde van het product
is. Ondernemers die van buiten de EU goederen invoeren en leveren aan consumenten
in de EU kunnen gebruik maken van de zogenoemde IOSS. Zij hoeven zich dan maar in
één EU-land te registreren. In dat land kunnen zij via de IOSS de verschuldigde btw
voor alle lidstaten aangeven en afdragen. Bij gebruik van de IOSS wordt de over de
leveringen verschuldigde btw geïnd op het tijdstip van de levering. Dit betekent dat
de btw niet hoeft te worden geïnd op het tijdstip van invoer. De regeling kan nu niet
worden gebruikt voor goederen met een intrinsieke waarde van meer dan 150 euro. De
btw op dergelijke goederen is wel steeds bij de invoer verschuldigd.
Het hervormingspakket van de douane-unie introduceert het concept van een «geachte
importeur». Dat is iedere persoon die betrokken is bij de verkoop op afstand van goederen
die van buiten de EU worden ingevoerd en toestemming heeft om gebruik te maken van
IOSS. De douaneschuld ontstaat bij deze geachte importeur wanneer de betaling voor
de verkoop op afstand wordt aanvaard. De geachte importeur kan vervolgens een vereenvoudigde
tariefbehandeling voor verkoop op afstand toepassen bij het bepalen van de passende
douanewaarde.
In het kader van de vereenvoudigde tariefbehandeling kan een dergelijke geachte importeur
een van de tarifaire tarieven op de douanewaarde toepassen. De geachte importeur zal
ten tijde van de levering over alle benodigde gegevens beschikken om de verschuldigde
btw en douanerechten in rekening te kunnen brengen wanneer de betaling voor de verkoop
op afstand wordt aanvaard. Alle IOSS-gebruikende ondernemers zijn in staat de verschuldigde
btw en douanerechten op al hun in aanmerking komende leveringen van goederen aan te
geven en af te dragen, ongeacht de waarde ervan.
Daarnaast beoogt dit voorstel de nalevingslast voor ondernemers die niet-EU-goederen
op afstand verkopen, verder te verminderen door ook de vereenvoudiging die bekend
staat als de «post- en koeriersregeling» uit te breiden. Ook deze regeling geldt op
dit moment alleen voor goederen (niet zijnde accijnsgoederen) met een intrinsieke
waarde van 150 euro of minder. Deze bijzondere regeling biedt postbedrijven, expresvervoerders,
douane-expediteurs en andere bedrijven die voor rekening van de klant de douaneaangiften
voor invoer verrichten, de mogelijkheid de geïnde btw op die invoer maandelijks elektronisch
aan te geven en af te dragen in plaats van bij iedere invoer afzonderlijk. De bijzondere
regeling is niet verplicht. Met dit voorstel wordt ook de drempel van 150 euro, die
momenteel van toepassing is op deze bijzondere regeling, afgeschaft.
Tenslotte wordt ook de platformfictie uitgebreid, door de 150 euro-grens die ter zake
geldt, af te schaffen. Op grond van deze fictie worden ondernemers die via een platform
afstandsverkopen faciliteren geacht deze goederen zelf te hebben ontvangen van de
verkoper en vervolgens te hebben geleverd aan de afnemer. Als gevolg van deze fictie
worden niet de individuele verkopers op platforms geconfronteerd met btw-verplichtingen
met betrekking tot leveringen die onder deze fictie vallen, maar worden deze neergelegd
bij de platforms. Op dit moment is de platformfictie alleen van toepassing op goederen
van een waarde onder de 150 euro-grens. Het schrappen van de 150 euro-grens zorgt
ervoor dat er nog minder btw-registraties in de lidstaten nodig zijn, omdat de IOSS-aangifte
niet meer met een drempelbedrag gelimiteerd wordt.
b) Impact assessment Commissie
Uit het impact assessment van de Commissie bij het VIDA-pakket2 blijkt dat het schrappen van de grens van 150 euro zorgt voor minder administratieve
lasten bij ondernemingen doordat ze zich niet meer in meerdere landen hoeven te registreren
voor btw-doeleinden. In het impact assessment over de hervorming van de douane-unie
wordt onderwaardering ook aangemerkt als een probleem. Bij onderwaardering worden
goederen onder hun correcte douanewaarde aangegeven en bijgevolg is de basis, waarop
de douanerechten en de btw worden toegepast, lager. Onderwaardering wordt relevanter
geacht voor de categorieën goederen waarvoor douanerechten gelden.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Nederland hanteert, net als de andere EU-lidstaten, momenteel een verplichte grens
van 150 euro voor deelname aan de IOSS.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet is voorstander van een toekomstbestendig btw-systeem met zo min mogelijk
administratieve lasten, uitvoeringskosten en effectieve fraudebestrijding. Het voorstel
draagt hieraan bij en het kabinet beoordeelt dit voorstel dan ook positief.
Het afschaffen van de grens van 150 euro voor deelname aan de IOSS beperkt de administratieve
lasten. Bedrijven hoeven in hun administratie voor de douane en btw-behandeling niet
langer een onderscheid te maken in goederen met een waarde onder en boven de 150 euro
grens. Bedrijven hoeven zich bovendien niet meer voor btw-doeleinden te registreren
in meerdere lidstaten wanneer ze goederen invoeren met een hogere waarde dan de grens,
omdat ze gebruik kunnen maken van de IOSS. Doordat ook voor goederen met een hogere
waarde gebruik kan worden gemaakt van de IOSS en voor het moment van verschuldigdheid
van invoerrechten en btw wordt aangesloten bij het moment van aanvaarding van betaling,
zal mogelijk beter toezicht gehouden kunnen worden. Hierdoor zou het voorstel bij
kunnen dragen aan effectievere fraudebestrijding.
Het kabinet beoordeelt het voorliggende voorstel ook op de uitvoerbaarheid voor de
Belastingdienst. Op dit moment is nog niet duidelijk of de voorgestelde maatregelen
aanpassingen vergen aan de IT-systemen van de Belastingdienst. Dit voorstel moet mogelijk
ook worden meegenomen in het project van de Belastingdienst waarbij de btw IT-omgeving
wordt gemoderniseerd. De IT-gevolgen voor de Belastingdienst worden betrokken in de
uitvoeringstoets.
De gevolgen voor de douanesystemen worden meegenomen in de beoordeling van het voorstel
voor herziening van de douanewetgeving, waarin gerelateerde aanpassingen voor afstandsverkopen
zijn opgenomen.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
De lidstaten en het Europees Parlement staan naar verwachting over het algemeen net
als het kabinet positief tegenover de afschaffing van de grens van 150 euro bij IOSS.
Dit heeft uiteindelijk een positief effect op het verkleinen van het btw-gat. Uiteraard
moet voldoende rekening worden gehouden met de administratieve- en uitvoeringlasten
voor het bedrijfsleven en de belasting- en douaneautoriteiten.
4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
a) Bevoegdheid
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid is positief. De rechtsgrondslag
van het voorstel is artikel 113 VWEU. Dit artikel geeft de EU de bevoegdheid tot het
vaststellen van bepalingen die betrekking hebben op de harmonisatie van de wetgevingen
inzake omzetbelasting, accijnzen en andere indirecte belastingen, voor zover deze
harmonisatie noodzakelijk is voor de instelling en werking van de interne markt en
het voorkomen van concurrentieverstoringen. De rechtsgrondslag is hiermee gelijk aan
die van de via het voorstel te wijzigen richtlijn. Het kabinet kan zich vinden in
deze rechtsgrondslag. Op het terrein van de interne markt heeft de EU een gedeelde
bevoegdheid met de lidstaten op grond van artikel 4, lid 2, onder a VWEU.
b) Subsidiariteit
Het kabinet beoordeelt de subsidiariteit als positief. Het voorstel heeft tot doel
administratieve lasten en nalevingskosten te verminderen en fraude te bestrijden bij
onderwaardering van goederen. Dit kan niet uitsluitend worden gerealiseerd op het
niveau van de lidstaten en beter op EU-niveau worden bereikt. Door het grensoverschrijdende
karakter van de btw is de harmonisering van btw-regelgeving op EU-niveau daarvoor
essentieel. Deze doelstellingen kunnen alleen worden verwezenlijkt door aanpassing
van de bestaande btw-richtlijn waardoor ingrijpen op EU-niveau noodzakelijk is. Een
wijziging van bestaande EU-regelgeving kan enkel op EU-niveau plaatsvinden.
c) Proportionaliteit
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de proportionaliteit is positief. Het
voorstel heeft tot doel administratieve lasten en nalevingskosten te verminderen en
fraudebestrijding bij onderwaardering van goederen. Het voorgestelde optreden is geschikt
om deze doelstelling te bereiken omdat IOSS-aangifte mogelijk wordt ongeacht de waarde
van de goederen waardoor minder btw-registraties in de lidstaten nodig zijn. Het voorgestelde
optreden gaat niet verder dan strikt noodzakelijk omdat dit het nationale btw-registratieproces
niet raakt.
5. Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke
aspecten
a) Consequenties EU-begroting
Het voorstel heeft volgens de Commissie geen gevolgen voor de EU-begroting. Het kabinet
is van mening dat eventueel benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen
de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2021–2027 en dat deze
moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting.
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of medeoverheden
De Commissie geeft in de impact assessment aan dat het voorstel zal leiden tot een
stijging aan btw-opbrengsten voor de lidstaten. Deze opbrengst volgt volgens de Commissie
in het bijzonder uit een betere naleving van de btw-wetgeving en verminderde fraude.
Opbrengsten die het gevolg zijn van betere handhaving zijn niet relevant voor het
inkomstenkader en zijn dus niet beschikbaar voor lastenverlichting. De uitvoeringskosten
moeten nog door middel van een uitvoeringstoets worden vastgesteld. De budgettaire
gevolgen worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement,
conform de regels van de budgetdiscipline.
c) Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk voor bedrijfsleven en burger
De Commissie geeft in de impact analyse aan dat de administratieve lasten en regeldruk
voor een deel van het bedrijfsleven naar verwachting zullen afnemen door het voorstel.
Ten eerste leidt de uitbreiding van de IOSS voor ondernemers die goederen van buiten
de EU importeren en leveren aan Europese consumenten tot een administratieve lastenverlichting
en een vermindering van de regeldruk. Deze ondernemers zullen zich immers minder vaak
in andere lidstaten hoeven te registreren voor btw-doeleinden.
Ook voor postbedrijven, expresvervoerders, douane-expediteurs en andere bedrijven
die voor rekening van de klant de douaneaangiften voor invoer verrichten, nemen de
administratieve lasten en regeldruk af. Door uitbreiding van de post- en koeriersregeling
hebben zij vaker de mogelijkheid de geïnde btw op die invoer maandelijks elektronisch
aan te geven en af te dragen in plaats van bij iedere invoer afzonderlijk.
Ook voor individuele verkopers op platforms nemen de administratieve lasten en regeldruk
af, wanneer niet zij maar de platforms btw-aangifte moeten doen. De administratieve
lasten voor platforms kunnen stijgen wanneer zij aangifte moeten doen in plaats van
de individuele verkopers.
Bij de verkoop van een goed, ongeacht de waarde, kan direct de verschuldigde btw en
douanerechten worden voldaan. Dit is positief voor de burger, omdat deze niet later
nog eens hiermee wordt geconfronteerd.
d) Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
De concurrentiekracht van de EU zal naar verwachting toenemen omdat het voorstel het
eenvoudiger zou moeten maken voor het bedrijfsleven om aan fiscale verplichtingen
te voldoen. Het voorstel heeft geen geopolitieke aspecten.
6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid
(inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
De wijzigingen in de btw-richtlijn 2006 moeten geïmplementeerd worden in de Wet op
de omzetbelasting 1968.
Het voorstel omvat geen handhavings- of sanctioneringsbepalingen, werkt niet juridisch
of beleidsmatig door naar lagere overheden en heeft geen gevolgen voor de toepassing
van de lex silencio positivo.
b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan
N.v.t.
c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum
inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid
De voorgestelde aanpassingen van de btw-richtlijn 2006 treden in werking op de twintigste
dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de EU. De maatregelen
worden van toepassing met ingang van 1 maart 2028. De aanpassingen van de Wet op de
omzetbelasting moeten uiterlijk 31 december 2027 zijn aangenomen. Gelet op het project
van de modernisering van de IT van de btw lijken deze aanpassingen haalbaar. Dit voorstel
raakt echter het gehele VIDA-pakket. Om de haalbaarheid definitief vast te stellen
is het nodig om de gevolgen voor de IT-systemen verder te onderzoeken.
d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
In de bestaande richtlijn en verordening zijn al regels vastgelegd voor periodieke
evaluaties en verslaglegging. Deze nieuwe maatregelen worden daarin meegenomen.
e) Constitutionele toets
N.v.t.
7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving
Het volledig in kaart brengen van de administratieve en uitvoeringsgevolgen is zowel
voor de Belastingdienst en de Douane als ook voor het bedrijfsleven op korte termijn
niet mogelijk. De Belastingdienst en Douane zullen de komende tijd de uitvoeringsgevolgen
onderzoeken en daarbij komen o.a. de impact op de handhaafbaarheid, personele gevolgen
en de impact op de automatisering aan de orde. Ook zal het bedrijfsleven nader geraadpleegd
worden. Uit een eerste analyse blijkt dat het voorstel van de Commissie impact zal
hebben op de uitvoering en handhaving door de Belastingdienst en Douane.
Net als voor de Belastingdienst en de Douane is het ook voor het bedrijfsleven van
belang dat er bij implementatie van maatregelen in nationale wetgeving voldoende voorbereidingstijd
is tussen het moment waarop de tekst van de wetgeving en uitvoeringsregels vaststaan
en de inwerkingtreding daarvan.
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
Er zijn geen implicaties voor ontwikkelingslanden.
Indieners
-
Indiener
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.