Brief regering : Voortgang Jeugd
31 839 Jeugdzorg
Nr. 964
                   BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT EN DE MINISTER
               VOOR RECHTSBESCHERMING
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 juni 2023
We zijn zeer verheugd uw Kamer de vastgestelde Hervormingsagenda Jeugd aan te bieden1. De inhoud van deze agenda is tot stand gekomen na intensieve afstemming tussen jongeren,
                  cliëntenorganisaties, professionals, aanbieders, gemeenten en het Rijk.2 Het geeft voor de periode 2023–2028 de koers aan die we gezamenlijk op willen gaan:
                  zorgen dat kind en gezin wanneer dit nodig is zo snel als mogelijk passende zorg en
                  ondersteuning ontvangen. Waar dit kon zijn we al met de voorbereidingen voor implementatie
                  gestart omdat we zo snel mogelijk uit de startblokken willen komen om de praktijk
                  te verbeteren. Met deze Hervormingsagenda wordt tevens beoogd het stelsel financieel
                  houdbaar te maken voor de toekomst. Dit is nodig om ook voor de toekomst te kunnen
                  blijven borgen dat onze meest kwetsbare jongeren de zorg kunnen blijven krijgen die
                  nodig is. Gemeenten (VNG) en het Rijk hebben hiertoe afspraken gemaakt over het financiële
                  kader tot 20283. Tevens informeren wij u met deze brief over de voortgang van onze aanpak voor verbetering
                  van de jeugdhulp, -bescherming en -reclassering.
               
Inhoud van deze brief:
1. Hervormingsagenda jeugd – Met deze agenda beogen we knelpunten structureel aan te pakken en willen we een
                           drieslag maken:
                        
a). Het beter organiseren van de specialistische hulp voor de meest kwetsbare kinderen.
b). Expliciet keuzes maken over de reikwijdte van de jeugdhulp;
c). Het verder versterken van het wijkgericht werken waar hulp en ondersteuning integraal
                                 wordt aangeboden aan kind én gezin en;
                              
Hiervoor zijn stevige afspraken over kwaliteit en betere data en monitoring cruciaal.
                           Alle inzet wordt op impact gecheckt met een leefwereldtoets door de cliëntorganisaties.
                        
De vijf partijen betrokken bij de totstandkoming van de inhoud van de Hervormingsagenda
                           hebben ieder hun eigen rol en verantwoordelijkheid. In deze brief gaan we kort in
                           op de rol van het Rijk om wet- en regelgeving zo voor te bereiden dat de bovengenoemde
                           slagen worden ondersteund.
                        
2. Maatschappelijke dialoog – Naast het aanpassen van het stelsel is tevens een brede dialoog nodig over de maatschappelijke
                           trends die (mentale) problemen van jongeren verergeren en hoe we deze gezamenlijk
                           met elkaar kunnen adresseren. Wat zijn de oorzaken van deze trends en wat kunnen we
                           doen om het tij te keren? De oplossing ligt, denken wij, niet in méér jeugdzorg, maar
                           meer bij ons allemaal: onszelf, vrienden, buren, sportverenigingen, scholen, de wijk
                           en de samenleving als geheel. De komende periode zullen wij dat gesprek met elkaar
                           voortzetten.
                        
3. Jeugdbescherming – Naast het pakket aan verbeteringen dat in november 2022 naar uw Kamer is gezonden,
                           stelt het kabinet voor dit jaar € 43 miljoen en na dit jaar structureel jaarlijks
                           € 50 miljoen beschikbaar voor de verbetering van de jeugdbeschermingsketen. Ook wordt
                           gewerkt aan maatregelen om de rechtsbescherming van ouders en kinderen te vergroten.
                           De pilot kosteloze rechtsbijstand loopt sinds 1 januari en bijna 400 gezinnen hebben
                           nu al bij een procedure gezagbeëindigende maatregel kosteloos een advocaat toegewezen
                           gekregen. De contouren voor het wetsvoorstel voor aanpassing van de kinderbeschermingswetgeving
                           volgt na het advies van de adviescommissie rechtsbescherming en rechtsstatelijkheid
                           dat in november 2023 verwacht wordt. Voorts wordt in elf proeftuinen en in een groeiend
                           aantal regio’s gewerkt aan een integrale, gezinsgerichte manier van werken in het
                           kader van het Toekomstscenario Kind en gezinsbescherming. Dit moet op de langere termijn
                           leiden tot structurele verbeteringen.
                        
Tot slot is in de bijlage van deze brief opgenomen:
a. Meerjarig financieel kader Hervormingsagenda;
b. De voortgang van de aanpak om de jeugdbescherming te vereenvoudigen en verbeteren;
c. De voortgang van verbetering van de rechtsbescherming voor ouders en kinderen;
d. De voortgang van verbetering van zorg voor de jeugd;
e. Afgerond onderzoek (waar vereist met kabinetsreactie);
f. Moties en toezeggingen.
1. Hervormingsagenda
               
Veel studies en onderzoeksrapporten hebben knelpunten in de jeugdzorg in kaart gebracht:
                  jongeren en gezinnen met zeer complexe problemen moeten te lang moeten wachten op
                  hulp en de hulp is ook niet altijd beschikbaar. Tegelijkertijd is er wel veel aanbod
                  van lichte (ambulante) vormen van jeugdhulp. Hier zijn veel verschillende redenen
                  voor. Zo is nog onvoldoende duidelijk voor welke hulp je bij de overheid wel of niet
                  kunt aankloppen en wat onder de jeugdhulpplicht van gemeenten valt (reikwijdte), welke
                  hulp werkt en welke hulp geen effect heeft (effectiviteit), en zijn bepaalde zorgvormen
                  niet altijd goed ingekocht (complexe en (hoog)specialistische zorg). Mede hierdoor
                  zien we een stijging van de vraag naar lichte (ambulante) vormen van jeugdhulp, een
                  groei van het aantal aanbieders en een toename van de behandelduur, waardoor kosten
                  sterk stijgen terwijl de menskracht ontbreekt. Daarnaast zijn professionals te veel
                  tijd kwijt aan administratieve processen; tijd die zij liever willen steken in het
                  helpen van jongeren. Onnodige administratieve processen verhogen eveneens de kosten
                  voor de zorg. Dit is niet houdbaar en vraagt om bewuste keuzes. Als we die keuzes
                  niet maken, bepaalt de schaarste waar er gaten vallen en vallen jongeren tussen wal
                  en schip. Daarom moet het roer om in de jeugdzorg.
               
De Hervormingsagenda bestaat daartoe uit een groot pakket aan maatregelen. We verwijzen
                  voor een uiteenzetting van de specifieke inhoudelijke maatregelen naar de Hervormingsagenda
                  zelf (hoofdstuk 1 en 2 van de agenda). Daar staat beschreven welke problemen er nu
                  zijn en hoe de maatregelen bijdragen aan de oplossing hiervan. Deze maatregelen zijn
                  gekoppeld aan financiële afspraken om het stelsel niet alleen kwalitatief te verbeteren
                  maar ook financieel houdbaar te krijgen. De uitgaven aan jeugdzorg zijn de afgelopen
                  jaren fors gegroeid. Dit is niet langer houdbaar: niet alleen financieel, maar ook
                  met het oog op de krappe arbeidsmarkt. In hoofdstuk 3 van de agenda kunt u de financiële
                  afspraken vinden. De drieslag die wij eerder in de inleiding noemden, wordt hieronder
                  kort toegelicht.
               
a) Het beter organiseren van de specialistische hulp voor de meest kwetsbare kinderen
Voor een aantal jeugdigen en gezinnen zijn (hoog)specialistische jeugdzorgvormen nu
                  onvoldoende of niet tijdig beschikbaar. Dergelijke zorg kan het beste op regionaal
                  niveau of waar nodig op landelijk niveau worden ingekocht. In de praktijk zien we
                  dat de inkoop op regionaal niveau te vrijblijvend is georganiseerd. Bovendien worden
                  jeugdhulpaanbieders die voor meerdere gemeenten werken geconfronteerd met verschillende
                  inkoopprocedures en contractvoorwaarden, wat leidt tot hoge administratieve lasten.
               
Rijk, gemeenten en aanbieders zijn hier gezamenlijk aan zet. Het Rijk zal wet- en
                  regelgeving voorbereiden waarin deze afspraken duidelijk worden vastgelegd. Reeds
                  aangekondigd is het wetsvoorstel «Verbetering beschikbaarheid jeugdzorg». Dit wetsvoorstel
                  legt o.a. een samenwerkingsplicht voor gemeenten vast. In lagere regelgeving wordt
                  bepaald welke zorgvormen verplicht regionaal ingekocht moeten worden. Bij de uitwerking
                  ervan wordt onder meer gekeken naar zorg met een acuut karakter (7x24uur crisisdienst),
                  onvrijwillige zorg, (hoog)complexe zorg, zorg voor kinderen met meervoudige problematiek,
                  waarvan het volume laag is of waarvoor multidisciplinaire en vaak schaarse expertise
                  nodig is. Het streven is om het wetsvoorstel voor eind 2023 in te dienen bij uw Kamer.
               
In het verlengde hiervan gaan gemeenten, aanbieders en Rijk de uitvoering van regionale
                  en landelijke inkoop van specialistische zorg optimaliseren door de inkoop, administratie
                  en uitvoering en verantwoording van jeugdzorg vergaand te standaardiseren. Ook dit
                  zal in wetgeving worden vastgelegd. De invulling van deze regelgeving zal in samenspraak
                  met gemeenten en aanbieders in 2023 door het Rijk worden gestart waarbij ervaringen
                  en inhoudelijke deskundigheid van professionals worden benut. Daarnaast krijgt in
                  het bovengenoemde wetsvoorstel «Verbetering beschikbaarheid jeugdzorg» de NZa de wettelijke
                  taak om stelselonderzoek te doen om de beschikbaarheid van de jeugdzorg te bevorderen.
                  Gekeken wordt onder meer naar ontwikkelingen in vraag en aanbod van de jeugdzorg en
                  de wijze van totstandkoming van overeenkomsten. Daarnaast krijgt de NZa taken op het
                  gebied van vroegsignalering en toezicht op de in hetzelfde wetsvoorstel opgenomen
                  verplichtingen ten aanzien van de bestuursstructuur en financiële bedrijfsvoering
                  van jeugdhulpaanbieders en GI’s.
               
Laatstgenoemde verplichtingen zijn ook in het kader van de aanpak doorgeschoten marktwerking
                  van belang. De insteek is hier om de negatieve prikkels in het systeem aan te pakken.
                  In de Hervormingsagenda worden een aantal maatregelen genoemd die het Rijk zal uitwerken:
                  bijvoorbeeld het wetsvoorstel «Integere bedrijfsvoering zorg- en jeugdhulpaanbieders
                  (wibz)» voorziet in normen voor een integere bedrijfsvoering. Ook wordt er een grondslag
                  opgenomen om voorwaarden te kunnen stellen aan het uitkeren van winst door jeugdhulpaanbieders.
                  Het streven is om het wetsvoorstel in de tweede helft van dit jaar voor advies aan
                  te bieden aan de Raad van State. Daarnaast stelt de amvb «Reële prijzen jeugdwet»
                  kostprijselementen verplicht wat moet bevorderen dat prijzen transparanter tot stand
                  komen en ook tariefdifferentiatie wordt bevorderd. Deze amvb is recent voorgehangen
                  bij uw Kamer. In de Hervormingsagenda staat overigens ook dat de voorgenomen standaardisatie
                  van de specialistische zorg uiteindelijk zal leiden tot de uitwerking van landelijke
                  tarieven.
               
b) Afbakenen reikwijdte jeugdhulpplicht
Jeugdhulp moet beschikbaar zijn voor jeugdigen en gezinnen in de meest kwetsbare situaties.
                  Wat we zien is Âechter dat deze groep nu onvoldoende passende jeugdhulp ontvangt en
                  tegelijkertijd dat de lichte ambulante jeugdhulp blijft toenemen (zowel in aantal
                  cliënten als in aanbod). Deze trend willen we ombuigen. Het moet het voor jeugdigen
                  en hun ouders helder zijn wanneer ze in het kader van jeugdhulp bij de overheid terecht
                  kunnen en wanneer niet. Niet elke hulpvraag behoeft een antwoord in de vorm van een
                  niet vrij toegankelijke voorziening, soms is ook een vrij toegankelijke voorziening
                  (zoals een paar gesprekken met een medewerker van het lokale team of een cursus) een
                  antwoord of is juist een interventie in achterliggende gezinsproblematiek meer passend
                  (zoals hulp met de administratie of psychische ondersteuning van de ouder). Met beperkte
                  hoeveelheid mensen en middelen moeten er scherpe keuzes gemaakt worden wie in aanmerking
                  komt voor niet vrij toegankelijke jeugdhulp, waarbij de meest kwetsbare jongeren altijd
                  geholpen moeten worden. Dit vraagt tevens een beweging naar meer inzet op het vergroten
                  van de veerkracht van kinderen en hun ouders en hen vroegtijdig ondersteunen bij hun
                  vragen.
               
De rol van het Rijk bestaat eruit een wijziging van de Jeugdwet voor te bereiden die
                  ertoe strekt dat de jeugdhulpplicht toeziet op jeugdigen en gezinnen waar sprake is
                  van onveilige situaties; en/of jeugdigen met ernstige gedragsproblematiek, een aandoening,
                  stoornis of (chronische) beperking waarbij de inzet van jeugdhulp noodzakelijk is
                  gezien de aard en ernst van de hulpvraag. Het wetsvoorstel komt tot stand in nauw
                  overleg met betrokken partijen en wordt zo snel mogelijk aan uw Kamer aangeboden.
                  Het Rijk zal daarnaast met gemeenten – vooruitlopend op de aangepaste Jeugdwet- een
                  handreiking gaan opstellen die gemeenten alvast kunnen gebruiken bij afbakening van
                  de reikwijdte van de jeugdhulp in hun lokale regelgeving, totdat de wet in werking
                  zal treden. Het Rijk ondersteunt tot slot een versterking van de sociale en pedagogische
                  basis in gemeenten via afspraken gemaakt in IZA en GALA4. De Hervormingsagenda beschrijft daarnaast diverse andere maatregelen in lijn met
                  de beweging vanuit reikwijdte: het ombuigen van de trend kan niet zonder het verbeteren
                  van de kwaliteit en effectiviteit van de jeugdhulp, zie verder in deze brief.
               
c) Wijkgericht werken waar hulp en ondersteuning integraal wordt aangeboden aan kind
                     én gezin
Er is door gemeenten al veel geïnvesteerd in wijkteams en wijkgericht werken. VNG/gemeenten
                  gaan lokale wijkteams verder verstevigen: jeugdigen en hun ouders moeten hier op een
                  laagdrempelige manier terecht kunnen met opvoed- en opgroeivragen, dichtbij in de
                  wijk en in goede verbinding met sociale en pedagogische basis en in verbinding met
                  onderwijs, volwassenzorg en vraagstukken rond bestaanszekerheid. Dat betekent dat
                  de wijkteams uitgerust moeten zijn met voldoende kennis en expertise van goed opgeleide
                  professionals en verbinding met specialistische hulp. Om vanuit bestaande relaties
                  en vanuit het versterken van het gewone leven jeugdigen te ondersteunen is het belangrijk
                  om ook informele steun(figuren) meer te betrekken. Dit zal een aandachtspunt worden
                  voor professionals (onder andere van stevige lokale teams), voor de gespecialiseerde
                  zorgaanbieders en voor gemeenten. De versterking van wijkteams en het wijkgericht
                  werken moet ook bijdragen aan het voorkomen en verminderen van residentiële jeugdhulp.
                  En als thuis wonen niet meer verantwoord is willen we dat de hulp zo thuis mogelijk
                  is: pleegzorg, een gezinshuis of regionaal georganiseerde kleinschalige voorzieningen.
               
Voor de drieslag is kwaliteit en leren cruciaal
Jongeren en ouders moeten erop kunnen vertrouwen dat de zorg die zij ontvangen passend
                  is en hen daadwerkelijk helpt. Wij willen dat er voor het merendeel van de jeugdhulp
                  kwaliteitskaders bestaan die de laatste stand van de kennis weergeven en die gebruikt
                  worden in de praktijk. De kennis over wat werkt in het brede veld van de jeugdhulp
                  is nu nog te versnipperd beschikbaar en wordt nog lang niet altijd toegepast. Richtlijnen
                  en kwaliteitskaders zijn aanwezig, maar die sluiten niet altijd op elkaar aan en worden
                  niet altijd onderschreven. Om de kwaliteit van de jeugdhulp en het blijvend leren
                  te borgen, is het nodig dat er een gezamenlijke fundament is met betrekking tot kwaliteit.
                  En dat er een gezamenlijke structuur en cultuur ontwikkeld wordt die blijvende verbetering
                  mogelijk maakt. Er is een stevige kwaliteitsimpuls nodig, inclusief de benodigde randvoorwaarden
                  om deze noodzakelijke hervormingen en de eerder genoemde twee bewegingen écht tot
                  stand te laten komen.
               
Op basis van het advies van de kwartiermaker «Kwaliteit en blijvend leren»5, is in de Hervormingsagenda daarom afgesproken dat er een gezamenlijke werkstructuur
                  wordt ingericht. Hiervoor is gedurende de looptijd van de Hervormingsagenda een investering
                  opgenomen. De werkstructuur is door en voor partners in het jeugdveld: jongeren en
                  cliënten, professionals, organisaties, gemeenten. Deze werkstructuur borgt dat vrijblijvendheid
                  ten aanzien van kwaliteit verdwijnt en een gedeelde cultuur van blijvend leren en
                  ontwikkelen groeit. Door het sterke commitment van alle partners worden de eerste
                  stappen reeds gezet ten aanzien van de inrichting van de werkstructuur, welke in de
                  loop van 2023 operationeel zal zijn. Partners gaan samen met het NJi – vanuit de werkstructuur
                  – in 2023 aan de slag met een gezamenlijke set gedragen kwaliteitskaders voor jeugdhulp.
                  De bestaande kaders voor kwaliteit vormen hiervoor de basis. Als bekend is dat iets
                  werkt, zetten we het in. Als bekend is dat iets aantoonbaar niet werkt, zetten we
                  het niet meer in en wordt het niet meer gecontracteerd. Als nog onvoldoende bekend
                  is over de werkzaamheid van hulp, dan wordt het onderzocht. In dit proces maken partners
                  ook inzichtelijk wat nodig is voor toepassing van deze kaders in de praktijk en wat
                  dit randvoorwaardelijk vraagt van de inkoop/contractering. Hiermee geven wij tevens
                  invulling aan de motie van de leden Peters en Den Haan6 die de regering verzoekt in overleg met betrokken partijen te komen tot meer centrale
                  regie en inzicht in wat werkt.
               
Financieel kader Hervormingagenda
Rijk en VNG hebben in april jl. financiële afspraken gemaakt die passen bij het pakket
                  aan inhoudelijke maatregelen in de Hervormingsagenda. U bent hierover geïnformeerd
                  met onze brief van 18 april7. Met name van de voorgenomen standaardisatie in de inkoop, uitvoering en verantwoording
                  wordt verwacht dat dit leidt tot besparingen, evenals bij een aantal maatregelen om
                  de doorgeschoten marktwerking aan te pakken zoals het beperken van excessieve winst
                  en tariefdifferentiatie. De aanpassingen aan de Jeugdwet moeten eveneens leiden tot
                  een besparing. Tegelijkertijd houdt het financiële kader ook rekening met de benodigde
                  investeringen: deze investeringen hebben o.a. betrekking op het af- en ombouwen van
                  de residentiële jeugdzorg (transitiekosten), de brede invoering van een jeugdconsulent
                  bij de huisarts en investeringen in kwaliteit en effectiviteit8.
               
Het inhoudelijke pakket aan maatregelen dat we hebben afgesproken moet op termijn
                  leiden tot lagere uitgaven waarvoor de in de Commissie van Wijzen genoemde € 1 miljard
                  structureel vanaf 2027 de financiële doelstelling vormt. Voor de jaren 2024 en 2025
                  is het kabinet tot een verzachting in het ingroeipad gekomen. Voor deze jaren heeft
                  zij de opgave met € 89 miljoen respectievelijk € 196 miljoen verlaagd; verder is voor
                  2024 de besparingsopgave van € 100 miljoen komen te vervallen. Hierdoor komt voor
                  de jaren 2024 en 2025 in totaal € 385 miljoen extra ter beschikking voor jeugdzorg,
                  bovenop de middelen die al vanuit het coalitieakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) voor 2024 en 2025 beschikbaar wordt gesteld. In bijlage a bij deze brief en in bijlage
                  1 van de Hervormingsagenda kunt u het meerjarig financieel kader van de Hervormingsagenda
                  vinden.
               
Het is belangrijk de komende jaren gezamenlijk op te trekken in de uitvoering van
                  de Hervormingsagenda, te monitoren hoe het gaat, op basis daarvan te leren en bij
                  te sturen als dit nodig blijkt. Om gaandeweg zicht en grip te houden op voortgang
                  en effecten van de gemaakte afspraken in de Hervormingsagenda stellen we voor de periode
                  2023 tot en met 2028 een monitor op met een jaarlijkse rapportage. Tevens stellen
                  we een deskundigencommissie in die gedurende de uitvoering van de agenda tweemaal
                  (begin 2025 en begin 2028) een zwaarwegend advies zal geven over hoe het gaat met
                  de uitvoering van de agenda, of de afgesproken acties ook de beoogde effecten opleveren
                  en hoe om te gaan met een uitgavenontwikkeling die afwijkt van het overeengekomen
                  meerjarig financieel kader. Hierbij kan zij zowel terug- als vooruitkijken (2023–2028).
               
Verdere proces, rapportage over voortgang en leefwereldtoets
De komende weken worden met de vijfhoek en andere relevante partijen de eerste stappen
                  gezet voor de implementatie van de Hervormingsagenda. We zullen uw Kamer ieder half
                  jaar berichten over de voortgang hiervan.
               
De stem van jongeren en hun naasten moet gedurende het gehele traject (van totstandkoming
                  tot en met implementatie) goed te horen zijn. Zij zijn een cruciale partner en voor
                  hen moet de praktijk met de implementatie van de maatregelen merkbaar beter worden.
                  Daarom gaat de Nationale Jeugdraad de komende periode honderden jongeren bevragen
                  over hun wensen en meningen met betrekking tot de implementatie. Hiermee hopen we
                  goed aan te sluiten bij de leefwereld van jongeren.
               
In de tweede helft van 2023 ontwikkelt Ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd (OZJ)
                  samen met jongeren, ouders en naasten deze leefwereldtoets. De (kwalitatieve en kwantitatieve)
                  informatie die hieruit naar voren komt, verzamelen we periodiek op een systematische
                  manier en bespreken we in ieder geval op landelijk en regionaal niveau. Tijdens het
                  ontwikkelen van de leefwereldtoets bepalen we ook welke consequenties aan de uitkomsten
                  van de leefwereldtoets zouden moeten worden verbonden.
               
2. Maatschappelijke dialoog
               
Er zijn veel signalen dat jongeren kampen met mentale problemen. Zo horen we van jongeren
                  dat zij het gevoel hebben nergens bij te horen. Zij voelen zich niet geaccepteerd
                  en eenzaam. Een deel van de jongeren ervaart een hoge prestatiedruk en «geluksdruk».
                  Ook hebben zij last van keuzestress. Daarnaast blijkt uit onderzoek dat een groeiend
                  aantal jongeren zich somber voelt.
               
Dat baart ons zorgen. Wat zijn de onderliggende oorzaken en wat kunnen we hier als
                  samenleving aan doen? Jeugdzorg lijkt zeker niet voor alle hulpvragen een passend
                  antwoord. Wij hebben inmiddels een startschot gegeven voor de maatschappelijke dialoog
                  hierover en zijn in gesprek gegaan met jongeren, ouders, naasten, professionals en
                  experts.
               
NJi gaf in haar op 19 april jl. gepubliceerde essay «Een andere kijk op jeugdzorggebruik»9 het volgende aan:
«Een toenemend aantal kinderen en jongeren lijkt in de studies signalen af te geven
                        dat ze niet gedijen in de omgeving waarin ze opgroeien en opgevoed worden. Meer passend
                        is daarom aandacht te vragen voor de verbetering van die omgeving. Dat kan niet zonder
                        een discussie over de vraag in wat voor samenleving we het opgroeien en opvoeden willen
                        plaatsen.»
En:
«Wat is er aan de hand? En is meer jeugdzorg een passende reactie? Ons antwoord op
                        die laatste vraag is: nee. Het is een opgave voor de samenleving als geheel om de
                        omstandigheden te verbeteren waarin kinderen en jongeren opgroeien.»
De eerste gesprekken hebben veel losgemaakt en wij zijn verheugd dat een aanzienlijk
                  aantal mensen mee willen denken en doen. We zijn blij met al deze reacties en roepen
                  mensen dan ook vooral op actief te blijven meedenken, meedoen en het gesprek hierover
                  te voeren. Ook met elkaar. Samen maken we scherper wat er in onze samenleving gebeurt
                  en wat er nodig is om meer perspectief te bieden aan onze jongeren.
               
Advies over de maatschappelijke dialoog
De afgelopen periode zijn met o.a. jongeren, ouders, professionals en wetenschappers
                  gesprekken gevoerd over wat er nodig is om de maatschappelijke dialoog op een goede
                  manier te kunnen vervolgen. Het deze maand opgeleverde advies is als bijlage toegevoegd
                  aan deze brief. Samen met betrokken partijen bekijken we hoe we deze dialoog de komende
                  periode verder kunnen voorzetten en stimuleren zodat op relevante plekken – met mensen
                  die mee willen doen – de komende jaren hierover een goed gesprek kan worden gevoerd.
                  Daarbij zorgen we voor een goede verbinding met bestaande initiatieven en worden alleen
                  nieuwe activiteiten geïnitieerd als bepaalde thema’s en/of doelgroepen niet voldoende
                  aan bod komen. Deze dialoog is punt voor beleid.
               
Mentale Gezondheid: van ons allemaal
Naast deze maatschappelijke dialoog werken we gestaag verder aan onze aanpak «Mentale
                  Gezondheid: van ons allemaal.» Met de aanpak dragen we bij aan het bespreekbaar maken
                  van mentale problemen, geven we inwoners en in het bijzonder ook jongeren handvatten
                  om hiermee om te gaan en zetten we in op een Landelijke Beweging Mentale Gezondheid.
                  U bent bij brief van 2 december geïnformeerd over de voortgang van deze aanpak.10 In bijlage d kunt u meer lezen over de Week van de Mentale Gezondheid die recent
                  plaats heeft gevonden.
               
In het najaar informeren wij uw Kamer via de jaarlijkse integrale voortgangsrapportage
                  over de voortgang van alle actielijnen (maatschappij, buurt, werk, onderwijs en online)
                  van de aanpak «Mentale Gezondheid: van ons allemaal».
               
3. Verbetering van de jeugdbescherming
               
De problematiek in de jeugdbescherming is nog steeds groot. Dit is de reden geweest
                  dat wij in september 2022 een pakket aan maatregelen hebben aangekondigd die wij samen
                  met de gemeenten en betrokken instellingen uitvoeren (zie bijlage b voor de voortgang
                  van deze maatregelen). Dit pakket richt zich op het beperken van de instroom en het
                  vergroten van de doorstroom in de jeugdbescherming door het bieden van tijdige hulp,
                  werkdrukverlaging voor jeugdbeschermers en het werven/opleiden van meer jeugdbeschermers.
                  Uit de monitoring komt naar voren dat in het afgelopen half jaar het aantal maatregelen
                  verder is gedaald, terwijl het aantal inzetbare jeugdbeschermers licht is toegenomen,
                  zodat de gemiddelde workload van de organisatie is afgenomen, en wel van 17,1 naar
                  16,3 maatregelen per jeugdbeschermer/medewerker jeugdreclassering. Bovendien zijn
                  de wachtlijsten bij de GI’s zowel in aantallen als in gemiddelde duur iets afgenomen.
               
Meer middelen voor de jeugdbescherming
Om de problemen in de jeugdbescherming structureel op te lossen, is echter meer nodig.
                  Wij zien goede jeugdbescherming nadrukkelijk als een gezamenlijke verantwoordelijkheid
                  van Rijk, gemeenten en Gecertificeerde Instellingen (hierna: GI’s). Wij zijn verheugd
                  dat het kabinet voor dit jaar € 43 miljoen en na dit jaar structureel jaarlijks € 50
                  miljoen uittrekt als bijdrage aan de verbetering van de jeugdbeschermingsketen. Met
                  deze middelen kan de werkdruk voor professionals in de jeugdbescherming naar beneden.
                  Hierdoor krijgen zij meer tijd om kwetsbare kinderen en hun gezinnen beter te helpen
                  en kunnen kinderen en gezinnen vaker rekenen op een vaste jeugdbeschermer. Een deel
                  van de gelden zal daarnaast besteed worden aan de verbetering van de rechtsbescherming
                  van ouders en kinderen die te maken krijgen met kinderbeschermingsmaatregelen en aan
                  de Raad van de Kinderbescherming (RvdK). Vooruitlopend op het Toekomstscenario kind-
                  en gezinsbescherming zet het kabinet hiermee een belangrijke stap om de problemen
                  in de jeugdbescherming structureel op te lossen.
               
Verbetering van de rechtsbescherming
Op 18 november 2022 is uw Kamer geïnformeerd over het plan ter verbetering van de
                  rechtsbescherming in de jeugdbescherming (Kamerstuk 31 839, nr. 913). In dit plan hebben wij een onderscheid gemaakt tussen maatregelen voor de korte
                  termijn en zaken die we structureel in wetgeving willen regelen. Het gepresenteerde
                  plan is geen statisch plan, maar wordt gaandeweg aangevuld en verdiept. In deze brief
                  informeren wij uw Kamer over de voortgang en ontwikkelingen sinds november vorig jaar.
               
a. Voortgang korte termijn aanpak
               
Ouders krijgen sinds 1 januari 2023 kosteloze rechtsbijstand aangeboden bij een procedure
                  waarin gezagsbeëindiging van hun kind(eren) wordt verzocht. Hiermee wordt beoogd om
                  de «equality of arms»-positie van ouders te versterken en zo de rechtsbescherming
                  van ouders en kinderen te verbeteren. Deze bijstand van een gespecialiseerde advocaat
                  wordt aangeboden in het kader van een pilot die duurt tot en met medio 2024. In het
                  afgelopen half jaar hebben bijna 400 gezinnen kosteloos rechtsbijstand ontvangen in
                  zaken waarin om gezagsbeëindiging van een van de ouder(s) is verzocht. Uit de eerste
                  tussenrapportage11 onder leiding van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) komt
                  naar voren dat onder de betrokken ketenpartners de opvatting breed wordt gedeeld dat
                  bijstand van ouders door een advocaat ten goede komt aan de rechtsbescherming van
                  ouders.
               
De Universiteit Leiden heeft een verkennend onderzoek gedaan naar wat door professionals
                     in de jeugdbescherming, ouders en kinderen onder rechtsbescherming wordt verstaan12. Een belangrijke les hieruit is dat rechtsbescherming in de eerste plaats ziet op
                     een juiste en rechtvaardige context waarin besluiten worden genomen. Dat gezinnen
                     zich gehoord en gezien moeten voelen, meedoen aan besluitvorming, serieus genomen
                     worden, geïnformeerd worden over hun rechten, onafhankelijke ondersteuning krijgen
                     en er deugdelijk feitenonderzoek plaatsvindt. Voor een verbetering van de rechtsbescherming
                     gaat het dus niet per definitie om wetswijzigingen. Het gaat in de eerste plaats om
                     investeringen in de bejegening van, informatievoorziening aan- en (juridische) ondersteuning
                     van ouders en jeugdigen en verdere professionalisering van jeugdbescherming, bijv.
                     op het gebied van feitenonderzoek. Daarnaast is het belangrijk dat ouders en jeugdigen
                     worden beschermd in hun rechten en toegang hebben tot het recht. Voor het bevorderen
                     van zorgvuldige en rechtvaardige besluitvorming en dat dit als zodanig door ouders
                     en kinderen wordt ervaren, vinden wij het belangrijk dat wordt geïnvesteerd in:
                  
− betere informatievoorziening en juridische / praktische ondersteuning van ouders en
                           jeugdigen;
                        
− professionalisering van jeugdzorgprofessionals; en
− bescherming van rechten en toegang tot het recht.
Bij de verdere uitwerking van onze korte termijn maatregelen hebben we deze drie pijlers
                     aangehouden13. De uitwerking van de maatregelen is opgenomen in bijlage b.
                  
b. Voortgang wetsvoorstel aanpassing van de kinderbeschermingswetgeving
               
Wij hebben toegezegd u medio dit jaar te informeren over de contouren van het wetsvoorstel
                  voor aanpassing van de kinderbeschermingswetgeving, mede naar aanleiding van de aanbevelingen
                  van professor Bruning in de eindevaluatie van de herziene kinderbeschermingswetgeving.
                  Het afgelopen half jaar zijn we met de sector aan de slag gegaan om de verschillende
                  vraagstukken rond deze aanbevelingen nader uit te diepen. Het gaat dan om onderwerpen
                  als de rechtsgronden voor de ondertoezichtstelling, de uithuisplaatsing en gezagsbeëindigende
                  maatregel, het perspectiefbesluit, de bevoegdheden van de GI in het kader van de uitvoering
                  van de ondertoezichtstelling en de rechtspositie van kinderen die onder voogdij staan
                  en in gezinshuizen verblijven.
               
Naast dat dit omvangrijke vraagstukken zijn die vragen om zorgvuldige doordenking,
                  hebben we geconstateerd dat deze vraagstukken niet volledig kunnen worden uitgewerkt
                  zonder duidelijke visie op de rekwestrerende, adviserende, toetsende en uitvoerende
                  rollen in de jeugdbescherming. Over dit thema zal de onlangs ingestelde adviescommissie
                  rechtsbescherming en rechtsstatelijkheid (adviescommissie) zich onder meer buigen.
                  Wij hebben de adviescommissie gevraagd om in lijn met de doelstellingen van het Toekomstscenario
                  kind- en gezinsbescherming advies te geven over op welke wijze rechtsbescherming in
                  de hele keten van jeugdbescherming moet zijn geborgd (vrijwillig en gedwongen kader14). Daarnaast adviseert de commissie over de vraag hoe de onafhankelijke advisering
                  aan de rechter in het belang van ouders en kinderen het beste vormgegeven kan worden
                  en wat dit betekent voor de rol en positie van de kinderrechter. We hechten grote
                  waarde aan het advies van de adviescommissie. Deze uitkomsten willen we dan ook meenemen
                  bij de verdere voorbereiding op het wetsvoorstel. Het advies van de adviescommissie
                  wordt verwacht in november 2023 en dat betekent dat we uw Kamer naar verwachting medio
                  2024 nader kunnen informeren over de contouren van het wetsvoorstel, één en ander
                  onder voorbehoud van financiële middelen.
               
Voortgang Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming
Het Toekomstscenario richt zich op een kwalitatief verbeterde en vereenvoudigde kind-
                  en gezinsbescherming. Belangrijk onderdeel van het programma vormen elf proeftuinen,
                  waar de andere manier van werken voor zover als redelijkerwijs mogelijk is wordt beproefd
                  en (verder) ontwikkeld. Dit gebeurt binnen de huidige inrichting en wettelijke kaders
                  van het stelsel, met de bestaande organisaties. Het vooruitzicht is dat er naast cultuurwijzigingen
                  ook stelsel- en structuurwijzigingen nodig zullen zijn om de nieuwe gewenste werkwijze
                  daadwerkelijk volledig mogelijk te maken.
               
Bijgevoegd ontvangt u de tweede voortgangsrapportage van het programma. Sinds de eerste
                     voortgangsrapportage in november 2022 is de inrichting van het programma afgerond.
                     Cliënten, ervaringsdeskundigen en netwerkpartners zijn nu op een gestructureerde manier
                     betrokken. Ook de zes nieuwe van in totaal elf proeftuinen zijn nu volop aan de slag.
                     De eerste monitor van de proeftuinen toont dat de andere manier van werken leidt tot
                     minder kinderbeschermingsmaatregelen, ook al kunnen echte conclusies over maatschappelijke
                     effecten pas in de tweede helft van 2023 worden getrokken. Ook op veel plaatsen buiten
                     de proeftuinen worden stappen gezet in de richting van het Toekomstscenario. Het programma
                     ondersteunt het veld in het ontwikkelen en toepassen van een wezenlijk nieuwe werkwijzen
                     door:
                  
− praktische problemen te identificeren en samen met het veld om te zetten naar breed
                           toepasbare instrumenten voor professionals, zoals een handreiking gegevensdeling;
                        
− goed in beeld te brengen welke varianten er denkbaar zijn voor de inrichting van regionale
                           veiligheidsteams en wat de implicaties zijn voor de diverse organisaties en voor het
                           stelsel als geheel.
                        
− kennis over en ervaring met de nieuwe werkwijzen uit te wisselen en actief aan te
                           bieden zoals met een modulaire leerlijn cultuurverandering integraal systeem- en mensgericht
                           werken;
                        
− relevante kennis uit onderzoeken bijeen brengen en te verdiepen;
Uit de rapportage blijkt kortom dat in de proeftuinen en ook daarbuiten vernieuwend
                  wordt gewerkt, dat de verandering in gang is gezet, en dat we er tegelijkertijd nog
                  niet zijn. In de voortgangsrapportage wordt benoemd wat lukt en werkt volgens de proeftuinen,
                  maar ook waar zij tegenaan lopen. Het programma is er om deze vraagstukken en ontwikkelopgaven
                  doeltreffend te adresseren om te komen tot verwezenlijking van het Toekomstscenario
                  en daarmee tot een structurele verbetering van de kind- en gezinsbescherming.
               
Tot slot
Wij houden uw Kamer graag verder op de hoogte van onze hervormingen in de jeugdzorg
                  met onze voortgangsbrieven. De eerstvolgende brief is voorzien in november 2023.
               
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
                  M. van Ooijen
De Minister voor Rechtsbescherming,
                  F.M. Weerwind
BIJLAGE 1
                  
a. Meerjarig financieel kader Hervormingsagenda
                  
Tabel 1: reeksen meerjarig financieel kader Hervormingsagenda.
In mln. euro’s
2022
2023
2024
2025
2026
2027
2028
Besparingen HA
-214
-374
-374
-374
-961
-1.017
-1.017
Extra beschikbaar gestelde middelen gemeenten HA1
+1.614
+1.454
+1.454
+954
+367
+300
+300
Budget jeugd (incl. indexatie2)
6.273
6.578
6.836
6.510
5.409
5.337
5.339
X Noot
                        
1
T/m 2025 zijn deze middelen ook overgeheveld naar het gemeentefonds. De middelen vanaf
                           2026 zijn nog niet uitgekeerd.
                        
X Noot
                        
2
De budgetreeks is in prijspeil 2023. Elk jaar vindt actualisatie plaats van indexatie
                           voor loon-, prijs- en volumeontwikkelingen.
                        
b. Voortgang van de aanpak om de jeugdbescherming te vereenvoudigen en verbeteren
                  
In de brief van maart 202315 hebben wij toegezegd om u te informeren over de voortgang op het hele pakket aan
                     maatregelen. Hieronder geven wij kort per maatregel de stand van zaken weer. Voor
                     de aanpak van de wachtlijsten van de RvdK verwijzen wij u naar de beleidsreactie op
                     het Inspectierapport over de RvdK16.
                  
1. Verlagen van de workload, meer tijd voor jeugdbeschermers
                  
Het Rijk heeft voor de jaren 2022 t/m 2025 4 keer € 10 miljoen beschikbaar gesteld
                     voor werkdrukverlaging bij GI’s. De GI’s hebben de financiële bijdrage voor 2022 inmiddels
                     ontvangen. Gemeenten hebben voor 2023 ook 10 miljoen beschikbaar gesteld, waardoor
                     er in totaal 20 miljoen beschikbaar is. De GI’s hebben, in afstemming met de samenwerkende
                     regio’s, een aanvraag ingediend die inmiddels allemaal toegekend zijn. Zoals in deze
                     brief vermeld, trekt het kabinet dit jaar nog eens € 43 miljoen uit als bijdrage om
                     de uitvoering van de jeugdbescherming te verbeteren, waaronder het verlagen van de
                     werkdruk van de jeugdbeschermers. Na dit jaar trekt het kabinet structureel € 50 miljoen
                     uit.
                  
Daarnaast zijn begin februari het kwaliteitskader en de prestatiebeschrijvingen (Kkpb)
                     voor de jeugdbescherming beschikbaar gekomen. Dit is met de Kamerbrief van maart 2023
                     naar de Kamer verzonden. Zoals wij hebben toegezegd tijdens het commissiedebat jeugdbeleid
                     van 20 april jl. (Kamerstuk 31 839, nr. 947) hebben wij het Kkpb nogmaals als bijlage bij deze brief toegevoegd. Momenteel worden
                     vergelijkbare producten voor jeugdreclassering opgesteld. Deze zijn na de zomer gereed.
                  
Parallel werken Rijk, gemeenten en GI’s, op basis van o.a. Kkpb, aan de verkenning
                     van een landelijk tarief met behulp van een kostenonderzoek en een onderzoek naar
                     bekostigingsvormen (motie van het lid Peters, Kamerstuk 31 839, nr. 942). Dit onderzoek is begin juli a.s. gereed, waarna met gemeenten en GI’s afspraken
                     gemaakt worden over de haalbaarheid, implementatie en vormgeving van een landelijk
                     tarief.
                  
Met de subsidieregeling voor zij-instromers is, samen met de start van het landelijk
                     ondersteuningsteam, tot en met 2025 in totaal 10 miljoen beschikbaar gesteld ter ondersteuning
                     van de zijinstroom bij de GI’s. Tot nu toe hebben 11 GI’s een aanvraag ingediend voor
                     subsidie voor zij-instromers waarmee 127 zij-instromers kunnen worden aangetrokken.
                  
Er wordt zowel ingezet op het aantrekken van nieuwe jeugdbeschermers als op het behouden
                     van bestaande jeugdbeschermers. Zo werken GI’s momenteel aan een landelijke campagne
                     om het imago van de jeugdbescherming te verbeteren. Deze campagne start in september
                     dit jaar. Het doel van de campagne is om het belangrijke werk van jeugdbeschermers
                     beter op de kaart te zetten, zodat meer begrip en waardering ontstaat voor deze beroepsgroep.
                     Daarnaast subsidiëren wij ook de komende 3 jaar weer een nieuwe arbeidsmarktagenda,
                     het programma Jeugdhulp. Alles in het werk. Vanuit dit programma zullen verdere verbeteracties
                     worden uitgevoerd, onder andere op het gebied van agressie en geweld.
                  
2. Aanpassing Tuchtrecht
                  
De Stichting Kwaliteitsregister Jeugd (hierna: de SKJ) heeft per 1 januari 2023 een
                        nieuwe werkwijze ingevoerd. Deze werkwijze hebben wij in onze brief van september
                        2022 toegelicht. Doel van deze werkwijze is om het lerend effect voor de professional
                        centraal te stellen, waardoor de zorg verbetert.
                     
De eerste resultaten van de nieuwe werkwijze bij SKJ laten zien dat van de ontvankelijke
                        zaken 60% naar de Commissie van Consultatie is gegaan. Ook zijn er meer zaken naar
                        mediation gegaan (7%). Dit betreft een eerste (beperkt) inzicht over de periode tot
                        eind maart 2023. Hieruit kunnen nog geen harde conclusies worden getrokken.
                     
De nieuwe werkwijze heeft tijd nodig om effect te sorteren. SKJ heeft een nieuwsbrief
                     verstuurd aan de GI’s zodat de professionals een (beter) beeld krijgen van wat zij
                     kunnen verwachten, met als doel de ervaren angst voor tuchtklachten te verminderen.
                     Verder heeft SKJ aangeboden dat professionals en GI’s met vragen bij hen terecht kunnen.
                     Desgewenst kan SKJ binnen een organisatie ook een toelichting geven. JenV blijft in
                     gesprek met betrokken partijen over de ervaren druk door tuchtklachten en de effecten
                     van de nieuwe werkwijze monitoren. Hiermee is tegemoetgekomen aan de motie van het
                     lid Mutluer17.
                  
3. Aanpassingen normenkader jeugdbescherming en jeugdreclassering
                  
Het Ministerie van Justitie en Veiligheid heeft een advies gevraagd over de mogelijkheden
                     om de regeldruk te verminderen die het normenkader oplevert. Dit advies is gevraagd
                     aan het hiervoor bestaande adviesorgaan, de Commissie van Belanghebbenden (CvB). De
                     CvB bestaat uit gemeenten, cliëntenorganisaties en GI’s en is het adviesorgaan van
                     het Rijk bij wijzigingen van het normenkader. Inmiddels heeft de CvB een advies opgesteld
                     over de mogelijkheden om de regeldruk als gevolg van het normenkader JB JR te verminderen.
                     Het advies gaat in op mogelijkheden tot verlichting van de normen, het toezicht op
                     de certificering door het Keurmerkinstituut (KMI) en een (mogelijk) alternatief daarvoor.
                     Hierdoor wordt de regeldruk voor medewerkers van de GI verminderd en worden bijvoorbeeld
                     dubbele registratie en dubbel toezicht voorkomen. Na de zomer wordt op basis van dit
                     advies een voorstel opgesteld voor wijziging van de ministeriële regeling van het
                     normenkader JB JR. Er wordt daarnaast gewerkt aan een ontwikkelmodule, toe te voegen
                     aan het normenkader, als kader voor het werken in proeftuinen. Hierdoor worden belemmeringen
                     in het normenkader weggenomen die verhinderen om nieuwe werkwijzen in de praktijk
                     te beproeven. Naar verwachting wordt een conceptversie voor deze ontwikkelmodule voor
                     nog deze zomer opgeleverd.
                  
4. Vergemakkelijken inschakelen passende jeugdhulp
                  
Wij hebben eerder de dringende oproep gedaan om bij verwijzing naar jeugdhulp te werken
                     volgens het principe: kinderen met een kinderbeschermingsmaatregel hebben prioriteit
                     bij de verdeling van jeugdhulp, mits de hulpvraag van kinderen zonder maatregel niet
                     urgenter is. Het NJi is gevraagd om samen met betrokken organisaties een kader te
                     ontwikkelen dat bijdraagt aan een goede professionele afweging over de prioritering
                     van passende jeugdhulp bij kwetsbare gezinnen. Dit kader is op basis van literatuur
                     en praktijkonderzoek uitgewerkt en zal deze zomer worden gepubliceerd. Het geeft inzicht
                     in dilemma’s die bij deze opgave spelen en biedt handvatten om de professionals bij
                     een goede analyse en besluitvorming te ondersteunen. Het is een complexe opgave en
                     professionals kunnen dit niet alleen. Daarom is er in het kader dat ontwikkeld wordt
                     ook aandacht voor de opdracht aan organisaties en gemeenten om de professionals hierbij
                     actief te ondersteunen.
                  
Daarnaast hebben wij in samenwerking met gemeenten en GI’s een handreiking opgesteld
                     t.b.v. een eenvoudig en eenduidig verwijsproces18. Deze handreiking is inmiddels gereed en we roepen regio’s op om de handreiking te
                     om de handreiking zoveel mogelijk te benutten om de verwijsprocessen te vereenvoudigen
                     en daarmee de administratieve lasten bij GI’s en gemeenten te verlagen. In de handreiking
                     wordt ook de verbinding gemaakt met het werken aan een standaard jeugdhulpbepaling
                     en standaard verwijsformulier.
                  
5. Beperken van instroom van complexe scheidingszaken
                  
Op verschillende manieren zetten wij in op het eerder en beter helpen van gezinnen
                     in complexe scheidingssituaties, om schade bij kinderen zoveel mogelijk te voorkomen.
                     Daarmee komen we tevens tegemoet aan de wens van het lid Ceder19  om, in het geval van complexe scheidingen, ons te richten op de ouders (met de best
                     passende hulp) zodat het kind niet onnodig een kinderbeschermingsmaatregel krijgt
                     opgelegd.
                  
5.1 Inzet ondersteuning gezinnen bij scheiding
                  
In de regio Haaglanden is in maart 2023 de uitvoeringsfase gestart van «Een goed begin»,
                     waarin circa 25 professionals, die hiertoe opgeleid zijn, voortvarend aan de slag
                     zijn met het ondersteunen van minimaal 100 gezinnen in complexe scheiding. Hierin
                     staat expertise voor het gehele gezin voorop, waaronder ook de inzet van volwassen
                     GGZ expertise en mediators, om zodoende ook de ouders gericht en vroegtijdig te kunnen
                     helpen bij problemen die kunnen opspelen in of door de scheiding. De langdurige monitoring
                     hiervan door TNO loopt. Medio 2025 verwacht ik het onderzoeksrapport waaruit de effectiviteit
                     blijkt en of het kostenbesparend is. In de tussentijd wordt de scheidingsexpertise
                     aangeboden via de website uitelkaarmetkinderen.nl welke onlangs is gelanceerd. Verder
                     worden er in de proeftuinen Utrecht West en Hart van Brabant inspiratiesessies gegeven
                     alsmede aan professionals en gemeenten. In Hart van Brabant biedt dit jaar daarnaast
                     ook de gezinsadvocaat ondersteuning aan gezinnen in complexe scheiding. Dit gebeurt
                     in navolging op de eerste ervaringen die hiermee zijn opgedaan in het kader van het
                     Programma Stelselvernieuwing Rechtsbijstand en waarmee eerder circa 25 deelnemende
                     gezinnen zijn geholpen.
                  
Met het oog op het voorkomen van onnodige doorstroom richting de Jeugdbeschermingsketen
                     treft ook de RvdK voorbereidingen voor aanvullende inzet. Het gaat daarbij om de inzet
                     van een extra interventie door de RvdK bij gezag- en omgangszaken in de rechtbank,
                     om ouders ertoe te bewegen om in het belang van het kind tot een gezamenlijke oplossing
                     te komen voordat een raadsonderzoek wordt gestart. Ook gaat de RvdK een nieuw triage-instrument
                     inzetten bij drie Jeugdbeschermingstafels bij gezinnen waar complexe relatieproblemen
                     spelen. Hierdoor kan nog gerichter worden geïndiceerd of de problemen van de ouders
                     opgelost kunnen worden buiten de jeugdbescherming, zoals ook is beoogd met de gewijzigde
                     motie van het lid Ceder c.s.20. Na de zomer zullen naar verwachting de eerste zaken op deze wijze worden behandeld.
                     Deze twee trajecten met de RvdK, alsmede de inzet in de proeftuinen, monitoren we
                     actief samen met het programma Toekomstscenario Kind- en Gezinsbescherming. Het streven
                     is om begin 2024 de eerste opbrengsten hiervan inzichtelijk te hebben.
                  
5.2 Advies Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming
                  
Over de relatie tussen jeugdbescherming en complexe scheidingsproblematiek heeft de
                     Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (hierna: RSJ) onlangs ook een
                     advies gepubliceerd. Wij zijn hen daarvoor erkentelijk. Dit advies treft uw Kamer
                     als bijlage bij deze brief aan. Hierin benadrukt de RSJ dat kinderen die te maken
                     hebben met een complexe scheiding van hun ouders en in hun ontwikkeling worden bedreigd,
                     recht hebben op bescherming. Volgens de RSJ mag het onthouden van jeugdbescherming
                     aan kinderen die dat nodig hebben, vanwege een complexe scheiding van hun ouders,
                     niet gebruikt worden als oplossing voor de problemen die er bestaan in de jeugdhulpverlening
                     en -bescherming.
                  
Dit onderschrijven we. We vinden het belangrijk dat alle kinderen die het nodig hebben
                     altijd bescherming krijgen. Ook als dit gaat om kinderen van gescheiden ouders waar
                     bijvoorbeeld meer problemen spelen, de veiligheid in het geding is of sprake is van
                     een ernstige ontwikkelingsbedreiging. Tegelijkertijd willen we zoveel mogelijk voorkomen
                     dat de inzet van de jeugdbescherming nodig is. Daarom blijven we ons inzetten om ervoor
                     te zorgen dat gezinnen, in het belang van het kind éerder en beter geholpen worden
                     zodat schade bij kinderen kan worden voorkomen. Daarvoor richten we ons de komende
                     periode op de voortzetting van de bovengenoemde trajecten zoals reeds in gang zijn
                     gezet. Verder hebben we de afgelopen periode samen met de VNG en de Rechtspraak geïnventariseerd
                     waar het in het gebruik van het uniform (jeugd)hulpaanbod (hierna UHA), hulpverlening
                     waarnaar een rechter kan verwijzen in complexe scheidingssituaties, op dit moment
                     knelt. In het vervolg daarop wordt momenteel een handreiking in samenspraak met gemeenten
                     en de Rechtspraak opgesteld. De uitkomsten en de handreiking zullen na de zomer gedeeld
                     worden met uw Kamer. Aanvullend hierop gaan we, zoals door de RSJ wordt geadviseerd,
                     in gesprek met de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) om te bezien wat advocaten
                     vanuit hun rol kunnen bijdragen aan het voorkomen van juridische strijd en verdere
                     escalatie van problemen tussen ouders in het belang van het kind.
                  
6. Monitoring van de effecten van de verbetermaatregelen
                  
In januari zonden wij u de eerste uitkomsten van een monitor over de capaciteit, werklast
                     en wachtlijsten bij de gecertificeerde instellingen met 1 december 2022 als peildatum21. Onlangs zijn de cijfers van de tweede meting beschikbaar gekomen met 1 mei 2023
                     als peildatum.
                  
Capaciteit
− De formatie aan jeugdbeschermers bij alle GI’s samen bedraagt nu 2.467 fte (was 2.532
                           fte). Hierin zijn begrepen medewerkers die ook jeugdreclasseringsmaatregelen uitvoeren
                           en ondersteunend jeugdbeschermers / jeugdreclasseerders. Hierin zijn niet inbegrepen medewerkers met juridische of gedragswetenschappelijke expertise.
                        
− Hiervan is door onder meer personeelsverloop, ziekteverzuim en inwerken 2.037 fte
                           (was 1.989) feitelijk beschikbaar. Er is sprake van een lichte toename.
                        
− Het personeelsverloop en ziekteverzuim zijn in deze meting voor het eerst uitgevraagd.
                           Deze bedragen respectievelijk 16% en 7,6%.
                        
Werklast
− Het totaal aantal jeugdbeschermings- en jeugdreclasseringsmaatregelen in behandeling
                           bij GI’s bedroeg op 1 mei 33.130, een daling van ruim 2,5% ten opzichte van 1 december
                           2022.
                        
− De dalende trend die ook eerder door het CBS en de RvdK is geconstateerd lijkt zich
                           hiermee door te zetten.
                        
− Dit leidt tot een landelijk gemiddelde organisatieworkload van 16,3 maatregelen per
                           jeugdbeschermer. Dit is een lichte daling ten opzichte van een half jaar eerder (17,1).
                           Daarmee is de workload voor de jeugdbeschermers gedaald.
                        
Wachtlijsten
− Op basis van de uitvraag komt naar voren dat 634 kinderen niet binnen 5 dagen een
                           jeugdbeschermer is toegewezen (was 762). Naast deze daling is ook de gemiddelde wachttijd
                           gehalveerd van ca. 40 naar 20 dagen.
                        
− Daarnaast zijn er 983 kinderen op een interne wachtlijst binnen de GI (was 1.310).
                           Dit gaat om kinderen die nog geen nieuwe vaste jeugdbeschermer hebben, door bijvoorbeeld
                           langdurige ziekte of verloop bij jeugdbeschermers. Deze kinderen hebben in de regel
                           wel een plan van aanpak en is sprake van al ingezette hulp. Ook hier is sprake van
                           afname van de wachttijd, van gemiddeld ca. 60 naar ca. 50 dagen. Voor alle kinderen
                           op de wachtlijst geldt dat de GI zicht houdt op de veiligheid van het kind.
                        
Zoals eerder gemeld is de gegevensverzameling een proces van voortdurende verbetering
                     en verdieping. Bij een volgende uitvraag zal bijvoorbeeld ook meer aandacht uitgaan
                     naar wachtlijsten voor jeugdhulp. Tegelijkertijd is een traject gestart om, mede in
                     opvolging van de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer22 en Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en de inspectie Justitie en Veiligheid
                     (IJenV)23, rond de jaarwisseling tot eerste uitkomsten van een monitor van de gehele jeugdbeschermingsketen
                     te komen.
                  
7. Onderzoek verklarende factoren volume JB-maatregelen
                  
Landelijk is zowel bij de RvdK, de rechtspraak als bij GI’s al enkele jaren een daling
                     zichtbaar van het aantal kinderen voor wie een beschermingsmaatregel in beeld is.
                     De Minister voor Rechtsbescherming wil graag beter zicht krijgen op deze ontwikkeling.
                     Na de zomer wordt daarom een onderzoek gestart naar verklarende factoren voor de ontwikkeling
                     van het volume van beschermingsmaatregelen. Hierbij wordt indien mogelijk ook een
                     prognose gemaakt van het volume voor de toekomst. Het onderzoek zal Q2 2024 gereed
                     zijn.
                  
8. Toezicht
                  
Gegeven de situatie in de jeugdbescherming brengen de IGJ en IJenV periodiek een signaleringsrapport
                     uit, in plaats van het reguliere toezicht en in afwachting van een ketenbrede monitor
                     vanuit de stelselverantwoordelijken24. De inspectie-signalen vanuit de verschillende plekken van de jeugdbeschermingsketen
                     komen overeen met de signalen die wij zelf ook opvangen. Er zijn overal in de keten
                     wachtlijsten, waardoor niet ieder kind of gezin tijdig en passend geholpen worden.
                     Op dit moment ondersteunen wij het werk van de jeugdbeschermers met een pakket aan
                     maatregelen om de werkdruk te verlagen, waardoor zij gezinnen beter kunnen helpen.
                     De eerste resultaten worden hierbij voorzichtig zichtbaar en ook in dit signalement
                     zijn lichtpunten te vinden. Zo noemen de inspecties het akkoord tussen de FNV en GI
                     als belangrijk voor het verlagen van de werkdruk van jeugdbeschermers.
                  
De inspecties stellen vast dat de Hervormingsagenda en het Toekomstscenario kind-
                     en gezinsbescherming geen oplossing bieden voor de acute problematiek. Veelbelovend
                     noemen de inspecties wel de eerste resultaten van de nieuwe werkwijze in de proeftuinen,
                     ook al liggen er nog veel uitwerkingskwesties. Diverse proeftuinen slagen erin de
                     veiligheidsproblemen in vrijwillig kader op te lossen waarmee het aantal maatregelen
                     in het gedwongen kader daalt, ouders en kinderen voelen zich beter gehoord en gezien,
                     er is extra aandacht voor complexe scheidingen (bijvoorbeeld met de gezinsadvocaat)
                     en voor GGZ/LVB-problematiek in gezinnen. Bovendien ervaren de betrokken professionals
                     de meerwaarde van de nieuwe manier van samenwerken. Er is een meer integrale benadering
                     en er zijn lagere drempels om elkaar te consulteren en informatie te delen, waardoor
                     professionals van elkaar leren.
                  
c. Verbetering van de rechtsbescherming voor ouders en kinderen
                  
1) Betere informatievoorziening en (juridische) ondersteuning
Verbeteren informatievoorziening aan ouders en kinderen
Om de informatiepositie van ouders en kinderen te verbeteren werken wij dit najaar,
                     in samenwerking met ouders en kinderen en professionals, aan een eenduidige vorm van
                     voorlichtingsmateriaal voor ouders en kinderen. Zie voor de verdere uitwerking E,
                     moties en toezeggingen.
                  
2) Verdere professionalisering van jeugdbeschermers
Verbeteren juridisch vakmanschap jeugdbeschermers
Jeugdbeschermers moeten beschikken over een brede basis van kennis, kunde en vaardigheden,
                     zo ook van het complexe juridisch kader van de jeugdbescherming. Het Ministerie van
                     Justitie gaat de ontwikkeling van het handboek «juridische tools in de jeugdbescherming»
                     faciliteren. Het handboek ondersteunt en rust jeugdbeschermers toe in de uitvoering
                     van een kinderbeschermingsmaatregel binnen het juridisch kader. Het doel van het handboek
                     is dat het juridisch vakmanschap van de jeugdbeschermers wordt vergroot. Het handboek
                     maakt jeugdbeschermers er bijvoorbeeld van bewust in welke situaties een rechterlijke
                     toets moet plaatsvinden of wanneer kinderen of ouders een rechtsingang hebben of aan
                     hen kenbaar gemaakt moet worden. Medio 2024 dient de ontwikkeling en implementatie
                     van het notitieboek te zijn voltooid.
                  
Ontwikkelen tool afweging omgang en contact na uithuisplaatsing of na beëindiging
                        van het ouderlijk gezag
Ieder kind heeft na een uithuisplaatsing recht op omgang en contact met zijn ouders
                     en andere belangrijke personen om het kind heen (zoals broertjes en zusjes, opa’s
                     en oma’s, etc.). GI’s en jeugdhulpaanbieders gebruiken nu verschillende instrumenten
                     (zoals CHOP-list en BezoekZoeker) om met ouders en kinderen tot een omgang- en contactregeling
                     te komen. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid gaat de ontwikkeling van een nieuw
                     beoordelingsinstrument dat de bestaande instrumenten moet vervangen faciliteren. Dit
                     komt tot stand door een actieve samenwerking tussen ervaringsdeskundigen, professionals
                     en wetenschap. Dit nieuwe instrument moet de jeugdzorgprofessionals ondersteunen bij
                     de complexe afweging rond het vaststellen van een omgangsregeling en ervoor zorgen
                     dat deze zorgvuldig tot stand komt en aansluit bij de meest actuele stand van de wetenschap
                     rondom o.a. hechting. Het doel van het project is te waarborgen en faciliteren dat
                     ieder kind dat niet bij ouders opgroeit, wel verbonden kan blijven met alle belangrijke
                     personen uit het eigen netwerk. Begin 2025 dient de ontwikkeling van het instrument
                     en ondersteunend materiaal en training te zijn voltooid.
                  
Verbeteren feitenonderzoek
Tussen 2018 en 2022 werkten de RvdK, Jeugdzorg Nederland (JZNL) namens de gecertificeerde
                     instellingen, het Landelijk Netwerk Veilig Thuis (LNVT) namens de Veilig Thuis-organisaties,
                     en in nauwe samenwerking met het Landelijk Overleg Cliëntenraden Zeggenschap in de
                     Zorg (LOC), namens de ouders/kinderen, in het Actieplan verbetering feitenonderzoek
                     aan de gezamenlijke opgave om bij zorgen over een ontwikkelingsbedreiging of de veiligheid
                     van kinderen zorgvuldig te werk te gaan. Het Actieplan wordt door het WODC geëvalueerd.
                     Dit bevindt zich momenteel in de afrondende fase. Wij zullen u de Eindevaluatie na
                     de zomer doen toekomen.
                  
Wij vinden het belangrijk dat de specifieke aandacht voor het verbeteren van het feitenonderzoek
                     niet wordt losgelaten. We zijn daarom blij dat de RvdK, JZNL en het LNVT de ontwikkelingen,
                     die in gang zijn gezet, willen vasthouden en gezamenlijk blijven werken aan verbeteringen.
                     Dit doen zij in afstemming met het LOC en Jeugdstem. Feitenonderzoek is een kerntaak
                     van deze organisaties en vraagt om blijvende aandacht. De organisaties hebben aangegeven
                     focus aan te zullen brengen in de acties, om zo gerichter te werken aan verbeteringen
                     en goede implementatie. Daarbij betrekken zij de aanbevelingen die de Inspecties doen
                     in het rapport «Kwaliteit van feitenonderzoek rond de aanvraag van machtigingen bij
                     uithuisplaatsingen»25.
                  
De acties zien – onder meer – toe op bevordering van de afname en de inzet van de
                     gezamenlijke training «Feiten in de keten», en op het bevorderen van een aantal kwaliteitseisen.
                     Waaronder diagnoses en bronvermelding, onjuistheden beter verwerken in verslagen en
                     rapportages, en verslagen en rapporten opstellen in begrijpelijke taal en te vertalen
                     in de taal die betrokkenen eigen zijn.
                  
Dit vraagt nu om nadere uitwerking en daarmee gaan de betrokken organisaties aan de
                     slag. Hiermee doen wij de motie Beukering-Huijbregts en Raemakers26 over een vervolg op het Actieplan gestand.
                  
3) Bescherming van rechten en toegang tot het recht
Deskundigenonderzoek en het recht op contra-expertise ex art. 810a Rv
Ouders hebben het recht om de kinderrechter te verzoeken om een deskundigenonderzoek
                     te gelasten wanneer zij zich niet kunnen vinden in een rapport van bijvoorbeeld de
                     GI of de RvdK; het recht op contra-expertise. Dit recht vormt in potentie een belangrijk
                     onderdeel van de rechtsbescherming van gezinnen die te maken krijgen met een kinderbeschermingsmaatregel.
                     Het bemiddelen van deze deskundigenrapportages in het jeugdbeschermingsrecht is een
                     van de taken van het NIFP. Het NIFP worstelt al langere tijd met de uitvoering van
                     deze taakstelling: de wachtlijsten zijn erg lang en het is moeilijk om zelfstandigen
                     te interesseren in en te behouden voor de rol van rapporteur. De reflectiecommissie
                     familie- en jeugdrechters heeft het knelpunt van de beperkte beschikbaarheid van deskundigenonderzoek
                     ook aangekaart. We onderschrijven dat de huidige situatie voor zowel ouders als de
                     jeugdbeschermingssector knelt. Samen met het NIFP en de sector wordt gezocht naar
                     een duurzame oplossing, waarbij kortetermijnmaatregelen (o.a. het instellen van een
                     indicatie-overleg om de beperkte beschikbaarheid van deskundigenonderzoek efficiënt
                     in te zetten) en lange termijn maatregelen (o.a. het borgen van het recht op contra-expertise
                     in het Toekomstscenario) worden bezien.
                  
Perspectiefbesluit
Het perspectiefbesluit heeft nog geen wettelijke basis. Daarom zijn de GI’s vooruitlopend
                     daarop op zoek gegaan naar mogelijkheden om binnen het huidige wettelijke kader het
                     perspectiefbesluit te laten toetsen door een kinderrechter. Uit jurisprudentie blijkt
                     dat een toets van het perspectiefbesluit via de geschillenregeling van de ondertoezichtstelling
                     niet altijd mogelijk wordt geacht. Eind 2022 heeft de Minister voor Rechtsbescherming
                     de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad verzocht cassatie in het belang der wet in
                     te stellen, omdat er een urgent belang is om te weten hoe de Hoge Raad hier tegenaan
                     kijkt.27 De Procureur-Generaal heeft op 17 maart jl. een vordering tot cassatie in het belang
                     der wet ingediend en we zijn op dit moment in afwachting van de uitspraak van de Hoge
                     Raad.
                  
d. Voortgang verbetering zorg voor jeugd
                  
Afbouw gesloten jeugdhulp en opbouw kleinschalige zorg
Het doel blijft onverminderd om langs twee sporen de gesloten jeugdhulp te veranderen.
                     Het eerste spoor is dat in 2025 de gesloten jeugdhulp kleinschalig werkt, hetzij in
                     de vorm van kleinschalige woonvoorzieningen, hetzij door kleinschalige groepen op
                     terreinvoorzieningen. Het tweede spoor is dat we in 2030 zo dichtbij mogelijk nul
                     gesloten plaatsingen zijn. De transformatie van de gesloten jeugdhulp langs beide
                     sporen is ingrijpend en vereist landelijke regie om ervoor te zorgen dat de transformatie
                     een zorgvuldig en voorspelbaar traject is. Over de invulling daarvan hebben wij u
                     op 3 februari 2023 geïnformeerd28. Op grond van de hieronder beschreven ontwikkelingen, in het bijzonder de grote regionale
                     verschillen, bespreken wij met VNG en Jeugdzorg Nederland waar we gezamenlijk de landelijke
                     regie nog kunnen versterken.
                  
Op 24 mei 2023 heeft de Jeugdautoriteit een nieuwe monitor uitgebracht. Deze ontvangt
                     u als bijlage bij deze brief. De belangrijkste bevindingen van de Jeugdautoriteit
                     zijn dat er sprake is van een dalende bezetting en capaciteit, al lijkt de bezetting
                     zich te stabiliseren tussen de 500 en 550 bedden. Wel signaleert de Jeugdautoriteit
                     dat er sprake is van grote regionale verschillen en verschillen per aanbieder. Dat
                     verschilt constateert Jeugdzorg Nederland ook naar aanleiding van de publicatie van
                     de plaatsingsgegevens 202229.
                  
Op 3 mei 2023 heeft de IGJ30 aangekondigd zich in 2023 met haar toezicht te richten op de hulp aan jongeren met
                     complexe problemen, die in de gesloten jeugdhulp verblijven of die tot de doelgroep
                     van de gesloten jeugdhulp behoren. De inspectie wil weten of de jongeren die tot de
                     doelgroep behoren tijdig passende (alternatieve) hulp krijgen van voldoende kwaliteit.
                  
Het onderzoek naar de frictiekosten van af- en ombouw gesloten jeugdhulp is gestart.
                     In november 2023 wordt dat opgeleverd. De uitkomsten daarvan gebruiken we met de VNG
                     voor het opstellen van een regeling voor de af- en ombouw van de residentiële jeugdhulp.
                     Hiervoor zijn middelen opgenomen in de Hervormingsagenda. Met de VNG en de elf coördinerende
                     gemeenten hebben we afgesproken dat zij halfjaarlijks hun bovenregionaal plan af-
                     en ombouw gesloten jeugdhulp actualiseren. Dat gebeurt ook met het oog op de continuïteit
                     van zorg. Over de voortgang zijn wij in gesprek met de bestuurders van deze gemeenten.
                     In bovengenoemde brief van 3 februari hebben wij u geïnformeerd over het Interbestuurlijk
                     Toezicht in de regio Zuidwest. Er zijn bestuurlijke afspraken gemaakt om de continuïteit
                     van gesloten jeugdhulp te borgen. Op dit moment werken gemeenten en aanbieders aan
                     uitvoering van deze bestuurlijke afspraken. De Jeugdautoriteit monitort de voortgang
                     hiervan.
                  
Nu de Wet rechtspositie gesloten jeugdhulp is aangenomen, zijn wij voornemens de wet
                     met ingang van 1 januari 2024 in werking te laten treden, tegelijkertijd met een wijziging
                     van het Besluit Jeugdwet. Daarin staan de nadere regels voor het toepassen van vrijheidsbeperkende
                     maatregelen in de gesloten jeugdhulp. De consultatiefase van dit conceptbesluit is
                     onlangs afgerond. Binnenkort gaat het conceptbesluit voor advies naar de Afdeling
                     advisering van de Raad van State.
                  
Intensivering in de acute jeugd-GGZ
In april 2021 is € 50 miljoen beschikbaar gekomen voor de acute jeugd-ggz naar aanleiding
                     van binnengekomen signalen over een toename van het aantal crisismeldingen als gevolg
                     van corona. Met deze middelen is ingezet op een tijdelijke uitbreiding van de jeugd-ggz
                     crisiscapaciteit (ambulant en klinisch) en het verminderen van druk op de acute jeugd-ggz.
                     In deze brief geven we u graag toelichting op de laatste stand van zaken.
                  
Het grootste deel van de middelen wordt ingezet ter vergroting van de capaciteit,
                     zo is er ongeveer 100 fte aan extra capaciteit gerealiseerd en bekostigd31. Daarbij zijn initiatieven gestart ter voorkoming van crisis zoals terugvalpreventie,
                     bevorderen doorstroom, overbruggingszorg en wachtlijstondersteuning. Tevens worden
                     professionals versterkt middels scholing, trainingen, consultatie en advies zodat
                     zij minder door hoeven te verwijzen en beter in staat zijn om te gaan met de zorgvraag.
                  
De aanbieders die middelen hebben ontvangen zijn actief aan de slag gegaan met het
                     realiseren van de ingediende plannen, echter gaven zij aan belemmerd te worden in
                     het realiseren van de activiteiten door voornamelijk de krapte op de arbeidsmarkt.
                     Hiertoe hebben wij besloten de partijen de ruimte te bieden en de besteding van de
                     middelen tot eind 2023 mogelijk te maken. Begin 2023 heeft een bestuurlijk overleg
                     plaatsgevonden tussen VWS, VNG en de NLGGZ om afspraken over de besteding in 2023.
                     Uit een uitvraag onder aanbieders bleek namelijk dat voor 20% van de totale middelen
                     op dat moment nog onzeker was of deze binnen 2023 uitgegeven konden worden. In het
                     bestuurlijk overleg is daarom afgesproken dat de VNG en NLGGZ gezamenlijk in gesprek
                     gaan met die coördinerende gemeenten waar nog de meeste middelen beschikbaar zijn,
                     hierbij zullen ook de betrokken instellingen aansluiten. Doel van dit gesprek is om
                     tot oplossingen te komen hoe de middelen nog binnen 2023 ten goede kunnen komen aan
                     de acute jeugd-ggz. Verder zal de NLGGZ structureel contact onderhouden met die die
                     instellingen waar in 2023 nog middelen te besteden zijn.
                  
Mentale Gezondheid: van ons allemaal
Als onderdeel van de aanpak «Mentale Gezondheid: van ons allemaal» (Kamerstuk 32 793, nr. 613) heeft 22-28 mei de Week van de Mentale Gezondheid plaatsgevonden. Hiermee is Nederland
                     voor het eerst aangesloten bij de jaarlijkse «European Mental Health Week». Het doel
                     van de week was de mogelijkheid tot ontmoeting en inspiratie te faciliteren tussen
                     partijen die samen de landelijke beweging vormen. De week is gestart met een openingscongres
                     voor partijen die zich bezighouden met mentale gezondheid. Middels deze brief informeren
                     wij uw Kamer over de opbrengsten van dit congres door het visuele impressieverslag32 te delen. Daarnaast zijn in de week door het hele land verspreid verschillende initiatieven
                     georganiseerd gericht op het versterken van de mentale gezondheid, zoals een school
                     take over, workshops, publicatie van een podcast-serie en een theatervoorstelling.
                     Als laatste is het goed om de lancering van de campagne Hey, het is oké te benoemen33. Doel van deze campagne is om mentale klachten bij jongeren bespreekbaar te maken
                     en het praten over mentale gezondheid te normaliseren. In het najaar informeren wij
                     uw Kamer via de jaarlijkse integrale voortgangsrapportage over de aanpak «Mentale
                     Gezondheid: van ons allemaal».
                  
Aanpak wachttijden
Met behulp van pilotregio’s is Team Aanpak Wachttijden (TAW) vanuit het Ondersteuningsteam
                        Zorg voor de Jeugd (OZJ) gekomen tot een aanpak met een regionale en een landelijke
                        component.
                     
− De regionale aanpak van wachttijden bestaat uit ondersteuning bij:
1. Een systemisch ontwerp om regionale oorzaken van wachttijden aan te pakken;
2. Een gemeentelijk/regionaal dashboard voor meer datagedreven werken;
3. Concrete impact in de regio door op micro-systeemniveau te kijken naar korte-termijn
                                    oplossingen.
                                 
− Er is een landelijk leernetwerk in ontwikkeling, zodat opgedane kennis en inzichten beschikbaar worden voor alle
                              regio’s en regio’s van elkaar kunnen leren.
                           
Zo heeft TAW in de regio Twente gemeenten en jeugdhulpaanbieders ondersteund bij het
                     ontwikkelen van een aanpak van (complexe) scheidingen vanuit het perspectief van jongeren,
                     gezinnen en professionals. TAW heeft daarnaast jeugdhulpaanbieders, verwijzers en
                     het voorliggend veld ondersteund bij het ontwikkelen van een nieuwe vorm van een gezamenlijke
                     intake van jeugdhulp om jongeren en hun ouders eerder te kunnen helpen. Deze instrumenten
                     hebben als doel instroom in de jeugdhulp te beperken, doorstroom te bevorderen en
                     uitstroom te versnellen.
                  
In 2023 zijn er tot nu toe vijf nieuwe regio’s gestart met de Aanpak Wachttijden.
                     Daarnaast zijn er nog vier regio’s bezig met de voorbereidingen om later dit jaar
                     of begin volgend jaar te starten. Een aantal van deze regio’s werkt aan het op orde
                     krijgen van de randvoorwaarden voor deelname door workshops te volgen en toe te werken
                     naar een leerexpeditie.
                  
Het gemeentelijk/regionaal dashboard is beschikbaar voor alle gemeenten die datagedreven
                     willen gaan werken. Regio’s die deelnemen of hebben deelgenomen aan de Aanpak Wachttijden
                     worden daarbij ondersteund door TAW. Deze regio’s helpen ook met het referentieproces
                     van het dashboard, zoals het valideren van de data(kwaliteit) en het verbeteren van
                     het dashboard. Op 1 juli a.s. wordt het gemeentelijk/regionaal dashboard breed gelanceerd
                     onder de Regiemonitor34, inclusief communicatie en handleiding.
                  
De volgende voortgangsrapportage over de Aanpak Wachttijden wordt dit najaar naar
                     uw Kamer gestuurd.
                  
Tot slot hebben de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs en de Staatssecretaris
                     van VWS, naar aanleiding van signalen vanuit zowel het onderwijs- als het zorgveld
                     over een verandering in ondersteuningsbehoefte van (jonge) kinderen, een onderzoek
                     uitgezet om beter zicht te krijgen op wachtlijsten en zorgvragen bij (jonge) kinderen
                     binnen de keten kinderopvang, onderwijs en zorg. Het Ministerie van Sociale Zaken
                     en Werkgelegenheid is tevens betrokken bij dit onderzoek omdat het ook om jonge kinderen
                     gaat. Het onderzoek «Druk op de keten» bestaat uit een kwantitatief en kwalitatief
                     deel. Het onderzoek richt zicht op kinderen tussen 0 en 13 jaar en wordt uitgevoerd
                     door Berenschot. Eind 2023 worden hiervan de resultaten verwacht.
                  
Aanpak arbeidsmarkt
Zonder goed toegeruste professionals kan er geen zorg aan jongeren worden geleverd.
                     De inzet, kwaliteit en betrokkenheid van professionals is cruciaal. Er is sprake van
                     een krappe arbeidsmarkt in de zorg- en welzijnssector en dat geldt ook voor de jeugdzorg.
                  
De Minister voor Langdurige Zorg en Sport heeft op 30 september 2022 het programma
                     Toekomstbestendige Arbeidsmarkt Zorg & welzijn (TAZ) naar de Tweede Kamer gestuurd35. Het tekort aan medewerkers in zorg en welzijn is en blijft de komende jaren een
                     belangrijke uitdaging. De ambitie van het programma TAZ is een transitie in gang te
                     zetten naar passende en arbeidsbesparende36 zorg, zodat ook in de toekomst niet meer dan 1 op 6 werkenden in zorg en welzijn
                     werkzaam is. VWS pakt in het TAZ-programma, samen met de partijen in het veld, de
                     uitdagingen op binnen de arbeidsmarkt zorg en welzijn. De aanpak, inclusief de bijbehorende
                     financiële middelen, is bedoeld voor de sector zorg en welzijn, inclusief de jeugdzorg.
                     De financiële middelen kunnen worden ingezet ten behoeve van innovatieve werkvormen,
                     het behoud van medewerkers door goed opdrachtgeverschap en werkplezier en voor leren
                     en ontwikkelen. Op dit moment wordt het TAZ-instrumentarium in samenspraak met veldpartijen
                     uitgewerkt. De inzet is gericht op het openstellen van een eerste deel van het instrumentarium
                     begin 2024.
                  
Aanvullend is er een arbeidsmarktaanpak jeugdzorg waarin de departementen samen met
                     gemeenten en de partijen in het veld werken aan het vergroten van de aantrekkelijkheid
                     van de jeugdzorg voor potentiële jeugdzorgwerkers; het aanpakken van arbeidsmarktknelpunten;
                     en het behoud van personeel en het aantrekken van nieuw personeel. Onder andere via
                     projecten van de Arbeidsmarktagenda zijn goede voorbeelden en handreikingen beschikbaar
                     op thema’s zoals goed werkgeverschap en de aanpak van agressie. We continueren vanuit
                     VWS en JenV de subsidie aan de Arbeidsmarktagenda 2023–2026 en stellen hier dit jaar
                     € 560.000 voor beschikbaar.
                  
e. Afgerond onderzoek (waar vereist met kabinetsreactie)
                  
Voorlopige CBS-cijfers 2022
Het CBS heeft voorlopige cijfers gepubliceerd over jeugdzorggebruik in 2022. De definitieve
                     cijfers worden rond 30 oktober 2023 door het CBS gepubliceerd. Het CBS verwacht dat
                     dan het jeugdhulpgebruik met 1,6% is gestegen. Hiermee heeft 1 op de 7,3 jongeren
                     onder de 18 jaar in dat jaar gebruik gemaakt van jeugdhulp (voorheen 1 op de 7,5).
                     Voor jongeren tot en met 22 jaar is dat 1 op de 9,5 (voorheen 1 op de 9,7). Deze stijging
                     zit vooral in ambulante jeugdhulp op locatie. Verder valt op dat het aantal jongeren
                     met hulp vanuit de wijkteams is gedaald. Vanuit ander onderzoek is bekend dat dit
                     voornamelijk met registratieproblemen te maken heeft (zie reactie op het rapport «Nader
                     onderzoek naar dalende hulpverlening door lokale teams»). De verschillen tussen gemeenten
                     blijven groot: het % jongeren onder de 18 jaar met jeugdzorg varieert van 5% tot 22%.
                  
Ook de cijfers over jeugdbescherming en jeugdreclassering zijn bekend. Op 31 december
                     2022 hadden 29.070 jongeren een kinderbeschermingsmaatregel. De ingezette daling van
                     het aantal maatregelen zet door; op 31 december 2022 waren er 9% minder maatregelen
                     dan aan het begin van het jaar. Op 31 december 2022 hadden 4.960 jongeren een jeugdreclasseringsmaatregel;
                     daarmee is er een verdere daling. Wel is de afname in 2022 met 2% minder sterk dan
                     in eerdere jaren.
                  
Reactie op het rapport «Regionale verschillen in het gebruik van verlengde jeugdzorg»
Het gebruik van verlengde jeugdzorg verschilt per regio en gemeente. Aan AEF is gevraagd
                     bij vier gemeenten met een hoog of laag gebruik de oorzaken hiervan te achterhalen.
                     In hoeverre hangt dit gebruik samen met demografische en/of sociaal economische indicatoren
                     en/of met gemeentelijk beleid?
                  
AEF geeft aan dat de oorzaken lastig cijfermatig te onderbouwen zijn, omdat het gaat
                     om een klein aantal jongeren dat verlengde jeugdzorg heeft. Wel heeft AEF geprobeerd
                     met een kwalitatieve analyse tot conclusies te komen. Hieruit concluderen ze dat er
                     geen significant verband is tussen demografische en sociaaleconomische factoren van
                     jongeren en verlengde jeugdzorg. Wel lijkt er een zeker verband te zijn tussen verlengde
                     jeugdzorg en contractering. Als jeugdzorgaanbieders ook voor Wmo gecontracteerd zijn,
                     wordt er minder verlengde jeugdzorg ingezet. Verder komt naar voren dat wanneer verlengde
                     jeugdhulp wordt aangeboden, dit vooral vormen van zorg met verblijf of begeleiding
                     betreft. Tot slot concluderen de onderzoekers dat het niet veel zegt of een gemeente
                     meer of minder gebruik maakt van verlengde jeugdzorg. Het gaat erom of verlengde jeugdzorg
                     ook passend is voor de jongere, dat moet de leidende vraag zijn.
                  
Met het uitvoeren van dit onderzoek is voldaan aan de toezegging over het uitvoeren
                     van een nader onderzoek naar het verschillend gebruik van verlengde jeugdhulp en de
                     toezegging over het delen van dit rapport met uw Kamer.
                  
Reactie op het rapport «Nader onderzoek naar dalende hulpverlening door lokale teams»
Het gebruik van jeugdhulp aangeboden door wijkteams daalde in de eerste helft van
                     2022 ten opzichte van de eerste helft van 2021. Deze afname is aanleiding geweest
                     om een nader onderzoek uit te voeren bij gemeenten naar de ontwikkeling van jeugdhulp
                     vanuit de lokale teams.
                  
De geanalyseerde gemeenten waren gezamenlijk verantwoordelijk voor 90% van de daling
                     in het gebruik van ambulante hulp geleverd door lokale teams. Bij meer dan de helft
                     is sprake van een registratie-effect; circa 70% van de totale afname van hulp door
                     de lokale teams is hieraan toe te schrijven. Ook andere ontwikkelingen spelen een
                     rol in de afname, zoals: personeelstekorten bij lokale teams, meer complexe vragen
                     als gevolg van o.a. overbruggingszorg (door wachtlijsten bij specialistische aanbieders)
                     en corona.
                  
Het onderzoek toont aan dat de cijfers die bij het CBS worden aangeleverd een onvoldoende
                     afspiegeling zijn van de inzet van jeugdhulp vanuit lokale team en de ontwikkelingen
                     daarin. Voor de beleidsinformatie rondom de beweging richting stevige lokale teams
                     is het van belang dat er goede data worden aangeleverd bij het CBS door zowel de lokale
                     teams als jeugdhulpaanbieders. Het verbeteren van de data van de lokale teams is iets
                     waar VWS en de VNG samen met betrokken partijen de komende tijd mee aan de slag gaan.
                  
Reactie op «Monitoring jeugdstelsel»
Wij hebben onderzoeksbureau DSP gevraagd te komen tot een plan van aanpak voor de
                     verdere verbetering van de landelijke monitoring van het jeugdstelsel, met daarbij
                     een voorstel voor een te monitoren set indicatoren. Het plan geeft handvatten en focus
                     voor de te nemen maatregelen en vormt dan ook de basis voor de afspraken op het terrein
                     van data en monitoring in de Hervormingsagenda.
                  
Reactie op het rapport «Normbedragen Subsidieregeling opvang kinderen ouders met trekkend/varend
                        bestaan»
In 2021 heeft Significant onderzoek gedaan naar de doelmatigheid en doeltreffendheid
                     van de subsidieregeling schippersinternaten met daarin de aanbeveling: «Herijk de
                     huidige normbedragen op basis van een gedegen kostenonderzoek bij internaten». Derhalve
                     is in opdracht van VWS door KPMG onderzoek gedaan naar de normbedragen van de subsidieregeling.
                     Het bijbehorende onderzoeksrapport heeft KPMG recent afgerond en is bijgevoegd bij
                     deze brief. Het rapport schetst verschillende scenario’s voor de herijking van de
                     normbedragen van de subsidieregeling. We gaan hierover nog met de schippersinternaten
                     in gesprek. Na de zomer zullen we uiterlijk besluiten over de herijking van de normbedragen.
                  
Reactie op de signalering van de IGJ
De inspectie-signalen vanuit de verschillende plekken van de jeugdbeschermingsketen
                     komen overeen met de signalen die wij zelf ook opvangen. Er zijn overal in de keten
                     wachtlijsten, waardoor niet ieder kind of gezin tijdig en passend geholpen worden.
                     Op dit moment ondersteunen wij het werk van de jeugdbeschermers met een pakket aan
                     maatregelen om de werkdruk te verlagen, waardoor zij gezinnen beter kunnen helpen.
                     De eerste resultaten worden hierbij voorzichtig zichtbaar en ook in dit signalement
                     zijn lichtpunten te vinden. Zo noemt de IGJ het akkoord tussen de FNV en GI als belangrijk
                     voor het verlagen van de werkdruk van jeugdbeschermers.
                  
Voor de langere termijn werken we aan afspraken met partijen in de Hervormingsagenda
                     en aan het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming. Veelbelovend noemen de inspecties
                     terecht de eerste resultaten van de nieuwe werkwijze in de proeftuinen, ook al liggen
                     er nog veel uitwerkingskwesties. Het vermijden van maatregelen in het gedwongen kader
                     lukt, ouders en kinderen voelen zich beter gehoord en gezien, er is extra aandacht
                     voor complexe scheidingen (bijvoorbeeld met de gezinsadvocaat) en voor GGZ/LVB-problematiek
                     in gezinnen. Bovendien ervaren de betrokken professionals de meerwaarde van de nieuwe
                     manier van samenwerken. Er is een meer integrale benadering en er zijn lagere drempels
                     om elkaar te consulteren en informatie te delen, waardoor professionals van elkaar
                     leren.
                  
Reactie op het rapport «Inzicht in niet-SKJ en niet BIG-geregistreerde professionals
                        die werkzaam zijn in de jeugdhulp»
Er is onvoldoende bekend over de omvang van professionals werkzaam in de jeugdhulp
                     zonder SKJ of BIG registratie. En met name de groep professionals die een hbo-opleiding
                     of hoger hebben afgerond. Om dit nader in beeld te brengen heeft Significant in opdracht
                     van VWS bijgevoegd onderzoek uitgevoerd. Op basis van gesprekken met beroepsverenigingen,
                     brancheverenigingen, experts, gemeente, de SKJ en het uitzetten van een vragenlijst
                     onder aanbieders, is er meer inzicht gekomen in deze groep professionals. Hierbij
                     is tevens gebruik gemaakt van een eerder onderzoek naar de inzet van MBO professionals
                     binnen de jeugdhulp. Het onderzoek is niet ingegaan op de kwaliteit van de jeugdhulp
                     of deze professionals, hier worden dan ook geen uitspraken over gedaan.
                  
Het rapport beschrijft dat er in 2019 ongeveer 81.300 professionals werkzaam zijn
                     in de brede jeugdzorg. Het merendeel (ongeveer 80%) is SKJ geregistreerd. Ongeveer
                     14% van de professionals werkzaam in de jeugdhulp heeft een MBO achtergrond. Ongeveer
                     4300 professionals zonder registratie heeft een hbo opleiding of hoger afgerond. Ook
                     is er een groep niet-geregistreerde professionals die zowel mbo, hbo of wo opgeleid
                     kan zijn (ongeveer 400 tot 1100). De grootste groep niet-geregistreerde professionals
                     met een hbo-opleiding of hoger zijn vaktherapeut. Daarnaast is er ook een relatief
                     grote groep professionals die kunnen worden gekenmerkt als zij-instromer die toewerken
                     naar een SKJ registratie. De groep niet-geregistreerde professionals biedt vooral
                     lichte vormen van jeugdhulp zoals begeleiding, dagbesteding, logeren en lichte behandeling.
                     Het rapport geeft een schatting van niet-geregistreerde coaches, namelijk tussen de
                     200 en 900. Zij bieden met name begeleiding. De meeste professionals geven aan te
                     werken conform de norm van verantwoorde werktoedeling, waarin is beschreven voor welke
                     activiteiten een professional wel of geen registratie nodig heeft. Deze norm is de
                     uitwerking van het bieden van «verantwoorde hulp» zoals in de Jeugdwet (artikel 4.1.1)
                     geëist wordt. Gemeenten nemen het hebben van een SJK- of BIG registratie vaak op als
                     voorwaarde om gecontracteerd te worden, het rapport beschrijft dat het daarmee voor
                     professionals zonder een dergelijke registratie lastig wordt om zelfstandig werkzaam
                     te zijn. Inmiddels, zo beschrijft het rapport, zijn er steeds meer gemeenten die daarom
                     de norm van verantwoorde werktoedeling als uitgangspunt nemen.
                  
Het rapport geeft cijfermatige inzichten voor vraagstukken op het vlak van onder andere
                     arbeidsmarktproblematiek en kwaliteit. Wij nemen de bevindingen mee in de lopende
                     relevante beleidstrajecten.
                  
Reactie op het rapport «Stand van de Jeugdzorg»
De Jeugdautoriteit heeft als taak om de continuïteit van jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen
                     en jeugdreclassering te bevorderen. Vanuit die rol heeft de Jeugdautoriteit dit jaar
                     voor het eerst de «stand van de jeugdzorg» uitgebracht waarmee ze inzicht in en een
                     overzicht geven van relevante indicatoren en bevindingen met betrekking tot de continuïteit
                     en beschikbaarheid van de jeugdzorg. Het onderzoek kaart knelpunten binnen het jeugdzorgveld
                     aan die toezien op onder onderwerpen als: tarieven, reikwijdte van de jeugdzorg, wachtlijsten
                     en administratieve lasten. Dit zijn thema’s die grotendeels ook de aanleiding vormen
                     voor het opstellen van de Hervormingsagenda waarmee ingezet wordt op een verbetering
                     van het jeugdstelsel.
                  
Reactie op het rapport «Innovatie in de jeugdzorg»
Innovatie is een belangrijk thema binnen de zorgsector voor het toegankelijk houden,
                     verbeteren en het slimmer organiseren van zorg. Om een beter overzicht te krijgen
                     voor de jeugdzorg van de staat van innovaties heeft KPMG in opdracht van VWS onderzoek
                     uitgevoerd. De focus van het onderzoek lag op het innovatiespeelveld, kansen en belemmeringen
                     en hoe innovatie kan worden ondersteund in de kennisinfrastructuur.
                  
In het rapport van KPMG komt naar voren dat er een hoop gebeurt op het gebied van
                     innovatie binnen de jeugdzorgsector. De inzet van innovatie in de jeugdzorg focust
                     zich op drie thema’s: geavanceerde technologie, cliëntenmanagement en digitalisering.
                     Er worden bijvoorbeeld verschillende apps gebouwd die jongeren laagdrempelig kunnen
                     gebruiken en er worden platforms ontwikkeld waar partijen met elkaar informatie kunnen
                     delen en communiceren. Uit het rapport komen ook verschillende kansen en belemmeringen
                     naar voren. Zo wordt bijvoorbeeld de implementatie en opschaling als grootste uitdaging
                     gezien. De opgedane inzichten, zoals de geschetste kansen en belemmeringen, nemen
                     wij mee als input voor onze beleidstrajecten. Het blijft aan de sector zelf om het
                     initiatief te nemen op het gebied van innovatie. En het is goed te zien dat dit ook
                     gebeurt.
                  
f. Moties en toezeggingen
                  
Motie van het lid De Neef over de beschikbaarheid van laagdrempelige inloopvoorzieningen
                        voor jongeren bij verschillende gemeenten37
                        
Tejo, Join Us, @Ease, Rogerthat, Jimmy’s en Weave hebben de handen in een geslagen
                     en zich verenigd in de alliantie laagdrempelige inloopmogelijkheden mentale gezondheid
                     jongeren. De Alliantie zet zich, met (financiële) steun van FNO Geestkracht, in voor
                     meer laagdrempelige inloopmogelijkheden waar jongeren hun mentale gezondheid kunnen
                     versterken. Samen met de Alliantie en MIND Us verkennen wij hoe we laagdrempelige
                     inloopmogelijkheden voor jongeren nog verder kunnen versterken, verbeteren en opschalen.
                     Gemeenten zijn hierin een belangrijke faciliterende partner en kunnen hiervoor ook
                     het financieel arrangement van het Gezond en Actief Leven Akkoord (brede SPUK-regeling38) inzetten. Daarmee is deels invulling gegeven aan de motie van het lid De Neef.
                  
Motie van de leden Peters en Kuiken over werk maken van wettelijke afbakening van
                        en prioritering binnen de jeugdzorg39 en motie van de leden Peters en Van der Staaij over uitspreken dat niets doen ook
                        in de jeugdzorg een optie is40
                        
Om de beschikbaarheid en toegankelijkheid van jeugdhulp te verbeteren, willen wij
                     scherpere kaders stellen zodat de jeugdhulp terecht komt bij de meest kwetsbare jongeren
                     en gezinnen. Met het aanpassen van de Jeugdwet willen wij duidelijker maken in welke
                     situaties er sprake is van een jeugdhulpplicht is en wanneer niet. Hiervoor scherpen
                     wij criteria in de Jeugdwet aan en wordt een bijbehorend afwegingsproces ontwikkeld.
                     Daarmee moet ook voor jongeren en hun ouders helder zijn waarvoor ze in het kader
                     van jeugdhulp bij de overheid terecht kunnen en waarvoor niet. Niet elke hulpvraag
                     behoeft een zorgantwoord.
                  
Motie van het lid Westerveld over afspraken met de VNG over het behoud van expertisecentra
                        met een landelijke functie41
                        
Vanuit de Hervormingsagenda worden bestuurlijke afspraken gemaakt over de vormen van
                     jeugdzorg die landelijk ingekocht moeten worden. Voor het geval het bestuurlijk overleg
                     tussen Rijk en VNG over landelijk in te kopen zorgvormen en/of de uitvoering van bestuurlijke
                     afspraken hierover onverhoopt onvoldoende soelaas biedt, wordt in het wetsvoorstel
                     Wet verbetering beschikbaarheid zorg voor jongeren de mogelijkheid opgenomen om bij
                     ministeriële regeling de landelijk in te kopen zorgvormen aan te kunnen aanwijzen
                     (een zogenoemde kan-bepaling).
                  
Motie van het lid Richardson c.s. over vermijdbaar tijdschrijven schrappen op de werkvloer
                        en uit de contracten42 en de motie van de leden Hijink en Westerveld over de afspraken uit het convenant
                        «stoppen met tijdschrijven in de jeugdzorg» zo snel mogelijk in een ministeriële regeling
                        opnemen43
                        
Vanuit de Hervormingsagenda wordt samen met gemeenten en aanbieders bekeken wat aanvullend
                     nog nodig is om de inkoop, contractering, administratieve afhandeling en verantwoording
                     van jeugdzorg te vereenvoudigen voor de zorgvormen die op regionaal en landelijk niveau
                     zullen moeten worden ingekocht. Inzet daarbij is een minimalisatie van het aantal
                     productcodes. Deze afspraken over vergaande standaardisatie gaan ook helpen om het
                     vermijdbaar tijdschrijven terug te dringen.
                  
Motie van de leden Peters en Hijink over het beperken, afschaffen of weren van winstuitkeringen,
                        private-equitybeleggers en openhouseconstructies binnen de Jeugdwet44
                        
In sommige gevallen is de maatschappelijke doelstelling van een jeugdhulpaanbieder
                     ondergeschikt gemaakt aan zakelijke of privébelangen van individuen binnen de aanbieder.
                     Wij vinden dit onwenselijk en willen dit aanpakken. Voor deze aanpak is het in de
                     eerste plaats van groot belang om de inkooprol van gemeenten te versterken.
                  
In de Hervormingsagenda zijn meerdere maatregelen opgenomen gericht op het versterken
                     van de inkooprol van gemeenten. Daarnaast is ook opgenomen dat gemeenten en jeugdhulpaanbieders
                     actief zullen inzetten op tariefdifferentiatie In dat kader is ook het ontwerpbesluit
                     reële prijzen Jeugdwet van belang op grond waarvan gemeenten en aanbieders hun prijzen
                     moeten opbouwen aan de hand van voorgeschreven kostprijselementen zodat zij zorgvuldiger
                     tot een reële prijs komen. Een ontwerp van deze amvb is op 30 mei jl. (Kamerstukken
                     31 839 en 29 538, nr. 946) bij uw Kamer en de Eerste Kamer voorgehangen. Verder zal gedurende de looptijd van
                     de Hervormingsagenda het Ketenbureau gemeenten (en aanbieders) ondersteunen via het
                     delen van kennis, expertise en waar nodig bemiddeling. Voorts bevat de Hervormingsagenda
                     diverse andere maatregelen om doorgeschoten marktwerking in de jeugdhulp aan te pakken,
                     zoals een Norm voor opdrachtnemerschap (met onder meer de verplichting voor jeugdhulpaanbieders
                     om zich te conformeren aan de Governance code Zorg 2022) en het wetsvoorstel «Integere
                     bedrijfsvoering zorg- en jeugdhulpaanbieders».
                  
Met deze maatregelen geven we ook invulling aan het verkennen hoe winstuitkeringen,
                     private equity beleggers en open-houseconstructies beperkt, afgeschaft en/of geweerd
                     kunnen worden, en dat waar mogelijk te doen. In de aankomende voortgangsbrief die
                     wij uw Kamer in het najaar doen toekomen, zullen wij nader ingaan op de aanpak van
                     doorgeschoten marktwerking in de jeugdzorg.
                  
Motie van de leden Peters en Den Haan over meer centrale regie bij de contractering
                        van zorg45
                        
Jongeren en ouders moeten erop kunnen vertrouwen dat de zorg die zij ontvangen passend
                     is en hen daadwerkelijk helpt. Er is steeds meer kennis over wat werkt in de jeugdhulp,
                     maar deze is versnipperd beschikbaar en we passen het lang niet altijd toe. Richtlijnen
                     en kaders zijn aanwezig, maar ook die sluiten niet altijd op elkaar aan en worden
                     niet door iedereen onderschreven. Op basis van het advies van de kwartiermaker Kwaliteit
                     en blijvend leren, is in de Hervormingsagenda afgesproken dat er een basis wordt gelegd
                     voor een gezamenlijke werkstructuur voor partijen werkzaam in het jeugdveld. Deze
                     werkstructuur moet het fundament worden waarop de sector kan steunen bij het werken
                     aan kwaliteit, die borgt dat de huidige vrijblijvendheid verdwijnt en die een cultuur
                     van blijvend leren stimuleert.
                  
De werkorganisatie gaat in 2023 in ieder geval aan de slag met een gezamenlijke set
                     gedragen kwaliteitskaders voor jeugdhulp waaraan organisaties zich committeren. De
                     bestaande kaders voor kwaliteit vormen hiervoor de basis. In dit proces maakt de werkorganisatie
                     ook inzichtelijk wat nodig is voor toepassing van deze kaders in de praktijk en bij
                     de inkoop/contractering. Hiermee geven we tevens invulling aan het in overleg met
                     betrokken partijen komen tot meer centrale regie en inzicht in wat werkt.
                  
Motie van het lid Peters die de regering verzoekt lessen uit het verleden te gebruiken
                        bij het nemen van de maatregelen voor de toekomst om de jeugdzorg te verbeteren en
                        zorgvuldigheid voor daadkracht te laten gaan46
                        
De Hervormingsagenda bouwt voort op diverse rapporten en onderzoek.47 Daarmee geven wij uitvoering aan de motie van het lid Peters. Deze motie beschouwen
                     wij hiermee als afgedaan.
                  
Motie van het lid De Neef c.s. over meer ervaringsdeskundigheid aantrekken voor de
                        jeugdzorgarbeidsmarkt48
                        
De motie is uitgevoerd door het uitzetten van een onderzoek bij een extern bureau
                     naar de mogelijkheden op welke wijze meer ervaringsdeskundigheid aangetrokken en geborgd
                     kan worden voor de nabije en toekomstige jeugdzorgarbeidsmarkt. De veronderstelling
                     is dat er mogelijk nog onbenut arbeidsmarktpotentieel te vinden is voor de jeugdzorg
                     onder de mensen die zelf ervaring hebben met jeugdzorg.
                  
De onderzoekers concluderen dat er verschillende vormen van inzet van ervaringsdeskundigheid
                     zijn. De focus van het onderzoek was echter gericht op ervaringsdeskundigheid als
                     «extra», bovenop een relevante opleiding als jeugdprofessional. Conclusie van de onderzoekers
                     is dat het inzetten van de eigen ervaringsdeskundigheid als professional op dit moment
                     weinig voorkomt in de jeugdzorg. Ook wordt geconcludeerd dat onbenut arbeidspotentieel
                     van jongeren/volwassen met jeugdzorgervaring voor de jeugdzorgarbeidsmarkt maar in
                     beperkte mate aanwezig lijkt te zijn. De verwachting is dat er twee kleine groepen
                     zijn die nog aanvullend benut zouden kunnen worden: jongeren/volwassenen met eigen
                     ervaring in de jeugdzorg voor wie een opleiding tot, of functie als, (ervaringsdeskundig)
                     jeugdzorgprofessional niet vanzelfsprekend is; en jongeren/volwassenen met eigen ervaring
                     in de jeugdzorg die structureel uitvallen tijdens de opleiding tot, of op het werk
                     als jeugdzorgprofessional
                  
Om deze twee groepen mogelijk te interesseren voor de jeugdzorgarbeidsmarkt kunnen
                     betrokken stakeholders (onderwijs, werkgevers en branchepartijen) onder andere inzetten
                     op het stimuleren van kennisontwikkeling; samenwerken om te zorgen voor functies en
                     rollen in de jeugdzorg waarbij een vorm van inzet van ervaringsdeskundigheid wordt
                     gevraagd; en zorgen voor goede werkomstandigheden voor mensen met eigen ervaring om
                     het risico op uitval te verkleinen. We zijn het met de onderzoekers eens dat er kansen
                     liggen voor werkgevers, onderwijs en brancheverenigingen om het (beperkt) potentieel
                     aanvullend te benutten. We hebben daarom aan onderwijsinstellingen, werkgevers en
                     Jeugdzorg Nederland (JZNL) gevraagd om hier acties op te zetten, aanvullend op hetgeen
                     al in gang is gezet bij individuele partijen.
                  
Motie van de leden Peters en Van der Staaij over hulp van een zelfgekozen steunpersoon
                        voortaan actief aan kinderen aanbieden49 en motie van het lid Van den Berg c.s. over verankering van de formeel steunpersoon
                        in de Jeugdwet50
                        
Het bij hulpverlening actief betrekken van informele steun(figuren) uit het netwerk
                        van jongeren is essentieel in het kader van het versterken van het gewone leven, opgroeien
                        en het normaliseren. Een belangrijke opgave derhalve, zeker ook voor de professionals,
                        gespecialiseerde zorgaanbieders en ook de gemeenten. Er is al een mooie beweging gaande,
                        maar er zijn zeker nog kansen om het potentieel van informele steunfiguren (uit het
                        eigen netwerk) beter te benutten en meer actief aan te bieden aan jongeren en gezinnen.
                        Het versterken van de uitvoeringspraktijk met betrekking tot de samenwerking van professionals
                        met informele steun(figuren) maakt daarom onderdeel uit van de Hervormingsagenda,
                        mede in het kader van het voorkomen van residentieel verblijf.
                     
In navolging van de motie van het lid Van den Berg c.s. is eind 2022 een onderzoek
                        gestart rondom de vraag of, en zo ja hoe, het recht op een steunfiguur in de Jeugdwet
                        kan worden verankerd en welke randvoorwaarden hiervoor dan zouden moeten gelden. Deze
                        zomer verwachten we de eindrapportage van dit onderzoek.
                     
Gewijzigde motie van de leden Werner en Mohandis over het in overleg met veldpartijen
                        te bevorderen dat bij een vertrek uit de gesloten jeugdzorg, omdat een jongere 18
                        jaar is geworden (of 21 jaar in geval van verlengde jeugdhulp), ook uit wordt gegaan
                        van het principe «wonen eerst» en tijdig overleg wordt gevoerd om te zorgen dat er
                        een woonplek is voor de jongere51
                        
Wanneer een jongere jeugdzorg verlaat is het belangrijk dat de zogenaamde Big Five
                     (wonen, werk/school/dagbesteding, inkomen, zorg en support) op orde zijn. Het hebben
                     van een woonplek is een belangrijk onderdeel van deze Big Five. Er wordt vanuit het
                     programma «Een Thuis Voor Iedereen» gewerkt aan passende en betaalbare huisvesting
                     voor aandachtsgroepen. Als onderdeel daarvan is de Minister voor Volkshuisvesting
                     en Ruimtelijke Ordening voornemens om met het Wetvoorstel «versterken regie op de
                     volkshuisvesting» jongeren tussen de 18 en 23 jaar die uitstromen uit een (gesloten)
                     accommodatie voor jeugdzorg als urgente groep aan te merken, waardoor zij voorrang
                     krijgen op toewijzing van woonruimte. Het toekomstgericht werken, met als leidraad
                     de Big Five, heeft aandacht in de sector.
                  
Het is belangrijk dat we deze aandacht vergroten en het toekomstgericht werken verder
                     ontwikkelen zodat jongeren tijdig worden voorbereid op de overgang naar volwassenheid.
                     Het NJi heeft hiertoe een kennisdossier opgesteld voor beleidsmakers en professionals52. Daarnaast werkt het NJI momenteel in samenwerking met beroepsverenigingen NIP, NVO
                     en BPSW aan een richtlijn Toekomstgericht werken voor professionals53. Het is aan de professional om samen met de jongere en andere betrokken partijen
                     en financiers tijdig een passend toekomstplan op te stellen met de BIG five als leidraad.
                     Uitgangspunt hierbij is dat jongeren niet worden losgelaten totdat de Big Five op
                     orde zijn.
                  
Motie van het lid Mohandis over het onderzoeken hoe de vijf basisvoorwaarden voor
                        zelfstandigheid (steun, wonen, school en werk, inkomen en welzijn) een besluit over
                        toegang tot verlengde jeugdhulp kunnen verbeteren54
                        
Een goede voorbereiding op zelfstandigheid voor jongeren die in jeugdzorg verblijven
                     is erg belangrijk. Bij verschillende jeugdhulpaanbieders wordt hiervoor gewerkt met
                     een toekomstplan. Daarbij wordt gekeken naar hoe op vijf leefdomeinen (de Big Five)
                     de zelfredzaamheid voldoende vergroot kan worden, zodat jongeren die uitstromen uit
                     de jeugdzorg in voldoende mate op eigen benen kunnen staan, al dan niet met passende
                     begeleiding. In het opstellen van dit plan moet goed gekeken worden of er zorg/begeleiding
                     nodig is en wat daarin passend is. Door het vroeg starten en werken met een toekomstplan
                     wordt er op tijd nagedacht over de noodzaak tot de inzet van hulp en ondersteuning
                     na het bereiken van de leeftijd van 18 jaar. Hierdoor kunnen tijdig stappen worden
                     gezet in het organiseren van vervolghulp. Gemeenten hebben de mogelijkheid om verlengde
                     jeugdhulp aan te bieden tot 23 jaar wanneer dit zorginhoudelijk nodig is. Hiermee
                     biedt de huidige Jeugdwet maatwerk om trajecten aan te laten sluiten op de wensen
                     en behoeften van jongeren.
                  
Motie van het lid Raemakers over het onderzoeken hoeveel gemeenten verlengde jeugdhulp
                        aanbieden; verzoekt de regering te onderzoeken of en hoe het mogelijk is bij dreigende
                        dakloosheid standaard verlengde jeugdhulp aan te bieden, als dat de beste oplossing
                        is voor de betrokken jongere55
                        
Uit voorlopige CBS cijfers van 2022 blijkt dat minimaal 306 gemeenten verlengde jeugdzorg
                     verlenen. Gemeenten waar minder dan 10 jongeren verlengde jeugdzorg ontvangen worden
                     niet meegenomen in deze data. Een aantal kleine gemeenten is daarom niet meegenomen
                     in het totaal56.
                  
Om beter inzicht te krijgen in het gebruik van verlengde jeugdzorg, de verschillen
                     die daarin bestaan, en de redenen achter deze verschillen heeft AEF een onderzoek
                     gedaan met een kwantitatief onderdeel en kwalitatieve verdieping bij 4 gemeenten.
                     Meer hierover heeft u eerder in deze brief al kunnen lezen in de reactie op dit onderzoek.
                     In dit rapport werd op basis van het kwalitatieve onderzoeksdeel ook geconstateerd
                     dat gemeenten en aanbieders momenteel weinig tot geen beeld hebben van het aantal
                     jongeren dat in de maatschappelijke opvang of andere vormen van geregistreerde dakloosheid
                     terecht komt na (verlengde) jeugdzorg. Om meer inzicht te krijgen in het aantal dakloze
                     mensen in Nederland werken het CBS en VNG Realisatie samen aan een monitor die op
                     termijn door iedere centrumgemeente ingevuld kan worden. Onderdeel van het verbeteren
                     van de monitor is ook om beter zicht te krijgen op het aantal mensen dat dakloos wordt
                     na het verlaten van een instelling.
                  
De individuele situatie van de jongeren is leidend in of en welke hulp de jongeren
                     ontvangen nadat zij 18 jaar worden. De inzet van verlengde jeugdhulp bij dreigende
                     dakloosheid is niet altijd een passende oplossing en in het belang van de jeugdige.
                     Het doel is een duurzame uitstroom, bijvoorbeeld terug naar de ouders, naar een zelfstandige
                     woning, beschermd wonen, etc. Het is aan de gemeente en betrokken aanbieder, maar
                     eventueel ook het zorgkantoor en/of de zorgverzekeraar, om passende vervolg(hulp)
                     aan te bieden. Gemeenten hebben de mogelijkheid om verlengde jeugdhulp aan te bieden
                     tot 23 jaar wanneer dit zorginhoudelijk nodig is. Hiermee biedt de huidige Jeugdwet
                     maatwerk om trajecten aan te laten sluiten op de wensen en behoeften van jongeren.
                  
Motie van het lid Sahla over het onderzoeken van normen voor toegankelijkheid57
                        
Tijdens het WGO van 2021 heeft D66 een motie ingediend over het onderzoeken op welke
                     wijze het introduceren van normen voor toegankelijkheid in de jeugdzorg zou kunnen
                     helpen bij het aanpakken van en sturen op wachttijden. Team Aanpak Wachttijden (TAW)
                     van het OZJ heeft dit in opdracht van VWS onderzocht. TAW komt tot de conclusie dat
                     normering kan bijdragen aan het verlenen van passende zorg, mits de basis op orde
                     is en aan de randvoorwaarden is voldaan. In het jeugdzorgstelsel is dat op dit moment
                     nog niet het geval. Normering lijkt daarom op korte termijn weinig inzicht in de toegankelijkheid
                     van jeugdhulp te kunnen opleveren en is daarmee nu niet zinvol om wachttijden te verkorten.
                     Om op de lange termijn wel landelijke normen te kunnen inzetten, adviseert TAW om
                     nader onderzoek te doen, en om te investeren in kwaliteit van de data, standaardiseren
                     en uniformeren, zonder daarbij het daadwerkelijk verbeteren van de zorg uit het oog
                     te verliezen. Daar gaan wij de komende tijd mee aan de slag.
                  
Moties en toezeggingen pleegzorg
De nieuwe Handreiking Tarifering en Inkoop Pleegzorg (zie de bijlage) is met de VNG,
                     Jeugdzorg Nederland en de Nederlandse Vereniging voor Pleeggezinnen (NVP) opgesteld
                     vanuit een breed gedragen ambitie om pleegzorg in alle regio’s uniformer en transparanter
                     te organiseren. Daarbij scheppen we duidelijkheid over de vergoeding van kosten voor
                     pleegouders58, verminderen we de administratieve lasten voor pleegzorgaanbieders verminderen en
                     faciliteren we gemeenten bij de inkoop van pleegzorg. De betrokken partijen zijn trots
                     op deze nieuwe handreiking, die belangrijke bouwstenen beschrijft voor de inkoop en
                     tarifering van de pleegzorg.
                  
Daarnaast investeren we in het werven en behoud van pleegouders, onder andere door
                     dit najaar samen met Jeugdzorg Nederland een nieuwe campagne te lanceren en het platform
                     Pleegzorg.nl een centrale rol te geven in de ondersteuning van pleeggezinnen. De financiering
                     van dit platform is in ieder geval tot en met 2024 geborgd.59
De gewijzigde motie van het lid Raemakers c.s.60 vraagt te bezien hoe het mogelijk is voortaan de pleegzorgvergoeding twee keer per
                        jaar te indexeren en daarmee gelijk te trekken met de systematiek van de kinderbijslag.
                        Wij hebben begrip voor deze vraag, het is namelijk van belang om goede (financiële)
                        ondersteuning te bieden aan pleeggezinnen. In de uitvoering van de motie hebben we
                        daarom goed afgewogen op welke wijze dit doel het beste bereikt kan worden. Na uitvoerig
                        onderzoek concluderen wij dat het onwenselijk is om de systematiek van de indexatie
                        van de pleegvergoeding naar twee keer per jaar te veranderen, om verschillende redenen:
                     
1. Ten opzichte van een jaarlijkse indexatie bestaat er bij een indexatie van twee keer
                              per jaar een groter risico dat de indexering tussentijds naar beneden bijgesteld zal
                              moeten worden. Bij het tweede indexatiemoment in het jaar kan immers een lager indexatiepercentage
                              gelden ten opzichte van het eerste moment. Voor de pleegvergoeding is dit onwenselijk,
                              omdat de tarieven dan met terugwerkende kracht worden verlaagd. Dit leidt tot een
                              lagere vergoeding voor pleegouders gedurende de rest van het jaar.
                           
2. Daarnaast zal door gemeenten en aanbieders de halfjaarlijkse indexering moeten worden
                              «doorvertaald» in de tariefafspraken, wat voor extra administratieve lasten zal zorgen
                              voor deze partijen61.
                           
Wel zien wij – in lijn met de geest van de motie – mogelijkheden om binnen de bestaande
                     systematiek van een jaarlijkse indexatie beter aan te laten sluiten bij de meest actuele
                     prijsontwikkelingen. De indexatie is namelijk nu gebaseerd op het procentuele verschil
                     tussen de door het CBS bekendgemaakte consumentenprijsindex «alle huishoudens», over
                     de julimaanden van de twee direct aan het betreffende jaar voorafgaande jaren. Wij
                     willen onderzoeken of het mogelijk is of het mogelijk en wenselijk is om hiervoor
                     een meer actueel peilmoment te benutten. Wij werken deze mogelijkheden nader uit en
                     informeren uw Kamer dit najaar hierover.
                  
Motie van de leden Raemakers en Ceder62 verzoekt een evaluatie van de bestuurlijke akkoorden over pleegzorg en gezinshuizen.
Wij zijn in gesprek met de sector en hebben een onderzoek in voorbereiding. De resultaten
                     zullen we met uw Kamer delen, naar verwachting in het voorjaar van 2024.
                  
Met de inwerkingtreding van het wetsvoorstel Breed offensief63 is de toezegging (Handelingen II 2021/22, nr. 105, item 8) afgedaan te voorkomen dat personen tussen wal en schip vallen als het aankomt op
                     de kostendelersnorm.
                  
Motie inzet familiegroepsplan
In reactie op twee moties64 om te komen tot bredere inzet van het familiegroepsplan – en te waarborgen dat gezinnen
                     tenminste op hun recht een familiegroepsplan op te stellen, worden gewezen – hebben
                     wij in januari aangekondigd om hierover met de betrokken partijen in gesprek te gaan65.
                  
Uit deze dialoog, gevoerd met aanbieders van het familiegroepsplan (Eigen Kracht Centrale
                        en Eigen Plan), Jeugdzorg Nederland en een aantal gecertificeerde instellingen en
                        de VNG kwamen de volgende inzichten naar voren:
                     
1. Het uitgangspunt van de Jeugdwet dat eigen regie van het gezin en samenwerken met
                              het eigen netwerk, dan wel informele steunfiguren essentieel zijn voor het gewone
                              opvoeden en opgroeien, wordt breed omarmd.
                           
2. Het versterken van de samenwerking met het netwerk, en van informele steunfiguren,
                              heeft een plek gekregen in – onder andere – de Hervormingsagenda Jeugd en in de proeftuinen
                              van het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming, aanvullend op de vrijwillige
                              of gedwongen hulp. Het familiegroepsplan is daarin één van de beschikbare methodieken.
                           
3. De meeste jeugdprofessionals, onder wie jeugdbeschermers, werken al gezinsgericht
                              en samen met het netwerk van een gezin, bijvoorbeeld met familienetwerkberaden, ontwikkeld
                              vanuit de Sociale Netwerk Strategieën. Dat gaat over het breed betrekken en benutten
                              van de kracht van het netwerk en gaat daarmee verder dan het maken van een plan. Dat
                              jeugdbeschermers het familiegroepsplan als specifieke methodiek beperkt inzetten,
                              heeft volgens hen vooral te maken met de timing en de positionering. De jeugdbescherming
                              zit aan het eind van de keten en in dat stadium is het vanwege veiligheidsredenen
                              vaak niet meer haalbaar om de familie in staat te stellen eerst zelf een plan te maken.
                              Daar waar dat in het voortraject niet is gelukt, is de ervaring dat dit later ook
                              niet meer van de grond komt.
                           
Uit de dialoog blijkt kortom dat in de gehele keten breed steun en ook aandacht is
                     voor het netwerk van gezinnen, maar dat het familiegroepsplan – conform de Jeugdwet
                     – niet de enige methode is. Daarom is het niet wenselijk om het middelvoorschrift
                     dat nu in de Jeugdwet staat, overeenkomstig de motie Maeijer verder aan te scherpen.
                     Het familiegroepsplan en met name de gedachte erachter zal worden meegenomen in het
                     proces om tot een gezamenlijke onderzoeks- en handelingskader voor de kind- en gezinsbescherming
                     te komen. Te verwachten is dat hierover over een jaar bij de vierde voortgangsrapportage
                     van het Toekomstscenario een heldere uitspraak kan worden gedaan. Hiermee is dan opvolging
                     gegeven aan de moties.
                  
Motie van het lid Maeijer over onderzoek naar opvang in eigen kring voorafgaand aan
                        een uithuisplaatsing66
                        
In januari 2023 is door het NJi de herziene richtlijn «Uithuisplaatsing en terugplaatsing»
                     gepubliceerd. In de herziene richtlijn gaat extra aandacht uit naar de versterking,
                     en – in een zo vroeg mogelijk stadium – inzet van het informele netwerk en sociale
                     hulp bij de ondersteuning van de ouders en het kind, ter voorkoming van een uithuisplaatsing.
                     Daarnaast wordt meer de nadruk gelegd op het «zo thuis mogelijk» opgroeien. Als het
                     besluit tot een uithuisplaatsing is genomen, dan wordt de jeugdige bij voorkeur in
                     een gezinssetting (binnen de eigen familie, een pleeggezin of gezinshuis) en zoveel
                     mogelijk samen met broers en zussen geplaatst. Verder heeft het versterken van de
                     samenwerking met het netwerk en van informele steunfiguren een plek gekregen in de
                     Hervormingsagenda Jeugd en in de proeftuinen van het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming.
                     Met deze initiatieven is opvolging gegeven aan de motie.
                  
Toezegging over het opzetten van een jongerenplatform
Wij zijn in gesprek met 8 partijen die (online) laagdrempelige hulp op één platform
                     willen bieden aan jongeren op het gebied van mentale gezondheid. Het doel is om de
                     nu verschillende en losstaande initiatieven te bundelen om meer samenhang en synergie
                     te bereiken. Het gaat daarbij om initiatieven als een anonieme hulplijn, laagdrempelige
                     (zelf)hulp, peer-to-peer support en laagdrempelige inloopvoorzieningen. Wij zien de
                     mogelijke meerwaarde van een dergelijk platform, maar vinden het van belang dat we
                     dit idee nader bekijken. Daarbij willen we onder andere aandacht geven aan hoe dit
                     platform een veilige online omgeving kan worden, waarin de hulp wordt geboden die
                     het beste aansluit bij de behoefte van jongeren. Ook is het hierbij belangrijk hoe
                     betrouwbare informatie geborgd kan worden op het platform, hoe de verbinding met professionele
                     hulpverlening gemaakt kan worden en hoe dit initiatief kan passen in breder beleid
                     op mentale gezondheid en e-health. Het voorstel wordt op dit moment nader bekeken.
                     Wij verwachten hier in het najaar een stand van zaken van te kunnen geven.
                  
Toezegging over financiering medische opleidingen tot jeugdarts/jeugdverpleegkundige
Uw Kamer heeft gevraagd waarom de opleiding tot jeugdverpleegkundige geen subsidie
                     krijgt en die tot jeugdarts wel. Er is een verschil tussen de wijze van financiering
                     van de vervolgopleidingen voor de curatieve en langdurige zorg en de financiering
                     van vervolgopleidingen in de sociale geneeskunde, waartoe de jeugdgezondheidszorg
                     behoort. De opleidingen in de zorg voor de curatieve en langdurige zorg worden voor
                     een groot deel gefinancierd vanuit de zorgpremies (volgend uit de Zorgverzekeringswet
                     en de Wet langdurige zorg). De (medische) vervolgopleidingen in de publieke gezondheidszorg
                     worden via aparte subsidieregelingen gefinancierd uit de algemene middelen. Dit geldt
                     ook voor de financiering van de opleiding tot jeugdarts.
                  
Sinds 2006 worden een aantal opleidingen die genoemd werden in de AMvB van de toenmalige
                     Wet collectieve preventie volksgezondheid, de voorloper van de huidige Wet publieke
                     gezondheid, centraal gefinancierd door VWS. Het betreft de jeugdarts, de arts infectieziektebestrijding,
                     de arts medische milieukunde en tbc-arts. De opleiding van andere zorgverleners in
                     de jeugdgezondheidszorg, zoals de jeugdverpleegkundige HBO-V+, valt buiten dit besluit
                     en de daarvoor bestemde middelen.
                  
Wij zijn al enige tijd in gesprek met een aantal jeugdverpleegkundigen over hun wens
                     om deze opleiding (deels) centraal gesubsidieerd te krijgen. Er wordt o.a. gesproken
                     over het draagvlak bij de werkgevers en opdrachtgevers voor deze opleiding, de financiële
                     bijdrage die werkgevers en gemeenten kunnen leveren aan deze opleiding en de bijdrage
                     die deze verpleegkundigen zouden kunnen leveren in het kader van taakherschikking,
                     kwaliteitsverbetering en innovatie.
                  
Gemeenten zijn op grond van de Wet publieke gezondheidszorg verantwoordelijk voor
                     het laten uitvoeren van de wettelijke taken van de JGZ-uitvoerders zoals het basistakenpakket
                     JGZ. Daarnaast kunnen ze JGZ-organisaties inschakelen voor bijvoorbeeld preventie
                     in het kader van de Jeugdwet. Hiervoor krijgen ze budget vanuit het Gemeentefonds.
                     Dit budget is ook bestemd voor zaken die in randvoorwaardelijke zin nodig zijn voor
                     het kwalitatief goed kunnen uitvoeren van deze taken, zoals het aantrekken en behouden
                     van gekwalificeerd personeel. Als het pakket van taken dat JGZ-organisaties moeten
                     uitvoeren namens hun opdrachtgevende gemeente vraagt om de inzet van JGZ-verpleegkundigen
                     HBO+, dan zouden de werkgevers deze opleiding moeten kunnen aanbieden met het oog
                     op wat passend is voor het takenpakket waar ze op lokaal niveau voor aan de lat staan.
                  
Toezegging over cijfers vrijwillig kader en verbeteren informatievoorziening
We willen beter zicht te krijgen op jongeren die buitenshuis verblijven in het vrijwillig
                     kader en waarbij tevens sprake is van intensieve bemoeienis van hulpverlening67. Voordat we hierop ingaan, lichten wij graag de huidige beschikbaarheid van data
                     hierover en de beperkingen van deze data toe.
                  
De beleidsinformatie van het CBS bevat cijfers over «jeugdhulp met verblijf68». In totaal ontvingen 42.565 jongeren in 202269 op enig moment jeugdhulp met verblijf. Het gaat hierbij om het totaal aantal jongeren
                     dat in 2022 in vrijwillig en/of gedwongen kader jeugdhulp met verblijf heeft gekregen.
                     Op grond van de CBS-data is niet exact te bepalen hoeveel kinderen in één jaar jeugdhulp
                     met verblijf in vrijwillig kader hebben ontvangen. Het CBS rapporteert over het aantal
                     jongeren dat in één jaar zowel jeugdhulp met verblijf als een kinderbescherming heeft
                     gekregen. Dat hoeft echter niet noodzakelijkerwijs op hetzelfde moment te zijn; ook
                     kan in een jaar het kind zowel in vrijwillig als in gedwongen kader jeugdhulp met
                     verblijf hebben ontvangen. We hebben het CBS gevraagd om een rapportage te maken van
                     het aantal jongeren dat op peildatum in vrijwillig kader jeugdhulp met verblijf ontvangt.
                     Een jongere kan op peildatum namelijk niet zowel in vrijwillig kader als in gedwongen
                     kader jeugdhulp met verblijf ontvangen en dit geeft daarom een nauwkeuriger beeld.
                     Op peildatum 31 december 2022 ging het om 17.785 jongeren die jeugdhulp met verblijf
                     ontvingen zonder kinderbeschermingsmaatregel (vrijwillig kader).Dat bij een jeugdige
                     sprake is van jeugdhulp met verblijf zegt echter niets over de omstandigheden in het
                     gezin, de reden voor het vrijwillige verblijf en/of dit als niet vrijblijvend of als
                     drang is ervaren. Bij een deel van de jongeren kan het gaan om intensieve bemoeienis
                     van hulpverlening vanwege onveiligheid in het gezin die al dan niet als drang is ervaren.
                     Het kan ook gaan om opnames van jongeren bij bijvoorbeeld verslaving of een eetstoornis.
                     Er zijn daarom vanuit de beschikbare data geen gegevens over de groep jongeren die
                     uit huis zijn geplaatst in vrijwillig kader waarbij intensieve bemoeienis of drang
                     aan de orde is.
                  
Om meer inzicht te krijgen in «jeugdhulp met verblijf zonder samenloop met een kinderbeschermingsmaatregel»
                     hebben we het CBS gevraagd om inzichtelijk te maken om wat voor vormen van verblijf
                     het gaat: pleegzorg, gezinsgericht verblijf, verblijf overig en een gesloten plaatsing.
                     Daarvoor heeft het CBS gekeken naar het aantal jongeren op peildata70. Voor peildatum 31 december 2022 is het volgende bekend:
                  
                     Tabel 2: aantal jongeren met verblijf zonder kinderbeschermingsmaatregel, peildatum
                        31 december 2022. De cijfers over 2022 betreffen voorlopige cijfers en worden in het
                        najaar definitief vastgesteld door het CBS. Jongeren met meerdere vormen van jeugdhulp
                        met verblijf zijn bij elke vorm meegeteld, maar slechts één keer in het totaal aantal
                        jongeren.
Totaal aantal jongeren met verblijf zonder maatregel KB
17.785
– Waarvan pleegzorg
7.885
– Waarvan gezinsgericht
2.315
– Waarvan gesloten plaatsing
355
– Waarvan verblijf overig
7.605
Met uw Kamer delen we de behoefte aan meer zicht op de variatie in de groep jongeren
                     die jeugdhulp met verblijf ontvangt zonder een kinderbeschermingsmaatregel en onder
                     welke omstandigheden deze jongeren buitenshuis verblijven. Met de inzichten vanuit
                     de uitvraag bij het CBS gaan we daarom op korte termijn na hoe we verdiepend onderzoek
                     kunnen doen om tot betere schattingen te komen van het aantal jongeren dat buitenshuis
                     verblijft in het vrijwillig kader en waarbij sprake is van intensieve bemoeienis van
                     hulpverlening. Het is nog maar de vraag of het met een onderzoek mogelijk is om te
                     achterhalen of hulp die weliswaar vrijwillig is, ook als zodanig is ervaren door de
                     jeugdige en of de ouders. Bij het vervolg betrekken we ook het recente onderzoek naar
                     een nadere differentiatie van uithuisplaatsingen in opdracht van de proeftuinen Utrecht/Utrecht
                     West71.
                  
Om de informatiepositie van ouders en jongeren te verbeteren72 werken wij dit najaar, in samenwerking met ouders, jongeren en professionals aan
                     een eenduidige vorm van voorlichtingsmateriaal voor ouders en jongeren. We willen
                     dat het voor ouders en jongeren inzichtelijker wordt hoe het proces van het jeugdhulptraject
                     is vormgegeven op het grensvlak van het vrijwillig en het gedwongen kader en in het
                     gedwongen kader, wat hun rechtspositie is en welke mogelijkheden er zijn voor ondersteuning
                     en bijstand. Het doel is dat dit materiaal direct kan worden toegepast in de praktijk,
                     bijvoorbeeld bij een jeugdbeschermingstafel of andere lokale invullingen van hulp
                     in het vrijwillig kader op het grensvlak van het gedwongen kader.
                  
Op deze manier wordt binnen het huidige stelsel ingezet op beter zicht op het hoe
                     en waarom van het verblijf buitenshuis in het vrijwillig kader en het beter informeren
                     van ouders en jongeren over het hulpverleningsproces en hun rechtspositie, met name
                     waar sprake is van intensieve bemoeienis van hulpverlening op het grensvlak van het
                     vrijwillig kader en gedwongen kader. Daarnaast zal de adviescommissie Rechtsbescherming
                     en Rechtsstatelijkheid advies uitbrengen over rechtsbescherming in het vrijwillig
                     kader in het toekomstscenario kind- en gezinsbescherming als onderdeel van de opdracht.
                  
Toezeggingen voortgang proeftuinen kind- en gezinsbescherming
De Minister voor Rechtsbescherming heeft tijdens het debat over het systeem van de
                     jeugdbeschermingsketen van 15 september 2022 toegezegd uw Kamer periodiek te informeren
                     over de stand van zaken in de proeftuinen kind- en gezinsbescherming (Handelingen
                     II 2021/22, nr. 109, item 10). Ook heeft hij uw Kamer toegezegd de resultaten van de proeftuinen regelmatig voor
                     het voetlicht te brengen, zodat de leereffecten zichtbaar worden. Met het verzenden
                     van voortgangsrapportages van het programma Toekomstscenario (twee keer per jaar)
                     worden deze toezeggingen gestand gedaan.
                  
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport - 
              
                  Mede ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming