Brief regering : Voorjaarsbesluitvorming klimaat gebouwde omgeving en voortgangsrapportage PVGO
32 847 Integrale visie op de woningmarkt
32 813
Kabinetsaanpak Klimaatbeleid
Nr. 1048
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR VOLKSHUISVESTING EN RUIMTELIJKE ORDENING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 juni 2023
Op 26 april heeft Minister Jetten de Kamer geïnformeerd over een aanvullend pakket
aan klimaatmaatregelen en het gebruik van het klimaatfonds.1 Dit pakket ondersteunt zowel de noodzakelijke versnelling naar een klimaatneutrale
samenleving, als rechtvaardig klimaatbeleid, ook in de gebouwde omgeving.
Om de doelen voor 2030 te kunnen halen zullen we komende jaren alle natuurlijke momenten
voor verduurzaming in de gebouwde omgeving moeten benutten, zowel op collectief niveau
als individueel niveau. Bijvoorbeeld bij wijkverbeteringen, grootschalige renovaties
en de vernieuwing van infrastructuur, bij verhuizingen en verbouwingen, en bij het
vervangen van een oude mono cv-ketel. Investeren in verduurzaming van de woning via
goede isolatie, een (hybride) warmtepomp en/of zonnepanelen heeft voor bewoners grote
voordelen. Een duurzaam huis verlaagt de energierekening, en verhoogt de woningwaarde
en het wooncomfort. Met het aanvullende pakket aan maatregelen zorgen we ervoor dat
iedereen mee kan doen en verdere stappen in verduurzaming kan zetten, zowel klein
als groot, zodat voor steeds meer mensen de voordelen van een duurzaam huis en lagere
energierekening voelbaar worden.
In deze brief kijken we terug op de voortgang van het PVGO in het afgelopen jaar en
werpen we een blik op de toekomst.
Prioriteit voor kwetsbare huishoudens, wijken en dorpen met energiearmoede
We zullen huishoudens hierbij actief ondersteunen via onder meer de lokale isolatieaanpak
en energiefixers. En prioriteit geven aan degenen die de meeste hulp nodig hebben,
zoals mensen die nog in slecht geïsoleerde woningen wonen met lage in inkomens, en
aan wijken en dorpen met veel energiearmoede. We zullen ervoor zorgen dat deze groepen
zo veel als mogelijk met voorrang kunnen verduurzamen. Hiermee wordt hun energierekening
lager en zijn ze beter beschermd tegen hoge en volatiele energieprijzen én stellen
we hen in staat om ook actief mee te doen in de warmtetransitie.
Aanvullend pakket biedt betere ondersteuning en brengt doelen binnen bereik
Sinds 2019 zijn er verschillende belangrijke klimaatpakketten vastgesteld; het Klimaatakkoord,
het beleidsprogramma Klimaat en het Programma Versnelling Verduurzaming Gebouwde Omgeving
(PVGO) specifiek als onderdeel van het beleidsprogramma Klimaat. Net als deze pakketten
is het aanvullende maatregelenpakket dit voorjaar samengesteld uit de noodzaak om
meer te doen om klimaatverandering tegen te gaan2 en daarbij bewoners en gebouweigenaren nog beter te ondersteunen en ontzorgen. Dit
doen we vanuit het besef dat deze transitie een enorme omvang heeft en vele jaren
in beslag zal nemen. We hebben daarom geen tijd te verliezen in de strijd tegen klimaatverandering.
Met de aanvullende maatregelen zorgen we ervoor dat de klimaatdoelen binnen bereik
komen en dat de route daarnaar toe op een rechtvaardige manier wordt ingericht, zodat
iedereen kan deelnemen.
1. Voortgang programma verduurzaming gebouwde omgeving (PVGO)
Versnelling verduurzaming goed zichtbaar in de cijfers
Afgelopen jaar is, mede aangejaagd door de hoge energieprijzen, de verduurzaming van
de gebouwde omgeving versneld en dat zien we terug in de cijfers. In 2022 werd ruim
80.000 keer Investeringssubsidie Duurzame Energie en Energiebesparing (ISDE) toegekend
voor isolatiemaatregelen of warmtepompen in een woning. Dat is ruim een verdubbeling
ten opzichte van 2021. Het budget van de ISDE moest tot twee keer toe worden opgehoogd
om te voldoen aan de sterk gestegen vraag.
We zien dat de subsidie zowel werkt om woningen met slechte labels te isoleren als
om woningen die al goed geïsoleerd zijn stappen richting aardgasvrij te laten zetten.
Subsidie voor isolatiemaatregelen is vooral toegekend voor woningen met een slecht
energielabel, subsidie voor warmtepompen vooral voor woningen met betere energielabels.
Deze versnelling ten opzichte van voorgaande jaren zet zich zichtbaar door. In de
eerste vier maanden van 20233 is al voor ca. 90.000 woningen ISDE aangevraagd, tegenover ca. 80.0000 woningen waarvoor
in heel 2022 is verstrekt. Een deel van deze stijging is naar verwachting het gevolg
van de nieuwe mogelijkheid om ook voor één isolatiemaatregel subsidie te krijgen.
Verder zien we dat het aantal aardgasvrije woningen, het aantal warmtenetaansluitingen
en geïnstalleerde warmtepompen is gestegen en het aantal woningen met een E, F of
G-label is gedaald4. In de bijlage wordt uitgebreid op deze ontwikkelingen ingegaan. Hoewel er nog veel
inspanningen nodig zijn om in 2030 1,5 miljoen koopwoningen geïsoleerd te hebben en
1 miljoen hybride warmtepompen te plaatsen, laten de stijgende aantallen zien dat
woningeigenaren en isolatie- en installatiebedrijven met de genoemde stijgende aantallen
maatregelen serieuze stappen maken om deze doelen te realiseren.
Ook het aardgasverbruik is in 2022 sterk gedaald ten opzichte van 2021. Bij huishoudens
is die daling ca. 25%, waarvan 10% is veroorzaakt door de milde winter en 15% door
verminderd verbruik.5 Dit wordt deels veroorzaakt door een gedragsverandering door de hoge energieprijzen
(ca. 13 procentpunt), waarvan het PBL inschat dat ca. 5% een structureel effect is.
De overige ca. 2 procentpunt is het gevolg van verduurzamingsmaatregelen aan woningen
zelf. Dit markeert een duidelijke versnelling ten opzichte van voorgaande jaren, waar
jaarlijks ca. 1% werd gereduceerd. De ontwikkelingen zijn ook zichtbaar in de energielabels
in woningen en in de utiliteitsbouw. Het aantal groene energielabels neemt veel sterker
toe dan op basis van de nieuwbouw verwacht kan worden. Bij utiliteitsbouw is het aantal
geldige geregistreerde energielabels gestegen, waarbij het aandeel gebouwen met een
beter label dan C is toegenomen.
Er is nog een forse reductieopgave te realiseren richting 2030
De doelstelling voor de gebouwde omgeving is aangepast naar 13.2 Mton restemissie
in 2030, zonder de nog te verwachten bijdrage van de inzet van groen gas in de gebouwde
omgeving en het effect van een aanpassing van de energiebelasting hierin mee te rekenen6. Het doel van 13,2 Mton restemissie betekent ca. 56% reductie ten opzichte van het
emissieniveau in 1990. In 2021 was de uitstoot nog 24,5 Mton (KEV2022). Er is dus
nog een forse reductieopgave om het doel van 2030 te realiseren.
Wij monitoren de voortgang aan de hand van vier kernindicatoren: 1. het energiegebruik
in woningen en utiliteitsbouw, 2. het aantal woningen en utiliteitsgebouwen per energielabel,
3. het aantal maatregelen dat wordt genomen, en 4. woningen per type warmtevoorziening
(mono cv-ketel, hybride warmtepomp, elektrische warmtepomp of warmtenet).
2. Een eerlijke transitie, zorgen dat iedereen kan mee kan doen
Rechtvaardig klimaatbeleid betekent zorgen dat echt iedereen mee kan doen
Klimaatrechtvaardigheid betekent dat we de lagere inkomens en middeninkomens extra
ondersteunen en we wat meer vragen van huishoudens met sterke schouders. Dit kabinet
heeft daarom aanzienlijke middelen gereserveerd ten behoeve van deze inkomensgroepen
bij de verduurzaming van de gebouwde omgeving. Tot en met 2030 wordt in totaal ca. 13 mld. euro
geïnvesteerd in verduurzamingsmaatregelen; een groot deel daarvan is voor de lagere
en middeninkomens, zoals het nationaal isolatieprogramma voor eigenaren van koopwoningen
in kwetsbare wijken met veel energiearmoede, subsidie voor lokale bewonersinitiatieven
en doe-het-zelf-initiatieven, het warmtefonds met maatwerkfinanciering voor degenen
zonder leenruimte, de aanpak van energiearmoede en ondersteuning door energiefixers.
Daarnaast zorgen we voor extra financiële ruimte voor woningcorporaties door de verhuurderheffing
af te schaffen. Omdat veruit de meeste huishoudens met een laag inkomen in een (sociale)
huurwoning wonen is specifieke aandacht voor deze doelgroep van extra belang voor
rechtvaardig klimaatbeleid. De manier van uitkeren van middelen is specifiek gericht
op de lagere inkomensgroepen, bijvoorbeeld via de verhuurder of via de gemeente via
de lokale aanpak, omdat generieke maatregelen voor deze doelgroep vaak ontoereikend
zijn, of deze doelgroep om andere redenen niet bereiken.7
Aanvullend pakket van 900 miljoen euro voor klimaatrechtvaardigheid
Boven op de reeds gereserveerde middelen voor lage en middeninkomens is bij de voorjaarsbesluitvorming
van 2023 een aanvullend rechtvaardigheidspakket van 900 miljoen euro gereserveerd.
Hiervan is 425 miljoen euro bestemd voor betere ondersteuning en een intensievere
collectieve aanpak in kwetsbare wijken en dorpen, 100 miljoen euro voor extra zonnepanelen
op huurwoningen, 300 miljoen euro voor 0% rente bij financiering voor lage- en middeninkomens
via het warmtefonds, 25 miljoen euro ter ondersteuning van VvE’s die willen verduurzamen
en 50 miljoen euro voor doe-het-zelf-subsidie voor bewoners die zelf aan de slag willen.
Verduurzaming wordt lonender en laagdrempelig
Om verduurzaming lonend te maken, gaan we de energiebelasting slimmer inrichten, op
een rechtvaardige manier. We zorgen voor een betaalbaar basisverbruik voor alle huishoudens,
waardoor kwetsbare huishoudens beschermd worden, maar zorgen tegelijk dat hoger verbruik
meer wordt belast om verduurzaming te stimuleren. Zo zorgen we voor een gerichte prikkel
om te verduurzamen zonder kwetsbare huishoudens uit het oog te verliezen.
Daarnaast moet verduurzaming ook laagdrempelig worden, moeten subsidies goed vindbaar
en makkelijk aan te vragen zijn. Wij werken continue aan de verbetering van die instrumenten.
Bovendien kan iedereen terecht bij het Warmtefonds voor laagdrempelige financiering,
ook voor degenen zonder eigen mogelijkheid tot financiering, waarmee we ook garanderen
dat iedereen die wil of in de wijkaanpak van de gemeente zit, mee kán.8
3. Duidelijkheid van gemeenten biedt handelingsperspectief
Er komt duidelijkheid over wijken die overstappen naar duurzaam warmte
Gemeenten spelen een cruciale rol in de (gebiedsgerichte) aanpak van de warmtetransitie.
Ze zijn verantwoordelijk voor het uitwerken van de plannen uit transitievisies warmte
(Tvw’s), waarin staat welke wijken voor 2030 worden verduurzaamd. Dit biedt helderheid
en zekerheid, waardoor alle betrokken partijen weten wat er van hen verwacht wordt.
Bouwbedrijven kunnen gerichte proposities maken, woningcorporaties kunnen hun renovatieplannen
hierop afstemmen, netbeheerders kunnen prioriteiten stellen bij het versterken van
de infrastructuur, en eigenaar-bewoners hebben duidelijkheid over welke keuzes zij
nu kunnen maken. Uit het PBL-onderzoek9 blijkt dat we hier nog werk te doen hebben. Ongeveer 1/3e van de transitievisies warmte biedt voldoende duidelijkheid, 2/3e doet dat nog niet. Het is wenselijk dat die duidelijkheid er wel komt. Ik wil hierover
met de gemeenten in gesprek en hen ondersteunen bij de verdere uitwerking.
Samen met de gemeenten kunnen we ervoor zorgen dat deze duidelijkheid snel en ondubbelzinnig
wordt geboden waar dit nog niet het geval is, zowel voor bewoners binnen de aangewezen
wijken als voor bewoners buiten deze wijken.
Randvoorwaarden worden ingevuld en we blijven leren en verbeteren
Gemeenten worden ondersteund in hun regierol in de warmtetransitie. Die rol is niet
eenvoudig. Afgelopen jaren zijn er grote stappen gezet om de randvoorwaarden op orde
te krijgen zodat gemeenten die rol ook kunnen pakken. De middelen voor uitvoering
door medeoverheden zijn beschikbaar gesteld10 en het ondersteunende nationale programma lokale warmtetransitie (NPLW)11 komt inmiddels ook goed van de kant. De benodigde juridische handvatten voor gemeenten
komen er op korte termijn aan. De Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie (Wgiw),
wordt binnenkort aan uw Kamer aangeboden en zal naar verwachting op 1 juli 2024 van
kracht worden, terwijl ook de wijziging van de Warmtewet (Wcw) snel in procedure gaat.
Tot slot is de verhuurderheffing afgeschaft, waardoor woningcorporaties ook de benodigde
investeringsruimte hebben om in de wijkaanpak mee te kunnen. Daarmee zijn de belangrijkste
condities geschapen voor de gemeenten om door te kunnen pakken.
Komende jaren blijven we ook actief werken aan het verder verbeteren van de condities
voor de gemeenten om hun rol te kunnen vervullen. Het NPLW heeft hier een belangrijke
rol in.
Subsidiezekerheid en onderzoeken hoe we subsidies kunnen bundelen
Er zijn aanzienlijke subsidiebudgetten beschikbaar., waaronder voor de Investeringssubsidie
duurzame energie (ISDE), de Stimuleringsregeling Aardgasvrije Huurwoningen (SAH) en
de Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen (SVOH). Belangrijk is
ook de ondersteuning van collectieve warmteoplossingen. Via de SDE++12 worden de warmtetechnieken ondersteund en de infrastructuur wordt ondersteund met
de openstelling van de Warmtenetten investeringssubsidie (WIS)13 per 1 juni. Daarnaast kunnen gemeenten aan de slag met de lokale aanpak van het Nationaal
Isolatieprogramma14, die versneld opgeschaald wordt om de meest kwetsbare wijken op zo kort mogelijke
termijn te kunnen ondersteunen bij isolatiemaatregelen. Dit is een belangrijke steun
in de rug voor gemeenten bij het opstellen van de plannen voor de wijkaanpak. We onderzoeken
verder hoe we subsidies kunnen bundelen om het proces van planning en uitvoering te
ondersteunen.
We geven duidelijkheid over verduurzamingsdoelen en handelingsopties
Eigenaar-bewoners, verhuurders en bedrijven en instellingen geven we zoveel mogelijk
duidelijkheid over wat noodzakelijke verduurzamingsstappen zijn en welke aanvullende
opties er zijn. We geven duidelijkheid door normen te stellen, zoals via de normering
van verwarmingsinstallaties15, de isolatiestandaard voor woningen16, normering van huurwoningen en utiliteitsbouw en de energiebesparingsplicht.17 Ook verbeteren we continue de informatievoorziening via het centrale informatiepunt
www.verbeterjehuis.nl en via de website van RVO.
4. Optimale benutting natuurlijke momenten in de koopsector
Natuurlijke momenten niet verloren laten gaan
Eigenaren van koopwoningen worden gestimuleerd om aan de slag te gaan en geen natuurlijk
moment verloren te laten gaan om verduurzamingsmaatregelen te nemen. Bijvoorbeeld
bij de koop van een andere woning of een grote verbouwing. Dat is hét moment om de
woning duurzamer te maken, door te isoleren tot de isolatiestandaard en door een (hybride)warmtepomp
te plaatsen als er nog geen zicht is op een warmtenet de komende jaren. Zo kan iedereen
op natuurlijke momenten van verandering en vervanging bij gaan dragen aan de klimaatopgave
en wordt de energierekening lager en minder risicovol.
Een belangrijk deel van de investeringen verdient zichzelf terug.
Verduurzamingsmaatregelen richting een aardgasvrije woning vergen vaak een forse investering
voor mensen, die soms niet te overzien lijkt. Wij zorgen er daarom op verschillende
manieren voor dat mensen ontzorgd worden én dat de maatregelen ook betaald kunnen
worden. Door de combinatie van een subsidie met spaargeld, een (duurzame) hypothecaire
financiering, of een energiebespaarlening van het Warmtefonds kan in principe iedereen
meedoen in de warmtetransitie. Meedoen levert ook veel voordelen op. De investeringen
leiden tot een hogere woningwaarde18 en verdienen zich veelal (ruim) binnen de levensduur van de duurzame installatie
of isolatie terug. De maandelijkse financiering betaalt zich steeds vaker ook terug
via de besparing op de maandelijkse energielasten. Dat geldt des te meer bij een financiering
via de 0% rente van het warmtefonds. En voor de meeste kwetsbare groepen binnen de
wijkaanpak is er een mogelijkheid tot maatwerkfinanciering zonder maandlasten en restschuldrisico.
Bij de energieloketten van gemeenten kan iedereen terecht voor (gratis) advies en
in kwetsbare wijken met veel energiearmoede worden mensen geholpen via de lokale aanpak
van het nationaal isolatieprogramma. Met subsidies beperken we het benodigde investeringsbedrag,
gemiddeld ca. 15% voor één isolatiemaatregel en ca. 30% voor twee of meer isolatiemaatregelen19 of voor een (hybride) warmtepomp. Hiermee worden terugverdientijden verkort en wordt
de maandelijkse besparing op de energierekening vergroot. Om dit te ondersteunen is
er tot en met 2030 ca. 4,4 mld. euro aan subsidiemiddelen beschikbaar via de ISDE
en SVVE20, wat zekerheid biedt aan eigenaar-bewoners en bedrijven die verduurzamen.
Differentiatie in de leennormen gaat extra ruimte voor verduurzaming geven
Via de regeling hypothecair krediet worden de randvoorwaarden verbeterd voor verduurzaming.
Voor de zomer worden de aangepaste leennormen in consultatie gebracht. Hierin wordt
een differentiatie voorgesteld, waarbij enerzijds de leenruimte voor de aanschaf voor
een woning met een groen label wordt verhoogd. Tegelijk wordt de ruimte voor de aanschaf
voor woningen met een slecht label beperkt, maar wordt hierbij de ruimte voor het
nemen van verduurzamingsmaatregelen verhoogd. Dit zorgt voor verantwoorde verruiming
van de mogelijkheid om de nodige verduurzaming te financieren. Daarnaast wordt bij
het afsluiten van een hypotheek een gesprek over de mogelijkheden van verduurzaming
verplicht zodat keuzes op basis van goede informatie gemaakt kunnen worden.
Warmtefonds: 0% rente voor inkomens tot 60.000 euro en rentekorting voor Vve’s
Huishoudens met een inkomen tot 60.000 euro per jaar kunnen bij het Warmtefonds een
financiering afsluiten tegen 0% rente en vve’s krijgen een rentekorting van 1.5%,
waarmee voor vve’s de kosten voor verduurzaming worden verlicht. Dit gaat middeninkomens
helpen. Voor huishoudens zonder leenruimte biedt het Nationaal Warmtefonds bovendien
financiering tot 10.000 euro met maandlasten naar draagkracht, 0% rente en zonder
restschuldrisico.
Tot slot zijn de eerste ervaringen met de 0% rente bij het Warmtefonds voor lage inkomens
tot 48.525 euro positief en leidt de maatregel tot een sterke stijging van de verstrekkingen
van verduurzamingsfinanciering aan die doelgroep21. De bedoeling is met de ophoging van de inkomensgrens naar 60.000 euro een vergelijkbaar
effect te creëren bij middeninkomens. Op deze manier verdient hóéft financiering geen
probleem te zijn.
5. Versnelling verduurzaming huursector
Inzet is geen huurverhoging bij isoleren, geen energielabels EFG meer in 2029
Huurwoningen worden zo snel mogelijk verduurzaamd en het verbod op verhuur van woningen
met slechte labels (E, F en G) gaat al in per 2029, een jaar eerder dan eerder gecommuniceerd
in het PVGO. Dat is nodig om de doelen in 2030 met meer zekerheid te kunnen halen.
Daarbovenop is besloten dat verhuurders vanaf 2029 verplicht worden bij grootschalige
renovatie direct naar de isolatiestandaard te isoleren. Daarmee zijn de woningen in
één keer klaar voor duurzame warmte, hebben huurders comfortabelere woningen én bieden
we betere bescherming tegen hoge en onzekere energieprijzen.
Afschaffing verhuurderheffing en subsidie particuliere verhuurders
Verhuurders krijgen financiële ruimte en steun om deze verduurzaming mogelijk te maken.
Woningcorporaties via het afschaffen van de verhuurderheffing per 202322, private verhuurders via de SVOH en beiden via de SAH bij aansluiting aan een warmtenet.
Bovendien is met corporaties afgesproken dat isolatiemaatregelen niet tot huurverhoging
mogen leiden voor zittende huurders.
Energielabel groter gewicht in huurprijs, subsidie voor zonnepanelen
Verder gaat vanaf 2024 het energielabel zwaarder meewegen in het woningwaarderingsstelsel,
zodat betere energielabels de standaard worden en slechte energielabels tot aftrekpunten
leiden, en dus ook tot lagere huren kunnen leiden. Hiermee geven we verhuurders nog
een extra prikkel om te verduurzamen.
Daarnaast moeten meer huurders ook kunnen profiteren van zonnepanelen op hun dak.
Daarom heeft het kabinet 100 mln. euro gereserveerd voor het plaatsen van zonnepanelen
door corporaties en particuliere verhuurders in het gereguleerde segment. Hiermee
nemen de investeringskosten af en kunnen verhuurders een lagere vergoeding rekenen
aan hun huurders voor het plaatsen van panelen.23
6. De versnellingsagenda voor verenigingen van eigenaren gaat verschil maken
Praktische ondersteuning en aanpassing besluitvormingsregels
Extra aandacht en inzet zijn nodig om ook de 1,2 miljoen woningen in vve’s te verduurzamen.
Het gaat om een grote groep koop- en huurwoningen waar verduurzaming complex is, maar
waar de potentie om die reden ook nog zeer groot is. Het kabinet maakt hier werk van
met de Agenda versnelling verduurzaming gebouwen VvE’s.
De kern van de agenda bestaat uit vijf concrete uitdagingen:
Gezamenlijke inzet van alle betrokken partijen om grote VvE’s de komende jaren grotere
stappen te laten maken naar verduurzaming; Ondersteunen van (vooral kleine) VvE’s,
met voorrang in kwetsbare wijken, die nog geen functionerende VvE-organisatie hebben;
Aanpassing van besluitvormingsregels voor VvE’s bij verduurzaming, zodat zij sneller
tot besluiten over verduurzaming kunnen komen;
Verbetering informatievoorziening en ontzorging. Hiervoor is in het klimaatpakket
van april jl. 25 miljoen euro ter beschikking gesteld. In het Klimaatpakket is verder
een belangrijke stap gezet met de rentekorting voor VvE’s bij financiering via het
Warmtefonds. Voor de zomer van 2023 ontvangt u een brief met hierin de volledige uitwerking
van deze agenda.
7. We vragen meer van professionele gebouweigenaren
We scherpen energiebesparingsplicht aan en faseren labels DEFG uit
Van professionele gebouweigenaren vragen we om sneller aan de slag gaan met de verduurzaming
van hun vastgoed. We doen dat door enkele bestaande verplichtingen aan te scherpen
en door nieuwe verplichtingen te introduceren. Dat doen we ambitieus, maar met oog
voor wat er kan. Slechte labels in de utiliteitsbouw worden versneld uitgefaseerd.
De slechtste 15% per gebruiksfunctie (gemiddeld EFG) eind 2026 en de volgende 10%
(gemiddeld D) eind 2029. Dit is aanvullend ten opzichte van de bestaande label C verplichting24 bij kantoren. Daarnaast introduceren we ook een energieprestatie-eis voor gebouwen
met een industriefunctie. Dat doen we vooruitlopend op verwachte besluitvorming over
Europese regelgeving ten aanzien van energieprestaties van gebouwen25.
De Minister voor Klimaat en Energie scherpt vanaf 2027 de huidige energiebesparingsplicht26 aan voor bedrijven en instellingen, zodat meer gezonde investeringen in energiebesparing
zullen worden gedaan. Vanaf 2027 moeten gebouwmaatregelen die zich in zeven jaar of
minder terugverdienen worden genomen, eerder was dit vijf jaar. Het toezicht en de
handhaving is in 2022 uitgebreid en wordt de komende jaren verder geïntensiveerd.
Tegelijk zorgen we voor ondersteuning van het MKB bij de verduurzaming en de energiebesparingsplicht,
komt er een vervolg van de portefeuilleaanpak voor eigenaren van grote vastgoedportefeuilles
en ondersteunen we de verduurzaming van bedrijventerreinen. Hier liggen belangrijke
kansen voor verdere verduurzaming.
We gaan versnellen in verduurzaming maatschappelijk vastgoed
Voor maatschappelijke organisaties met vastgoed (scholen, zorg, gemeenten, etc.) is
het handelingsperspectief anders dan voor bedrijven. Daarom gaat de bovengenoemde
uitfasering van slechte labels pas in op het moment dat dit volgens de EPBD moet en
ondersteunen we de eigenaren van maatschappelijk vastgoed met 1,9 mld. euro voor de
subsidieregeling Duurzaam Maatschappelijk Vastgoed (DuMaVa)27 tot en met 2030 en wordt een financieringsfonds onderzocht en uitgewerkt. Hiermee
lossen we aantal knelpunten op voor de bekostiging en het verkrijgen van financiering,
met name voor kleinere maatschappelijke organisaties. Ook helpen we in het proces
van verduurzaming middels een ondersteuningsprogramma, speciaal voor het maatschappelijk
vastgoed.
8. De bouw- en installatiebranche gaan innoveren en opschalen
We gaan innovaties, digitalisering en industrialisatie verder versnellen en opschalen
Onlangs hebben we uw kamer een brief gestuurd over de opschaling van de bouwcapaciteit.28 Het streven is niet alleen om gebouwen duurzamer te maken, maar ook om duurzaamheid
en innovatie in de bouwsector zelf te bevorderen. We zien nu al veranderingen op dit
gebied. Om voldoende ruimte te creëren voor investeringen in innovatieve oplossingen,
is het van cruciaal belang dat opdrachtnemers langdurige zekerheid hebben en dat duurzaamheid
in de gehele bouwketen verder wordt gefaciliteerd en gestimuleerd. Daarbij is het
belangrijk dat we leren van ervaringen op sector- en organisatieniveau, in plaats
van alleen op projectniveau. Om de bouwprocessen te versnellen jagen we de toepassing
van innovaties verder aan. In de voorbereiding gaan we meer met digitale hulpmiddelen
werken om te standaardiseren en de voorbereiding te versnellen. In de productie zal
er meer prefab worden gemaakt in fabrieken, waardoor er op de bouwplaats zelf sneller
en met minder uitstoot kan worden gewerkt.
We ondersteunen overgang van traditionele naar meer natuurlijke bouwmaterialen
Een andere belangrijke verandering is het gebruik van natuurlijke (biobased) bouwmaterialen.
We gaan meer met hout gebruiken bij constructies als alternatief voor bijvoorbeeld
staal en beton en we gaan isoleren met vezelgewassen als alternatief voor bijvoorbeeld
steenwol. De productie van traditionele bouwmaterialen gaat gepaard met aanzienlijke
CO2-uitstoot, terwijl de productie van natuurlijke bouwmaterialen tot veel minder emissies
leiden. Om deze overgang te versnellen, zullen we de normering van de Milieuprestatie
Gebouwen (MPG) aanscherpen en sterker gaan sturen op de vermindering van CO2-emissie van materialen. Tegelijkertijd zetten we in op het grootschalig beschikbaar
krijgen van deze meer duurzame materialen. Dat doen we door ondersteuning te bieden
aan de gehele keten, van boer tot bouwer, met als doel een vliegwiel te realiseren
en gezonde markt in 2030 voor deze materialen.29
Daarnaast werken we samen met de bouwsector aan het vergroten van de productiecapaciteit
en de productiviteit. Deze inspanningen worden besproken in initiatieven zoals het
actieplan groene en digitale banen30, het (nog te sluiten) bouwmaterialenakkoord, evenals samenwerkingen met organisaties
zoals Techniek Nederland, die zich richten op de installatie en productie van warmtepompen.
9. Ondersteuning van de transitie via aanpassing van de energiebelasting
We scherpen prijsprikkels voor verduurzaming aan, met oog voor betaalbaarheid
Om energiebesparing aantrekkelijker te maken, zowel bij het verduurzamen van woningen
en gebouwen als bij het bewust verminderen van eigen energieverbruik, passen we de
energiebelasting aan. Later dit jaar volgt definitieve besluitvorming over de precieze
vorm en invulling. De contouren zijn echter wel duidelijk: rechtvaardig, met versterking
van goede prikkels.
Het basisgebruik voor aardgas zal tegen een verlaagd tarief worden belast, terwijl
het verbruik daarboven juist zwaarder belast wordt. Deze aanpassing zorgt ervoor dat
verduurzaming meer loont, zonder dat het ten koste gaat van huishoudens die pas later
de overstap van aardgas naar een duurzaam alternatief kunnen maken. We zorgen zo voor
een betaalbaar basisverbruik, ook voor kwetsbare huishoudens.
Daarnaast wordt er naar verwachting in 2027 een nieuw emissiehandelssysteem voor de
gebouwde omgeving en andere sectoren geïntroduceerd (ETS2). Dit systeem schetst een
duidelijk pad van aanvullende heffing op de uitstoot van CO2 voor de levering van energie. Het stimuleert niet alleen energieleveranciers om meer
groene energie aan te bieden, maar ook eindgebruikers om minder energie te verbruiken.
Bij al deze ontwikkelingen houden we rekening met de totale impact en belasting, zodat
de prikkels voor verduurzaming niet ten koste gaan van de betaalbaarheid van de energierekening.
Tot slot
Met dit pakket komen de doelstellingen binnen bereik, versnellen we de transitie en
verbeteren we de ondersteuning voor lage en middeninkomens. We verduurzamen woningen
zowel via collectieve aanpakken van gemeenten, als door individuele eigenaren en verhuurders
te ondersteunen met praktische informatie en het geven van duidelijkheid. Er is ook
een aparte aanpak voor utiliteitsgebouwen, want hier is veel winst te behalen. We
bieden duidelijkheid door middel van standaarden en regelgeving, zoals isolatiestandaarden,
renovatienormen en de normering van utiliteitsgebouwen en huurwoningen. We vragen
gemeenten om dezelfde duidelijkheid te bieden aan bewoners van wijken en bedrijventerreinen
via hun transitievisies warmte en uitvoeringsplannen en dit ook uitdragen.
De benodigde randvoorwaarden, zoals financiering, wet- en regelgeving, ondersteuning
en informatievoorziening, worden steeds verder verbeterd en concreet ingevuld, waardoor
we ons steeds meer kunnen richten op de uitvoering en het behalen van onze doelen
in de praktijk, met de betrokkenheid van marktpartijen, professionals en burgers.
Met dit pakket leggen we een stevig fundament voor het behalen van de klimaatdoelen
voor 2030 en kunnen we voortbouwen op de transitie naar een klimaatneutrale samenleving
in 2050.
Samen zetten we stappen richting een duurzame toekomst, waarin we onze energiebronnen
efficiënter benutten, de impact op het klimaat en het milieu verminderen en tegelijkertijd
zorgen voor betaalbaarheid en rechtvaardigheid.
De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, H.M. de Jonge
Indieners
-
Indiener
H.M. de Jonge, minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.