Brief regering : Ontwikkelingen munitiedomein
27 830 Materieelprojecten
Nr. 406
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 juni 2023
Vrede en veiligheid zijn niet vanzelfsprekend. Het is daarom belangrijk om te beschikken
over een toekomstbestendige krijgsmacht die in staat is af te schrikken en, in geval
van conflict, het gevecht te winnen. Hiertoe moet Defensie beschikken over voldoende
voorraden, waaronder munitievoorraden. Zoals aangekondigd in de Defensienota 2022
(Kamerstuk 36 124, nr. 1), vult Defensie haar inzetvoorraden munitie verder aan. Ik heb toegezegd u verder
te informeren over de actuele ontwikkelingen in het munitiedomein, zoals mijn voorganger
in mei 2021 ook heeft gedaan.1 Met deze brief geef ik invulling aan deze toezegging. In de brief over de stand van
zaken van veiligheid in het munitiedomein2 heb ik toegezegd u te informeren over de wijze van demilitariseren van de 60mm HE 80,
het type granaat waarmee het ongeval in Mali heeft plaatsgevonden. Met deze brief
geef ik ook invulling aan die toezegging.
In deze brief ga ik ten eerste in op de inzetvoorraden munitie en de NAVO-normen.
Vervolgens neem ik u mee in de stand van zaken omtrent de munitie voor opleiden en
trainen, de ontwikkelingen rond munitiecomplexen, enkele maatregelen om de productiecapaciteit
voor munitie in Europa te verhogen en de stand van zaken rond demilitarisatie3 algemeen, en specifiek over de 60mm HE 80 granaat. Tot slot informeer ik u namens
de Minister van Defensie ook over het onderzoek dat het Nederlands Instituut voor
Militaire Historie (NIMH) zal uitvoeren naar een mortierongeval op Aruba in 1961.
Inzetvoorraden en NAVO-normen
Defensie brengt de inzetvoorraad munitie verder op norm voor zowel de eerste als de
tweede en derde hoofdtaak.4 Afgelopen april heb ik u op de hoogte gesteld van de vervolgstap om de inzetvoorraad
munitie aan te vullen door extra orders te plaatsen ter waarde van € 1,5 miljard.5 Dit programma voorziet in de aanschaf van tientallen bestaande categorieën munitie,
gerelateerd aan de wapensystemen die bij Defensie in gebruik zijn.
Met deze aanvullende maatregelen vergroot Defensie de inzetvoorraad geleidelijk naar
het niveau van een strategische voorraad. De inzetvoorraad munitie neemt de komende
jaren aanzienlijk toe. Deze kabinetsperiode investeert Defensie circa € 2 miljard
in de aanvulling van de inzetvoorraad munitie.6 Bovenop deze uitbreiding «aanvulling munitievoorraden» wordt ook munitie verworven
als onderdeel van andere (vervangings)projecten. Voor nieuwe capaciteiten voortvloeiend
uit de Defensienota 2022 is het op peil brengen van de bijbehorende munitievoorraad
onderdeel van deze projecten. Dit betreft onder andere de projecten Raketartillerie,
Deep Strike Air en Verwerving Maritime Strike.7 Daarnaast voorzien lopende projecten als Vervangen surface-to-surface missile, Vervangen MK46 lightweight torpedo, Ground based Area Access Denial (GAAD), Licht Indirect Vurend Systeem (LIVS) en 155mm Precision Guided Munition (PGM) voor de PzH2000 in de introductie en voorraadvorming van nieuwe munitiesoorten.8
Toch kan met de beschikbare financiële middelen onder de Defensienota 2022 deze inzetvoorraad
niet volledig aangevuld worden tot de geldende NAVO-normen.9 Daarnaast hebben de leveringen uit (operationele) voorraden ter ondersteuning van
Oekraïne consequenties voor de snelheid waarmee de inzetvoorraad aangevuld kan worden.
Dit geldt met name voor de categorieën klein kaliber munitie, luchtverdedigings- en
artilleriemunitie. Tegelijkertijd staat de markt voor munitie sinds het conflict onder
druk waardoor leveringstermijnen oplopen. Nadere informatie over het programma «Aanvulling
inzetvoorraad munitie» is opgenomen in het Defensie Projectenoverzicht (DPO).10
Munitie voor opleiden en trainen
De jaarlijkse behoefte voor munitie voor opleiden en trainen (O&T-munitie) is vastgelegd
in zogenaamde verbruiksnormen, die voor vijf jaar gelden. Met de motie van het lid
Hermans heeft Defensie in 2021 structureel € 300 miljoen toegewezen gekregen voor
de kosten van materiele instandhouding.11 Van dit budget gebruikt Defensie € 60 miljoen om het toen aanwezige structurele budgettekort
voor de vervanging van gebruikte O&T-munitie aan te vullen. Hiermee was voldoende
budget beschikbaar om te voldoen aan de toenmalige behoefte voor O&T-munitie (periode
2017–2022). Echter stijgt de trainingsbehoefte, en daarmee de behoefte aan O&T-munitie,
omdat de Operationele Gereedheid (OG) van de krijgsmacht verhoogd wordt. De verhoging
van de benodigde budgetten voor O&T-munitie zal op reguliere wijze worden ingepast
binnen de begroting van Defensie, opdat er op termijn nog steeds voldoende munitie
is voor opleiden en trainen.
Munitiecomplexen
Om besparingen in vastgoedexploitatie te realiseren, heeft Defensie in 2013 het voornemen
uitgesproken om een aantal locaties met een munitieopslag functie terug te brengen.12 Nu Defensie toegroeit naar een grotere inzetvoorraad, zijn meer bunkers en magazijnen
nodig om deze munitie veilig en geconditioneerd op te kunnen slaan. Defensie onderzoekt
daarom of munitiecomplexen die eerder voor afstoting zijn aangemerkt alsnog in gebruik
kunnen blijven. Dit is onderdeel van het Strategisch Vastgoedplan 2022.13 Over het in gebruik blijven houden van de munitiecomplexen Alphen en Ritthem heeft
Defensie de desbetreffende gemeenten geïnformeerd. Eind juni zal Defensie in gesprek
gaan met een derde gemeente over het in gebruik blijven houden van een derde munitiecomplex.
De Kamer zal hierover nader worden geïnformeerd wanneer dit gesprek heeft plaatsgevonden.
Alle in gebruik te blijven houden munitiecomplexen beschikken over een volledige en
afdoende vergunning voor de opslag van munitie. Met deze munitiecomplexen beschikt
Defensie over voldoende capaciteit om de voorraden op te kunnen slaan. De komende
jaren zal Defensie ook investeren in de technische en infrastructurele faciliteiten
om de logistieke en kantoorgebouwen op het juiste onderhoudsniveau te brengen. Zo
is het bijvoorbeeld noodzakelijk om een, nu ontbrekende, logistieke voorziening te
bouwen. Nu worden vrachtwagens of andere transportmiddelen zoals containers in de
buitenlucht beladen. Daarnaast moeten de faciliteiten om nieuwe leveringen en retourleveringen
te inspecteren, verbeterd worden. Met deze aanpassingen en uitbreidingen verbetert
Defensie niet alleen het logistieke proces, maar zorgt zij ook voor een kwaliteitsslag
in de werkomstandigheden op de munitiecomplexen. Vanuit zowel goed werkgeverschap
als vanuit arbooogpunt worden gebouwen, indien nodig, aangepast.
Om de aanvulling van de munitievoorraden duurzaam te kunnen realiseren wordt de personele
capaciteit van Commando Materieel en IT (COMMIT) uitgebreid met enkele tientallen
vte’n. Het extra personeel wordt ingezet bij beheer en opslag van voorraden, configuratiemanagement,
inkoop, veiligheid en typeclassificatie.
Europese munitieproductiecapaciteit
Om zowel de ophoging van eigen munitievoorraden te verzekeren alsook de munitieleveringen
aan Oekraïne te bevorderen, is het voor de Europese landen essentieel om de productiecapaciteit
van de Europese defensie-industrie op te schalen. Dit zorgt voor meer Europese zelfstandigheid
en autonomie. Zoals aangekondigd in Kamerbrief Defensie Industrie Strategie (DIS)
in een nieuwe geopolitieke context, zet Defensie in op internationale samenwerking
en betrokkenheid van de industrie bij capaciteitsontwikkeling.14 In lijn met de motie van het lid Dassen c.s. over vergroting van de productiecapaciteit
voor kapitale munitie met Duitsland en België, stimuleert Defensie actief Europese
samenwerking bij de productie van kapitale munitie.15 Zo plaatst Defensie gezamenlijk met dertien andere NAVO-lidstaten een opdracht voor
de levering van het Very Short Range Anti-Tank (VSRAT) systeem bij het NATO Support and Procurement Agency (NSPA). Het contract voor verwerving van het VSRAT-systeem is inmiddels door NSPA
getekend namens de deelnemende landen. Ook de levensduurverlenging van de Stinger
luchtdoelraket gebeurt in multinationaal verband via de NSPA. Daarnaast wil Nederland,
in lijn met de motie van het lid Dassen c.s.,16 gebruik maken van het Duitse initiatief tot vraagbundeling van de gezamenlijke Europese
behoefte aan Patriot-luchtverdedigingsraketten. Als onderdeel van het European Sky Shield Initiative (ESSI) zet Duitsland stappen om samen met de betrokken defensie-industrie de Europese
productielijn voor Patriot-raketten te heropenen. Nederland draagt in dit kader met
€ 130 miljoen aan het Duitse-project op het gebied van gezamenlijke aanschaf van 155mm
munitie.
In het kader van Europese samenwerking op gebied van munitie, heeft de Europese Commissie
op 3 mei jl. een voorstel gepubliceerd voor een verordening ter ondersteuning van
munitieproductie.17 Middels deze zogenaamde Act in Support of Ammunition Production (ASAP) worden maatregelen en budget voorgesteld om de productiecapaciteit van de Europese
defensie-industrie op te schalen. Het budget van € 500 miljoen in ASAP zal de defensie-industrie
ondersteunen om o.a. hun productiefaciliteiten te moderniseren of uit te bouwen en
om personeel (om) te scholen. De EU dekt tussen de 40 en 60 procent van de kosten.
Voor de rest zal het bedrijf in kwestie zelf financiering moeten regelen. Daarmee
komt de totale investering rond de € 1 miljard te liggen. De Kamer is hierover geïnformeerd
met de geannoteerde agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken Defensie van 23 mei 202318 en zal door de Minister van Defensie nader worden geïnformeerd over deze voorstellen
en de positie van het kabinet door middel van een BNC-fiche.
Op nationaal niveau beschikt Nederland sinds 2003 niet meer over een zelfscheppende
munitie-industrie. In Nederland zijn wel bedrijven gevestigd die een bijdrage leveren
aan de internationale munitieproductieketens, voornamelijk in het hoogtechnologische
segment. Defensie is in gesprek over de mogelijkheden voor het versterken van de Nederlandse
bijdrage aan internationale munitieproductie samen met het Ministerie van EZK en de
Stichting Nederlandse Industrie voor Defensie en Veiligheid (NIDV)19. Uit deze gesprekken blijkt dat de benodigde randvoorwaarden zoals een beschikbare
locatie, infrastructuur en vergunningen structurele knelpunten vormen voor het vestigen
van een munitiefabriek in Nederland. Defensie zet zich er bij de gesprekken over eventuele
Nederlandse munitieproductiecapaciteit voor in om deze nationale initiatieven te laten
aansluiten op de internationale initiatieven, zoals dat ook is vastgesteld in de DIS.
Demilitarisatie
In de Kamerbrief van 10 oktober 2022 heb ik aangegeven dat door onduidelijkheid over
(internationale) regelgeving het proces omtrent het transporteren van te demilitariseren
munitie vertraagd werd. Defensie is in gesprek met de Inspectie Leefomgeving & Transport
(IL&T) over de interpretatie van de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen
(EVOA). Hiertoe heeft Defensie de Europese Commissie verzocht om uitleg over de regelgeving.
Momenteel is Defensie in afwachting van antwoorden van de Europese Commissie. Daarnaast
hadden ook de beperkingen van de coronapandemie invloed op de hoeveelheid munitie
die afgevoerd kon worden. Ook is er als gevolg van de ondersteuning aan Oekraïne en
ten behoeve van Snelle Inzetbare Capaciteiten (SIC) minder specialistische personele
capaciteit beschikbaar voor demilitarisatie.
Om deze redenen wordt munitie momenteel nog steeds beperkt gedemilitariseerd. Hierdoor
is de doelstelling om 720 ton munitie af te voeren in 2022 niet gehaald. Defensie
streeft ernaar om in de tweede helft van 2023 verder te gaan met demilitarisatie.
Dan dient er duidelijkheid te zijn over of de EVOA van toepassing is en past binnen
de Nederlandse beleidskaders, of dat Defensie EVOA-plichtig is en haar bedrijfsvoering
dient aan te passen. In beide gevallen kan het proces demilitarisatie munitie weer
worden voortgezet. De doelstellingen voor 2023 zullen echter niet (volledig) gehaald
worden. Defensie verwacht dat dit voor 2024 wel het geval is. Dan zal Defensie ook
beginnen met het inlopen van de achterstanden.
Voor demilitarisatie geldt een streng inspectieregime. Het later demilitariseren van
munitie zorgt niet voor veiligheidsrisico’s. Defensie houdt de staat van de munitie
nauwlettend in de gaten om eventuele gevaarlijke situaties te voorkomen.
Demilitarisatie voorraad 60mm mortiergranaten
In dezelfde Kamerbrief uit oktober 2022 heb ik toegezegd u te informeren over de manier
waarop de voorraad 60mm HE80 mortiergranaten, het type waarmee in 2016 het dodelijke
ongeval in Mali plaatsvond, gedemilitariseerd wordt.20 Met behulp van kennisinstituut TNO zijn de verschillende opties hiervoor onderzocht.
Uit dit onderzoek is gebleken dat geautomatiseerde ondersteuning bij demontage de
voorkeursoptie is om de voorraad te demilitariseren.
Om de verschillende opties te kunnen beoordelen, heeft Defensie TNO verzocht om op
basis van weegfactoren een onafhankelijke beoordeling te geven over alle mogelijke
demilitarisatie-opties en een voorstel te doen voor de meest geschikte werkwijze.
De conclusies van TNO zijn onderschreven door deskundigen van Defensie. De Nederlandse
Arbeidsinspectie (NLA) vindt het daarnaast van belang dat het rapport van TNO en de
voorkeursoptie onafhankelijk geapprecieerd worden. Defensie is in gesprek met de NLA
om tot een geschikte partij te komen die de onafhankelijke appreciatie van het TNO-rapport
kan uitvoeren.
Parallel aan de validatie zet Defensie de voorbereiding van het geautomatiseerde demonteringsproces
van de mortiergranaten voort. Defensie stemt de uitwerking af met de NLA. Tevens wordt,
voordat Defensie de demilitarisatie start, goedkeuring gevraagd aan de NLA. Voorgenoemd
proces en de validatie van het TNO-rapport kunnen parallel aan elkaar verlopen.
Voor de twintig mortiergranaten die opgeslagen liggen in een bunker in Reek wordt,
in lijn met het advies van TNO, gekozen voor een afwijkende manier van demilitarisatie.
Op deze locatie stelt Defensie op dit moment een risicoanalyse en werkinstructie op
voor het gecontroleerd tot ontploffing brengen van de mortiergranaten. Hiervoor wordt
gekozen omdat de opslaglocatie ook wordt gebruikt voor de opslag van andere munitie
en er regelmatig fysieke bewegingen zijn in de nabijheid van de mortiergranaten. Op
deze manier wordt eventueel risico zo snel mogelijk weggenomen. Ook bij dit proces
is de NLA betrokken. Defensie schat in dat het gehele proces zo’n 20 maanden zal duren.
De voortgang van deze demilitarisatie is afhankelijk van de afgifte van vergunningen.
Ik zal uw Kamer middels een Kamerbrief informeren wanneer er voortgang te melden is.
Onderzoek NIMH 1961
Naar aanleiding van de aanbieding van het rapport «Mortierongeval Mali 2016, heropening
onderzoek 2022»21 van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV), heeft de Minister van Defensie u geïnformeerd
over een brief die zij heeft ontvangen van de voorzitter van de OvV. In deze brief
beschrijft hij een mortierongeval op Aruba in 1961. Daarbij geeft de voorzitter in
overweging om, met de kennis van nu, dit ongeval opnieuw te laten bezien door een
voor historisch onderzoek geschikte instantie. De Minister heeft naar aanleiding hiervan
toegezegd de Kamer nader te informeren over de wijze waarop Defensie invulling kan
geven aan deze overweging.
Namens de Minister van Defensie informeer ik u dat de secretaris-generaal het Nederlands
Instituut voor Militaire Historie (NIMH)22 verzocht heeft om dit historisch onderzoek uit te voeren. Het NIMH is hier inmiddels
mee gestart en verwacht het onderzoek uiterlijk 1 september 2023 af te ronden. De
Kamer zal te zijner tijd over de uitkomsten van het onderzoek geïnformeerd worden.
Tot slot
Vanwege de actuele geopolitieke situatie is het essentieel dat Defensie over voldoende
voorraden beschikt, waaronder munitievoorraden. Daartoe dienen ook de benodigde randvoorwaarden
goed geregeld te zijn. Defensie blijft voortdurend investeren in veiligheid in het
munitiedomein en zet zich onverminderd in om deze te verbeteren.
De Staatssecretaris van Defensie,
C.A. van der Maat
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.A. van der Maat, staatssecretaris van Defensie