Brief regering : Voortgang en voortzetting versterkte handhavingsstrategie mest
33 037 Mestbeleid
Nr. 495
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 31 mei 2023
In september 2018 is de versterkte handhavingsstrategie mest (hierna: VHS Mest) vastgesteld
(Kamerstuk 33 037, nr. 311). Met deze brief informeer ik u over de voortgang en de voortzetting van de VHS Mest
voor de komende jaren. Daarnaast schets ik in deze brief kort de voortgang rondom
het toezicht en handhaving op de bufferstroken regelgeving, zoals door de leden De
Groot en Bromet is gevraagd in het Commissiedebat Landbouw- en Visserijraad van 24 mei
jl.
Met de VHS Mest zet ik in op een verbetering van de naleving van de mestregels. Op
veel vlakken kan en moet de naleving van mestregelgeving nog worden verbeterd. Ik
ben mij ervan bewust dat de komende jaren de mestmarkt mogelijk verder onder druk
komt te staan. De mestplaatsingsruimte voor dierlijke mest neemt richting 2026 geleidelijk
af als gevolg van de afbouw van de derogatie, de aanwijzing van de nutriënt verontreinigde
gebieden en de invoering van de bufferstroken. De kosten voor mestafzet zullen hierdoor
mogelijk stijgen en dit kan de prikkel tot niet naleven van de mestregels vergroten.
Daarom vind ik het belangrijk om stevig te blijven inzetten op vereenvoudiging van
regelgeving en adequaat toezicht en handhaving van de mestwetgeving.
Het Nederlandse mestbeleid is gericht op bescherming en verbetering van de waterkwaliteit
zoals is aangegeven in de Nitraatrichtlijn en de Kaderrichtlijn Water (KRW). De VHS
Mest is in september 2018 vastgesteld op verzoek van de Europese Commissie, als voorwaarde
in de derogatiebeschikking 2018–2019 en is erop gericht om de naleving van de regelgeving
bij de aanwending, het transport en de verwerking van mest te verbeteren en fraude
met mest tegen te gaan. Met de VHS Mest is de handhaving risicogericht ingezet in
drie gebieden waar de kans op niet naleving van de mestregels het grootst is – de
Peel, Gelderse Vallei en Twente. En op de meest risicovolle schakels in de mestketen
– intermediairs en covergisters. Elk jaar rapporteer ik de Kamer over de voortgang
van het Nederlands Mestbeleid met daarin de ook voortgang van de VHS Mest. De laatste
rapportage over 2021 dateert van 7 juli 2022 (Kamerstuk 33 037, nr. 445). Deze zomer volgt de rapportage over 2022.
In de huidige derogatiebeschikking (2022–2025)1 is de verplichting opgenomen de VHS Mest voort te zetten. Dit betreft de voortzetting
van het risicogericht handhaven, de invoering van het realtime Vervoersbewijs Dierlijke
Meststoffen (rVDM) (per 1 januari 2023 gerealiseerd) en de voortzetting van het gebiedsgericht
handhaven in de huidige risicogebieden met een uitbreiding naar nieuwe gebieden waar
de risico’s op mestfraude groot zijn. Daarnaast is in het 7e actieprogramma Nitraatrichtlijn (Kamerstuk 33 037, nr. 431) een herziening van de VHS Mest aangekondigd met als doel om deze nog meer risicogericht
te maken, zodat de grootste risico’s voor niet-naleving en voor het milieu in het
mestdomein worden aangepakt.
Naast de inzet via de VHS Mest heeft ook de sector nadrukkelijk haar verantwoordelijkheid
genomen in het verbeteren van de naleving van mestregelgeving. Ik vind dit ook echt
wezenlijk. Hiervoor is een cultuurverandering in delen van de sector nodig, waarbij
naleving van de mestregelgeving de standaard gaat zijn voor de gehele sector. Private
certificering van – een deel van – de mestketen kan hierbij helpen. De sector heeft
in haar plan van aanpak «Samen werken in een eerlijke keten» (2017) beschreven hoe
de sector haar eigen verantwoordelijkheid wil nemen en vorm wil geven. De sector heeft
hiervoor onder andere een vrijwillig certificeringsschema (KeurMest) ontwikkeld. De
sector ziet digitalisering van de mestketen, in aansluiting op het realtime Vervoersbewijs
Dierlijke Mest (hierna: rVDM), als belangrijk onderdeel van de borging van het certificeringssysteem.
In vervolg hierop heb ik in mijn brief van 2 december 2022 (Kamerstuk 33 037, nr. 481) melding gemaakt van mijn voornemen om in de Meststoffenwet een wettelijke grondslag
op te nemen om onder voorwaarden rechtsgevolgen te kunnen verbinden met deelname aan
private certificeringssystemen. De voorbereidingen daarvoor zijn op dit moment gaande.
Risicogericht handhaven
De afgelopen jaren is veel werk verzet in het kader van de VHS Mest. De focus lag
daarbij vooral op de intensivering van de samenwerking in de handhaving in de gebieden
met de grootste fraudedruk en inzet op de meest risicovolle schakels in de keten.
De komende jaren zal de inzet vooral gericht zijn op het bevorderen van de naleving
van de mestregelgeving. Hierbij blijft het uitgangspunt gelden om via een risicogerichte
benadering, via programmatisch handhaven, de bewuste en onbewuste niet-naleving van
de mestregels snel op te sporen, gecoördineerd te handhaven en overtreders met de
juiste middelen aan te sporen de regels na te leven. Daarbij vind ik het belangrijk
de meest passende interventie toe te passen die de naleving het beste borgt. Soms
kan dit door waarschuwend op te treden, maatregelen op te leggen die sancties opleveren
bij hernieuwde overtredingen zoals een last onder dwangsom (LOD), bestuurlijke boetes,
strafrechtelijke vervolging of zelfs het uitsluiten van bedrijven om bepaalde handelingen
volgens de Meststoffenwet te mogen doen. Preventie door een goede voorlichting en
uitleg van de regels vanuit de overheid dient hierbij als een goede basis en dit wil
ik dan ook voortzetten de komende jaren.
De versterkte handhaving op de risicovolle schakels zoals intermediairs en covergisters
wordt voortgezet en uitgebreid met de varkensbedrijven, omdat bij deze groep de fraudeprikkel
aanwezig is vanwege de hoge kosten voor mestafvoer. Het project «Intermediairs», gestart
in 2019, is geëvalueerd en wordt voortgezet. Dit project betreft een samenwerking
tussen NVWA-Divisie Inspectie/Expertise, NVWA-IOD, RVO en OM, waarbij gericht controles
worden uitgevoerd bij intermediairs die extra aandacht vragen. Het doel van dit project
is om door intensieve controles de intermediairs er meer toe te bewegen de regels
na te leven. Daarnaast wordt verkend hoe het toezicht en handhaving beter kan worden
ingericht ten aanzien van de verwerking van dierlijke mest, waar de milieurisico’s
mogelijk groter zijn en wordt bezien of en welke aanvullende verantwoordingseisen
hierbij passen.
Intermediairs vervullen een bijzondere positie binnen de Meststoffenwet en zij zijn
verplicht hun onderneming hiervoor te registreren. Ik ben voornemens om die registratie
nog meer te verbinden aan een goede naleving van de mestregels. Bedrijven die structureel
de regels blijven overtreden kunnen dan geschorst worden voor uitvoering van hun activiteiten
die binnen de reikwijdte van de Meststoffenwet vallen. Bij bedrijven die covergisiting
toepassen wordt door toezichthouders regelmatig een verschil geconstateerd op de fosfaatbalans,
er wordt meer fosfaat aangevoerd dan afgevoerd. Als oorzaak wordt hier vaak gewezen
op een bezinklaag, met een hoog gehalte aan fosfaat, die onderin covergisters ontstaat.
Ik wil hiervoor een onderzoek naar bezinklagen in covergisters uitzetten, zodat ik
hier bij toezicht en handhaving correct op kan inspelen.
Vanuit het streven naar meer effect en impact werken NVWA- Divisie Inspectie, NVWA-IOD
samen in het Fraude Expertise Knooppunt (FEK) en staan daarbij in nauw overleg met
het Openbare Ministerie. De NVWA-IOD en het Openbaar Ministerie zullen de komende
jaren in hun reguliere inzet op fraude met name inzet plegen op het inwinnen van informatie
en onderzoeken over nieuwe modus operandi en minder op reeds bekende fraudemethodes.
Als gevolg van ontwikkelingen als het rVDM, maar ook intensief strafrechtelijk onderzoek
in de afgelopen jaren, is het de verwachting dat fraude zich verlegt. Inwinning en
strafrechtelijk onderzoek kunnen er aan bijdragen om deze nieuwe modus operandi bloot
te leggen.
Realtime Vervoersbewijs Dierlijke Mest
Op 1 januari 2023 is het rVDM van start gegaan voor het vooraf melden van het vervoer
van dierlijke mest binnen Nederland. Vanaf 1 juni 2023 wordt dit ook ingevoerd voor
het melden van dierlijke mest bij import en export via het rVDM-systeem. De invoering
van de digitale, «realtime» verantwoording van mesttransporten is een belangrijke
maatregel uit de VHS Mest en betreft een procesverandering gericht op het voorkomen
van overtredingen door het doelmatig inzetten van automatisering. Met rVDM leveren
ondernemers vooraf alle transportgegevens digitaal en realtime aan en verbetert de
kwaliteit van de gegevens. Dit draagt bij aan een open, transparante en eerlijke mestketen
en een gelijk speelveld voor ondernemers. rVDM geeft meer inzicht in, en betere verantwoording
van de meststromen doordat de gegevens al vooraf en tijdens het transport beschikbaar
zijn voor toezicht en handhaving door de NVWA en RVO. Ook kunnen geautomatiseerde
controles en signaleringen bij het melden van de gegevens rond mesttransporten worden
uitgevoerd om vast te stellen of de juiste en actuele gegevens gemeld worden en hoeft
er minder achteraf gecontroleerd te worden op administratieve onjuistheden. Hierdoor
kan gerichter en realtime gecontroleerd worden op afwijkende transportbewegingen en
onregelmatigheden. En kan de beschikbare handhavingscapaciteit zo efficiënt mogelijk
worden ingezet waardoor de pakkans bij overtredingen wordt vergroot. Dit past bij
mijn streven om meer in te zetten op het voorkomen van overtredingen en naleving te
stimuleren.
Het systeem is een wezenlijke verandering van een werkwijze die 20 jaar is gebruikt.
Vooral voor de intermediairs, maar ook voor landbouwers (leveranciers en afnemers
van mest) verandert er veel. Zij worden nu actiever betrokken bij het transport, omdat
ze het rVDM digitaal moeten bevestigen. De gegevens over een mesttransport worden
daardoor betrouwbaarder. Om de betrokken vervoerders, leveranciers en afnemers bij
de overstap naar het rVDM-systeem zoveel mogelijk te begeleiden, is er in de afgelopen
periode veel aandacht besteed aan voorlichting, zijn er instructiefilmpjes gemaakt
en is informatie op de website van RVO geplaatst. De ondernemers kunnen met hun vragen
terecht bij RVO.
De eerste ervaringen van NVWA en RVO sinds het operationeel worden van rVDM zijn positief.
Het bedrijfsleven heeft de overgang naar het nieuwe rVDM-systeem en de nieuwe werkwijze
snel opgepakt en is positief. Sinds 1 maart 2023 verlopen de uitgevoerde transporten
bijna allemaal via rVDM. Zoals gemeld in mijn brief van 2 december 2022 (Kamerstuk
33 037, nr. 481) ben ik ondanks dat de nieuwe rVDM-regels vanaf 1 januari 2023 van toepassing zijn
en een papieren VDM geen mogelijkheid meer geeft om mesttransporten te verantwoorden,
tot 1 maart 2023 soepel omgegaan met de VDM’s die nog via de Rijksdienst voor Ondernemend
Nederland (RVO) zijn binnengekomen. Tot en met 15 mei zijn ruim 348.000 nationale
transporten gemeld in rVDM en nog 43.000 transporten gemeld met VDM. Daarnaast zijn
nog 62.000 transporten gemeld in VDM over import en export. Op dit moment wordt meer
dan 99% van de transporten al gemeld via rVDM. In mijn jaarlijkse rapportage over
het Nederlands Mestbeleid (deze zomer) zal ik nadere informatie leveren over het gebruik
van rVDM in het eerste halfjaar van 2023 en welke inzichten dit tot nu toe geeft.
Het beeld is dat het melden van transporten in het algemeen goed door rVDM ondersteund
wordt. Daar waar het nog niet goed loopt, zoek ik samen met sectorvertegenwoordigers
en bedrijfsmanagementsystemen (BMS)-leveranciers snel naar werkbare oplossingen. In
de afgelopen periode zijn er nog diverse verbeteringen doorgevoerd om het melden in
rVDM klantvriendelijker te maken. Ook werk ik samen met betrokkenen aan enkele verbeterpunten
in de wijze waarop de systemen van de overheid, de bedrijfsmanagementsystemen en de
GR-apparatuur – gegevensregistratie op het transportmiddel van het tijdstip en de
locatie van het laden en het lossen – met elkaar samenwerken.
Data gedreven informatiesysteem – Control Room
Gestoeld op de realtime data vanuit rVDM wordt door NVWA een data gedreven informatiesysteem
ontwikkeld dat inzichten voor toezicht en handhaving kan verschaffen: de zgn. Control
Room. Door het efficiënt ontsluiten van data, ook uit andere bronnen dan rVDM, ondersteunt
de Control Room toezichthouders en handhavers van NVWA en RVO bij hun taken. Ik heb
de afgelopen jaren, met volle inzet van de uitvoerende organisaties, veel inzet gepleegd
om de Control Room als ondersteuning voor de handhavende taken van zowel NVWA en RVO
vorm te geven. Door het inzetten van slimme datatechnologie en datawetenschap is het
uiteindelijke doel, dat de Control Room op basis van herkenning van patronen gevallen
van niet naleving voorspellend kan selecteren. De ontwikkeling van deze innovatieve
methoden van controle versterkt de informatiepositie voor de handhaving om nog beter
risicogericht te kunnen optreden.
De Control Room wordt de komende jaren (2023–2025) op basis van ontwikkelingen in
de mestmarkt en trends in het mestvervoer (nieuwe modus operandi) verder ontwikkeld
en uitgebreid. Zowel NVWA als RVO maken gebruik van de informatie uit de Control Room.
In de toekomst is het denkbaar dat ook toezichthouders op andere domeinen gebruik
kunnen maken van de gegevens uit de Control Room in het kader van toezicht en handhaving.
Op dit moment is de Control Room gereed voor monitoring van de meldingen van de transporten
en het sturen op kwalitatief betere en tijdige aanlevering van transportgegevens.
Hiervoor komt in een korte periode veel data rond het transport beschikbaar en wordt
dit gestructureerd via de Control Room waardoor snel actie kan worden ondernomen om
de transportgegevens compleet te krijgen. De NVWA, gericht op fysieke controles, en
RVO, gericht op de administratieve taken, bepalen hierbij onderling waar de eerste
inzet op moet worden gepleegd, zodat er op de juiste wijze gebruik wordt gemaakt van
het rVDM. Het gaat hierbij om signalen voor het tijdig, volledig en juist melden van
de transporten via het rVDM. De signalen worden gebruikt om de betrokkenen bij een
transport van dierlijke mest te stimuleren op een juiste manier gebruik te laten maken
van rVDM. Vanaf de zomer zal de Control Room verder worden ontwikkeld om data-analyses
te maken die leiden tot inspectiesuggesties. Hierdoor kunnen sneller dan voorheen
administratieve controles door RVO worden uitgevoerd en kan de NVWA overgaan tot de
uitvoering van fysieke inspecties.
Overige ontwikkelingen
Naast de verdere ontwikkeling van het datagedreven werken via de Control Room verken
ik een aantal andere mogelijkheden om het toezicht en handhaving te verbeteren. Bij
het vervoer van dierlijke mest is het verplicht om tijdens het vervoer laad- en losmeldingen
automatisch vast te leggen en door te geven aan de overheid. Het gaat dan om de datum,
het tijdstip en de locatie van het laden en het lossen. Daarvoor is sinds 2006 voorgeschreven
dat apparatuur – GR/GPS en automatische bemonstering – op de transportmiddelen moet
zijn aangebracht om in het geval van drijfmest automatisch te bemonsteren en bij het
laden en lossen, voor zowel drijfmest als vaste mest, een gps-signaal te verzenden
naar de overheid. Deze technieken zijn niet altijd state-of-art en er zijn signalen
over storingsgevoeligheid van de apparatuur. Ik bereid daarom een onderzoek voor om
te verkennen of er nieuwe en betere technieken op de markt zijn voor de borging van
mesttransporten. Daarnaast is er ook meer behoefte om een routevolgsysteem voor de
mesttransporten te hanteren ten behoeve van een efficiëntere en effectievere controle
waar de handhavende instantie direct realtime toegang toe heeft.
Pilot NIRS
De afgelopen jaren heb ik onderzocht of de ontwikkeling van de Near Infrared Spectroscopy
(NIRs) door de overheid ingezet kan worden voor de verantwoording van nutriënten en
de analyse van de waterkwaliteit. De onderzoeken geven echter op dit moment nog niet
de gewenste resultaten. De spreiding in de met NIRS verkregen waarden in de gehalten
van Stikstof en Fosfaat is nog te groot om deze op dit moment voor de verantwoording
van nutriënten te kunnen gebruiken. Ik blijf de toepassingsmogelijkheden op de voet
volgen.
Gebiedsgerichte handhaving
Bij gebiedsgerichte handhaving (hierna: GGH) wordt door diverse toezichthoudende organisaties
op een risicogerichte manier samengewerkt in de analyse en de controles. Dit levert
naast het opsporen van niet naleving, inzichten in het gezamenlijk handhaven. Er wordt
in de gebieden samengewerkt tussen de NVWA, RVO, Openbaar Ministerie (OM), Politie,
de Omgevingsdiensten (OD’s), Waterschappen en Provincies. Ik ga deze samenwerking
de komende jaren voortzetten en intensiveren, op basis van hernieuwde afspraken met
alle partijen, om die bedrijven op te sporen waar de naleving niet op orde is. Tot
nu toe gaat het hierbij om de samenwerking in de drie gebieden de Peel, Gelderse Vallei
en Twente, zoals vastgesteld in de VHS Mest in 2018 (Kamerstuk 33 037, nr. 311).
Er is sinds 2018 ingezet op GGH, waarbij vooral in het gebied de Peel ervaring is
opgedaan in kennisdeling en informatiedeling. Zo wordt er aan kennisdeling tussen
de verschillende toezichthouders gedaan, worden er gezamenlijk opleidingen gehouden,
zijn er diverse communicatieproducten opgeleverd in de regio, worden gezamenlijke
analyses en controles uitgevoerd, zijn er samenwerkingsafspraken gemaakt en worden
resultaten gerapporteerd via de jaarlijkse rapportage Nederlands Mestbeleid. Daarnaast
hebben de nieuwe netwerken, die tussen toezichthouders zijn ontstaan, een bredere
doorwerking dan alleen GGH. Ook op andere gezamenlijke onderwerpen ontstaan vragen
waarbij toezichthouders elkaar meer en meer weten te vinden en elkaar kunnen versterken.
Om de samenwerking verder te intensiveren is in overleg met alle betrokken toezichthouders
en met de bestuurders in het gebied de Peel, begin 2023 besloten om op basis van een
aangescherpte opzet een nieuwe fase in te gaan. In deze nieuwe fase wordt de kennis
en ervaring van de voorliggende fase meegenomen. Daarnaast zijn er gezamenlijk speerpunten
benoemd, die in de nieuwe fase worden opgepakt om de samenwerking te verbeteren. Enkele
belangrijke speerpunten zijn informatie-uitwisseling tussen toezichthoudende partijen,
het verder investeren in kennisontwikkeling bij de toezichthouders, een (bredere)
inzet van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Bibob)
en het identificeren en adresseren van knelpunten in wet- en regelgeving. Door het
benoemen van de speerpunten worden de belemmeringen in de samenwerking zichtbaar en
kunnen deze worden besproken op het juiste niveau. Ook ga ik een digitale samenwerkingsruimte
per regio opzetten waar toezichthouders elkaar makkelijk weten te vinden en ervaringen
en informatie kunnen delen of vragen kunnen stellen. Voor informatie-uitwisseling
en investering in kennisontwikkeling zal ook worden aangesloten bij de aanbevelingen
en de uitvoering daarvan zoals aangegeven in de Kamerbrief van mijn collega van het
Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat over de versterking van het vergunningverlening,
toezicht en handhaving (VTH) stelsel (Kamerstukken 22 343 en 28 663, nr. 311). Een onderdeel hiervan is ook de wettelijke verankering van het instrument «Inspectieview».
Dit is een systeem voor toezichthouders dat informeert en signaleert. (Rijks)inspectiediensten,
omgevingsdiensten en andere organisaties binnen handhaving en toezicht kunnen met
Inspectieview hun werk gerichter uitvoeren. Hierbij zal ook de beleidsmatige samenwerking
worden voortgezet tussen het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en het Ministerie van Justitie en
Veiligheid. De inzet hierbij is dat binnen de VHS Mest de instrumenten worden betrokken
die voortkomen uit de vernieuwde VTH en als zodanig toegepast kunnen worden in de
samenwerking.
Voor de gebieden Twente en Gelderse Vallei wordt er samengewerkt bij het selecteren
van inspectielocaties en het uitvoeren van inspecties, maar is er nog niet ingezet
op kennisdeling en gezamenlijke communicatie. Met de positieve inzet van omgevingsdiensten
uit de Gelderse Vallei en Twente ga ik samen met de NVWA en RVO onderzoeken hoe ook
daar de verdere samenwerking vorm kan krijgen. De eerste verkennende gesprekken heb
ik daar inmiddels gevoerd. Daarnaast ga ik mij inzetten op uitbreiding van GGH naar
nieuwe risicogebieden. Ik ga me daarbij richten op die gebieden waar de grond- en
waterkwaliteit niet voldoet aan de normen en de kans op niet naleving van de mestregels
het grootst is. Zodra inzichtelijk is om welke gebieden het gaat, zal ik uw Kamer
hierover nader informeren. Ik verwacht dat dit eind 2023 zal kunnen plaatsvinden.
Bij GGH wordt veel op regionale gerichte (maatwerk) communicatie ingezet. Elke regio
kent namelijk zijn eigen uitdagingen en vergt daarom een specifieke aanpak. Door intensivering
van de samenwerking in overige gebieden en door de uitbreiding de komende jaren naar
andere risico gebieden, zal hier een meer generieke aanpak volgen. Deze kan landelijk
en eenvoudig in andere gebieden worden ingezet naar gelang er behoefte is aan maatwerk
communicatie. Zo kunnen regio’s met een eigen herkenbaar en een naar eigen inzicht
geschikt communicatiemiddel, onderwerpen onder de aandacht brengen bij de toezichthouders
die in die regio van belang zijn, maar die generiek van opzet zijn.
Toezicht en handhaving derogatiebeschikking
De derogatiebeschikking is voor 2022 en 2023 geïmplementeerd in de Uitvoeringsregeling
Meststoffenwet (Stcrt. 2022, nr. 30615 respectievelijke Stcrt. 2023, nr. 6072). Conform de voorwaarden uit de derogatiebeschikking worden door de NVWA derogatiecontroles
uitgevoerd bij de derogatiebedrijven. Bij deze controles wordt nagegaan of de landbouwer
voldoet aan de voorwaarden van de derogatievergunning (en daarmee de voorwaarden uit
de beschikking). Jaarlijks wordt over de resultaten van deze controles gerapporteerd
aan de Europese Commissie en de Tweede Kamer in de rapportage Nederlands mestbeleid.
Daarnaast is per 1 maart jl. de Uitvoeringsregeling bufferstroken in werking getreden.
De afgelopen maanden heb ik veelvuldig overleg gevoerd met de uitvoerende organisaties
die betrokken zijn bij het toezicht en handhaving van deze regels (RVO, NVWA en de
waterbeheerders zoals waterschappen). De oppervlakte van bufferstroken zal bij alle
agrariërs in mindering worden gebracht op de mestplaatsingsruimte. Voor het bepalen
van de mestplaatsingsruimte is het daarbij nodig dat de gegevens die landbouwers aanleveren
voor de Gecombineerde Opgave (GO) met betrekking tot aanpassing van de bufferstroken
beschikbaar zijn. De openstelling van de GO is dit jaar verlengd tot en met 15 juni,
waardoor de benodigde gegevens pas na die datum beschikbaar zijn.
Voor het toezicht en de handhaving op de bufferstroken is de feitelijke situatie in
het veld leidend. Inmiddels is door de NVWA gestart met de uitvoering van de GLB controles,
waarin de bufferstroken meegenomen worden. Daarnaast is door de NVWA gestart met de
uitvoering van derogatiecontroles, waarin de bufferstroken eveneens meegenomen worden.
Er wordt ondertussen door NVWA in overleg met de Waterschappen opgetreden tegen overtredingen
waarvan onomstotelijk is vastgesteld dat een landbouwer zich niet aan de bufferstroken
regels houdt. Indien bij de controles dit jaar voorts blijkt dat de feitelijke situatie
in het veld bij een landbouwer niet overeenkomt met hetgeen door de landbouwer is
gemeld in de GO, wordt hier eveneens tegen opgetreden. De oppervlakte bufferstroken
gaat bij alle bedrijven van de mestplaatsingsruimte af. De bufferstroken controle
wordt in 2023 standaard meegenomen in de reguliere GLB controles (470 in totaal) en
derogatiecontroles (800 in totaal). Bij de eerste controles is in ieder geval een
overtreding geconstateerd op mest uitrijden op de bufferstrook. Hier wordt op gehandhaafd
via een korting op de GLB subsidie.
Tot slot
Vanuit de uitvoerende organisaties (RVO, NVWA, OM) en de sector wordt herhaaldelijk
aangegeven dat de mestregelgeving complex is en moeilijk uitvoerbaar. Bovendien is
er met het illegaal afvoeren van mest veel geld te verdienen, waardoor de (financiële)
fraudeprikkel wordt vergroot. Ook ten behoeve van een betere handhaafbaarheid van
het mestbeleid en het verminderen van de fraudedruk is vereenvoudiging nodig. Ik zet
hierop in met de herziening van het mestbeleid (Kamerstukken 35 334 en 31 936, nr. 77), via de sporen grondgebondenheid voor de melkveehouderij en mestverwerkingsplicht
voor intensieve sectoren (transparante en geborgde afvoer en hoogwaardige mestverwerking).
Het toekomstig mestbeleid is onderwerp van gesprek in het kader van het Landbouwakkoord
(Kamerstukken 30 252 en 35 334, nr. 77). Zoals gebruikelijk betrek ik de uitvoerende organisaties bij de uitwerking om daarbij
de uitvoeringsaspecten zoveel mogelijk te adresseren en het nieuwe stelsel te vereenvoudigen en
beter uitvoerbaar en handhaafbaar te maken.
De geschetste ontwikkelingen in deze brief hebben betrekking op de periode 2023 t/m
2025 en lopen vanaf dit jaar daarmee gelijk op met derogatieperiode 2022–2025 en het
7e AP. Ik zal uw Kamer jaarlijks blijven rapporteren over de voortang van het mestbeleid.
Hierin informeer ik u ook over de voortgang van de VHS Mest (rVDM en GGH).
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
P. Adema
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit