Brief regering : Visiebrief lokale omroepen
32 827 Toekomst mediabeleid
Nr. 281
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 mei 2023
Lokale publieke omroepen zijn van essentieel belang voor onze democratie. Zij zijn
de waakhonden van de lokale democratie, informeren burgers over wat er speelt in hun
gemeente, jagen het lokale publieke debat aan en brengen lokale cultuur bij mensen
thuis. Lokale omroepen dragen bij aan het vormen van een gemeenschap en brengen mensen
met elkaar in contact.
Maar de huidige lokale publieke omroepen staan onder druk en kampen met een stapeling
van uitdagingen en problemen.1 De voornaamste uitdaging is dat het beschikbare budget niet toereikend is om journalistieke
functies te kunnen vervullen en professionele producties te kunnen maken. Het Commissariaat
voor de Media concludeert uit de financiële verantwoordingen dat alle betrokken gemeenten
een bekostiging toekennen, maar dat deze in ruim een derde van de gevallen lager is
dan het richtsnoerbedrag. In 20152 is in een convenant met de VNG, de Stichting Nederlandse Lokale Publieke Omroepen
(NLPO) en de toenmalige vereniging OLON een nieuw richtsnoerbedrag opgenomen.
Gemeenten zijn, met inachtneming van de Mediawet, echter vrij in het bepalen van de
hoogte van de gemeentelijke bijdrage aan de lokale publieke omroep. Immers, de gemeenten
ontvangen middelen voor de lokale media via het Gemeentefonds.3
Deze middelen zijn vrij besteedbaar en gemeenten hoeven hier dan ook geen verantwoording
over af te leggen aan het Rijk. Over de besteding van de middelen uit het Gemeentefonds
wordt verantwoording afgelegd aan de gemeenteraad. Een gemeenteraad stelt zelf de
begroting vast en is niet verplicht het richtsnoerbedrag over te maken naar de lokale
publieke omroep.
Het Commissariaat evalueert elke drie jaar de financiële positie van lokale publieke
omroepen en de gemeentelijke bekostiging.4 Uit die evaluaties blijkt dat in de afgelopen jaren een groter aantal gemeenten een
lagere bekostiging dan het richtsnoerbedrag aan de lokale omroepen toekent. Dat vind
ik zorgelijk.
Lang niet alle omroepen hebben professionele journalisten in dienst en er is sprake
van een hoog verloop van kennis en kunde. De directe bekostigingsrelatie van de gemeente
naar de omroep zorgt daarnaast voor een onwenselijke afhankelijkheid. De omroep is
voor zijn financiering en voortbestaan immers direct afhankelijk van het orgaan dat
hij als onafhankelijke waakhond moet controleren. Een steviger fundament is dus hard
nodig. Voor goede en onafhankelijke journalistiek op lokaal niveau en voor een vruchtbare
samenwerking tussen lokale, regionale en landelijke omroepen.
Hieronder licht ik toe hoe ik dat fundament vorm wil geven.
Een forse stap naar een solide financiële basis
Om de onafhankelijkheid van de lokale omroepen beter te borgen zal de bekostiging
voortaan niet meer via de gemeenten maar via het Rijk lopen. De middelen voor lokale
omroepen die gemeenten via het Gemeentefonds ontvangen, worden in hun geheel overgeheveld
naar de mediabegroting. Zoals gebruikelijk in zulke gevallen wordt in overleg met
de betrokken partijen de overheveling uitgewerkt.
Bovendien zal het kabinet met een structurele extra investering van circa € 16 miljoen
per jaar de basis van lokale omroepen verstevigen. Ik zie dit als een forse stap naar
het steeds verder versterken van hun journalistieke taken.
Ik beoog dat uiteindelijk voor elke lokale omroep de bekostiging zal bestaan uit een
optelsom van een vast en een variabel deel. Omroepen kunnen dat bedrag vrij besteden,
binnen gestelde kaders.
Bij de verdeling van het budget wordt rekening gehouden met de vaste kosten van de
journalistieke taken en met de omvang van het verzorgingsgebied. Het vaste bedrag
is bedoeld voor de journalistieke basis, in het variabele deel wordt rekening gehouden
met de omvang van het verzorgingsgebied en de verbindende en maatschappelijke taken
die de omroep vervult. De NLPO wil de hoogte en de verdeling van het richtsnoerbedrag
zoals dat geldt voorafgaand aan de inwerkingtreding van het nieuwe bestel behouden
als variabel deel. Ik zal de komende periode met de NLPO samenwerken om tot een precieze,
evenwichtige verdeling te komen tussen het vaste en variabele deel. Ik hou daarbij
rekening met de wensen en belangen van de lokale omroepsector. Ik zal hier bij de
behandeling van het wetsvoorstel op terugkomen.
Het blijft mogelijk dat de omroep zelf inkomsten genereert om de eigen ambities te
verwezenlijken. Bijvoorbeeld door de verkoop van reclame of sponsoring van programma’s.
Het Commissariaat voert het financieel toezicht uit, zoals het dat ook al doet voor
andere publieke omroepen.
Door de voorgestelde wijzigingen kunnen gemeenten in de toekomst rekenen op stabielere
lokale omroepen, waarmee professionele afspraken kunnen worden gemaakt over bijvoorbeeld
een additionele financiële bijdrage. De onafhankelijkheid komt daarbij niet in het
geding, evenmin als de relatie tussen omroep en gemeente. Wel zal die relatie een
zakelijker karakter krijgen. Ik werk samen met de NLPO en de VNG aan de kaders waarbinnen
gemeenten hun samenwerking met de lokale omroep op onafhankelijke en constructieve
wijze vorm kunnen blijven geven.
Het nieuwe bekostigingsmodel zorgt voor meer stabiliteit in de financiering en meer
zekerheid bij de lokale omroepen in het bestel omdat zij niet meer financieel afhankelijk
zijn van een gemeente. Het verhogen van het totaalbudget stelt omroepen in staat om
hun journalistieke functies beter te realiseren.
Meer slagkracht door schaalvergroting
Schaalvergroting is onontkoombaar om te komen tot die professionele, onafhankelijke
en financieel gezonde omroep. Voor het inrichten van een goede publieke lokale journalistieke
functie is het niet realistisch alle circa 240 bestaande lokale omroepen in stand
te houden.
Lokale omroepen moeten immers een solide financiële basis krijgen binnen het totaal
beschikbare budget. Ook vanuit het oogpunt van doelmatigheid en effectiviteit is schaalvergroting
noodzakelijk. Ik werk daarom toe naar bredere omroeporganisaties die een groter verzorgingsgebied
(streek) zullen bedienen, vaak groter dan één gemeente. Dat betekent dat het aantal
lokale omroepen zal afnemen. Daardoor kunnen zij zich journalistiek onafhankelijker
opstellen ten opzichte van de gemeente(n) dan in de huidige situatie.
Tot slot is in een groter gebied het nieuwsaanbod ook groter, waardoor meer journalistieke
mogelijkheden voor de omroepen ontstaan. Op deze manier kunnen de nieuwe omroepen
beter invulling geven aan hun publieke taak.
Per verzorgingsgebied is er in het nieuwe bestel één lokale publieke omroep. Samen
bedienen al deze lokale publieke omroepen dus alle buurten, dorpen en steden van het
land. Dit vraagt om dwingende kaders voor de indeling van de verzorgingsgebieden.
De sector zal in grote mate zelf verantwoordelijk worden voor het opstellen en – indien
nodig – periodiek laten wijzigen van de streekindeling. Bij de indeling wordt gebruik
gemaakt van sociaaleconomische en sociaal-culturele factoren en van reeds opgedane
ervaringen met samenwerkingen van lokale omroepen.
Ik zal de NLPO, als coördinerend orgaan van de lokale omroepen, vragen de streekindeling
te coördineren en beheren. De streekindeling wordt voorafgaand aan elke nieuwe concessiebeleidsperiode
ter goedkeuring voorgelegd aan de bewindspersoon voor media. Bij de voorbereiding
van de invoering van het nieuwe bestel gebruik ik de meest actuele indeling, die de
afgelopen jaren door NLPO en VNG na een zorgvuldig inspraakproces tot stand is gebracht.
Lokale publieke omroepen kunnen door schaalvergroting met meer professionele journalistieke
krachten gaan werken. Dat betekent meer banen voor journalisten, verspreid over het
hele land. Vrijwilligers blijven nog steeds een belangrijke rol spelen. Met hun inzet
dringt een lokale omroep door tot in de haarvaten van de samenleving.
Een coördinerende rol voor de NLPO
De NLPO krijgt in het nieuwe bestel een coördinerende rol. Zij is verantwoordelijk
voor het opstellen van de streekindeling en maakt elke vijf jaar een concessiebeleidsplan
waarin de doelen en strategie voor de lokale omroepen worden vastgelegd.
De NLPO sluit daarnaast een prestatieovereenkomst met OCW waarin eventuele aanvullende
doelen kunnen worden vastgelegd over onderwerpen als media-aanbod, bereik, innovatie,
ontwikkeling en professionalisering van de sector en samenwerking.
Voor het uitvoeren van deze taken is een wettelijke grondslag voor het coördinerende
orgaan noodzakelijk. Daarbij maak ik waar mogelijk gebruik van bestaande, reeds bewezen
structuren, analoog aan bijvoorbeeld de rol van de RPO voor de regionale omroepen.
Heldere kwaliteitseisen aan de lokale omroep
Lokale publieke omroepen zullen, om hun taak goed te kunnen vervullen, aan een aantal
eisen moeten voldoen. De belangrijkste taak is het verzorgen van media-aanbod op lokaal
niveau. Een omroep moet daarbij op evenwichtige wijze aandacht besteden aan de verschillende
gemeenten of dorpskernen in het verzorgingsgebied. Omroepen kiezen zelf via welke
kanalen (televisie, radio en online) zij hun media-aanbod verspreiden. Wel moeten
de kanalen primair worden benut voor informatie, cultuur en educatie (ICE). Net zoals
nu zullen lokale omroepen verplicht worden om een bepaald deel van hun media-aanbod
te gebruiken voor ICE-aanbod. De aan lokale omroepen opgelegde ICE-norm wordt herzien,
zodat deze flexibeler kan worden ingesteld en beter toepasbaar wordt.
Op dit moment spreekt de Mediawet al van een «lokaal toereikend media-aanbod» (LTMA)
van lokale omroepen. In de wet is deze term nu niet nader toegelicht. Daarom vraag
ik aan de NLPO om in het concessiebeleidsplan uit te werken hoe een lokale omroep
kan voldoen aan de invulling van het LTMA. Daarbij is van belang dat een omroep vrije
ruimte krijgt om het aanbod af te stemmen op de lokale wensen en mogelijkheden.
Lokale omroepen dienen zich daarbij, net als de andere omroeplagen in het publieke
bestel, rekenschap te geven van de verschillende te bedienen lokale doelgroepen en
van de kanalen (radio, televisie, internet, sociale media) die nodig zijn om deze
groepen te bereiken.
In het huidige bestel heeft elke lokale omroep een representatief programmabeleidbepalend
orgaan (pbo). Hierin hebben de relevante maatschappelijke en levensbeschouwelijke
stromingen binnen een verzorgingsgebied een plek. In het nieuwe bestel moet het pbo
er ook op toezien dat het unieke karakter van de streek doorwerkt in de programmering
en in de aanwezigheid van de omroep binnen de gemeenschap. Dit gaat over de vraag
of de mensen in de streek zich herkennen in de programma’s, de zaken die worden aangekaart
en zich kunnen identificeren met manier waarop de omroep die zaken behandelt. Ik wil
de vereisten hiervoor nader uitwerken met vertegenwoordigers van gemeenten en omroepen.
Een duidelijke aanwijsprocedure
Het Commissariaat voor de Media is verantwoordelijk voor de aanwijzing van de lokale
omroepen. Dat is nu zo en dat blijft in de nieuwe systematiek zo. Als er sprake is
van meerdere gegadigden in één verzorgingsgebied, zal er een keuze moeten worden gemaakt.
Er is maar één aanwijzing per verzorgingsgebied beschikbaar. In de Mediawet zullen
objectieve en toetsbare criteria worden opgenomen die het Commissariaat bij zijn beslissing
kan afwegen. Die criteria zien bijvoorbeeld op de professionaliteit en de financiële
stabiliteit van de omroep.
De gemeenteraden in een verzorgingsgebied zullen daarnaast advies blijven uitbrengen
aan het Commissariaat. Dit wordt in de nieuwe situatie verduidelijkt zodat gemeenten
beter weten wat aan hen wordt gevraagd. In het advies van de gemeente(n) wordt de
verbinding tussen de omroep en de lokale samenleving betrokken door te kijken naar
de manier waarop een (kandidaat-)omroep invulling geeft aan het unieke lokale karakter
van een streek.
Een verzorgingsgebied met verschillende kernen heeft immers te maken met verschillende
thematieken, bijvoorbeeld vanwege verschillen in leeftijd, woonsituatie, tradities
en sociaaleconomische factoren. Dat moet ook tot uitdrukking komen in de journalistieke
belichting ervan.
Door de voorwaarden aan het advies van gemeente(n) te verduidelijken en helder in
te kaderen wil ik ervoor zorgen dat hun inhoudelijke betrokkenheid bij de lokale publieke
omroep behouden blijft. Uit de gesprekken die ik voerde met onder andere de VNG en
NLPO bleek dat hier veel behoefte aan is.
De NLPO zal het Commissariaat advies geven over het beleidsplan van de aanvragende
omroep en in hoeverre dat aansluit op het concessiebeleidsplan van de NLPO. Op deze
manier kan de NLPO een gezamenlijke koers en inhoudelijke samenhang tussen de lokale
omroepen creëren. Ook wordt zo invulling gegeven aan de professionalisering van de
gehele sector.
Het Commissariaat kan vervolgens aan de hand van de ontvangen adviezen en de weging
van criteria een duidelijk onderbouwde beslissing nemen over het al dan niet verstrekken
van de aanwijzing.
Voortzetting lopende regelingen
In aanloop naar het nieuwe bestel blijf ik met gerichte investeringen werken aan verdere
professionalisering en samenwerking van de lokale omroepen met de regionale en landelijke
omroepen. Hiervoor is in 2023 € 15,9 miljoen beschikbaar, onder andere voor de tijdelijke
regeling professionalisering (€ 9,6 miljoen) en de overgang naar digitale radiodistributie
(€ 1,8 miljoen). Zo wil ik ervoor zorgen dat de lokale publieke omroepen zo goed mogelijk
zijn klaargestoomd op hun nieuwe taken en verantwoordelijkheden.
Daarnaast stimuleer ik ook dit jaar nog de samenwerking tussen NLPO, RPO en NOS in
hun gezamenlijke project met € 2 miljoen. Dit project laat veelbelovende opbrengsten
zien, net als andere pilotprojecten die operationele, journalistieke en technische
verbindingen tussen omroepen leggen. Ik ben blij met de opbrengsten tot nu toe.
Samenwerking tussen lokale en regionale publieke omroepen
Ik heb waardering voor de rol die de regionale publieke omroepen de laatste jaren
gezocht hebben op het gebied van de lokale nieuwsvoorziening. De door mij voorgestelde
wijzigingen in het lokale bestel zullen hun weerslag hebben op de omgeving van de
regionale publieke omroep. Dit biedt weer nieuwe kansen en mogelijkheden om nieuwe
vormen van samenwerking vorm te kunnen geven.
Ik zie uit naar de plannen voor een vervolg van de samenwerking. In die plannen zoeken
de publieke omroepen op alle lagen de samenwerking, bouwen deze verder uit en verdiepen
deze. Met de genoemde partijen maak ik daarom afspraken over hun activiteiten vanaf
2024.
De voorgenomen stelselherziening zal de lokale omroepen beter positioneren binnen
het publieke omroepbestel. Het gaat mij daarbij uiteindelijk om het versterken van
de publieke omroep als geheel en de lokale journalistiek in het bijzonder. Samenwerking
en het gebruikmaken van elkaars kennis en capaciteiten tussen lokale en regionale
omroepen vind ik daarom van groot belang. Vanuit de waarde die zij daaraan hechten,
hebben de regionale omroepen mij laten weten dat zij aan de lokale omroepen hun infrastructuur
en technologie beschikbaar (blijven) stellen. Daardoor blijven er voor de lokale omroepen
meer middelen over om te investeren in extra journalisten.
Ik ben blij dat de NLPO en de RPO in gesprek zijn over een journalistieke alliantie
die vergelijkbaar is met de journalistieke alliantie die de RPO en de NOS al hebben
gesloten. Zij doen dit om de onderlinge samenwerking verder vorm te geven en de kwaliteit
van de lokale omroepen te versterken. Daarmee kan de voorgenomen alliantie eveneens
een belangrijke bijdrage leveren aan de stelselherziening. Daarom roep ik de NLPO
en de RPO op om voor mei 2024 overeenstemming over deze journalistieke alliantie bereikt
te hebben.
Daarnaast heb ik oog voor de balans tussen de lokale en regionale laag van het omroepbestel.
Zij moeten elkaar versterken en niet beconcurreren. Daarom moet de voorgenomen stelselherziening
niet leiden tot een te grote overlap tussen de werkgebieden van lokale omroepen en
de regionale omroepen.
Relatie publieke en private media
De motie van het lid Van Strien vroeg mij om een visie op lokale journalistiek.5 De lokale journalistiek omvat meer dan de lokale en regionale publieke omroep. Er
zijn regionale dagbladen, huis-aan-huisbladen, nieuwsbladen en zelfstandige nieuwssites
die een belangrijke functie vervullen in het lokale medialandschap. Nederlanders gebruiken
en waarderen deze media volop, zo bleek uit recent uitgevoerd onderzoek door het Commissariaat
voor de Media.6
Deze media zijn aanvullend aan elkaar. Publieke media hebben een publieke missie en
die verwachten we ook terug te zien in hun uitingen. Private media moeten we juist
vrij laten. Tezamen dragen al deze mediapartijen bij aan een gezond, open, vrij en
pluriform medialandschap.
Eerder heb ik geld beschikbaar gesteld voor de vernieuwing van lokale media in brede
zin, ook private media. Uit gesprekken bleek dat de sector behoefte heeft aan het
versterken van de journalistieke basis om vanuit daar te kunnen vernieuwen. In dat
traject is coaching en mentoring cruciaal. De deelnemende bedrijven en organisaties,
zowel publieke als private media, leren om werk te maken van de behoeftes van hun
publiek en om de digitale transformatie in te zetten. Juist op lokaal niveau is dit
van groot belang.
De komende tijd zal het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek de opgedane kennis
gebruiken in een nader te ontwikkelen programma voor lokale journalistiek. Het Stimuleringsfonds
zet in op het verhogen van de journalistieke kwaliteit, het beter verkennen van de
mogelijkheden om verscheidenheid in inkomsten aan te brengen, het versnellen en verbeteren
van de overgang naar online, het vergroten van het online bereik en het versterken
van de relatie met het publiek. Op deze manier wordt de motie-Van Strien uitgevoerd.
Ik hecht grote waarde aan het feit dat het Stimuleringsfonds in de eerste plaats geluisterd
heeft naar de publieke en private media zelf. En dat het nu aan de grote opgaven gaat
werken die de sector zelf heeft geïdentificeerd. Ik zal uw Kamer blijven informeren
over de voortgang van dit traject.
Naast het genoemde programma blijven het Stimuleringsfonds en het Fonds Bijzondere
Journalistieke Projecten (FBJP) in hun reguliere regelingen bijzondere aandacht houden
voor lokale onderzoeksjournalistiek, zowel bij publieke als private media. Zo heeft
het FBJP speciale aandacht voor regionale en lokale journalistiek. Een goed voorbeeld
is de regeling voor vervangende krachten: zo kunnen redacties een journalist vrijspelen
voor een onderzoeksopdracht zonder dat de journalistieke kwaliteit eronder lijdt omdat
er een vervanger kan worden aangesteld voor het reguliere werk.
Ook juich ik initiatieven die door gemeenten en provincies worden ondernomen ter versterking
van de lokale journalistiek van harte toe. Zo zijn er diverse gemeenten en provincies
die een mediafonds hebben opgericht ter versterking van (onderzoeks)journalistieke
initiatieven over berichten in hun gemeente of provincie. De voorbeelden die mij bekend
zijn, laten gemeenten of provincies zien die bewust hebben nagedacht over het bewaken
van onafhankelijkheid en daarom een meerwaarde leveren in het lokale nieuwsmediaecosysteem.
Vervolg
Met de wijziging van het lokale omroepbestel bereidt het kabinet de lokale omroep
voor op de toekomst, zowel financieel als organisatorisch en professioneel. Met voldoende
middelen en slagkracht kunnen professionele lokale omroepen straks journalistiek aanbod
van hoge kwaliteit produceren. Hiervan zal het gehele omroepbestel profiteren.
De komende periode blijf ik in gesprek met de meest betrokken partijen om te werken
aan een voorstel tot wijziging van de Mediawet 2008, om de voorgestelde wijzigingen
uit te werken. In die gesprekken bespreek ik met hen ook wat nodig is voor een vlotte
en soepele overgang naar het nieuwe bestel.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
G. Uslu
Indieners
-
Indiener
G. Uslu, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap