Brief regering : Fiche: Cybersolidariteitsverordening
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3695
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 mei 2023
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 8 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Fiche: Herziening EU farmaceutische wetgeving (Kamerstuk 36 365, nr. 2)
Fiche: Verordening en richtlijnen wijziging Europees crisisraamwerk voor banken (CMDI
review) (Kamerstuk 22 112, nr. 3691)
Fiche: Wijziging Verordening Europees kader voor cyberbeveiligingscertificering (Cyber
Security Act) (Kamerstuk 22 112, nr. 3692)
Fiche: Verordeningen aanvullende beschermingscertificaten (ABC’s) (Kamerstuk 22 112, nr. 3693)
Fiche: Mededeling Cybersecurity Skills Academie (Kamerstuk 22 112, nr. 3694)
Fiche: Cybersolidariteitsverordening
Fiche: Raadsaanbeveling uitbreiding EU-maatregelen resistentie tegen antimicrobiële
stoffen (Kamerstuk 22 112, nr. 3696)
Fiche: Raadsaanbevelingen digitaal onderwijs en digitale vaardigheden (Kamerstuk 22 112, nr. 3697)
De Minister van Buitenlandse Zaken,
W.B. Hoekstra
Fiche: Cybersolidariteitsverordening
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van maatregelen
ter versterking van de solidariteit en de capaciteit in de Unie om voor te bereiden
en te reageren op cybersecurity dreigingen en incidenten
b) Datum ontvangst Commissiedocument
18 april 2023
c) Nr. Commissiedocument
COM(2023)209
d) EUR-Lex
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/ALL/?uri=COM:2023:209:FIN
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
Niet opgesteld.
f) Behandelingstraject Raad
Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie (Telecomraad)
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Justitie en Veiligheid
h) Rechtsbasis
Artikel 173, derde lid, VWEU en artikel 332, eerste lid, onder a, VWEU
i) Besluitvormingsprocedure Raad
Gekwalificeerde meerderheid
j) Rol Europees Parlement
Medebeslissing
2. Essentie voorstel
a) Inhoud voorstel
Op 18 april 2023 heeft de Europese Commissie (hierna: «de Commissie») het voorstel
voor een Cybersolidariteitsverordening (hierna: het voorstel) gepubliceerd. Tegelijkertijd
presenteerde de Commissie ook een mededeling inzake een Cyber Skills Academie en een
voorstel voor een wijziging van de Cyberbeveiligingsverordening (Cyber Security Act), waarover separaat BNC-fiches worden opgesteld en die gelijktijdig aan uw Kamer
worden verzonden.1
Het voorstel voor de Cybersolidariteitsverordening is een reactie op Raadsconclusies
van 23 mei 2022, waarin de Commissie wordt aangespoord om een nieuw noodhulpfonds
voor de respons op cybersecurityincidenten te presenteren, en het implementeert de
EU-strategie inzake cyberbeveiliging voor het digitale tijdperk waarin het opzetten
van een Europees Cyberschild wordt aangekondigd.2,
3 Ook bouwt het voorstel volgens de Commissie voort op de eerste stappen die al zijn
ontwikkeld in nauwe samenwerking met de belangrijkste stakeholders en ondersteund
door het Digitale Europa Programma (hierna: «DEP»). Tot slot werd de Cybersolidariteitsverordening
reeds aangekondigd in het EU-beleid op het gebied van cyberdefensie van 10 november
2022.4
De doelstellingen van het voorstel zijn drieledig. Allereerst ziet het voorstel op
het versterken van de gemeenschappelijke EU-detectie en het situationeel bewustzijn
van cyberdreigingen en -incidenten. De tweede doelstelling ziet op het versterken
van de paraatheid van kritieke entiteiten in de hele EU en het versterken van solidariteit
door gemeenschappelijke responscapaciteiten te ontwikkelen tegen significante of grootschalige
cybersecurityincidenten. Ten derde wil de Commissie met dit voorstel de weerbaarheid
van de Unie vergroten en bijdragen aan een doeltreffende respons door significante
of grootschalige incidenten te evalueren en te beoordelen. Deze doelstellingen moeten
worden verwezenlijkt door middel van: het opzetten van een zogenoemd Europees Cyberschild,
het inrichten van een Europees Cybernoodmechanisme en het opstellen van een Europees
Evaluatiemechanisme voor Cyberincidenten. De eerste twee genoemde acties zullen (deels)
worden ondersteund door de DEP-gelden.
Het Europese Cyberschild is een EU-netwerk van beveiligingsoperaties centra, in het
voorstel Security Operations Centers/SOCs genoemd, dat zal worden opgericht om in de Unie geavanceerde capaciteiten te ontwikkelen
voor het opsporen, analyseren en verwerken van gegevens over cyberdreigingen en -incidenten.
Het Europees Cyberschild zal bestaan uit zogenoemde nationale SOCs, waarvoor iedere
lidstaat ten minste één publiek orgaan moet aanwijzen, en grensoverschrijdende SOCs.5, 6 Nationale SOCs worden aangespoord binnen twee jaar deel uit te maken van een grensoverschrijdende
SOC. Binnen dit consortium dienen de nationale SOCs informatie uit te wisselen.7 Grensoverschrijdende SOCs moeten relevante informatie met betrekking tot een (mogelijk)
grootschalig cybersecurityincident verstrekken aan het EU-Cyber Crisis Liaison Organisation
Netwerk (EU-CyCLONE), het Computer Security Incident Response Teams Netwerk (CSIRT-Netwerk) en de Commissie.8, 9 De Commissie kan middels uitvoeringshandelingen onder meer de voorwaarden voor de
interoperabiliteit tussen de grensoverschrijdende SOCs specificeren, de procedurele
regelingen voor het delen van informatie bepalen, en technische vereisten voor de
lidstaten vaststellen.10 Ook krijgt het Europese Cybersecurity Competentie Centrum (ECCC) een rol toebedeeld
bij de implementatie van acties ten aanzien van het Europese Cyberschild, bijvoorbeeld
bij de ondersteuning van grensoverschrijdende SOCs.11
Verder wil de Commissie het Europees Cybernoodmechanisme oprichten. Het Cybernoodmechanisme
zal acties ten aanzien van paraatheid, respons en wederzijdse bijstand ondersteunen.
Met betrekking tot paraatheid, zal het Cybernoodmechanisme gecoördineerd testen van
entiteiten uit hoog-kritieke sectoren ondersteunen. Ook beoogt de Commissie onder
het Cybernoodmechanisme een Europese Cybersecurity Reserve (hierna: «Reserve») op
te richten, bestaande uit incidentresponsdiensten van vertrouwde private aanbieders.
De ondersteuning die door de Reserve aan de lidstaten zal worden geleverd zal ook
beschikbaar gesteld worden aan Europese instellingen, organen, bureaus en agentschappen
van de Unie (EU-IBAs) en derde landen die zijn aangesloten op het DEP.12 De Commissie stelt voor de algehele verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de
Reserve te dragen, waaronder de prioritering en doorontwikkeling van de Reserve. Ook
kan de Commissie de operationalisering en administratie van de Reserve toevertrouwen
aan het Europese Agentschap voor Netwerk- en Informatiebeveiliging (ENISA). Door middel
van uitvoeringshandelingen kan de Commissie de toewijzing (aansturing) en het type
en aantal van responsdiensten van de Reserve specificeren.
Het Europees Evaluatiemechanisme voor Cyberincidenten (European Cybersecurity Incident Review Mechanism) zal door ENISA opgesteld worden om dreigingen, kwetsbaarheden en risico beperkende
acties met betrekking tot een specifiek grootschalig cyber incident te beoordelen.
Deze beoordelingen zullen door ENISA gedeeld worden met het CSIRT-Netwerk, EU-CyCLONe
en de Commissie.
Ten slotte bevat het voorstel wijzigingen van de DEP-verordening ten behoeve van het
certificeren van vertrouwde private partijen.
b) Impact assessment Commissie
Vanwege het urgente karakter van het voorstel heeft er geen impact assessment plaatsgevonden.
Het kabinet wil echter benadrukken dat het voorstander is van het uitvoeren van impact
assessments om zodoende het beleid en de regels van de EU zo doeltreffende en efficiënt
mogelijk te maken.
Verder zullen de voorgestelde initiatieven uit het voorstel worden ondersteund door
het DEP en de verordening beoogt hierop geen significante administratieve of milieueffecten
met zich mee te brengen anders dan wat reeds is beoordeeld in de impact assessment
van de DEP-verordening.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Het Cyber Security Beeld Nederland (hierna ook: «CSBN») geeft jaarlijks een overzicht
van de digitale dreigingen en weerbaarheid van Nederland.13 Het CSBN 2022 erkent onder meer dat de digitale dreiging toeneemt en dat de digitale
ruimte nauw verbonden is met geopolitiek en gebruikt wordt door staten voor hun belangenbehartiging.
Staten voeren bijvoorbeeld digitale aanvallen uit om te spioneren of om te kunnen
saboteren.
Het CSBN is een belangrijk fundament voor de probleemanalyse waarop de Nederlandse
Cybersecuritystrategie (NLCS) is gebaseerd.14 Verdeeld over vier pijlers wordt in de NLCS de kabinetsbrede inzet voor het realiseren
van een digitaal veilige samenleving uiteengezet. Naast acties en samenwerking op
nationaal niveau, wordt in de NLCS benadrukt dat internationale samenwerking in EU-
en NAVO-verband en daarbuiten essentieel is gezien het grensoverschrijdende karakter
van cyberdreigingen. Het kabinet zet zich daarom actief in bij de verschillende Europese
gremia en samenwerkingsverbanden die tot doel hebben de digitale weerbaarheid in de
EU te vergroten.15
Pijler I van de NLCS ziet toe op de digitale weerbaarheid van de overheid, bedrijven
en maatschappelijke organisaties. Hierbij stelt het kabinet zich het doel om beter
zicht op mogelijke dreigingen en incidenten te krijgen en organisaties goed te beschermen
tegen digitale risico’s, onder meer middels het implementatietraject van de herziening
van de Europese Netwerk- en Informatiebeveiligingsrichtlijn (NIS2). Ook wordt onder
deze pijler het doel gesteld het vermogen van organisaties om te reageren, herstellen
en leren van cyberincidenten te vergroten; een belangrijk actiepunt hiervoor is de
lancering van het geactualiseerde Landelijk Crisisplan Digitaal.16 In pijler II van de NLCS wordt het belang van veilige en innovatieve digitale producten
en diensten benadrukt, waarin het kabinet zich tot doel stelt in samenwerking met
private partijen bij te dragen aan de ontwikkeling en aanname van Europese cybersecuritycertificeringschema's
voor ICT-producten, diensten en processen. Dit komt momenteel onder meer tot uiting
middels de Nederlandse inzet in de onderhandelingen omtrent de verordening cyberweerbaarheid.17 Daarbij ziet Pijler III van de NLCS op het tegengaan van digitale dreigingen van
staten en criminelen, onder meer door het zicht op digitale dreigingen te vergroten
door een effectieve uitwisseling van inlichtingen en informatie met internationale
partners.
Op 15 november jl. heeft het DEP een tender gepubliceerd voor het opzetten van grensoverschrijdende
SOCs.18 Deze tender is het project waarop de Commissie beoogt voort te bouwen door middel
van het voorstel voor een Europees Cyberschild. Nederland heeft gereageerd op deze
tender en maakt deel uit van het consortium onder leiding van Spanje waarin geanalyseerde
dreigingsinformatie gedeeld wordt met overige deelnemende lidstaten. De uitvoering
van deze tender is nog niet beoordeeld en geëvalueerd.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet verwelkomt en onderschrijft, in lijn met de NLCS, de doelstelling van
het voorstel waar het gaat om het vergroten van de digitale weerbaarheid van de EU
en het belang van het hebben van een zo actueel mogelijk situationeel beeld van cyberrisico’s.
Ook ziet het kabinet het belang van het bevorderen van samenwerking binnen de EU voor
wat betreft de respons op (grootschalige) incidenten en staat het positief ten opzichte
van de noodzaak om te investeren in onze wederzijdse bijstand. Het kabinet zal in
de beoordeling van (de verdere uitwerking en implementatie van) de verschillende elementen
uit dit voorstel telkens goed kijken naar hoe, wanneer en door wie deze doelstellingen
het beste kunnen worden bereikt. Dit ook met het oog op de vele initiatieven en wetgeving
op het gebied van cybersecurity die recentelijk door de Commissie zijn geïnitieerd.
In deze context zal het kabinet bovendien oog houden voor de belasting van (nationale)
partijen die de implementatie van (nieuwe) EU-initiatieven en wetgeving met zich meebrengt.
Verder streeft het kabinet met betrekking tot de verschillende elementen uit dit voorstel
naar complementariteit, goede samenhang en het voorkomen van duplicatie met bestaande
netwerken en initiatieven binnen de EU, zoals EU-CyCLONe, het ECCC, het (wederzijdse
bijstandsmechanisme binnen het) CSIRT-Netwerk en het PESCO-project Cyber Rapid Response Teams. Ook zal nadrukkelijk aandacht worden besteed aan de verhouding met de verdragsrechtelijke
bepaling over de uitsluitende verantwoordelijkheid van lidstaten op het gebied van
bescherming van nationale veiligheid (artikel 4, lid 2, VEU).
Met betrekking tot het voorstel van de Commissie voor het Europese Cyberschild kijkt
het kabinet, ook met het oog op de betrokkenheid van Nederland bij het reeds lopende
project zoals beschreven onder punt 3a met belangstelling naar de verdere uitwerking
hiervan. Het kabinet ontvangt graag nadere toelichting van de Commissie over onder
meer de rol en functie van de nationale SOCs, de dwarsverbanden met en betrokkenheid
en verantwoordelijkheid van nationale CSIRTs, en de rol van de private sector.19 Zo ontvangt het kabinet graag verduidelijking over welke informatie, wanneer, met
welk doel en op welke juridische basis informatie verplicht uitgewisseld en geanalyseerd
dient te worden tussen lidstaten onderling en met de Commissie. Hierbij merkt het
kabinet op dat het delen van informatie ten aanzien van cybersecurityincidenten kan
raken aan de uitsluitende verantwoordelijkheid van lidstaten ten aanzien van nationale
veiligheid. In die context kijkt het kabinet kritisch naar het voorgestelde verplichtende
karakter van informatiedeling. Lidstaten moeten zelf kunnen beslissen over het delen
van informatie die raakt aan nationale veiligheid.20 Daarnaast onderstreept het kabinet het belang van samenhang en complementariteit
en het voorkomen van duplicatie met reeds bestaande netwerken, zoals het CSIRT-Netwerk,
en is het belangrijk dat geleerde lessen en afgesproken randvoorwaarden uit reeds
in ontwikkeling zijnde initiatieven worden meegenomen in de verdere uitwerking.21
Het kabinet ziet het testen van (kritieke) entiteiten als een maatregel die een positief
effect kan hebben op de cyberweerbaarheid van de EU.22 Het is hierbij echter onder meer belangrijk dat rollen en verantwoordelijkheden eerst
verder worden uitgewerkt met het oog op de uitvoering en het belang van de betrokkenheid
van lidstaten. Zo heeft het kabinet onder meer vragen over het soort testen, de selectie
van kritieke entiteiten en raakvlakken met nationale verantwoordelijkheden waar het
bijvoorbeeld gaat over de (implementatie van de) NIS2 en de vertrouwelijkheid van
informatie over kritieke entiteiten die raakt aan nationale veiligheid.
Het kabinet ondersteunt het doel van de Europese Cybersecurity Reserve. Het kabinet
acht het echter van essentieel belang dat het opstellen van voorwaarden ten aanzien
van de inzet van de Reserve nadrukkelijk lidstaat-gedreven is en dat lidstaten worden
betrokken bij de aansturing en doorontwikkeling van de Reserve gelet op mogelijke
politieke implicaties, zeker ook met betrekking tot de inzet van de Reserve richting
derde landen en de inzet van experts werkend voor private partijen uit derde landen.
Daarbij is het belangrijk dat lidstaten zelf zeggenschap houden over het eventueel
ontvangen van ondersteunende diensten van de Europese Cybersecurity Reserve, gezien
de mogelijke gevoeligheid van betrokken gegevens of instanties en gezien de inzet
van dergelijke diensten raakt aan de uitsluitende verantwoordelijkheid van de lidstaten
op het terrein van de bescherming van nationale veiligheid. Verder moet oog worden
gehouden voor het feit dat een dergelijke Reserve een beroep zal doen op experts uit
de al schaarse cybersecuritycapaciteit binnen de Unie. Het kabinet zet dan ook in
op een efficiënt, transparant en inclusief aansturingsmodel dat ontworpen is om in
het geval van crisis snel besluiten te kunnen nemen.
Ten aanzien van het voornemen om vertrouwde private aanbieders te certificeren heeft
het kabinet, in lijn met de NLCS, een positieve houding. Hierbij kijkt het kabinet
met belangstelling naar de verdere uitwerking van de selectiecriteria van deze private
aanbieders en is het belangrijk dat lidstaten hier ook inspraak in hebben, onder meer
met het oog op de raakvlakken met bescherming van de nationale veiligheid. Daarnaast
acht het kabinet het van belang dat een certificeringssysteem zoveel mogelijk aansluit
bij bestaande, vergelijkbare certificeringssystematiek. Dit zal verder toegelicht
worden in het BNC-Fiche omtrent het wijzigingsvoorstel van de Cyberbeveiligingsverordening.
Ten aanzien van het Europees Evaluatiemechanisme voor cybersecurity incidenten onderstreept
het kabinet het belang van het leren waar het gaat om incidenten, conform de aanbeveling
uit het WRR-rapport.23 Het kabinet kijkt daarom met belangstelling naar de verdere uitwerking van het Europees
Evaluatiemechanisme, waarbij het kabinet onder meer het belang van betrokkenheid van
lidstaten en de onafhankelijkheid van dergelijke evaluaties onderstreept.
Gelet op de rollen die ENISA wordt gegeven in het voorstel en de taken die ENISA mede
op basis van de huidige wetgeving thans heeft, zal het kabinet nadere toelichting
vragen ten aanzien van de ondersteunende rol van ENISA ten behoeve van onder andere
het Europees Evaluatiemechanisme en het Europese Cyberschild.24
De Commissie voorziet een actieve rol voor het ECCC bij de implementatie van de Cybersolidariteitsverordening.
Zo wordt het ECCC inhoudelijk betrokken bij de opzet en implementatie van de grensoverschrijdende
SOCs. Daarnaast zal het ECCC ook de implementatie en opvolging overzien van budgetten
die via het DEP voor cybersecurity beschikbaar worden gemaakt, zoals voor het Europees
Cybernoodmechanisme en de Europese Cybersecurity Reserve. Het kabinet heeft vragen
over de rol die het ECCC heeft kunnen spelen bij de totstandkoming van dit voorstel.
Daarnaast merkt het kabinet op dat het ECCC is opgericht om EU-subsidies op het gebied
van cybersecurity (met name via het DEP) te kanaliseren en te implementeren, met het
oog op langetermijn innovatiedoelstellingen zoals verwoord in haar Strategische Agenda.
Doordat de Commissie middels deze verordening een beroep doet op een groot deel van
de beschikbare DEP-middelen, heeft het kabinet vragen over hoe dit raakt aan (het
behalen van) de strategische doelstellingen op de lange termijn en daarmee de slagkracht
van het ECCC. Daarbij bevindt het ECCC zich nog in haar oprichtingsfase en is er nog
geen sprake van volledige operationele capaciteit of financiële autonomie. Het kabinet
acht het daarom van belang dat oog wordt gehouden voor de afhankelijkheidsrelatie
tussen enerzijds de ontwikkelingssnelheid van het ECCC en anderzijds de actieve rol
die het ECCC krijgt toebedeeld bij de implementatie van het voorstel. Tijdens de verdere
uitwerking van het voorstel zal het kabinet bovengenoemde zorgen opbrengen.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
In algemene zin onderschrijven alle EU-lidstaten het belang van het waarborgen van
de digitale weerbaarheid in de EU. In die context zullen veel lidstaten naar verwachting
in beginsel de doelstellingen van de Cybersolidariteitsverordening ondersteunen, namelijk
het versterken van de solidariteit en capaciteit ten aanzien van cybersecuritydreigingen
en -incidenten. De verwachting is echter wel dat een meerderheid van de lidstaten
meerdere elementen uit de Cybersolidariteitsverordening kritisch zal ontvangen. Veel
lidstaten zullen, net als Nederland, bijvoorbeeld kritisch zijn op plannen van de
Commissie die zien op de financiële verantwoording en de rol van lidstaten waar het
gaat om de (inzet van de) Cyberreserve.
De positie van het Europees Parlement (EP) ten aanzien van dit voorstel is nog niet
bekend. Het voorstel zal behandeld worden in de Commissie industrie, onderzoek en
energie (ITRE). Parlementslid Lina Gálvez Muñoz (S&D) is aangewezen als Rapporteur.
4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
a) Bevoegdheid
Het oordeel van het kabinet is positief. Het voorstel is gebaseerd op artikel 173,
derde lid, VWEU en artikel 332, eerste lid, onder a, VWEU. Artikel 173, derde lid,
VWEU geeft de EU de bevoegdheid tot het vaststellen van specifieke maatregelen ter
ondersteuning van de activiteiten die in de lidstaten worden ondernomen, om onder
meer een gunstig klimaat voor het ontplooien van initiatieven en voor de ontwikkeling
van ondernemingen in de gehele Unie, met name van het midden- en kleinbedrijf, te
bevorderen, een gunstig klimaat voor de samenwerking tussen ondernemingen te bevorderen;
een betere benutting van het industriële potentieel van het beleid inzake innovatie,
onderzoek en technologische ontwikkeling te stimuleren. Artikel 322, eerste lid, onder a,
VWEU geeft de EU de bevoegdheid om financiële regels en de wijze waarop rekening en
verantwoording wordt gedaan, vast te stellen.
Het kabinet verzoekt verdere toelichting van de Commissie over hoe de bevoegdheden
en bepalingen omtrent de inzet van de Cyber Reserve, het testen van kritieke entiteiten,
het verplichtende karakter van informatiedeling tussen nationale SOCs en met de Commissie,
en de uitwerking van deze plannen zich precies verhouden tot de uitsluitende verantwoordelijkheid
van de lidstaten op het gebied van nationale veiligheid, in overeenstemming met artikel 4,
tweede lid, VEU.
Op het terrein van industrie is sprake van een aanvullende bevoegdheid tussen de EU
en de lidstaten (artikel 6, onder b, VWEU). Op het terrein van de ruimte van veiligheid,
vrijheid en rechtvaardigheid is er sprake van een gedeelde bevoegdheid tussen de EU
en de lidstaten op basis van artikel 4, tweede lid, onder j, VWEU.
b) Subsidiariteit
De subsidiariteit is niet van toepassing voor zover het gaat om het vaststellen van
financiële regels voor de opstelling en uitvoering van de EU-begroting, gezien het
feit dat deze bevoegdheid enkel door de EU kan worden uitgeoefend. Met betrekking
tot de overige bepalingen, is het oordeel van het kabinet positief. Het voorstel heeft
tot doel om de gemeenschappelijke EU-detectie en het bewustzijn van cyberbedreigingen
en incidenten te versterken, de paraatheid van kritieke entiteiten in de EU en responscapaciteiten
te versterken en de weerbaarheid van de Unie te vergroten door grootschalige incidenten
te evalueren. Gezien het inherent grensoverschrijdende karakter van cyberdreigingen
en incidenten kan dit onvoldoende door de lidstaten op centraal, regionaal of lokaal
niveau worden verwezenlijkt en is het wenselijk dat gemeenschappelijk optreden op
Unie-niveau plaatsvindt. Ondersteuning op EU-niveau zorgt voor een verhoogde digitale
weerbaarheid van en binnen de Unie. Bovendien zorgt optreden op EU-niveau voor beter
gebruik van bestaande maatregelen en betere coördinatie en samenwerking tussen de
lidstaten. Om die redenen is optreden op het niveau van de EU gerechtvaardigd.
c) Proportionaliteit
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de proportionaliteit is positief met kanttekening.
Het kabinet onderschrijft de doelen van het voorstel om de gemeenschappelijk EU-detectie
en bewustzijn van cyberbedreigingen en incidenten te versterken, de paraatheid van
kritieke entiteiten in de EU en responscapaciteiten te versterken en de weerbaarheid
van de Unie vergroten door grootschalige incidenten te evalueren. Het opzetten van
een Europees Cyberschild, het inrichten van een Cybernoodmechanisme en het opstellen
van een Europees Evaluatiemechanisme voor Cyberincidenten zijn geschikt om de doelstellingen
van de verordening te bereiken, omdat deze zaken detectiecapaciteiten zullen versterken,
lidstaten zullen ondersteunen in snelle reacties en lidstaten in staat zullen stellen
om incidenten te analyseren voor toekomstige lessen.
Wel ziet het kabinet risico’s dat de Cybersolidariteitsverordening mogelijk verder
gaat dan noodzakelijk op onderdelen van de verordening. Het kabinet twijfelt of het
neerleggen van de verplichte procedurele voorwaarden en regelingen omtrent informatiedeling
tussen grensoverschrijdende SOCs noodzakelijk is om de doelstelling van het optreden
te bereiken. Het kabinet verzoekt daarom in ieder geval verdere toelichting van de
Commissie welke procedurele voorwaarden en regelingen worden bedoeld.
Ook heeft het kabinet twijfels bij de noodzaak van aanwijzing van de types en het
aantal ondersteunende diensten voor de EU Cybersecurity Reserve en het opstellen van
specifieke regels over het alloceren van de ondersteunende diensten. Dit gaat volgens
het kabinet verder dan noodzakelijk om de doelstelling van het optreden te bereiken
voor zover het ook betrekking heeft op nationale situaties, omdat het ook de aanwijzing
en allocatie van ondersteunende diensten zou regelen met betrekking tot geheel nationale
cybersecurity-incidenten terwijl dit niet noodzakelijk is voor het bereiken van de
doelstelling. Het kabinet zal zich daarom inzetten voor het beperken van het alloceren
van ondersteunende diensten tot specifiek grensoverschrijdende cybersecurity-incidenten.
5. Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke
aspecten
a) Consequenties EU-begroting
Het budget voor de strategische doelstelling «Cybersecurity» van het Digital Europe
Programma (DEP) wordt met deze verordening verhoogd met 100 miljoen euro. Deze middelen
zijn afkomstig uit herschikkingen uit andere strategische doelstellingen van het DEP.
Het is nog onduidelijk wat de totale financiële kosten of consequenties van het voorstel
van de Commissie zijn. Het kabinet zal daarover om verduidelijking vragen tijdens
de behandeling van dit voorstel.
Het grootste deel van het budget voor de verschillende acties uit de verordening komt
vanuit het DEP WP 2023–2024, waar de middelen reeds geoormerkt waren voor vergelijkbare
acties. In die zin ligt het voorstel dus in lijn met eerder gemaakte afspraken. Tegelijkertijd
hebben verschillende lidstaten zich via het ECCC kritisch uitgesproken over de beperkte
consultatie van het ECCC bij de totstandkoming van het DEP WP 2023–2024. Dientengevolge
liggen de voorgestelde acties niet direct in lijn met de Strategische Agenda van het
ECCC.
Het is nog onduidelijk uit welke DEP-budgetten de ophoging van 100 miljoen euro gefinancierd
wordt en welke andere strategische doelstellingen hierdoor benadeeld worden. Het kabinet
zal hier verduidelijking over vragen. Het kabinet is van mening dat de middelen gevonden
dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting
2021–2027 en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting.
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/of medeoverheden
De totale voorziene begroting wordt door de Commissie geschat op zo’n 1,109 miljard
euro. Hierin zijn ook contributies van lidstaten meegerekend. Hoe deze begroting precies
is opgebouwd en wat de omvang is van de bijdragen van lidstaten, is echter onduidelijk.
Hier hoopt het kabinet tijdens de verdere uitwerking van het voorstel meer duidelijkheid
over te krijgen van de Commissie. Lidstaten worden in het voorstel bijvoorbeeld geacht
om 50 procent van de kosten te dekken voor het opstellen van de nationale SOCs en
een deel van de kosten voor het SOC-consortium te dekken.
De budgettaire gevolgen voor de nationale begroting worden ingepast op de begroting
van het beleidsverantwoordelijke departement, conform de regels van de budgetdiscipline.
c) Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk voor bedrijfsleven en burger
Het voorstel lijkt geen financiële consequenties te hebben voor de burger. Ten aanzien
van het voornemen om vertrouwde private aanbieders te certificeren heeft het kabinet
de opvatting dat dit positieve gevolgen kan hebben voor het Nederlandse bedrijfsleven.
De certificering van private aanbieders zal de inzet van private partijen aanmoedigen.
Deze certificering is vrijwillig, cybersecuritybedrijven kunnen zelf de afweging maken
of het certificaat van toegevoegde waarde is en tot certificatie over gaan. Vanwege
de invoering van de certificeringssystematiek zullen voor het bedrijfsleven regeldrukkosten
ontstaan, maar op dit moment kan de hoogte daarvan nog niet worden vastgesteld aangezien
de selectiecriteria door de Commissie nog nader moeten worden uitgewerkt.
Zoals in de beoordeling benoemd kijkt het kabinet met belangstelling naar de verdere
uitwerking van de selectiecriteria van deze private aanbieders en is het belangrijk
dat lidstaten hier ook inspraak in hebben met het oog op de raakvlakken met bescherming
van de nationale veiligheid. Daarnaast acht het kabinet het van belang dat een certificeringssysteem
zoveel mogelijk aansluit bij bestaande, vergelijkbare certificeringssystematiek zodat
er geen verdere druk uitgeoefend zal worden op het bedrijfsleven. Dit zal verder toegelicht
worden in het BNC-Fiche omtrent het wijzigingsvoorstel van de Cyberbeveiligingsverordening.
d) Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
Het kabinet verwacht dat de voorgestelde maatregel een positief maar beperkt effect
zal hebben op het Europese concurrentievermogen. Zo kan het certificeren van private
aanbieders ten behoeve van de Cyberreserve naar verwachting op de middellange termijn
een toename in de digitale veiligheid van in de EU geproduceerde diensten teweegbrengen.
Het voorstel draagt bij aan de digitale weerbaarheid van de EU en Nederland door de
gemeenschappelijke EU-detectie en het bewustzijn van cyberbedreigingen en incidenten
te versterken, de paraatheid van kritieke entiteiten in de EU en responscapaciteiten
te versterken en door grootschalige incidenten te evalueren. Door het vergroten van
de digitale weerbaarheid heeft het voorstel ook een positief effect op de open strategische
autonomie van de EU.
6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid
(inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
De verordening is rechtstreeks toepasselijk op de lidstaten.
b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan
Het voorstel bevat bevoegdheden voor de Commissie om uitvoeringshandelingen vast te
stellen in de artikelen 6(3), 7(2), 8(3), 12(8), en 13(7). Dit betreffen bevoegdheden
om de voorwaarden voor de interoperabiliteit tussen de grensoverschrijdende SOCs te
specificeren, de procedurele regelingen voor het delen van informatie door grensoverschrijdende
SOCs te bepalen, en technische vereisten voor de lidstaten vast te stellen, het type
en aantal responsdiensten te specificeren die nodig zijn voor het EU Cybersecurity
Reserve en de nadere regelingen voor toewijzing van de responsdiensten te specificeren.
Het toekennen van deze bevoegdheden is bij sommige aspecten van het voorstel mogelijk,
omdat het daar geen essentiële onderdelen van de basishandeling betreft. Dit is het
geval bij de artikelen 6(3) en 8(3).
Het inzetten van de diensten van de Cyberreserve (artikel 12(8) en 13(7)) is echter
een kwestie die belangrijke politieke keuzes vereist en derhalve een essentieel onderdeel
is en als bevoegdheid niet kunnen worden overgedragen aan de Commissie. De specificering
van de technische informatiedelingsverplichtingen binnen het Cyberschild (artikel 7(2)
is mogelijk ook een essentieel onderdeel die politieke keuzes vereist. Met betrekking
tot artikel 7(2) van het voorstel lijkt dit mogelijk essentiële zaken te betreffen
als de Commissie de reikwijdte van de informatiedeling door lidstaten zou kunnen beïnvloeden,
aangezien dit een materieel effect zou hebben op de verplichtingen omtrent informatiedeling.
Het kabinet zal de Commissie verzoeken verdere toelichting hierover te geven. De uitvoeringshandelingen
over de allocatie en inventarisatie van de ondersteunende diensten evenals de inzet
van dergelijke diensten, genoemd in artikel 12 en 13 van het voorstel, zullen een
belangrijke materiële invloed hebben op de inzet van de EU Cybersecurity Reserve,
wat derhalve een essentieel onderdeel betreft met politieke keuzes die door de Uniewetgever
zelf gespecificeerd zou moeten worden.
Toekenning van de uitvoeringsbevoegdheden acht het kabinet wenselijk, ten aanzien
van de eerdergenoemde bevoegdheden specifiek omtrent het stellen van de voorwaarden
voor interoperabiliteit van grensoverschrijdende SOCs, vastgelegd in artikel 6(3)
van het voorstel, en het specificeren van de technische informatiedelingsverplichtingen
binnen het Cyberschild, vastgelegd in artikel 8(3). Het toekennen van deze uitvoeringsbevoegdheden
is wenselijk, omdat het technische gedetailleerde zaken betreft die gezien de gewenste
flexibiliteit en snelheid normaliter niet het beste via de normale wetgevingsprocedure
kunnen worden geregeld. Met betrekking tot de overige uitvoeringsbevoegdheden, is
het kabinet van oordeel dat het regelen hiervan in uitvoeringshandelingen ook wenselijk
is ten behoeve van de flexibiliteit en snelheid in het kader van de technische details,
maar dat dit mogelijk essentiële kwesties betreffen en dat deze maatregelen verder
gaan dan noodzakelijk. Voor zover dit geregeld dient te worden, heeft het kabinet
derhalve de voorkeur dat dit zoveel mogelijk al in de basishandeling wordt geregeld.
De keuze voor uitvoering in plaats van delegatie ligt hier voor de hand omdat het
gaat om uitvoering van de verordening volgens eenvormige voorwaarden. De uitvoeringshandelingen
worden vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure als bedoeld in artikel 5 van verordening 182/2011.
Toepassing van deze procedure is hier volgens het kabinet op zijn plaats omdat het
gaat om de vaststelling van uitvoeringshandelingen van algemene strekking overeenkomstig
artikel 2, tweede lid, en onder a van de Comitologieverordening.
c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum
inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid
De verordening zal in werking treden op de twintigste dag na publicatie in het Publicatieblad
van de Europese Unie. Specifieke termijnen zijn opgesteld voor de uitvoering van het
Cyberschild. Een nationale SOC wordt bijvoorbeeld geacht zich binnen twee jaar aan
te melden voor een grensoverschrijdende SOC om een beroep te kunnen maken op de vrijgemaakte
gelden.
d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
Na vier jaar zal de Commissie een evaluatierapport delen met het Europese Parlement
en de Raad. Het kabinet zit ook graag eerdere evaluaties tegemoet bijvoorbeeld met
betrekking tot het Cyberschild voorstel en het Cybernoodmechanisme.
e) Constitutionele toets
N.v.t.
7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving
Het voorstel heeft verschillende implicaties voor de uitvoering en handhaving. Zo
zal er, op basis van de uitwerking van het Cyberschild, een nationale SOC opgezet
en bemenst moeten worden. Daarnaast kunnen er ten tijde van grootschalige incidenten
medewerkers van vertrouwde private partijen ingezet worden binnen de overheid. Daarnaast
is het van belang dat de gecertificeerde private partijen die onderdeel uit zullen
maken van de Cybersecurity Reserve gehandhaafd moeten worden. Binnen het voorstel
wordt de ECCC aangewezen om audits uit te voeren op de gezamenlijk aangeschafte tools
en infrastructuren binnen de grensoverschrijdende SOCs.
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
Voor zover beoogd zijn er geen implicaties voor ontwikkelingslanden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.