Brief regering : Verslag van de Informele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 3 en 4 mei jl. te Stockholm
21 501-31 Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken
Nr. 707
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 mei 2023
Hierbij ontvangt u het Verslag van de Informele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid
van 3 en 4 mei jl. te Stockholm. Ook geef ik u middels dit Verslag een terugkoppeling
over de Coreper-vergadering van 28 april jl. over de herziening van Verordening 883/2004
(coördinatie van de socialezekerheidsstelsels). Daarnaast geef ik middels dit Verslag
mijn reactie op de Motie van het lid Amhaouch c.s., over het in beeld brengen van
de behoefte, kansen en bedreigingen omtrent praktisch en technisch geschoold personeel
in Europa.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
C.E.G. van Gennip
Inhoudsopgave
1
Verslag Informele Raad WSBVC, onderdeel Werkgelegenheid en Sociaal Beleid, 3 en 4 mei
2023 te Stockholm;
2
2.
Terugkoppeling herziening Verordening 883/2004 coördinatie van de socialezekerheidsstelsels;
3
3.
Reactie op de motie van het lid Amhaouch c.s., over het in beeld brengen van de behoefte,
kansen en bedreigingen omtrent praktisch en technisch geschoold personeel in Europa.
4
1. Verslag Informele Raad WSBVC, onderdeel Werkgelegenheid en Sociaal Beleid, 3 en
4 mei 2023 te Stockholm
De Informele Raad WSBVC in Stockholm stond in het teken van twee centrale thema’s.
In de ochtend werd gesproken over het voorkomen van een mismatch tussen vaardigheden
en banen in tijden van transitie. In de middag werd gesproken over het mogelijk maken
van adequate en duurzame sociale bescherming in het licht van de demografische transitie.
Tijdens de Informele Raad waren, naast EU-lidstaten en de Europese Commissie, ook
de EFTA-lidstaten Noorwegen, Zwitserland en IJsland, de Commissie Werkgelegenheid
en Sociale Zaken (EMPL) van het Europees Parlement, Europese sociale partners, Eurofound
en het Sociaal Platform vertegenwoordigd.
Tijdens het eerste beleidsdebat benadrukten de lidstaten diverse aspecten die kunnen
bijdragen aan het voorkomen van een mismatch tussen vaardigheden en banen in tijden
van transitie. Een aantal lidstaten bracht in dat samenwerking op Europees niveau
en met sociale partners van groot belang is. De tekorten aan werknemers waar veel
lidstaten zich mee geconfronteerd zien, dienen met structurele interventies aangepakt
te worden. Er dient volgens veel lidstaten aandacht te zijn voor om- en bijscholingsprogramma’s,
waarbij inzet op een inclusieve arbeidsmarkt essentieel is. Ook dient er voldoende
aandacht te zijn voor het creëren van kwaliteitsbanen. Diverse lidstaten verwelkomden
de aandacht voor vaardigheden middels recente Europese initiatieven, zoals de Raadsaanbevelingen
voor Individuele Leerrekeningen en microcredentials.
Namens Nederland bracht ik in dat ik de aandacht voor vaardigheden, onder andere door
de start van het Europese Jaar van de Vaardigheden, verwelkom. In het kader van het
realiseren van de transities, inzet op het bieden van perspectief en opwaartse sociale
mobiliteit, en de aanpak van de krapte op de arbeidsmarkt heb ik benadrukt dat het
belangrijk is om in te zetten op acties als: vergroten van het arbeidsaanbod door
mensen te stimuleren om langer te werken, en door de deeltijdfactor te verhogen; verbetering
van de aansluiting van onderwijs op de arbeidsmarkt; en het verbeteren van de match
tussen vraag en aanbod door levenslang leren. Daarnaast vroeg ik mijn Europese collega’s
om voldoende aandacht te hebben voor het belang van informeel leren, omdat het belangrijk
is te beseffen dat mensen op verschillende manieren leren en verschillende voorkeuren
hebben ten aanzien van leren.
Tijdens het tweede beleidsdebat over het mogelijk maken van adequate en duurzame sociale
bescherming in het licht van de demografische transitie, hadden de lidstaten veel
aandacht voor het zo veel als mogelijk activeren en zo lang als mogelijk actief houden
van de beroepsbevolking. Enkele lidstaten noemden ook de kansen die een vergrijzende
bevolking kan bieden, bijvoorbeeld door actief in te zetten op arbeidsparticipatie
van ouderen en inzet op het activeren van onbenut potentieel op de arbeidsmarkt. Andere
lidstaten noemden het belang van de inzet op het (meer) activeren van andere groepen,
waaronder vrouwen, werklozen, en personen met een handicap. Ook spraken veel lidstaten
hun waardering uit voor het rapport over de toekomst van welvaartsstaten en sociale
bescherming, waarbij met name het perspectief op het belang van een levenscyclusbenadering
in beleid werd verwelkomd.
Nederland bracht tijdens het beleidsdebat in dat het kabinet streeft naar een inclusieve
arbeidsmarkt waarbij iedereen gelijke kansen heeft. De huidige krapte op de arbeidsmarkt
biedt kansen voor oudere werknemers op weg naar een actievere inclusie. In dat kader
heeft Nederland de belangrijkste punten uit de Seniorenkansenvisie1 toegelicht. Ook heeft Nederland toegelicht dat het kabinet de Staatscommissie Demografische
ontwikkelingen 2050 heeft ingesteld. Het advies van de Staatscommissie zal de basis
vormen voor de discussie over de toekomstige vormgeving van de Nederlandse samenleving.
2. Terugkoppeling herziening Verordening 883/2004 coördinatie van de socialezekerheidsstelsels
In voorbereiding op de Raad voor Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid
en Consumentenzaken, heb ik uw Kamer geïnformeerd dat er een Coreper-vergadering plaats
zou vinden in de week van 24 april.2 Graag deel ik met u de uitkomsten van deze vergadering.
Terugkoppeling Coreper
Op 28 april 2023 vond een Coreper-vergadering plaats met daarin op de agenda de herziening
van Verordening 883/2004. Het Zweedse voorzitterschap presenteerde een voorstel tot
wijziging van het Raadsmandaat met betrekking tot de openstaande onderdelen, namelijk
het hoofdstuk detacheringen en A1-verklaringen en het hoofdstuk werkloosheid. Dit
voorstel werd ter stemming voorgelegd aan de lidstaten. Zoals uw Kamer bekend en ook
conform de wens van uw Kamer is Nederland tegen de voorgestelde verruiming van de
exportmogelijkheden in het werkloosheidshoofdstuk. Daarom heeft Nederland opnieuw
benadrukt dat het belangrijk is dat allereerst een substantiële termijn van premiebetaling
plaatsvindt, voordat het werkland bevoegd wordt. In aanloop naar de vergadering heeft
Nederland proactief de samenwerking gezocht met andere lidstaten die zich eerder kritisch
hadden geuit over het voorstel. Met inbegrip van Nederland, stemden in totaal veertien
lidstaten tegen het nieuwe raadsmandaat, waardoor het voorstel verworpen werd. Het
Zweedse voorzitterschap beraadt zich nu op vervolgstappen.
Vooruitblik
Het Commissievoorstel tot herziening van de Verordening 883/2004 stamt uit 2016. Het
voorstel kan onderverdeeld worden in zes onderdelen. Op dit moment concentreren de
onderhandelingen zich op twee onderdelen: het werkloosheidshoofdstuk en het hoofdstuk
over A1-verklaringen en detacheringen. De onderhandelingen over de overige hoofdstukken
op het gebied van langdurige zorg, gegevensuitwisseling, gezinsbijslagen en overige
bepalingen zijn reeds afgerond, wachtende op een totaalakkoord. De afgelopen jaren
hebben uitgewezen dat het complex is om een akkoord te bereiken over de twee openstaande
hoofdstukken. Lidstaten hebben namelijk uiteenlopende zorgen rondom deze twee hoofdstukken.
Zo is er een groep lidstaten met inbegrip van Nederland met zorgen over het werkloosheidshoofdstuk,
en een andere groep lidstaten met zorgen over het hoofdstuk met betrekking tot de
A1-verklaringen.
Nederland heeft op verschillende momenten uitgedragen dat het voorstel gedateerd is.
Sinds de introductie van het herzieningsvoorstel in 2016 hebben er namelijk fundamentele
veranderingen plaatsgevonden op de arbeidsmarkt. Voorbeelden daarvan zijn toegenomen
digitalisering van het arbeidsdomein en een toename in het thuis en op afstand werken.
Het huidige wijzigingsvoorstel is hierop onvoldoende toegerust en leidt dus niet tot
de benodigde modernisering. Daarom heeft Nederland zich eerder uitgesproken voor een
reflectieperiode, die de Commissie de gelegenheid biedt om een geheel nieuw herzieningsvoorstel
te formuleren. Een variant hierop is om een reflectieperiode in te bouwen voor de
twee hoofdstukken waarover geen overeenstemming bestaat (het werkloosheidshoofdstuk
en het hoofdstuk over A1-verklaringen en detacheringen). In dat geval zou de herziening
zich vooralsnog toespitsen op de vier hoofdstukken die reeds consensus genieten. Komende
tijd zal ik verkennen of andere lidstaten openstaan voor bovenstaande oplossingsrichting
als uitweg uit de huidige impasse en uw Kamer verder informeren als er ontwikkelingen
zijn.
3. Reactie op de Motie van het lid Amhaouch c.s., over het in beeld brengen van de
behoefte, kansen en bedreigingen omtrent praktisch en technisch geschoold personeel
in Europa
Uw Kamer verzocht middels de motie van het lid Amhaouch3 de behoefte, kansen en bedreigingen omtrent praktisch en technisch geschoold personeel
in Europa in beeld te brengen, en daarbij aan te geven op welke terreinen er in Europa
meer samengewerkt kan worden.
Het kabinet acht praktisch en technisch geschoold personeel essentieel voor de transities
waar de samenleving middenin zit. Daarbij stelt de arbeidsmarktkrapte veel sectoren
voor grote uitdagingen. Het kabinet heeft uw Kamer op 24 juni 2022 geïnformeerd over
de brede aanpak van arbeidsmarktkrapte.4 Daarnaast heeft het kabinet uw Kamer op 15 juli 2022 geïnformeerd over de drie grote
knelpunten die aan het probleem van een tekort aan technici (en ICT-personeel) ten
grondslag liggen en nader onderzoek vergen.5
Ook in Europees verband is er veel aandacht voor de genoemde uitdagingen. Zo zijn
er diverse studies uitgevoerd door de Commissie6, Eurofound7 en de Europese Arbeidsautoriteit8. Deze studies laten zien dat de arbeidstekorten in de hele EU zijn toegenomen, en
dat de tekorten het grootst zijn in de zorg, de bouw en technische beroepen. Dergelijke
tekorten worden gedreven door de transities, waardoor een mismatch tussen vraag en
aanbod van vaardigheden ontstaat.
In de Kamerbrief van 3 februari jl. over het Actieplan Groene en Digitale banen hebben
we uw Kamer geïnformeerd over het samenhangend pakket aan maatregelen gericht op de
arbeidsmarktkrapte in de klimaat- en digitale transitie.9 In deze Kamerbrief is ook ingegaan op het rapport arbeidsmarktkrapte technici, dat
door SEO/ROA is uitgevoerd in opdracht van de ministeries van Economische Zaken en
Klimaat, Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en Sociale Zaken en Werkgelegenheid.10 Het rapport gaat ook in op arbeidsmarktkrapte in Europese context, waaruit blijkt
dat er in de EU veel verschillende (beleids-)initiatieven zijn die zich richten op
het stimuleren van het aanbod van technici op de arbeidsmarkt. Deze (beleids-)initiatieven
hebben tot doel de kwaliteit van het primair en secundair onderwijs ten aanzien van
het techniekonderwijs te bevorderen en tegelijkertijd het imago van de techniek onder
jongeren te verbeteren. Over de resultaten, successen en effectiviteit van de verschillende
(beleids-)initiatieven in het buitenland is volgens SEO/ROA echter weinig bekend.
Het kabinet ziet kansen voor een betere samenwerking in Europees verband op het gebied
van omscholing en bijscholing, en heeft derhalve de Europese Vaardighedenagenda11, de Europese Onderwijsruimte12, de Raadsaanbeveling Individuele Leerrekening13 en het Europees Jaar van de Vaardigheden verwelkomd. Daarnaast kan in dit verband
ook gewezen worden op de kabinetsappreciatie op het Commissievoorstel Green Industrial
Plan, waarin het kabinet ook gereageerd heeft op de maatregelen die zijn voorgesteld
op het gebied van vaardigheden.14
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid