Brief regering : Fiscale beleids- en uitvoeringsagenda
32 140 Herziening Belastingstelsel
Nr. 154
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 mei 2023
Graag stuur ik u de tweede Fiscale beleids- en uitvoeringsagenda van dit kabinet;
de vorige verscheen op 3 juni 2022.1 Hiermee krijgt u nader inzicht in de plannen voor het beleid als de uitvoering ervan
op het gebied van belastingen. Het beleid komt in belangrijke mate tot stand in de
diverse belastingwetten, -besluiten en -regelingen; middels deze agenda geef ik inzicht
in de beoogde wetstrajecten voor de komende jaren. De Belastingdienst is de belangrijkste
uitvoerder van het belastingbeleid; deze agenda geeft ook aan hoe de beleidsambities
worden gerealiseerd door de Belastingdienst en andere uitvoerders.
Hieronder ga ik als eerste in op de manier waarop ik het samenspel tussen beleid en
uitvoering benader. Vervolgens zal ik per beleidsthema toelichten wat het kabinet
in het afgelopen jaar heeft gedaan en wat het kabinet voor komend jaar voornemens
is te doen. Het gaat daarbij om wetgeving voor het pakket Belastingplan 2024, zelfstandige
wetsvoorstellen en andere maatregelen, zoals onderzoeken. In bijlage 1 vindt u een
overzicht van wetgeving die zoals die nu voorzien is, inclusief maatregelen die niet
expliciet genoemd worden in deze agenda. Ook vindt u daarin een overzicht van trajecten
op het gebied van fiscaliteit die nu op Europees niveau lopen.
Belastingen zijn allereerst natuurlijk nodig om uitgaven van de overheid te kunnen
financieren voor diverse maatschappelijke opgaven. Voorts zijn belastingen ook vaak
een instrument om op andere wijzen bij te dragen aan de ambities van het kabinet.
Denk aan de uitdagingen rond de woningmarkt, de klimaattransitie en aan een eerlijkere
vermogensverdeling. Al deze onderwerpen vragen om de juiste aandacht voor zowel de
(fiscale) beleidsvorming als een realistische uitvoering van maatregelen. Om dat goed
te kunnen blijven doen is het vereenvoudigen van het stelsel belangrijk. Het evalueren,
afschaffen of versoberen van ingewikkelde regelingen helpt om het stelsel duidelijk
en begrijpelijk te maken. Iedereen is gediend bij een eenvoudiger en duidelijker belastingstelsel:
Belastingplichtige burgers of ondernemers die ermee te maken krijgen en ook de uitvoerders
die de regels moeten uitleggen en gebruiken.
Voor de uitvoering, waaronder de Belastingdienst, is het belangrijk om realistisch
te zijn over wat er wel én niet kan. Fiscaal beleid kan immers alleen slagen als het
ook succesvol en begrijpelijk kan worden uitgevoerd. Daarvoor is ook consequente «feedback»
vanuit de uitvoering van groot belang; deze input is ook weer meegenomen in de beleidsplannen
uit deze agenda. Onder andere via signaalmanagement wordt input vanuit de uitvoering
opgehaald en gedeeld met de opdrachtgevers. Onder andere via de Stand van de Uitvoering
wordt uw Kamer hierover geïnformeerd.
Via deze agenda wil ik uw Kamer informeren over de afwegingen en beperkingen in de
beleidsvorming en in relatie tot de uitvoering. Ik zie uit naar de inbreng van uw
Kamer, zodat ik deze kan meenemen op weg naar het pakket Belastingplan 2024 en andere
wetsvoorstellen en maatregelen.
Deze agenda maakt tevens onderdeel uit van het aangepaste begrotingsproces.2 Uit de evaluatie hiervan blijkt dat de fiscale beleids- en uitvoeringsagenda naar
inzichten van diverse stakeholders heeft bijgedragen aan meer transparantie en betere
informatievoorziening. Ook verwachten deze stakeholders dat publicatie van de fiscale
beleids- en uitvoeringsagenda leidt tot verbetering van de uitvoerbaarheid van maatregelen.3
1. Samenspel beleid en uitvoering
Om beleidsambities te realiseren is nauwe samenwerking tussen beleid en uitvoering
cruciaal. Daarom vindt de vormgeving van beleidsambities gezamenlijk met de uitvoering
plaats. Hier zal ik vooral beschrijven hoe dit in samenwerking met de Belastingdienst
plaatsvindt, maar hetzelfde geldt voor andere uitvoeringsorganisaties, zoals de Rijksdienst
voor Ondernemend Nederland en de Nationale Emissieautoriteit, en voor private partijen
die bijdragen aan de uitvoering van overheidsbeleid, zoals notarissen.
Het is wenselijk om beleidsambities te bezien in samenhang met ambities voor de uitvoering.
Niet alles kan namelijk tegelijkertijd. Naast beleidsambities is het van groot belang
om de dienstverlening van de Belastingdienst aan burgers en bedrijven te verbeteren,
de organisatie wendbaarder te maken en te herstellen wat is misgegaan. Voor de volledige
aanpak hierop verwijs ik u naar het Jaarplan Belastingdienst 2023. In het afgelopen
jaar zijn door de Belastingdienst concrete verbeteringen gerealiseerd voor burgers
en bedrijven zoals een verkorte aangifte inkomensheffing en de mogelijkheid om omzetbelasting
eenvoudig met behulp van iDeal te betalen. Ook heeft de Belastingdienst kort na het
Kerstarrest over box 3 ingezet op rechtsherstel.
Daarnaast geeft de Belastingdienst prioriteit aan het op orde brengen van de basis
en het implementeren van noodzakelijke moderniseringen, zoals binnen de ICT. Dan is
er vanaf 2026 bij de Belastingdienst meer ruimte voor grotere structuuraanpassingen
van het stelsel. Waar opportuun benutten we overigens ook andere organisaties, zoals
de Nederlandse Emissie-autoriteit voor de CO2-heffing.
Om te komen tot een moderne organisatie met een wendbaar ICT-landschap heeft de Belastingdienst
het meerjarenportfolio opgesteld met daarin ruimte voor het moderniseren van het ICT-landschap.
Met behulp van het meerjarenportfolio wordt inzichtelijk welke dilemma’s mogelijk
ontstaan bij nieuwe of veranderende ambities. De stip op de horizon is een goed functionerende
ICT zodat de organisatie weer wendbaar wordt en de continuïteit van processen geborgd
is. Om dit te bereiken is het van groot belang dat de Belastingdienst de planning
van het MJP blijft volgen. Dat laat overigens onverlet dat er altijd onvoorziene gebeurtenissen
kunnen optreden: een storing of een actuele ontwikkeling die vraagt om een wijziging.
Het uitvoeren van structurele verbetering vraagt om een aanpak op de lange termijn.
Ik wil daarom rust en ruimte blijven creëren om stapsgewijs verbeteringen door te
voeren bij de Belastingdienst en in het fiscale stelsel. Zoals aangegeven in de ICT-brief4 zullen u en ik daarom soms moeten accepteren dat beleidsvoornemens later worden ingevoerd
om zo de modernisering van de ICT niet te vertragen. Dit doe ik in nauwe samenwerking
met opdrachtgevende departementen.
Tegelijk blijven maatschappelijke opgaven vragen om beleidsmatige oplossingen. Wanneer
zich nieuwe beleidswensen voordoen geldt dat de inpasbaarheid steeds op de volgende
wijze wordt bekeken: 1) inpassen van maatregelen waar dit mogelijk is zonder herprioritering,
2) de vormgeving van maatregelen aanpassen om deze inpasbaar te maken (bijv. als parameter),
3) waar dit niet kan ontstaat een (her)planningsvraagstuk. Het uitgangspunt daarbij
is dat binnen het Meerjarenportfolio IV dit gebeurt door herplanning van ander beleid,
zodat het bijvoorbeeld niet de noodzakelijke modernisering van de IV vertraagt. Ik
streef ernaar planningsdilemma’s tijdig in kaart te brengen en te delen met uw Kamer,
opdrachtgevende departementen en belanghebbende partijen.
Vraagstukken samenloop beleid en uitvoering
In de fiscale beleids- en uitvoeringsagenda van 2022 heb ik aangegeven u graag meer
inzicht te bieden in het samenspel beleid en uitvoering. Dit is belangrijk zowel voor
de beleidsambities als voor de ambities voor de uitvoeringsorganisaties. In de afgelopen
jaren zijn hier wezenlijke stappen gezet en die aanpak wordt de komende jaren voortgezet.
Zo wordt bijvoorbeeld vroegtijdig in beeld gebracht waar mogelijke dilemma’s spelen
in de samenloop tussen beleidswensen en de uitvoering. Daarmee wordt in een eerder
stadium dan voorheen een eerste uitvoeringsbeeld gegeven om te kunnen (bij-)sturen.
Bij de samenloop tussen beleid en uitvoering moet breed gekeken worden naar wat nieuw
beleid, intensiveringen en het wegwerken van achterstanden betekenen voor de werklast
van de Belastingdienst in zijn geheel. De afgelopen periode heeft de focus gelegen
op het geven van een eerste beoordeling van de ICT-impact en inpasbaarheid daarin
van de voorgenomen beleidsmaatregelen. Daarbij is ook actief gezocht naar mogelijkheden
om beleid inpasbaar te maken door keuzes in de vormgeving. Meer inzicht in de werklast
ontstaat als de wetteksten afgerond zijn en vervolgens uitvoeringstoetsen worden opgesteld.
Het huidige beeld van de uitvoeringsconsequenties van de maatregelen zoals opgenomen
in de voorjaarsnota is:
− In meerdere ketens van de Belastingdienst is, mede geven het belang van modernisering
van de IV, komende jaren beperkt ruimte voor beleidsmaatregelen die structuurwijzigingen
in de automatisering vergen. In de vormgeving van maatregelen is daarom vaak gekozen
voor een wijziging van een parameters en/of toelichtingen die geen of zeer beperkte
ICT-capaciteit vragen. Dit geldt bijvoorbeeld voor maatregelen die raken aan de inkomensheffing.
Ook moet in een aantal gevallen geaccepteerd worden dat een maatregel niet meer in
de toelichting van de Voorlopige Aangifte 2023 kan worden verwerkt5.
− In de verdere uitwerking kan herplannen nodig blijken van bijvoorbeeld andere beleidsvoorstellen
of de vernieuwing van de interactie met burgers en bedrijven. Voor de inpassing van
de subsidie voor tegemoetkoming in energiekosten voor bewoners achter een blokaansluiting
is er bijvoorbeeld voor gekozen de realisatie van twee projecten voor een betere interactie
burger/overheid later in de tijd te plannen6.
− Bij de inschatting rond de uitvoerbaarheid van (nieuw) beleid is niet alleen de beschikbaarheid
van ICT-capaciteit van belang, maar wordt ook breder gekeken naar wat nieuw beleid,
intensiveringen en het wegwerken van achterstanden betekenen voor de werklast van
de Belastingdienst in zijn geheel. Ook in de uitvoering bestaan samenloopeffecten,
waardoor niet alle beleid uitgevoerd kan worden (individuele uitvoeringstoetsen kunnen
uitvoerbaar zijn, maar niet in combinatie).
Vooruitblik
Komende periode wordt de wetgeving verder uitgewerkt in nauwe samenwerking met de
uitvoering, zodat ook bijvoorbeeld het effect op dienstverlening en handhaafbaarheid
hierin goed kan worden meegenomen. Het beeld over de uitvoerbaarheid en inpasbaarheid
van maatregelen wordt komende maanden steeds scherper. Uiteraard is het mogelijk dat
er nog nieuwe vraagstukken naar boven komen die nu nog niet in beeld zijn. Dit kunnen
bijvoorbeeld nieuwe beleidswensen zijn (ook buiten de fiscaliteit), rechterlijke uitspraken
of Europese en nationale wetgeving die voor alle uitvoeringsorganisaties impact heeft.
Op twee momenten in het jaar neem ik u mee in het actuele inzicht in de samenloop
van beleid en uitvoering. Deze fiscale beleids- en uitvoeringsagenda bevat een eerste
beeld. Vervolgens ontvangt u met Prinsjesdag de fiscale wetsvoorstellen en het pakket
Belastingplan 2024 met daarbij de bijlage uitvoerbaarheid. Daarin neem ik u mee in
het dan actuele inzicht in de samenloop van de beleidsmaatregelen in de uitvoering.
Niet-fiscale taken
Zoals aangegeven wil ik zoveel mogelijk rust en ruimte creëren voor de Belastingdienst.
Nieuwe niet-fiscale taken worden daarom expliciet afgewogen aan de hand van een afwijkingskader
en neemt de dienst alleen op zich op basis van het principe «nee tenzij»7. Sinds Prinsjesdag 2022, toen ik u het pakket Belastingplan 2023 stuurde, is besloten
twee niet-fiscale taken toch bij de Belastingdienst te beleggen omdat de dienst over
unieke data beschikt (één van de afwijkingsgronden), waardoor de Belastingdienst op
het moment van besluiten de enige mogelijke uitvoerder was. Dit betreft de gegevensleveringen
voor de Tegemoetkoming Energiekosten aan de RVO en de «non conviction based confiscation»
(NCBC)-procedure8. Daarnaast gaat de Belastingdienst, vanwege het grote maatschappelijke belang en
uitdrukkelijke politieke wens, de niet-fiscale taak «blokaansluiting» tijdelijk uitvoeren.
Ook is besloten om de niet-fiscale taak Openbare Country-by-Country Reporting tijdelijk
door de Belastingdienst te laten uitvoeren, zodat Nederland tijdig kan voldoen aan
Europese regelgeving.
2. Beleidsthema’s
Hieronder zal ik aan de hand van de negen thema’s ingaan op de belangrijkste maatregelen
die het kabinet al heeft genomen en de stappen die ik beoog te nemen.
A. Vereenvoudiging
B. Klimaat
C. Vermogen
D. Ondernemen en tegengaan belastingontwijking
E. Wonen en gezondheid
F. Caribisch Nederland en lokaal belastinggebied
G. Arbeid en inkomen
H. Maatschappelijke verantwoordelijkheid
I. Menselijke maat en rechtsbescherming
A. Vereenvoudiging
De noodzaak tot vereenvoudiging wordt in het maatschappelijk en politiek debat breed
gedeeld, vanuit beleidsmatig-, burger-, ondernemers- als uitvoeringsperspectief. In
de fiscaliteit is het vaak niet de regel die complex is, maar de vele uitzonderingen
en regelingen daarbinnen. Het is mijn streven, en dat van het kabinet, om deze periode
stappen te zetten naar een eenvoudiger stelsel.
Ten eerste neemt het kabinet de conclusies van nieuwe evaluaties van fiscale regelingen
serieus. Uitgangspunt is dat bij negatieve evaluaties regelingen in principe worden
afgeschaft, versoberd of omgezet in een subsidie. Wanneer van deze regel wordt afgeweken,
moet daar een reden voor gegeven worden. Elke evaluatie vergt dat expliciet een nieuwe
afweging wordt gemaakt. In de Voorjaarsnota zegt het kabinet toe om op Prinsjesdag
te reageren op de evaluaties van de aftrek specifieke zorgkosten en het verlaagde
btw-tarief. Op de evaluatie van de bijzondere regelingen in de autobelastingen volgt
begin juni een kabinetsreactie.9 Dit jaar volgen o.a. nieuwe evaluaties van de giftenaftrek, innovatiebox, werkkostenregeling,
onbelaste reiskosten vergoeding, de fiscale regelingen ondernemerschap en de heffingskortingen.
Ten tweede werk ik aan vereenvoudiging door middel van de aanpak fiscale regelingen.
Het doel hiervan is om een groot aantal regelingen dat reeds is geëvalueerd tegen
het licht te houden. Er komt eerst een ambtelijk rapport voor de zomer waarin alle
fiscale regelingen worden getoetst aan vier criteria: de evaluatiecriteria (doeltreffendheid
en doelmatigheid), de complexiteit voor de Belastingdienst, het beroep op het doenvermogen
van burgers en de onderbouwing van overheidsingrijpen. Het kabinet zal na de zomer
met een reactie komen, waarover ik graag met uw kamer in debat ga.
Ten derde is het voor vereenvoudiging noodzakelijk om niet alleen naar bestaande fiscale
regelingen te kijken maar ook mogelijke nieuwe fiscale regelingen streng te toetsen.
Het toetsingskader fiscale regelingen vormt daarvoor mijn leidraad.
Er zijn ook maatregelen waarvan het logischer is om die aan een volgend kabinet te
laten. Dat kan bijvoorbeeld om uitvoeringstechnische redenen het geval zijn, maar
ook omdat er eerst goede alternatieven op tafel moeten liggen. Zo gaat het traject
Toekomst Toeslagen in op beleidsopties om de complexiteit voor burgers aan de onderkant
van de inkomensverdeling die te maken hebben met de samenloop tussen fiscaliteit en
toeslagen te verminderen. Op het gebied van de eigen woning en de erf- en schenkbelasting
breng ik de mogelijkheden tot vereenvoudiging voor een nieuw kabinet in kaart.
Tot slot zet ik mij op Europees niveau in voor initiatieven die leiden tot vereenvoudiging
voor burgers en bedrijven. Daarom ben ik ook positief over het voorstel van de Europese
Commissie over «VAT in the Digital Age». Dit voorstel maakt de btw-aangifte makkelijker
voor bedrijven die in meerdere Europese landen zaken doen. Bovendien wordt het Business
in Europe: framework for income taxation (BEFIT)-voorstel verwacht komend najaar.
Dit voorstel voor gemeenschappelijke vennootschapsbelastingregels heeft onder meer
als doelstelling om administratieve lasten voor het bedrijfsleven te verlichten. Tot
slot is het wetsvoorstel voor de implementatie van de Europese richtlijn aangaande
kleine ondernemingsregelingen ingediend. Deze richtlijn maakt het makkelijker voor
kleine ondernemers die over de grens zaken doen om gebruik te maken van de kleine
ondernemingsregeling.
B. Klimaat
Het kabinet voert een ambitieus klimaatbeleid. Het vergroenen van het belastingstelsel
speelt daarbij een sleutelrol. Het doel van de fiscale maatregelen op het terrein
van klimaat is om de broeikasgasuitstoot, energieverbruik en het gebruik van fossiele
grondstoffen beter te beprijzen, zodat burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties
een stevigere prijsprikkel krijgen om hun gedrag aan te passen en de uitstoot van
broeikasgassen te verminderen. Bovendien draagt het beprijzen van broeikasgasuitstoot
eraan bij dat vervuilende producten relatief duurder worden en duurzame producten
relatief goedkoper.
Bij het vergroenen van het belastingstelsel zet het kabinet in op een balans tussen
enerzijds het klimaateffect en anderzijds een evenwichtige lastenverdeling en het
zoveel mogelijk voorkomen van weglek van CO2-reductie. Voor het draagvlak van de transitie is bovendien essentieel dat iedereen
de transitie kan meemaken. Klimaatrechtvaardigheid is daarom een belangrijke randvoorwaarde
van het kabinetsbeleid naast beprijzen. Zo stelt het kabinet ook ruime subsidiebudgetten
ter beschikking en wordt ingezet op ontzorgingsprogramma‘s.
Een internationale aanpak bij de beprijzing van broeikasgassen is het meest effectief,
gezien klimaatverandering een wereldwijd probleem is en Nederland een internationaal
georiënteerde economie heeft. Naast de nationale vergroeningsmaatregelen zet Nederland
daarom in op zo ambitieus mogelijke internationale afspraken t.a.v. CO2-beprijzing. Het kabinet is dan ook blij met de aanscherping van het Europese emissiehandelssysteem
(ETS) en de introductie van de carbon border adjustment mechanism (CBAM), dat als doel heeft om koolstoflekkage te voorkomen. Daarnaast wordt momenteel
onderhandeld over de herziening van de Europese energiebelastingrichtlijn (ETD), als
onderdeel van het Fit for 55-pakket.
Implementatie afspraken coalitieakkoord
De basis voor het fiscale vergroeningsbeleid is het coalitieakkoord (Bijlage bij Kamerstuk
35 788, nr. 77). Een belangrijk aantal vergroeningsmaatregelen is opgenomen in het Belastingplan
2023 (Kamerstuk 36 202) en inmiddels verwerkt in wetgeving. Ten eerste is in de energiebelasting een tariefschuif
tussen aardgas en elektriciteit doorgevoerd, waardoor het gebruik van aardgas duurder
en het gebruik van elektriciteit goedkoper wordt. Verduurzamingsopties, zoals bijvoorbeeld
een elektrische warmtepomp, worden hierdoor financieel aantrekkelijker. Daarnaast
is het tarief van de vliegbelasting per 1 januari 2023 verhoogd en wordt de vrijstelling
in de bpm voor bestelauto’s ondernemers per 1 januari 2025 afgeschaft. De grondslag
in de bpm voor bestelauto’s wordt bovendien omgevormd van catalogusprijs naar CO2-uitstoot. Tot slot is met het Belastingplan 2023 ook het afbouwpad van het aantal
dispensatierechten voor de CO2-heffing industrie aangescherpt, zodat de nieuwe aangescherpte reductiedoelstelling
voor de industrie (4 Mton extra reductie bovenop de 14,3 Mton die is afgesproken in
het Klimaatakkoord) wordt geborgd.
Naast de vergroeningsmaatregelen die reeds met het Belastingplan 2023 zijn verwerkt
in wetgeving, werkt het kabinet nog een aantal andere belangrijke vergroeningsmaatregelen
uit, die zijn afgesproken in het coalitieakkoord.
Ten eerste is het kabinet voornemens om per 2030 de huidige motorrijtuigenbelasting
voor personenauto’s en bestelauto’s om te vormen naar een systeem van betalen naar
gebruik. Het doel is om zowel een aanvullende CO2-reductie te bewerkstelligen als om een antwoord te geven op de grondslagerosie in
de opbrengst van autobelastingen. Het wetsvoorstel voor Betalen naar Gebruik wordt
door de Ministeries van Financiën en Infrastructuur en Waterstaat gezamenlijk uitgewerkt
en naar verwachting zal in de zomer van 2023 de internetconsultatie van start gaan.
In het commissiedebat Belastingdienst van 23 maart jl. (Kamerstuk 31 066, nr. 1214) heb ik het lid Anne Mulder toegezegd te informeren over ICT-voorbereidingen voor
de wetgeving Betalen naar Gebruik. Omdat de wetgeving voor BnG nog niet gereed is
en de realisatie nog niet gestart is, is er alleen zeer beperkte ICT-capaciteit ingezet.10
Ten tweede is het kabinet voornemens om per 1 januari 2025 een aantal structuuraanpassingen
in de energiebelastingen door te voeren. Allereerst zal de vrijstelling voor metallurgische
en mineralogische procedés worden afgeschaft. Daarnaast zal de inputvrijstelling voor
elektriciteitsproductie worden beperkt tot het gebruik van aardgas voor productie
elektriciteit, die zal worden geleverd aan het net (maatregel is gericht op installaties
voor warmtekrachtkoppeling (wkk's)) en zal het verlaagd tarief in de energiebelasting
voor de glastuinbouw worden afgeschaft. Het kabinet is voornemens deze maatregelen
op te nemen in het Belastingplan 2024 en voert momenteel een impactanalyse uit. Op
basis van deze impactanalyse zal worden bezien of het beperken van de inputvrijstelling
en het afschaffen van het verlaagd tarief voor de glastuinbouw zullen worden vormgegeven
met een ingroeipad, waarbij in ieder geval in 2025 zal worden gestart en de maatregelen
uiterlijk in 2030 volledig zijn doorgevoerd. Randvoorwaardelijk voor een eventuele
ingroei is dat er geen gevolgen zijn voor de middelen die Nederland in het kader van
het Herstel- en Veerkrachtplan ontvangt en dat de Europese Commissie voor eventuele
gefaseerde afschaffing van het verlaagd energiebelastingtarief een nieuwe goedkeuring
voor staatssteun geeft. Voor de maatregelen rondom de WKK-inputvrijstelling geldt
dat de inpasbaarheid in de ICT-systemen een randvoorwaarde is in de nadere uitwerking.
Implementatie aanvullende klimaatmaatregelen
Het kabinet heeft als doel om in 2030 de broeikasgasemissies met tenminste 55% te
reduceren ten opzichte van het niveau in 1990. In het beleid wordt op 60% emissiereductie
gestuurd, zodat bij tegenvallers toch het wettelijke doel van 55%-reductie kan worden
gerealiseerd. Op 26 april jl. heeft het kabinet hiertoe een aanvullend maatregelenpakket
gepresenteerd, dat moet leiden tot 22 Mton extra CO2-reductie. Dit leidt tot een aanvullende fiscale vergroeningsagenda die hieronder
wordt geschetst. Hierbij benadruk ik dat de fiscale maatregelen onderdeel zijn van
een veel groter samenstel van niet fiscale maatregelen die hier verder niet worden
beschreven. Voor een integraal overzicht wordt verwezen naar de Kamerbrief van 26 april
jl.11.
Ten eerste wordt conform staand kabinetsbeleid de minimum CO2 prijs voor de elektriciteitssector en industrie opgehoogd. De maatvoering van de
ophoging wordt bepaald op basis van een door het Ministerie van financiën uitgevoerde
evaluatie van het prijspad.
Ten tweede worden een aantal aanpassingen in de CO2-heffing industrie doorgevoerd. Hiertoe wordt de wet op vier punten aangepast in het
pakket Belastingplan 2025. 1) Het tarief van de CO2 heffing wordt per 1 januari 2025 opgehoogd. Het PBL voert daartoe in de tweede helft
van 2023 een tariefstudie uit om vast te stellen welk tarief er nodig is om de in
het coalitieakkoord aangekondigde reductie van 4 Mton te waarborgen, het tarief zal
op basis van deze studie worden vastgesteld. 2) Daarnaast wordt de CO2 heffing industrie met twee jaar verlengd tot 2032. 3) Naast de generieke aanscherping
van de CO2-heffing wordt een additionele reductie gerealiseerd via aanscherping van de maatwerkafspraken.
Om te borgen dat dit daadwerkelijk tot additionele reductie leidt, zullen de door
de maatwerkafspraken vrijvallende dispensatierechten onder de CO2-heffing niet meer beschikbaar zijn voor andere activiteiten. Deze rechten komen te
vervallen wat betekent dat deze rechten ook niet meer verhandelbaar zijn. Het aantal
niet meer beschikbare dispensatierechten zal gelijk zijn aan de afgesproken CO2-reductie door de maatwerkafspraak. Hiermee wordt een waterbedeffect voorkomen. 4) Tot
slot wordt de CO2 heffing voor afvalverbrandingsinstallaties (AVI’s) met maximaal 1 Mton aangescherpt,
zodat in 2030 1 Mton reductie van fossiele emissies wordt gerealiseerd in de AVI’s.
Op basis van de lopende evaluatie van de afvalstoffenbelasting bekijkt het kabinet
daarnaast hoe de prikkels van het beprijzingsinstrumentarium kunnen worden verbeterd
om te zorgen dat het minder verbranden van fossiele afvalstoffen en het beter uitsorteren
van recyclebare fracties een aantrekkelijk handelingsperspectief wordt voor AVI’s
Ten derde wordt in de glastuinbouw per 2025 een vlakke individuele emissieheffing
geïntroduceerd die het aangescherpte restemissiedoel in de glastuinbouw van 4,3 Mton
moet borgen. Deze maatregel is in het convenant Energietransitie Glastuinbouw 2022–2030
afgesproken. De opbrengst gaat naar de algemene middelen. De tariefvoering zal zodanig
zijn dat het restemissiedoel van 4,3 Mton (alle broeikasgassen) met voldoende zekerheid
wordt gehaald. Uitwerking hiervan loopt via het pakket Belastingplan 2024. Er wordt
een aparte tariefstudie gedaan voor vaststelling van het tarief per 1-1-2025. De introductie
van de vlakke emissiebelasting is in aanvulling op de hiervoor genoemde beperking
van de inputvrijstelling en het afschaffen van het verlaagd energiebelastingtarief
glastuinbouw, die ook een belangrijke verduurzamingsprikkel voor de glastuinbouw geven.
Ten vierde wordt de vaste voet in de bpm met ingang van 2025 met 200 euro verhoogd.
De budgettaire opbrengst zal worden ingezet als dekking voor de aanschafsubsidie van
tweedehands elektrische personenauto’s.
Ten vijfde worden de tarieven in de energiebelasting richting 2030 aangepast om de
verduurzamingsprikkel verder te vergroten. Deze tariefaanpassingen moeten taakstellend
1,2 Mton extra CO2-reductie opleveren in 2030. Voor huishoudens worden de tarieven tot een bepaald gasverbruik
verlaagd en daarboven verhoogd. Daarnaast komt er een apart tarief voor waterstof.
Tot slot worden er maatregelen getroffen om de degressiviteit bij aardgas aan te passen
en worden de tarieven voor elektriciteit in de hogere gebruiksschijven verlaagd. De
komende maanden zal op basis van een impactstudie bepaald worden hoe de exacte tarieven
er concreet uit gaan zien om de 1,2 Mton op te leveren.
Tot slot schaft het kabinet de vrijstelling in de kolenbelasting voor duaal gebruik
van kolen per 1 januari 2028 af. Het huidige belastingstelsel in Nederland bevat daarnaast
nog meer (indirecte) voordelen in de vorm van fiscale vrijstellingen, kortingen en
aangepaste belastingtarieven die het gebruik van fossiele energie en fossiele grondstoffen
(onbedoeld) kunnen bevorderen en zo de transitie naar een klimaatneutrale, circulaire
industrie vertragen. In het Coalitieakkoord is afgesproken om de mogelijkheden te
onderzoeken om financiële prikkels af te bouwen om vervolgens de financiële stimulering
waar mogelijk te beëindigen. We doen dit zoveel mogelijk samen met andere landen,
met het oog op ons vestigingsklimaat. De afgelopen tijd is er meer en meer maatschappelijke
discussie over voordelen voor fossiele brand- en grondstoffen. Het kabinet is daarom
eerder al gestart met een inventarisatie van alle fossiele vrijstellingen, kortingen
en aangepaste belastingtarieven. De uitkomsten hiervan worden voor de zomer verwacht.
We willen de Kamer zo beter inzicht geven in de omvang en de effecten. Het kabinet
zal vervolgens bij de Miljoenennota voorstellen doen of, en zo ja in welk tijdspad
de resterende fiscale vrijstellingen voor fossiel kunnen worden afgebouwd. Een impactanalyse
per maatregel is onderdeel van deze inventarisatie.
C. Vermogen
Het kabinet ziet de zorgen die leven in de maatschappij over ongelijkheid. Het IBO
vermogensverdeling biedt een analyse van de vermogensverdeling in Nederland en wat
de relevante factoren daarbij zijn. Geconstateerd wordt dat onevenwichtigheden in
het belastingstelsel de verschillen tussen huishoudens in de bestaande vermogensverdeling
vergroot. In de loop van de tijd is de belastingdruk op het inkomen uit arbeid en
die op vermogen uit balans geraakt. Het gevolg van het onevenwichtig belasten van
inkomen is onder meer dat – anders dan we met ons belastingstelsel beogen – de belastingdruk
op het inkomen van de top 1% lager ligt dan die op het inkomen van de middengroepen.
Jaarlijks de vermogensverdeling in beeld brengen
Een belangrijk onderdeel van de beleidsrichting «Meten is weten» uit het IBO is dat
het noodzakelijk is op meer consistente wijze inzicht te krijgen in de vermogensverdeling
om dit thema in de reguliere besluitvorming goed mee te kunnen nemen. Het kabinet
heeft het CBS daarom gevraagd om – conform de aanbevelingen uit dit IBO – jaarlijks
rond de voorjaarsnota een infographic met relevante figuren over de vermogensverdeling
op te stellen en te publiceren12.
Inmiddels is met het Belastingplan 2023 een forse stap gezet in het evenwichtiger
belasten van inkomen uit arbeid en vermogen, zoals hieronder toegelicht. Hieronder
ga ik in op wat verder deze kabinetsperiode nog wordt aangepakt en welke maatregelen
ik al genomen heb.
Reeds genomen maatregelen
Met het Belastingplan 2023 heeft het kabinet meerdere maatregelen genomen die bijdragen
aan een evenwichtigere vermogensverdeling:
− De jubelton in de schenkbelasting is per 2023 verlaagd en wordt per 2024 helemaal afgeschaft.
− Het lenen van de eigen bv van dga’s is per 2023 beperkt tot € 700.000
− De doelmatigheidsmarge van het gebruikelijk loon van dga’s is per 2023 afgeschaft.
− Het lage Vpb-tarief is per 2023 verhoogd van 15% naar 19% en de schijfgrens voor dit lage tarief is verlaagd van € 395.000 naar € 200.000.
− Het box 3-tarief wordt in stapjes van 1% verhoogd naar 34% in 2025 in combinatie met een verhoging
van het heffingsvrij vermogen van circa € 50.000 naar circa € 57.000.
− De zelfstandigenaftrek wordt sneller afgebouwd en verder verlaagd naar € 900.
− Het gedifferentieerde tarief in box 2 wordt per 2024 aangepast naar 24,5% tot een box 2-inkomen van € 67.000 en 31% voor
het inkomen daarboven.
− De periodieke giftenaftrek in de inkomstenbelasting wordt per 2023 afgetopt op € 250.000 per huishouden.
− Ten slotte heeft het kabinet een taakstellende opbrengst ingeboekt oplopend tot structureel
€ 550 miljoen voor de aanpak van opmerkelijke belastingconstructies en oneigenlijk gebruik van fiscale
regelingen.
Met deze maatregelen heeft het kabinet een belangrijke eerste stap gezet in het herstel
van globaal evenwicht en in het evenwichtiger belasten van inkomen uit arbeid en inkomen
uit vermogen.
Invulling taakstellende opdracht belastingconstructies en fiscale regelingen
Bij Miljoennota 2023 (Kamerstuk 36 200, nrs. 1 en 2) heeft het kabinet besloten tot een taakstellende opdracht van € 162 miljoen per
2024 oplopend tot € 550 miljoen structureel vanaf 2027 voor de aanpak van opmerkelijke
belastingconstructies en negatief geëvalueerde fiscale regelingen. Het kabinet heeft
aangegeven te kiezen voor een gefaseerde aanpak van de invulling van de taakstelling.
In de Voorjaarsnota 2023 (Kamerstuk 36 350, nr. 1) is de eerste invulling van de aanpak van belastingconstructies en negatief geëvalueerde
fiscale regelingen gepresenteerd die moet leiden tot een opbrengst van € 162 miljoen
in 2024. Onderdeel daarvan is in ieder geval het standaard aanmerken van verhuurd
vastgoed als beleggingsvermogen in de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) in de schenk-
en erfbelasting en de doorschuifregeling (DSR) in de inkomstenbelasting. Als placeholder
voor de taakstellende opdracht geldt het tarief eerste schijf van de inkomstenbelasting.
De invulling voor taakstelling van 2025 en verder volgt op latere momenten.
In de afgelopen maanden zijn langs drie kanalen opmerkelijke belastingconstructies
geïnventariseerd: 1) internetconsultatie, 2) via de landelijke vakcoördinatoren van
de Belastingdienst en 3) binnen het kerndepartement Financiën. Het kabinet heeft bij
de invulling van de taakopdracht nadrukkelijk gekeken naar constructies met betrekking
tot het gehele belastingstelsel. Het gaat hierbij om het zodanig structureren, omvormen
dan wel schuiven van transacties, inkomen, winst en vermogen zodat zo min mogelijk
belasting wordt betaald. Dit gebruik staat op gespannen voet met wat met de wetgeving
bij invoering is beoogd.
Uit de inventarisatie kwamen verschillende zaken naar voren. De geïnventariseerde
belastingconstructies zijn als volgt gecategoriseerd:
− Categorie 1: Aanpak van deze constructies is rijp voor besluitvorming in voorjaar
2023. Het gaat daarbij om concrete maatregelen die mee kunnen lopen in het Belastingplan
2024 dan wel Belastingplan 2025 en uitvoerbaar zijn per 2024 of 2025.
− Categorie 2: Aanpak van betreffende constructies is wenselijk en oplossingsrichtingen
zijn in beeld maar deze oplossingsrichtingen dienen de komende periode verder te worden
onderzocht op onder andere (juridische) haalbaarheid en effectiviteit. Daarom kunnen
deze oplossingsrichtingen nog niet meelopen in de voorjaarsbesluitvorming maar vindt
komende maanden onderzoek plaats, ten behoeve van mogelijke besluitvorming in de zomer
2024, waarbij de wetgeving in het pakket Belastingplan 25 zal worden opgenomen.
− Categorie 3: Het gaat hier om respectievelijk;
a) fundamenteler knelpunten die grondig vervolgonderzoek vereisen naar mogelijke en wenselijke
oplossingsrichtingen en deze kabinetsperiode niet realiseerbaar zijn.
b) constructies die worden aangepakt in reeds voorgenomen beleid (zoals de hervorming
van box 3),
c) handhavingsproblemen vanwege onder andere een gebrekkige informatiepositie van de
Belastingdienst en
d) restcategorie (zeer lastig aan te pakken, complex en weinig opbrengst)
Het kabinet heeft dit voorjaar besloten om de volgende constructies aan te pakken.
Een deel van de maatregelen betreffen een versobering van fiscale regelingen, waardoor
constructies minder lucratief dan wel niet meer mogelijk zijn.
1. Aanpak vastgoedaandelentransacties met een overgangsrecht
2. Standaard aanmerken van aan derden verhuurd vastgoed als beleggingsvermogen in de
BOR en DSR
3. Dividendstripping (geen lastenrelevante opbrengst)
4. Verlagen drempel earningstrippingmaatregel voor vastgoedlichamen met (aan derden)
verhuurd vastgoed
Maatregelen 1 tot en met 3 lopen mee in het Belastingplan 2024 en maatregel 4 in het
Belastingplan 2025. Uitvoering van de aanpak vastgoedaandelentransacties vergt het
werven van extra capaciteit en specifieke kennis, waarvoor de krappe arbeidsmarkt
een uitdaging vormt. Dit is een aandachtspunt bij de verdere vormgeving en inwerkingtredingsdatum.
Naast de taakopdracht is in de kabinetsreactie op het IBO Vermogensverdeling aangegeven
om jaarlijks met een lijst met opmerkelijke belastingconstructies te komen die als
bijlage mee wordt gestuurd bij de Voorjaarsnota. Hierover is bij de Algemene Financiële
Beschouwingen motie van de leden Grinwis en Maâtoug aangenomen (Handelingen II 2022/23,
nr. 10, item13).13 Het kabinet heeft bij Voorjaarsnota 2023 (bijlage 12) hier voor het eerst gevolg
aan gegeven.
Eenvoudiger, doelmatiger en evenwichtiger maken van de bedrijfsopvolging
De bedrijfsopvolgingsregeling in de schenk- en erfbelasting (BOR) heeft als doel om
te voorkomen dat verschuldigde belasting de continuïteit van de onderneming in gevaar
brengt bij bedrijfsoverdrachten. Ook de doorschuifregeling in de inkomstenbelasting
bij schenking of vererving van een aanmerkelijk belang heeft hetzelfde doel. De BOR
en DSR zijn vorig jaar door het CPB geëvalueerd.14 In december vorig jaar is de kabinetsreactie op deze evaluatie naar de Tweede Kamer
gestuurd.15 Daarin is aangegeven dat het kabinet nog steeds achter de doelstelling van de fiscale
bedrijfsopvolgingsregelingen staat, maar het wel van groot belang vindt dat knelpunten
(zowel voor ondernemers als de Belastingdienst) in de BOR en DSR worden geadresseerd
en dat oneigenlijk gebruik van de BOR wordt aangepakt.
In de brief die ik met de Minister van EZK uiterlijk in juni naar uw Kamer stuur,
zal ik ingaan op de bevindingen van het in de kabinetsreactie aangekondigde vervolgonderzoek
en de daaruit voortvloeiende maatregelen. In de Voorjaarsbesluitvorming heeft het
kabinet gekozen voor de volgende maatregelen:
1. Het afschaffen van de 5% doelmatigheidsmarge in de BOR en DSR;
2. Keuzevermogen slechts voor de BOR en DSR kwalificeren voor zover in de onderneming
gebruikt;
3. Toegang BOR en DSR beperken tot reguliere aandelen met een minimaal belang van 5%
(met uitzondering van preferente aandelen die in het kader van bedrijfsopvolging zijn
uitgegeven en met behoud van de huidige verwateringsregeling);
4. Versoepelingen van de bezits- en voortzettingseis BOR;
5. Aanpak constructies (dubbel-BOR en rollatorinvesteringen BOR);
6. Verlaging vrijstelling goingconcernwaarde BOR van 85% naar 70% en verhoging van de
drempelwaarde naar € 1.5 miljoen.
Een belangrijk aandachtspunt voor de inwerkingtredingsdata en vormgeving van de DSR-maatregelen
is dat de ICT-inpassing kan concurreren met de prioritaire modernisering van de ICT
en de maatregelen rondom Box 3. Komende periode worden de BOR/DSR maatregelen inclusief
de inwerkingtredingsdata van de verschillende onderdelen, in samenspraak met de uitvoering,
verder uitgewerkt.
Box 3
Bij box 3 gaat het over respectievelijk 1) het rechtsherstel voor eerdere belastingjaren,
2) de aanpassing van de huidige regelgeving zoals deze geldt sinds inwerkingtreding
van de Overbruggingswet box 3, en 3) de voorbereiding van een toekomstig stelsel op
basis van werkelijk rendement. Voor wat betreft het verleden moest het rechtsherstel
naar aanleiding van het Kerstarrest onder grote tijdsdruk tot stand komen en worden
uitgevoerd door de Belastingdienst. Inmiddels is het rechtsherstel op basis van de
spaarvariant voor oude belastingjaren grotendeels afgerond en wordt het automatisch
toegepast op aangiftes over het belastingjaar 2022.
De spaarvariant vormt ook de basis van het huidige box 3-stelsel sinds inwerkingtreding
van de Overbruggingswet box 3. Er is besloten tot drie maatregelen om het huidige
box 3-stelsel aan te passen. Deze worden in de bijlage genoemd16 en in de box 3-brief van 26 april toegelicht.17
Tot slot heeft het afgelopen jaar meerdere malen overleg met Uw Kamer plaatsgevonden
over het toekomstige stelsel op basis van werkelijk rendement. Dit is een grote wijziging
in het belastingstelsel die was aangekondigd in het coalitieakkoord. Een wetsvoorstel
daarvoor is in de maak. Ik streef ernaar in het derde kwartaal hiervoor een internetconsultatie
te openen.
D. Ondernemen en tegengaan belastingontwijking
Het kabinet vindt dat het bedrijfsleven een belangrijke bijdrage levert aan onze brede
welvaart. Het kabinet werkt dan ook continu aan een aantrekkelijk vestigings- en ondernemingsklimaat
voor bedrijven en ondernemers die een bijdrage aan de werkelijke economie van Nederland.
Tegelijkertijd zet het kabinet de aanpak van belastingontwijking onverminderd voort.
Deze richt zich op bedrijven die veel minder belasting betalen dan van hen verwacht
mag worden, zij het in Nederland of elders.
Vestigings- en ondernemingsklimaat
In oktober 2022 heeft het kabinet de strategische agenda voor het ondernemingsklimaat
in Nederland opgesteld.18 Hierin is ook aandacht voor belastingen. Belastingen zijn, naast andere factoren,
een relevante factor voor de omvang van investeringen en locatiebeslissingen van bedrijven.
Het kabinet heeft een aantal belangrijke fiscale maatregelen genomen om het ondernemingsklimaat
in Nederland te verbeteren. Per 1 januari 2023 heeft het kabinet de fiscale regeling
voor aandelenoptierechten aangepast.19 Het kabinet investeert ook in het mkb. Hiervoor is vanaf 2023 tot en met 2027 elk
jaar € 500 miljoen en vanaf 2028 € 600 miljoen uitgetrokken. Hiermee worden onder
meer de budgetten van de EIA en de MIA verhoogd, willekeurige afschrijving voor aangewezen
bedrijfsmiddelen in 2023 mogelijk gemaakt en de WBSO geïndexeerd20.
Het kabinet zal oog blijven hebben voor het belang dat bedrijven hechten aan stabiele,
eenvoudige en uitvoerbare wetgeving. Daarmee voldoet het kabinet aan de motie van
de leden Inge van Dijk en Stoffer.21 Als maatregelen belangrijke effecten op het vestigingsklimaat kunnen hebben, dan
zal het kabinet die zo veel mogelijk beschrijven, in lijn met de motie van het lid
Idsinga c.s.22
Tot slot is Nederland voorstander van internationale afspraken op het gebied van de
belastingheffing van internationaal opererende bedrijven. Internationale harmonisatie
van belastingregels creëert een gelijk speelveld met andere landen. Bij het bepalen
van de beleidsinzet op internationaal niveau houdt het kabinet oog voor de effecten
op het vestigings- en ondernemingsklimaat. Ook zal ik mij in Europees verband inzetten
voor maatregelen die bijdragen aan het versterken van de interne markt, die cruciaal
is voor het Nederlandse vestigingsklimaat. Europese regelgeving kan een belangrijke
rol spelen in het vereenvoudigen van grensoverschrijdend ondernemen, het verminderen
van administratieve lasten en het versterken van de financiële weerbaarheid van bedrijven.
Aanpak van internationale belastingontwijking
Het Nederlandse belastingstelsel was vanwege zijn internationale oriëntatie kwetsbaar
voor structuren die belasting ontwijken. Daarom heeft Nederland de afgelopen periode
strenge maatregelen genomen om belastingontwijking te bestrijden. Nederland heeft
daarbij zowel internationale afspraken tegen belastingontwijking streng geïmplementeerd
als nationale maatregelen genomen om belastingontwijking aan te pakken.23
Het kabinet informeert uw Kamer daarom jaarlijks in oktober over de monitoring van
de effecten van de aanpak van belastingontwijking. Uit de beschikbare gegevens van
De Nederlandsche Bank (DNB) blijkt al een aanzienlijke daling van rente-, royalty-,
en dividendstromen naar laagbelastende jurisdicties van € 38,5 miljard in 2019 naar
€ 6 miljard in 2021. Daaruit leid ik af dat de bronbelasting op renten en royalty’s
al effect sorteert. Daar komt vanaf 2024 de bronbelasting op dividenden nog bovenop.
Het IMF en de Europese Commissie erkennen dat Nederland op de goede weg is.24
Het kabinet zet de strijd tegen belastingontwijking onverminderd voort. Internationale
belastingontwijking is het meest effectief aan te pakken met een gecoördineerde internationale
aanpak. Bij nationale maatregelen bestaat het risico dat belastingontwijking zich
alleen verplaatst. Daarom ligt de focus van het kabinet nu op internationale maatregelen.
Het wetsvoorstel voor de minimumbelasting voor multinationals (Pijler 2) biedt het
kabinet naar verwachting nog voor de zomer aan uw Kamer aan. Het kabinet blijft zich
maximaal inspannen om ook het dossier over de verdeling van winsten en heffingsrechten
(Pijler 1) succesvol verder te brengen.
Een deel van de aanpak ziet op het tegengaan van het misbruik van doorstroomvennootschappen.
Ik heb aan het lid Van Raan toegezegd om terug te komen hoe de impact van belastingontwijking
doorwerkt in rapportages over brede welvaart. Het kabinet heeft eerder op verzoek
van uw Kamer25 het CBS gevraagd te kijken of het mogelijk is een indicator hierover op te nemen
in de Monitor Brede Welvaart. Het is echter gebleken dat dit momenteel niet mogelijk
is door technische beperkingen en beschikbaarheid van de gegevens.26 Wel zal ik uw Kamer in de hiervoor genoemde monitoringsbrief jaarlijks informeren
over rente-, royalty- en dividendstromen vanuit ontwikkelingslanden naar Nederland
en vanuit Nederland naar laagbelastende jurisdicties.
Dit laat onverlet dat het kabinet doorstroomvennootschappen verder wil aanpakken.
De Commissie doorstroomvennootschappen27 geeft aan dat bij de aanpak van doorstroomvennootschappen een internationale aanpak
de voorkeur geniet. Het kabinet verwelkomt daarom het EU-richtlijnvoorstel28 (Unshell) om misbruik van doorstroomvennootschappen aan te pakken. Nederland zet
zich bij de richtlijnonderhandelingen actief in en neemt de aanbevelingen van de Commissie
doorstroomvennootschappen daarin zo veel mogelijk mee.
Ook door belastingdiensten uit verschillende landen beter te laten samenwerken, kan
internationale belastingontwijking beter tegengegaan worden. Daarom sta ik positief
tegenover het DAC8-voorstel van de Europese Commissie29. Naast het verbeteren van de informatie-uitwisseling tussen belastingdiensten, zorgt
dit voorstel ervoor dat crypto-bezittingen beter belast kunnen worden.
Het kabinet wijst er echter op dat het óók nationale stappen blijft zetten tegen belastingontwijking,
in aanvulling op de internationale focus, waarvan ik er twee wil benoemen: het kabinet
werkt aan het introduceren van een open norm voor de vermogenseis bij doorstromers.
Het kabinet zal in de komende periode bezien of, en zo ja, op welke wijze een open
norm kan worden geïntroduceerd in artikel 8c Wet Vpb 1969. Het kabinet komt hierop
naar verwachting vóór de zomer terug bij uw Kamer.
Op dit moment worden twee maatregelen uitgewerkt voor de versterking van de aanpak
van dividendstripping in een wetsvoorstel. De eerste maatregel ziet op het wettelijk
vastleggen van een zogenoemde registratiedatum. De tweede maatregel ziet op het aanpassen
van de bewijslastverdeling ter verbetering van de bewijspositie van de inspecteur.
Naar verwachting zal dit voorstel op Prinsjesdag 2023 worden gepresenteerd.
Fiscale aandachtspunten stoppersregelingen
In het kader van de voorjaarsnota heeft het kabinet besloten de toepassing van de
herinvesteringsreserve bij een staking van een gedeelte van een onderneming (gedeeltelijke
staking) als gevolg van overheidsingrijpen te verruimen. Hierdoor wordt gebruik van
de herinvesteringsreserve toegankelijker voor onder andere stoppende agrariërs.30 De betreffende wetgeving zal meelopen in het Belastingplan 2024. Uw Kamer ontvangt
na het openstellen van de stoppersregelingen een brief met een nadere toelichting
op de fiscale aandachtspunten bij stoppersregelingen.
Aanpassing wetsvoorstel fgr/vbi/fbi
Recent heeft de internetconsultatie van het conceptwetsvoorstel Wet aanpassing fonds
voor gemene rekening, vrijgestelde beleggingsinstelling en fiscale beleggingsinstelling
plaatsgevonden. Gelet op de reacties is het kabinet voornemens de inwerkingtreding
van dat wetsvoorstel en de inwerkingtreding van het wetsvoorstel Wet aanpassing fiscaal
kwalificatiebeleid rechtsvormen aan te passen. Deze aanpassing geeft belastingplichtigen
meer ruimte om de beoogde herstructureringen door te voeren. Dit houdt onder andere
in dat het overgangsrecht (met doorschuiffaciliteiten) dat in die wetsvoorstellen
is opgenomen, geldt voor het jaar 2024 en dat de wijziging van de materiële bepalingen,
zoals de wijziging van de definitie van fonds voor gemene rekening en het afschaffen
van de open commanditaire vennootschap, geldt met ingang van 1 januari 2025. De inwerkingtredingsdatum
van de vastgoedmaatregel wijzigt niet, dit blijft 1 januari 2025. Beide wetsvoorstellen
worden op dit moment uitgewerkt en op Prinsjesdag 2023 aan de Tweede Kamer aangeboden.
E. Wonen en gezondheid
Naar aanleiding van het coalitieakkoord 2021–2025 heeft het kabinet een aantal maatregelen
getroffen die effect hebben op de woningmarkt. Een belangrijke maatregel die is genomen
is het afschaffen van de verhuurderheffing per 1 januari 2023. Door afschaffing van
deze heffing ontstaat meer investeringscapaciteit. Daarnaast is de leegwaarderatio
(LWR) geactualiseerd per 1 januari 2023. Daarnaast is per 1 januari 2023 de schenkingsvrijstelling
eigen woning (de jubelton) verlaagd en per saldo per 1 januari 2024 afgeschaft. Ook
hebben er aanpassingen aan box 3 plaatsgevonden naar aanleiding van het zogenaamde
Kerstarrest. De hoogte van de forfaits, waaronder die voor vastgoed en (hypotheek-)schulden, is in een eerdere brief aan uw Kamer toegelicht.31 Tot slot is het algemene tarief van de overdrachtsbelasting verhoogd van 8% naar
10,4%. Deze maatregel dient om starters en doorstromers een relatief betere positie
te geven ten opzichte van andere kopers, zoals beleggers, op de koopwoningmarkt.
Vervolgstappen wonen
In de vorige beleids- en uitvoeringsagenda heb ik aangegeven een visie op de eigenwoningregeling
te willen te ontwikkelen. Ik wil in deze visie inzichtelijk maken wat de bevindingen
van het onderzoek naar de fiscale regelingen, de beleidsdoorlichting Woningmarkt en
de reeds bestaande onderzoeken in samenhang betekenen. Ik streef ernaar om mijn visie
in de loop van 2024 aan uw Kamer te doen toekomen.
Gezondheid
Het kabinet heeft werk gemaakt van de doelen uit het Nationaal Preventieakkoord door
in het Belastingplan 2023 een aantal maatregelen te treffen. Zo is per 2024 de tabaksaccijns
verhoogd zodat de gemiddelde verkoopprijs voor een pakje sigaretten op ongeveer € 10
uitkomt. Daarnaast wordt de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken per 1 januari
2024 verhoogd naar € 26,13 per hectoliter, waarbij mineraalwater per 1 januari 2024
wordt uitgezonderd.
Het kabinet onderzoekt of de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken, zoals frisdranken,
zo kan worden aangepast dat de consumptie van suiker via frisdrank wordt verminderd.
Gezamenlijk met de Staatssecretaris van VWS zal ik uw Kamer voor het zomerreces over
de uitkomsten van dit onderzoek informeren. Verder start het kabinet een onderzoek
naar een mogelijke belasting op andere suikerhoudende producten dan alcoholvrije dranken.
Het kabinet komt voor de zomer met een kabinetsreactie op het onderzoek naar de overheveling
van groente en fruit naar het nultarief in de btw.32
F. Caribisch Nederland & lokaal belastinggebied
Caribisch Nederland
In de voorgaande beleids- en uitvoeringsagenda heb ik toegezegd met een pakket aan
hervormingen voor het belastingstelsel van de BES eilanden te komen. Ik zal dit jaar
een voorstel doen voor deze herziening. Het ontwerp hiervan bevat inmiddels 30 verschillende
wijzigingen die verband houden met alle aspecten van het stelsel. Een overzicht hiervan
vindt u in bijlage 2. Deze wijzigingen zijn onderverdeeld in drie delen:
1. een separaat wetsvoorstel Belastingplan Caribisch Nederland 2024;
2. de eindejaarsregeling 2023;
3. het eindejaarsbesluit 2023.
De wijzigingen van de Belastingwet BES ter zake van de invoering van de Wet minimumbelasting
2024 in Nederland zijn hier overigens nog niet in meegenomen.
Lokaal belastinggebied
In het Coalitieakkoord is opgenomen dat bij het uitwerken van een nieuwe financieringssystematiek
voor de periode na 2025, de mogelijkheid voor een groter eigen belastinggebied wordt
betrokken, inclusief bijbehorende randvoorwaarden zoals die ook door de medeoverheden
worden gehanteerd. Op gemeentelijk niveau bezie ik in samenspraak met de Vereniging
Nederlandse Gemeenten welke mogelijkheden er zijn qua modernisering en mogelijk ook
qua uitbreiding van het belastinggebied. Voor wat betreft het provinciaal belastinggebied
speelt dat door het invoeren van een systeem van Betalen Naar Gebruik (BNG) in 2030
de opcenten vervallen of anders worden vormgegeven. Samen met het Interprovinciaal
Overleg bezie ik dan ook welk alternatief belastinggebied wenselijk is. Voor wat betreft
beide overheidslagen wordt in gezamenlijkheid met het Rijk de komende periode de beoordeling
gemaakt wat reële opties zijn.
G. Arbeid en inkomen
De Russische inval van Oekraïne heeft grote gevolgen gehad voor de Nederlandse economie:
in het bijzonder kwetsbare huishoudens liepen het gevaar door het ijs te zakken als
gevolg van de energieprijzen. Als kabinet hebben we besloten een breed palet aan fiscale
en andere maatregelen te nemen om burgers te steunen en deze onzekerheid te verminderen.
Doorrekeningen van onder andere het CPB33 laten zien dat deze maatregelen werken. Aanpassing van de economie, door stijging
van de lonen en verduurzaming, leidt tot koopkrachtherstel voor veel huishoudens.
Naar verwachting zullen de blijvende hogere energieprijzen echter ook leiden tot een
stijging van het aantal huishoudens dat niet rond kan komen. Om dit te voorkomen heeft
het kabinet maatregelen uitgewerkt om hen gericht ondersteuning te bieden34. Tegelijkertijd neemt het kabinet maatregelen om de arbeidsmarkt beter in balans
te brengen en daarmee toekomstbestendig te houden.35
Koopkracht
Alle huishoudens merken de gevolgen van de gestegen energierekening en de hoge inflatie
voelt iedereen. Daarom heeft het kabinet met Prinsjesdag een groot pakket aan maatregelen
gepresenteerd. Dit betrof deels ook fiscale maatregelen. Zo worden de lasten op arbeid
structureel verlaagd. Hiertoe heeft het kabinet in het Belastingplan 2023 een intensivering
van de arbeidskorting van ruim drie miljard opgenomen, waarvan een half miljard bovenop
de verhoging uit het coalitieakkoord is gekomen, en het tarief in de eerste schijf
van de inkomstenbelasting verlaagd.
De onbelaste reiskostenvergoeding is per 2023 verhoogd naar € 0,21 en wordt verder
verhoogd naar € 0,22 per 2024. Door de verhoging is het voor werkgevers mogelijk om
een onbelaste reiskostenvergoeding aan hun werknemers te geven tot maximaal € 0,21
(en per 2024: € 0,22) per zakelijke kilometer (inclusief woon-werkverkeer). De vrije
ruimte in de werkkostenregeling is per 2023 verhoogd. Deze maatregel heeft ten doel
om het voor werkgevers aantrekkelijker te maken om hun werknemers te compenseren voor
de hoge inflatie.
Arbeidsmarkt: Toekomstbestendiger werken met en als zelfstandige(n)
Om de balans te herstellen op het gebied van werken met zelfstandigen en als zelfstandige
zijn maatregelen langs drie lijnen nodig: het creëren van een gelijker speelveld,
verduidelijking van de wet- en regelgeving en verbetering van de handhaving. Het kabinet
heeft uw Kamer over de inzet rond dit thema geïnformeerd in de brief «Voortgang werken
met en als zelfstandige(n)».36
Voor het gelijker speelveld is met het pakket Belastingplan 23 besloten om de zelfstandigenaftrek
verder af te bouwen en de fiscale oudedagsreserve uit te faseren.37 Daarnaast werkt het kabinet aan een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering
voor zelfstandigen, aan het versterken van de positie van zelfstandigen in de SER
en aan een uitbreiding van de collectieve onderhandelingsmogelijkheden voor zzp’ers.
Ook wordt in de Wet toekomst pensioenen naar een arbeidsvormneutraal pensioen gewerkt
door de tweede en derde pijler verder te harmoniseren.
Het kabinet wil «werken in dienst van» (gezag) uit artikel 7:610 van het Burgerlijk
Wetboek verduidelijken waarmee het onderscheid tussen werken «in dienst van» en het
werken als zelfstandige duidelijker wordt. Ook werkt het kabinet aan een rechtsvermoeden
van een arbeidsovereenkomst, gekoppeld aan een uurtarief. De planning is erop gericht
dat het kabinet begin 2024 het uiteindelijke voorstel bij uw Kamer indient en voor
1 januari 2025 de wetgeving publiceert.
Daarnaast zal het kabinet de handhaving, binnen de mogelijkheden van de bestaande
wet- en regelgeving, op korte termijn versterken en verbeteren en uiterlijk op 1 januari
2025 het handhavingsmoratorium volledig op te heffen.
Er is een goede balans gezocht tussen wat op korte termijn haalbaar is voor de Belastingdienst
vooruitlopend op het realiseren van een gelijker speelveld en duidelijkere wetgeving,
en wat op termijn gewenst is als de drie lijnen gerealiseerd zijn. De activiteiten
gericht op het versterken en verbeteren van de handhaving op korte termijn zijn nader
uitgewerkt in het Handhavingsplan arbeidsrelaties 2023, dat op de website van de Belastingdienst is gepubliceerd.De handhaving vindt plaats
volgens de algemene Uitvoerings- en Handhavingsstrategie van de Belastingdienst.38
H. Maatschappelijke verantwoordelijkheid
Een integer belastingstelsel vraagt een bijdrage van alle burgers en bedrijven. Dit
geldt voor burgers en bedrijven, maar nadrukkelijk ook voor belastingadviseurs.39
In dat kader is ook de Tax Governance Code van VNO-NCW relevant. Deze code geeft invulling
aan de wijze waarop maatschappelijke verantwoordelijkheid en transparantie onderdeel
uitmaakt van het fiscale beleid en de structuur van ondernemingen. Bij de publicatie
van de Tax Governance Code hebben meer dan veertig bedrijven de Code omarmt, en inmiddels
is het aantal deelnemende bedrijven verder toegenomen. Ik verwelkom deze ontwikkeling
zeer, en acht het van belang dat ook de Nederlandse staatsdeelnemingen hier het goede
voorbeeld laten zien. Ik ben voornemens om in het nog te verschijnen handboek maatschappelijk verantwoord ondernemen dat wordt gehanteerd in het deelnemingenbeleid hier concreet invulling aan te geven.
Wat betreft de rol van fiscaal dienstverleners en belastingadviseurs bij (het voorkomen
van) agressieve fiscale constructies heb ik eerder aangegeven40 dat het kabinet niet van plan is op korte termijn wettelijke maatregelen te nemen.
Aangezien er reeds bestaand instrumentarium bij branche- of beroepsorganisaties bestaat
en het kabinet bovendien het voorstel van de Europese Commissie afwacht (SAFE). Dit
voorstel behelst gedragsregels voor zogenoemde faciliterende dienstverleners die fiscale
constructies of regelingen aanbieden die leiden tot belastingontduiking of agressieve
fiscale planning buiten de EU. Dit voorstel wordt deze zomer verwacht.41
Op dit moment werk ik aan een Kamerbrief over (kwetsbare) burgers die geconfronteerd
worden met ondermaatse kwaliteit van werkzaamheden door fiscaal dienstverleners bij
hulp bij de aangifte. Op korte termijn kom ik in deze brief terug op de vraag of en
welke vervolgstappen ik op dit gebied en voor deze doelgroep nodig acht.
Ik heb in de vorige Fiscale Beleids- en Uitvoeringsagenda aangegeven een belangrijke
rol te zien voor opleidingen die de fiscale experts van de toekomst opleiden. Ik ben
voornemens in mijn ambtsperiode alle universiteiten en hogescholen met fiscale opleidingen
aan te doen voor een college.
Wat betreft het vraagstuk van de onafhankelijkheid en academische vrijheid van wetenschappers
in geval van externe financiering benoem ik graag de initiatieven van de Minister
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de UNL (de koepelorganisatie van universiteiten)
en universiteiten op dit vlak. De universiteiten hebben ten aanzien van meer transparantie
eerste belangrijke stappen gezet door informatie over bijzondere hoogleraren met de
bijhorende externe financieringsbronnen op hun website te zetten, waaronder ook leerstoelen
met betrekking tot fiscale zaken. UNL heeft deze informatie gebundeld tot een overzicht
dat op haar website staat en raadpleegbaar is42. UNL gaat ook onderzoeken hoe dit overzicht van bijzonder hoogleraren en externe
financieringsbronnen op haar website uit te breiden is met het deel van de gewone
leerstoelen die niet gefinancierd worden uit de eerste geldstroom, maar externe financieringsbronnen
hebben. Op die manier ontstaat meer transparantie. De Minister van OCW heeft UNL gevraagd
een landelijk, uniform en openbaar register voor nevenwerkzaamheden van in elk geval
hoogleraren, inclusief bijzonder hoogleraren, in te richten. Op dit moment wordt een
implementatieonderzoek naar dit register uitgevoerd door UNL zodat het eind 2023 in
werking kan treden.
I. Menselijke maat en rechtsbescherming
Het werk aan deze beleidsprioriteit is een belangrijke stap in het herwinnen van het
vertrouwen van burgers in de overheid.
Rechtsbescherming
In het coalitieakkoord staat dat er een laagdrempelige, onafhankelijke fiscale rechtshulp
naar voorbeeld van de Amerikaanse «Taxpayers Advocate Service» zal komen. In mei zal
er een Kamerbrief worden verstuurd waar wordt ingegaan op de inrichting aan de hand
van de vier taken die in de Kamerbrief43 van 20 oktober 2022 worden toegelicht.
In dit kader heb ik uw Kamer op 23 maart 2023 geïnformeerd over het plan van aanpak
ten aanzien van de no-cure-no-pay problematiek zoals die binnen de BPM en WOZ is waargenomen44. Ik ben o.a. voornemens om met Prinsjesdag wetgeving aan te bieden waardoor vergoedingen
voor procedures voor de WOZ en de BPM uitsluitend nog worden uitgekeerd aan de belanghebbende.
De belanghebbende wordt zich hierdoor beter bewust van de kosten en inspanningen van
de overheid die hiermee gepaard gaan. Verder wil ik een apart regime voor het recht
op een proceskostenvergoeding voorstellen voor de WOZ en de BPM.
De Belastingdienst streeft ernaar dat een belastingplichtige via een laagdrempelige
en eenvoudige manier vergissingen in de aangifte kan herstellen. Dit draagt bij aan
een responsieve overheid en een responsieve omgang met belastingaanslagen en andere
fiscale beschikkingen die makkelijk te herstellen onjuistheden bevatten.45 In het Belastingplan 2024 zal een voorstel worden opgenomen dat deze werkwijze beoogt
te voorzien van een deugdelijke juridische basis. In aanvulling daarop wordt onderzocht
op welke wijze «direct aanpassen» voor de lange termijn verder kan worden vormgegeven.
Een doel hierbij is om het formeelrechtelijke heffingssysteem te moderniseren en te
vereenvoudigen.
Bij het terugbetalen en de invordering van belastingschulden zijn de menselijke maat
en rechtsbescherming van groot belang. Eind 2022 heb ik uw Kamer de herijkte invorderingsstrategie
van de Belastingdienst aangeboden46 en is de herijking van de Invorderingswet 1990 afgerond.47 In samenwerking met de Belastingdienst wordt de invorderingsstrategie dit jaar verder
uitgewerkt en vervolgens omgezet in concrete maatregelen. Zo wordt met het Belastingplan
2024 voorgesteld om een hardheidsclausule te introduceren in de Invorderingswet 1990
en zullen er verbeteringen worden aangebracht in de rechtsbescherming bij geschillen
over uitstel van betaling en kwijtschelding van belastingschulden. Tot slot wordt
het onderzoek naar de werking van en een eventueel alternatief voor het fiscale bodemrecht
voortgezet.
Handhaving en sancties
In het fiscale bestuursrecht bestaan zowel verzuim- als vergrijpboetes48. In het kader van het onderzoek naar de mogelijkheden om het boetestelsel te verbeteren
voor belastingplichtigen en de Belastingdienst heeft het kabinet het voornemen om
enkele knelpunten in de vergrijpboeteparagraaf in de AWR weg te nemen. Daarnaast wordt
er op dit moment een onderzoek naar de effectiviteit van verzuimboetes opgezet. De
uitkomsten van dat onderzoek zullen betrokken worden bij het eerder aangekondigde
onderzoek naar de mogelijkheden om op termijn een nieuw verzuimboeteregime te ontwikkelen.49
Gegevens
In de aanbiedingsbrief bij het belastingplanpakket van vorig jaar is een onderzoek
naar de werking van de informatiebeschikkingsprocedure aangekondigd. De Universiteit
Leiden is van start gegaan met het onderzoek. De hoofdvraag van het onderzoek is of
de in het in 2016 gepubliceerde evaluatierapport geconstateerde knelpunten in de informatiebeschikkingprocedure
nog steeds bestaan en of er nieuwe knelpunten zijn ontstaan. Het onderzoek zal onder
meer bestaan uit het afnemen van interviews onder belastingadviseurs, advocaten en
belastingambtenaren. De planning is dat het onderzoeksrapport in het najaar wordt
opgeleverd. Het kabinet zal daarna bezien of het rapport aanleiding geeft tot het
voorstellen van een wetswijziging.
3. Conclusie
Goed beleid vergt scherpe keuzes die niet zonder oog voor de uitvoering gemaakt kunnen
worden. Ik hoop dat het bovenstaande duidelijk maakt dat erkenning van deze realiteit
niet leidt tot minder ambitie. Ik zie ernaar uit met uw Kamer in debat te gaan over
en verder te werken aan een beter belastingstelsel.
De Staatssecretaris van Financiën,
M.L.A. van Rij
Indieners
-
Indiener
M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.