Brief regering : Evaluatieaanpak klimaat(mitigatie)beleid
32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid
Nr. 1229
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR KLIMAAT EN ENERGIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 april 2023
Het kabinet werkt in 2023 en 2024 verder aan het tweede Klimaatplan.
Klimaatbeleid kenmerkt zich als transitiebeleid. Transities zijn als complexe veranderprocessen
onvoorspelbaar en grillig, maar de onderliggende patronen en mechanismen zijn wel
herkenbaar. Door gedurende de uitvoering van het beleid lessen te trekken over de
wijze waarop de beleidsinzet en de governance de randvoorwaarden creëren voor de transformatie
naar klimaatneutraliteit, kan het transformerend vermogen van het klimaatbeleid worden
versterkt. Daarom is het van belang het gevoerde beleid regelmatig te evalueren. Met
deze brief informeer ik u over de verschillende onderdelen van de evaluatieaanpak
in hun onderlinge samenhang en de resultaten die komende periode kunnen worden verwacht.1
De inzichten uit deze evaluaties zullen worden betrokken bij het tweede Klimaatplan
op basis van de Klimaatwet en de langetermijnstrategie naar Klimaatneutraliteit. In
de brief «Naar een beleidsagenda voor een Klimaatneutraal Nederland» is Uw Kamer hierover
geïnformeerd.2
Hierna ga ik achtereenvolgens in op de i) monitoring van het klimaatbeleid, ii) de
interdepartementale aanpak rondom instrumentevaluaties, iii) het synthese-onderzoek
naar doeltreffendheid en doelmatigheid van het klimaatbeleid en, tot slot, vi) de
lerende evaluatie die het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) op verzoek van het
kabinet uitvoert naar het klimaatbeleid.
Monitoring van het klimaatbeleid
Het kabinet legt jaarlijks op basis van de Klimaatwet verantwoording af over het gevoerde
klimaatbeleid in de Klimaatnota, die elk jaar gelijktijdig met de Klimaat- en Energieverkenning
van PBL aan Uw Kamer wordt aangeboden. Een belangrijke basis onder zowel de jaarlijkse
Klimaatnota als de evaluatie van het klimaatbeleid is een goede monitoring, zowel
van de voortgang van het beleid als de voortgang van de transitie. Hiervoor is het
Dashboard Klimaatbeleid ingericht, te vinden op Externe link:www.dashboardklimaatbeleid.nl.3 Het dashboard brengt alle relevante monitoringsinformatie samen over beleid, randvoorwaarden,
(beoogde) veranderingen en beleidsrelevante resultaten in de verschillende sectoren.
Evaluaties van beleidsinstrumenten
Het klimaatbeleid is een kabinetsbrede opgave. Voor het opgavegericht evalueren van
het klimaatbeleid is een goede afstemming tussen relevante instrumentevaluaties van
belang die onder verantwoordelijkheid van vakministers worden uitgevoerd en (op instrumentniveau)
uitspraken doen over de doeltreffendheid en doelmatigheid. Voorbeelden zijn de (ex-post)evaluatie
van grote subsidie- en innovatieregelingen zoals de SDE+, MOOI en DEI+, een (tussen)evaluatie
van het Stimuleringspakket Elektrisch Vervoer en het Programma Aardgasvrije Wijken,
en een (ex-post)evaluatie van de Saneringsregeling Varkenshouderijen.4 Als onderdeel van de Operatie Inzicht in Kwaliteit hebben betrokken departementen
als onderdeel van de begroting 2021 een eerste aanzet van hun departementale Strategische
Evaluatie Agenda (SEA) gemaakt met bijbehorende evaluatieplanning. De evaluaties op
deze departementale SEA’s gerelateerd aan het klimaatbeleid vormen een eerste aanzet
voor een meerjarige interdepartementale evaluatieagenda, die bijdraagt aan de integrale
evaluatie van het klimaatbeleid.5 Eveneens als onderdeel van de Operatie Inzicht in Kwaliteit is een handreiking ontwikkeld
voor instrumentevaluaties op het terrein van het klimaatbeleid. Idealiter houdt de opzet van
instrumentevaluaties al rekening met de relevantie van het instrument voor het klimaatbeleid
en de doelen van dat beleid. De handreiking draagt hieraan bij.6
Het Klimaatfonds neemt als nieuw begrotingsinstrument een belangrijke plaats in binnen
het Nederlands klimaatbeleid. Bij de evaluatie van het Klimaatfonds in 2027 wordt
de werking van het fonds geëvalueerd onder andere door een analyse van de instrumentenevaluaties
gerelateerd aan het Klimaatfonds gericht op de doelmatigheid en de doeltreffendheid
van het beleid.
Synthese-onderzoek Klimaatmitigatiebeleid 2030
In 2023 zal gestart worden met een synthese-onderzoek dat inzichtelijk maakt wat we
weten over de doeltreffendheid en doelmatigheid van het klimaat(mitigatie)beleid gericht
op het doel van 2030. Dit syntheseonderzoek, waarvan de onderzoeksopzet als bijlage
is bijgevoegd bij deze brief, moet de beleidstheorie van het huidige klimaatbeleid
als geheel samenvatten en valideren, zoals geadviseerd in de beleidsdoorlichting van
artikel 19 (Klimaat) van hoofdstuk 12 van de Rijksbegroting 2012–2016 in 2018.7 Dit helpt het evalueren van en sturen op doeltreffendheid en doelmatigheid nu en
in de toekomst. Dit synthese-onderzoek richt zich op de (sector) doelstellingen en
concrete beleidsresultaten zoals geformuleerd in het Klimaatplan 2019 (gebaseerd op
het Klimaatakkoord) gericht op 49% CO2-reductie in 2030, het aanvullend Beleidsprogramma Klimaat dat in juni 2022 aan de
Tweede Kamer is aangeboden en de aanvullende besluitvorming van dit voorjaar.
Het syntheseonderzoek gaat uit van beschikbare onderzoeksrapporten en analyses. Omdat
een deel van het beleid pas in werking is getreden of nog in werking moet treden,
zal het niet mogelijk zijn een complete doorlichting te doen. Het syntheseonderzoek
is daarom een tussentijdse analyse waarmee de langjarige evaluatie-agenda na 2024
verder kan worden bijgesteld en zicht geeft op de openstaande beleids- en kennisvragen.
Het syntheseonderzoek komt tevens tegemoet aan de verplichting om periodiek te rapporteren
over de doelmatigheid en doeltreffendheid van het klimaatbeleid conform art 4 van
de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE) 2022.
Het synthese-onderzoek zal uitgevoerd worden door een extern onderzoeksbureau en start
voor de zomer 2023 en zal in het voorjaar van 2024 opgeleverd worden. Er wordt een
onafhankelijke externe deskundige betrokken om een onafhankelijk oordeel over de validiteit
en betrouwbaarheid van de bevindingen van het uitgevoerde onderzoek te geven (conform
art. 4 van de RPE-regeling).
Lerende evaluatie van het Klimaat(mitigatie)beleid door PBL
Zoals aan het begin van deze brief is aangegeven kenmerkt klimaatbeleid zich als transitiebeleid.
Hierbij past een lerende manier van evalueren. In navolging van het advies van de
Expertcommissie Evaluatiemethoden over methoden voor het evalueren van systeem- en
transitiebeleid heeft het kabinet PBL gevraagd zo’n lerende evaluatie uit te voeren.8 Deze lerende evaluatie klimaatbeleid (LEKB) is opgenomen in de Strategische Agenda
Evaluatie van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK).9
Met de LEKB richt het PBL zich op het transformerend vermogen, dat wil zeggen het
vermogen om in het klimaatbeleid de verandering op lange termijn in de samenleving
vorm te geven. De lerende evaluatie richt zich niet op het behalen van gekwantificeerde
doelen in 2030 of 2050, maar reflecteert op de veranderingen die met de huidige beleidsinzet
en governance worden ingezet om klimaatneutraliteit in 2050 te kunnen realiseren.
Een belangrijk onderdeel bij een lerende evaluatie is de formulering van de evaluatievragen
met de betrokken partijen. PBL heeft daarom in 2022 eerst met de betrokken partijen
een scopingnotitie geschreven en een evaluatiekader geformuleerd dat gericht is op
het transformerend vermogen van het klimaatbeleid richting klimaatneutraliteit in
2050.10 Op dit moment voert PBL de lerende evaluatie uit door verkennende studies per sector
en verdiepende case studies over netcapaciteit en warmtetransitie. PBL zal in 2023
een tussenrapportage opleveren waarover u geïnformeerd zal worden in de Klimaatnota
van 2023 en in 2024 de eindrapportage ten behoeve van de aanpassing van het Klimaatplan.
Het plan van aanpak kunt u vinden op de site van PBL.11
Tot slot
Met deze brief heb ik de Tweede Kamer willen informeren over de evaluatietrajecten
op het terrein van het klimaat(mitigatie)beleid. Ik heb er vertrouwen in dat de complementaire
onderdelen zoals uiteengezet in deze brief een goed fundament zullen vormen voor onderbouwde
keuzes over versterking van het klimaatbeleid in de toekomst.
De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten
Indieners
-
Indiener
R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie