Brief regering : Verslag ESA Ministeriële Conferentie 2022
24 446 Ruimtevaartbeleid
Nr. 84 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 april 2023
In het vervolg op de brief over het ruimtevaartbeleid 20221 zend ik u mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een verslag
van de Ministeriële Conferentie 2022 (CM22) van het Europees Ruimtevaartagentschap
(ESA) op 22 en 23 november 2022 te Parijs. Daarbij zal ik in paragraaf 1 ingaan op
de resultaten op Europees niveau en in paragraaf 2 op de inschrijving van Nederland.
Ter afsluiting komt in paragraaf 3 de planning van de Lange-termijn Ruimtevaartagenda
aan de orde.
Ruimtevaarttechnologie is een enabling technologie over nagenoeg de hele breedte van het publieke en private domein. Ruimtevaart
helpt ons met het vinden van antwoorden op de grote uitdagingen waar wij als samenleving
nu voor staan. Met aardobservatie brengen we bijvoorbeeld het klimaatprobleem in kaart,
terwijl satellietnavigatie essentieel is voor efficiënt transport. Veilige satellietcommunicatie
is noodzakelijk voor onze strijdkrachten en met wetenschappelijke ruimtemissies proberen
we antwoorden te vinden op de grote vragen over het ontstaan van het heelal.
De brede (en groeiende) toepassingsmogelijkheden van ruimtevaart zorgen ook voor economische
kansen. Ruimtevaart zorgde in Nederland in 2018 direct en indirect voor zo’n 10.500
banen, met bovengemiddelde groeicijfers2. Zo is Nederland gastland van ESTEC, het grootste onderzoeks- en testcentrum van
het Europese Ruimtevaartagentschap ESA. Daarnaast zijn er innovatieve en snelgroeiende
bedrijven actief in deze sector, die samenwerken met universiteiten en kennisinstellingen.
Al met al is ruimtevaart van groot belang voor ons welzijn èn onze welvaart.
1. Resultaten CM22
Met een totale inschrijving van € 14,8 mld stijgt het budget van ESA met 21% ten opzichte
van de vorige Ministeriële Conferentie in 20193. Daarmee bevestigden de lidstaten van de ESA de grote betekenis van ruimtevaart voor
de strategische autonomie van Europa, klimaatbeleid, wetenschappelijke doorbraken
en economische groei. In tabel 1 zijn de totale inschrijvingen per ESA-programma weergegeven.
De lidstaten van de ESA dragen naar verhouding van hun BBP bij aan de verplichte ESA-programma’s.
Daarbij wordt uitgegaan van een verwachte inflatie van 15,2% in de periode 2023–2025.
Indien de inflatie in deze periode hoger uitvalt, zal de koopkracht van deze programma’s
dalen. Dan zullen de lidstaten bijvoorbeeld keuzes moeten maken over de planning en
inhoud van wetenschappelijke missies. Er bestond tussen de lidstaten onvoldoende draagvlak
om voor deze programma’s tenminste koopkrachtbehoud te garanderen.
De Nederlandse bijdrage aan het verplichte Basic Activities programma en de Europese lanceerbasis in Kourou worden uit de begroting van het Ministerie
van Economische Zaken en Klimaat gefinancierd. ESA zal de komende drie jaar € 382
mln investeren in Kourou (Frans-Guyana). Daarbij zijn de aanpassingen voor de lancering
van de nieuwe Ariane 6 en Vega-C inbegrepen. Het Basic Activities programma (€ 998 mln) omvat een scala aan activiteiten die aan de basis staan van
het Europese ruimtevaartprogramma. Naast technologieontwikkeling, cybersecurity en
educatie, vallen onder dit programma de investeringen in test- en ontwikkelfaciliteiten
en gebouwen. Daarmee is dit programma van bijzonder belang voor ESTEC, dat ongeveer
de helft van de faciliteiten van ESA herbergt. Zo investeert ESA thans in een nieuwe
akoestische faciliteit, een clean room en is de bouw van de nieuwe International Meeting Facility gestart. Van bijzondere betekenis voor Nederland is het Accelerated Investment Program (AIP), dat in een grootschalige verduurzaming en modernisering van de werkomgeving
van ESTEC en ESOC (het missiecontrolecentrum van ESA in Darmstadt) moet voorzien.
ESA heeft Duitsland en Nederland om een nationale bijdrage aan het AIP verzocht. Nederland
ondersteunt het AIP, dat ESTEC verder in Nederland zal verankeren, en voert momenteel
gesprekken met ESA over de modaliteiten van een eventuele nationale bijdrage.
Het verplichte Science-programma wordt uit de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
gefinancierd. Ondanks het dreigende koopkrachtverlies, liggen belangrijke mijlpalen
in het verschiet. Zo zullen in 2023 de Juice en Euclid missies worden gelanceerd. De Juice missie, waarvoor Nederland de zonnepanelen levert, beoogt het wetenschappelijke onderzoek
naar Jupiter en de ijsmanen van deze planeet te versterken. Euclid is een ruimtetelescoop voor wetenschappelijk onderzoek naar de uitdijing van het
heelal en het wezen van donkere energie en donkere materie.
De lidstaten gaan € 1,9 mld investeren in satellietcommunicatie. Dit is een grotendeels
commerciële activiteit waarin Europese bedrijven wereldwijd een vooraanstaande positie
bekleden. Als onderdeel hiervan zal ESA € 31 mln via het nieuwe Secure Connectivity-programma bijdragen aan de nieuwe EU-infrastructuur voor veilige satellietcommunicatie4. Deze ESA-middelen zullen worden ingezet voor de technische voorbereiding en uitvoering
van dit EU-programma en zullen in 2023 met € 613 mln worden opgehoogd. Om een minimale
geo-return voor de deelnemende lidstaten te kunnen garanderen, kunnen lidstaten op
basis van de uitkomsten van de EU-aanbestedingen (waardoor bedrijven en kennisinstellingen
uit sommige lidstaten niet kunnen participeren) hun inschrijvingen in een later stadium
terugtrekken.
Voor algemene ruimtevaarttechnologie-ontwikkeling (General Support Technology Programme GTSP) hebben de lidstaten € 542 mln voor bedrijven en kennisinstellingen beschikbaar
gesteld. Voor commercialisatie van ruimtevaarttechnologie is € 118 mln beschikbaar.
Om Europese autonome toegang tot de ruimte te garanderen gaan de lidstaten van ESA
de komende jaren € 2,8 mld investeren. Voor de korte termijn ligt de focus van ESA
op de (vertraagde) eerste lancering van Ariane-6 draagraket en het onderzoek naar
de mislukte lancering in december 2022 van de VEGA-C draagraket. Continuïteit bij
de industriële productie en commerciële exploitatie van deze twee draagraketten is
cruciaal om de autonome toegang van Europa te borgen. Voor de concurrentiekracht van
de Europese lanceersector op de langere termijn ondersteunt ESA de technische ontwikkeling
van hergebruik van raketonderdelen en het gebruik van duurzame brandstoffen, zoals
waterstof.
ESA blijft investeren in satelliet-navigatie technologie (€ 351 mln) en ruimteveiligheid
(€ 731 mln). Om de veiligheid in en vanuit de ruimte te verbeteren zal ESA onder meer
investeren in onderzoek naar zonne-weer (VIGIL), de bescherming van de Aarde tegen
mogelijke inslagen van asteroïden (HERA-missie) en technologie om actief ruimtepuin
te verwijderen (ADRIOS).
Mede dankzij het Copernicus-programma van de EU en ESA is Europa wereldwijd leidend
in aardobservatie. Het maatschappelijk belang daarvan blijft groeien, omdat satellietdata
noodzakelijk zijn voor bijvoorbeeld klimaatonderzoek, crisisbeheersing en civiel-
en militair veiligheidsbeleid. De lidstaten schreven € 2,7 mld in voor aardobservatie.
Naast deelprogramma’s voor technologie-ontwikkeling, commercialisatie en klimaat-modellering,
gaven de lidstaten het startsein voor de AEOLUS-2 missie, dat het inzicht in windsnelheden
en weersontwikkelingen zal verbeteren. Het ESA-programma voor de ontwikkeling van
wetenschappelijke instrumenten voor aardobservatie en planeetonderzoek krijgt € 237 mln
van de lidstaten.
Het exploratie-programma van ESA (Terrae Novae) ontvangt de komende jaren € 2,7 mld
van de lidstaten. De lidstaten bevestigden de deelname van ESA aan het Internationale
Ruimtestation ISS tot 2030, waarmee tot dan de aanwezigheid van Europese astronauten
in een lage aardbaan is gegarandeerd. Na afloop van de CM22 presenteerde ESA vijf
nieuwe astronauten, elf «reserve»-astronauten en een astronaut met een fysieke handicap.
De vijf nieuwe astronauten krijgen een training in het ESA-astronautencentrum in Keulen.
Er zijn geen Nederlandse astronauten geselecteerd.
Daarnaast blijft ESA investeren in exploratiemissies naar de Maan en Mars, meestal
samen met andere ruimtevaartagentschappen elders in de wereld. Dat geldt in het bijzonder
voor het Amerikaanse ARTEMIS-programma, waaraan ESA de European Service Module (ESM) levert. Voor dit Maan-programma zal ESA ook een onbemande landingsmodule (Argonaut) en een satelliet voor de ontwikkeling van ondersteunende diensten (Lunar Pathfinder) ontwikkelen. Voor het Mars-programma blijft ESA, ondanks de beëindiging van de samenwerking
met het Russische Roscosmos in 2022, het onbemande Mars-voertuig (de Rosalind Franklin rover) ontwikkelen voor onderzoek naar (eventueel) leven op Mars. Tenslotte zal ESA de samenwerking
met NASA in de Mars Sample Return-missie voortzetten. Deze missie heeft als doel om voor wetenschappelijke onderzoek
fysieke grondmonsters uit de Mars-bodem naar de Aarde te transporteren.
Tabel 2 laat de totale inschrijving per lidstaat zien. De rangschikking van de inschrijving
van de grote en middelgrote lidstaten is niet gewijzigd. Het aandeel van de Nederlandse
bijdrage in het totaal (2,6%) is hoger dan in 2019 (2,2%), hetgeen de stijging van
de Nederlandse inschrijving weerspiegelt. Dit wordt verder toegelicht in de volgende
paragraaf.
2. Nederlandse inschrijving tijdens de CM22
Nederland schreef tijdens de CM22 voor € 389 mln in voor ruimtevaartprogramma’s, 37%
meer dan in 2019. Daarmee was de stijging van de Nederlandse inschrijving hoger dan
de stijging van het totaal ingeschreven ESA-budget met 21%. Deze stijging werd mogelijk
door de bijdrage van € 41 mln uit het Nationaal Groeifonds voor optische satellietcommunicatie
(Kamerstuk 36 200 L, herallocatie van middelen via de Najaarsnota 2022 (Kamerstuk 36 250, nr. 1) (€ 2,5 mln) en een herallocatie van middelen op de begroting van het Ministerie
van Economische Zaken en Klimaat (Kamerstuk 36 200 XIII) in relatie tot de Motie van het lid Van Strien5 (€ 10 mln). Van de € 12,5 mln extra werd meer dan de helft (€ 7 mln) voor emissie-monitoring
ingezet. Daarnaast kon € 2,5 mln worden vrijgemaakt om Nederlandse bedrijven te ondersteunen
die participeren in het Secure-Connectivity-programma en € 3 mln om binnen het exploratie-programma Nederlandse zonnepanelen
voor de Orion Maansonde te kunnen blijven produceren. Deze intensiveringen onderstrepen
de rol van ruimtevaarttechnologie in het ondersteunen van maatschappelijke transities
en Europese open strategische autonomie.
Tabel 3 laat zien hoeveel Nederland inschreef in verschillende ESA-programma’s, ook
in vergelijking met de (toen nog) indicatieve inzet in de Kamerbrief Ruimtevaartbeleid
20226. Zoals aangegeven in paragraaf 1 draagt Nederland naar verhouding van haar BBP (4,7%)
bij aan verplichte ESA-programma’s. Deze sleutel zorgt voor een bijdrage van € 44
mln voor Basic Activities en € 13 mln voor de Europese lanceerbasis in Kourou (Frans Guyana). Daarnaast wordt
in aansluiting op internationale afspraken € 19 mln gereserveerd voor de pensioenen
van ESA-werknemers die zich in Nederland vestigen. In totaal wordt € 76,6 mln op de
begroting van Economische en Klimaat gereserveerd voor verplichte ESA-uitgaven. De
bijdrage van € 88,5 mln voor het Science-programma komt uit de begroting van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
De Nederlandse inschrijving en interventie tijdens de CM22 weerspiegelt de strategische
rol van ruimtevaarttechnologie voor de grote transities waar we als Nederland voor
staan. Dat geldt bijvoorbeeld voor veilige satellietcommunicatie, dat snelle en veilige
(data) communicatie mogelijk maakt, en daarmee naadloos past in de trend naar digitalisering
en strategische autonomie. Nederland schreef € 76 mln in het satellietcommunicatie
technologieprogramma ARTES, waarvan bijna € 60 mln in het deelprogramma voor optische
satellietcommunicatie. Deze forse investering biedt Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen
de mogelijkheid om een vooraanstaande positie in deze nieuwe markt te verwerven.
In het verlengde hiervan investeert Nederland € 3 mln in het nieuwe Secure Connectivity-programma van ESA. Omdat de onderhandelingen binnen ESA over dit programma vlak voor
de CM22 werden afgerond, kon deze inzet niet in de Kamerbrief Ruimtevaartbeleid 2022
worden meegenomen. Hiermee kunnen Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen deelnemen
aan test- en ontwikkelingsprogramma’s voor deze nieuwe Europese satelliet-infrastructuur.
Met een inschrijving van € 7 mln in het GTSP-programma kunnen Nederlandse bedrijven
en kennisinstellingen participeren in een R&D-programma voor algemene ruimtevaarttechnologie.
Nederland schreef € 6 mln in voor het commercialisatie-programma Scale-up. Deze middelen zijn van bijzondere betekenis voor de ontwikkeling van de NL Space
Campus. Zo komen er middelen beschikbaar voor de ESA-BIC (incubator voor ruimtevaartbedrijven)
in Noordwijk en een PHI-Lab voor experimentele ruimtevaarttechnologie in de nabijheid
van ESTEC.
Samen met de bijdrage aan de lanceerbasis in Kourou (Frans Guyana), draagt Nederland
bij aan het draagrakettenprogramma om Europese autonome toegang tot de ruimte te borgen.
Om de Nederlandse betrokkenheid bij de (door)ontwikkeling van de Ariane-6 en VEGA-C
te borgen bleek een bedrag van € 44 mln nodig, waarmee we aan de bovenkant van de
bandbreedte in de Kamerbrief 2022 zitten. Met een beperkte bijdrage van € 2 mln in
het ruimteveiligheidsprogramma kunnen Nederlandse partijen bijdragen aan de HERA-missie
en aan het monitoren van de ruimte (Space Situational Awareness).
Binnen het Aardobservatieprogramma heeft Nederland een relatief sterke positie in
de technologie voor het monitoren van broeikasgasemissies. Nederland schreef voor
€ 47 mln in voor het deelprogramma Future EO om een nieuwe generatie emissie-technologie te ontwikkelen. Dit zal onder meer gebeuren
met de publiek-private TANGO-missie, die als doel heeft een kleine satelliet met een
instrument voor de emissie-monitoring van CO2 en methaan te demonstreren. Daarbij is met ESA afgesproken de TANGO-missie via het
Future EO-programma uit te voeren, en niet via het PRODEX-programma zoals eerder werd beoogd.
In lijn met de inzet in de Kamerbrief Ruimtevaart 2022 heeft Nederland op het terrein
van aardobservatie € 5 mln ingeschreven in het PRODEX-programma voor wetenschappelijke
instrumentatie (verdere ontwikkeling fijnstof-meting met het SPEX-ONE instrument),
€ 4 mln in Copernicus (voorbereiding nieuwe EU-missies), € 3 mln in Incubed (commercialisatie
aardobservatie diensten) en € 2 mln in klimaatmodellering (Digital Twin en Climate Space).
Door de relatief hoge bijdrage voor Toegang tot de ruimte bleek een significante Nederlandse
participatie in de AEOLUS-2 missie budgettair niet meer haalbaar, waardoor deze missie
nu zonder Nederlandse industriële participatie zal plaatsvinden. Bij deze afweging
speelt een rol dat de economische spin-off van serieproductie van draagraketonderdelen
in Nederland groter zal zijn dan die van deze aardobservatie-missie. De mogelijke
rol van Nederland wordt nu door bedrijven uit andere lidstaten overgenomen, zodat
deze keuze voor de missie zelf geen gevolgen heeft.
Met de inschrijving in het ESA Exploratieprogramma richt Nederland zich op het Internationale
Ruimtevaartstation ISS en de productie van zonnepanelen voor de Orion Maansonde. Hoewel
Nederland een bescheiden rol in dit programma speelt, levert Nederland hiermee een
zichtbare bijdrage aan ruimte-exploratie in de lage aardbaan en het ARTEMIS-programma
van NASA.
3. Lange-termijn ruimtevaartagenda.
In het vervolg op de Kamerbrief Ruimtevaartbeleid 2022 en de gewijzigde motie van
het lid Van Strien c.s. (Kamerstuk 24 446, nr. 81) wordt thans een Lange-termijn Ruimtevaartagenda voorbereid. Deze agenda gaat zichtbaar
maken over welke ruimtevaartcapaciteiten Nederland op civiel, wetenschappelijk en
militair terrein over 10 jaar wil beschikken en welke investeringen daarvoor nodig
zijn. Er zal ook worden nagegaan welke synergie er tussen deze verschillende domeinen
kan worden behaald.
Om draagvlak binnen andere departementen, andere overheden, het bedrijfsleven en de
wetenschap te borgen heb ik een Regiecommissie Ruimtevaart gevraagd om deze agenda
voor te bereiden. Draagvlak is noodzakelijk voor de realisatie van een Lange-termijn
Ruimtevaartagenda, alleen al omdat de behoeftestelling binnen beleidsdomeinen soms
heel specifiek kan zijn. Daarbij komt dat de kennis over de mogelijkheden van bijvoorbeeld
satellietdata binnen sommige uitvoeringsdomeinen beperkt voorhanden is. De Regiecommissie
zal bestaan uit vertegenwoordigers van de verschillende departementen op hoog-ambtelijk
niveau, alsmede een vertegenwoordiger uit de Regio (als behoeftesteller en vanwege
de regionaal-economische aspecten), het bedrijfsleven en de wetenschap. Vanwege haar
kennis en netwerken zal het Netherlands Space Office NSO, naast medewerkers van de betrokken departementen, nauw bij de uitwerking van
de Lange-termijn Ruimtevaartagenda worden betrokken. De Regiecommissie zal ook adviseren
welke governance van het ruimtevaartbeleid nodig is om deze Lange-termijn Ruimtevaartagenda te realiseren
en zal haar werkzaamheden na de zomer 2023 afronden.
Deze planning impliceert dat een oplevering van de agenda voor de zomer 2023 niet
haalbaar is. Hoewel ik tijdens het Commissiedebat Ruimtevaart & Innovatie (Kamerstuk
24 446, nr. 82) heb toegezegd om een inspanning te plegen dit voor de zomer 2023 te realiseren,
acht ik een uitstel tot eind 2023 wenselijk om interdepartementaal draagvlak te kunnen
realiseren. Bijkomend voordeel is dat dan ook de toekenningen voor de 3e tranche uit het Nationaal Groeifonds bekend zijn7. Ik zal u voor het einde van 2023 informeren over de Lange-termijn Ruimtevaartagenda.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens
Indieners
-
Indiener
M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat