Brief regering : Beleidsreactie op het rapport ‘Naar hoogwaardig digitaal onderwijs’ van het Rathenau Instituut en de verkenning ‘Inzet van intelligente technologie’ van de Onderwijsraad
36 200 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2023
26 643
Informatie- en communicatietechnologie (ICT)
Nr. 207
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP EN VOOR PRIMAIR EN VOORTGEZET
ONDERWIJS
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 maart 2023
In februari 2022 is het rapport «Naar hoogwaardig digitaal onderwijs» van het Rathenau
Instituut verschenen en in september 2022 heeft de Onderwijsraad op ons verzoek de
verkenning «Inzet van intelligente technologie» uitgebracht. Uw Kamer heeft een reactie
verzocht op het rapport en de verkenning.1 Waar het Rathenau Instituut in brede zin kijkt naar de digitalisering van het onderwijs,
focust de Onderwijsraad op een deel van de digitale transitie – het toepassen van
kunstmatige intelligentie. De Onderwijsraad en het Rathenau Instituut snijden gelijksoortige
onderwerpen aan en signaleren overeenkomende kansen en risico’s. Vanwege de samenhang
tussen beide publicaties bieden wij uw Kamer een integrale reactie aan.
In deze brief geven we een korte samenvatting van de belangrijkste conclusies uit
zowel het rapport als de verkenning. Vervolgens lichten we toe wat we al doen, belichten
we onze inzet in Europees verband en blikken we vooruit op komende acties. Tot slot
behandelen we via deze brief de motie van de leden Dekker-Abdulaziz en Van Meenen
over het ontwikkelen van een AI-strategie met betrekking tot de impact van AI op het
onderwijs.2
Korte weergave publicaties
Op ons verzoek heeft de Onderwijsraad de verkenning «Inzet van intelligente technologie»
uitgebracht met als hoofdvraag: welke veranderingen brengt het gebruik van intelligente
technologie met zich mee voor het onderwijs? De Onderwijsraad wijst op het belang
van een actieve rol voor zowel leraren en docenten als schoolleiders, bestuurders
en de overheid bij de inzet van intelligente technologie. De Onderwijsraad ziet dat
schoolleiders en bestuurders een belangrijke rol spelen in de vorming van digitaal
geletterde leerlingen, studenten, leraren en docenten. Daar hoort ook bij dat je weet
hoe intelligente technologie zinvol en verantwoord in te zetten is.
Voor de overheid ziet de Onderwijsraad een faciliterende rol. De overheid kan docenten,
schoolleiders en bestuurders ondersteunen door kaders te scheppen die privacy en dataveiligheid
waarborgen, door algemene leerdoelen te formuleren over digitale geletterdheid, door
de markt voor intelligente onderwijstechnologie te reguleren, en door te stimuleren
dat er samen met de beroepsgroep toepassingen van intelligente technologie worden
ontwikkeld.
In het rapport «Naar hoogwaardig digitaal onderwijs» schetst het Rathenau Instituut
een uitgebreid overzicht van de positieve en negatieve effecten van digitalisering.
Om de kansen van digitalisering te benutten en de risico’s ervan zoveel mogelijk te
beperken, formuleert het Rathenau Instituut twintig aanbevelingen verdeeld over vier
actielijnen: stel op nationaal, sectoraal en lokaal niveau een toekomstgerichte digitaliseringsstrategie
op; stel eisen aan de digitale infrastructuur en aan datagebruik; bied landelijke
ondersteuning aan onderwijsinstellingen om lokaal goed te opereren; en stimuleer onderzoek
naar digitalisering in het onderwijs. De twintig aanbevelingen vormen samen een stevige
roep om actie.
Reactie
We zijn het Rathenau Instituut en de Onderwijsraad erkentelijk voor de uitgebreide
publicaties en de kansen en risico’s die worden gesignaleerd. We omarmen de oproep
van het Rathenau Instituut en de Onderwijsraad om als overheid een actievere rol te
spelen om digitalisering van het onderwijs in goede banen te leiden. Dat doen we al
op veel verschillende manieren, die wij in deze brief nader toelichten. Allereerst
gaan wij in op waarom wij het belangrijk vinden dat de overheid een grotere betrokkenheid
aan de dag legt bij digitalisering van het onderwijs en welke afwegingen hierbij van
belang zijn.
We zien dat digitalisering kansen biedt om de kwaliteit en opbrengsten van het leerproces
voor alle leerlingen te verhogen. Tegelijkertijd zien we in toenemende mate ook risico’s:
voor de autonomie van leerlingen, studenten en leraren, voor privacy en cyberveiligheid
en voor het betekenisvol contact in de school. Toepassingen als ChatGPT zijn een voorbeeld
van de kansen en risico’s van digitalisering voor het onderwijs. Kunstmatige intelligentie
kan het onderwijs verbeteren door het leren motiverender en meer op maat te maken
en docenten te ondersteunen. Tegelijkertijd kan het ook leiden tot grotere verschillen
tussen groepen leerlingen en studenten waardoor sommige groepen onterecht benadeeld
kunnen worden. Dat vraagt van docenten en leerlingen en studenten om goed met deze
technologie in het onderwijs om te gaan.
ChatGPT in het onderwijs
AI-chatbot ChatGPT is een aansprekend voorbeeld van de kansen en risico’s die komen
kijken bij het gebruik van digitale toepassingen in het onderwijs. Veel leerlingen,
studenten en onderwijsprofessionals maken al gebruik van deze innovatieve technologie.
ChatGPT wordt ingezet om moeilijke onderwerpen uit het huiswerk behapbaar te maken
of om de werklast in het voorbereiden van de les te verlichten. Er zijn ook zorgen
om de risico’s die ChatGPT meebrengt, bijvoorbeeld voor de autonomie van onderwijzers,
de opbouw van vaardigheden bij lerenden en het vertrouwen in gemaakte opdrachten of
scripties. Wij delen deze zorgen, maar willen ook de potentie van kunstmatige intelligentie
voor het onderwijs benadrukken.
Wij zijn trots op de manier waarop het onderwijsveld de dialoog rond deze nieuwe technologie
heeft opgepakt. Onderwijsprofessionals zijn het gesprek aangegaan met de maatschappij,
leerlingen en studenten over de zorgen én kansen van ChatGPT. Kennisnet en SURF waren
snel in staat onderwijzers en instellingen te helpen met hun vragen rond de technologie,
toepassingen in de les en de gevolgen voor plagiaatbestrijding.
Er resteren ook vragen en opgaves rond ChatGPT die individuele onderwijsinstellingen
niet alleen kunnen oplossen. Hoe kunnen we onderwijzers zo goed mogelijk bijstaan
in het vernieuwen van hun lespraktijk, bijvoorbeeld om de werkdruk te verlichten?
Hoe voorkomen we dat AI in het onderwijs de digitale kloof vergroot? Hoe borgen we
dat de AI die in het onderwijs wordt ingezet past bij onze gedeelde normen en waarden,
zoals privacy, inclusie en kansengelijkheid? Hoe stellen we het onderwijsveld in staat
om AI-innovatie voor het onderwijs te sturen? OCW is met het onderwijsveld, experts,
Kennisnet en SURF op zoek naar een antwoord op deze vragen.
Er ligt een ingewikkelde uitdaging om de kansen die digitalisering van het onderwijs
biedt te benutten en de bijkomstige risico’s te minimaliseren. Het is niet eenvoudig
om als individuele onderwijsprofessional of -instelling het antwoord op deze uitdaging
te bieden. De digitale transitie in het onderwijs vraagt daarom om een actieve rol
van OCW waarin we kansen omarmen en risico’s beheersen, op basis van voor ons belangrijke
onderwijswaarden als kwaliteit, kansengelijkheid, keuzevrijheid, autonomie, privacy
en veiligheid. Deze waarden zijn schragende principes maar ook toetsstenen, waartegen
nieuwe ontwikkelingen worden afgezet. Voor alle partijen in het onderwijs moet duidelijk
zijn welke ruimte de wet biedt om de kansen optimaal te benutten en te innoveren maar
ook welke wettelijke waarborgen verankerd zijn om de genoemde publieke waarden te
beschermen.
Dit vraagt om een andere rol van OCW waarbij de balans gevonden moet worden tussen
de autonomie van de scholen en instellingen en de actievere rol van OCW. Het is de
verantwoordelijkheid van scholen en instellingen om goed onderwijs te bieden en de
kansen en risico’s die digitaal onderwijs met zich meebrengt in ogenschouw te nemen.
Digitalisering kan helpen de onderwijskwaliteit te verbeteren, mits scholen en instellingen
vanuit hun eigen onderwijskundige visie passende en doordachte keuzes kunnen maken.
Onderwijsinstellingen hebben bij het maken van keuzes behoefte aan goede informatie,
ondersteunende expertise en voldoende middelen, tijd en ruimte om technologie in het
onderwijs een goede plek in hun praktijk te bieden. Individuele instellingen kunnen
niet afzonderlijk in deze behoeftes voorzien; samenwerking tussen instellingen is
essentieel om de nodige infrastructuur en kennis op te zetten, te delen en toe te
passen. In het funderend onderwijs ligt er vanwege het aantal scholen een ingewikkeld
coördinatievraagstuk, terwijl instellingen in het mbo en hoger onderwijs vanwege hun
omvang meer capaciteit hebben om beleid en samenwerking rond digitalisering vorm te
geven. Goed voorbeeld hiervan was het Versnellingsplan Onderwijsinnovatie met ict,
waarbij onderwijsinstellingen samenwerkten om de kansen die digitalisering biedt te
benutten. In het funderend onderwijs is vanwege het coördinatievraagstuk een grotere
betrokkenheid van OCW nodig. De organisaties SURF, Kennisnet, SIVON en MBO Digitaal
spelen ook een belangrijke rol in de ontwikkeling van digitalisering. We zijn permanent
in gesprek met de sector over hoe om te gaan met nieuwe ontwikkelingen, wat scholen
en instellingen zelf kunnen en wanneer ondersteuning vanuit OCW nodig is. De ontwikkelingen
rondom kunstmatige intelligentie is daar ook een belangrijk onderwerp in.
In deze brief lichten we toe welke stappen we, in samenwerking met de hierboven genoemde
organisaties, hebben gezet om een actievere rol te spelen binnen de digitalisering
van het onderwijs. Op de korte tot middellange termijn zijn de toegekende voorstellen
uit de eerste twee rondes van het Nationaal Groeifonds aanvullende impulsen om in
de nodige verdere ondersteuning te voorzien. De Groeifondsprogramma’s stimuleren een
actieve rol voor onderwijsprofessionals bij de inzet van digitale toepassingen. Verder
spelen we een actieve rol in Europees verband (Europese Unie, Raad van Europa) en
stimuleren we deelname aan relevante EU-programma’s. In het vervolg van de brief lichten
we onze huidige beleidsinzet verder toe. We zien ook dat we er nog niet zijn en dat
de snelheid waarin ontwikkelingen elkaar opvolgen, vraagt om het continu doordenken
van onze rol. Op sommige onderdelen moeten we nog concreter beleid ontwikkelen, of
hebben we nog onvoldoende kennis om goed beleid op te formuleren. Aan het einde van
deze brief blikken we vooruit op komende acties.
Nationaal Groeifonds
Het Nationaal Groeifonds is een goed instrument om het proces van de digitale transitie
in het onderwijs in goede banen te leiden, zodat de kansen die het biedt worden benut.
Dit doen we in samenwerking met het onderwijsveld. De in het kader van het Groeifonds
toegekende programma’s worden uitgevoerd door consortia bestaande uit onderwijspartijen,
overheden en het bedrijfsleven. Zo worden de kennis, ervaring én het enthousiasme
van alle stakeholders zo veel mogelijk benut. Het Nationaal Groeifonds voorziet in
meerjarige, eenmalige impulsen waarmee we duurzame effecten in het onderwijs willen
bereiken. Zo wordt er gebouwd aan een sterke digitale impuls in het onderwijs. We
lichten de programma’s voorzien van een grote digitaliseringsopgave achtereenvolgens
toe.
Voor het funderend onderwijs en het mbo worden verschillende programma’s door het
Nationaal Groeifonds gefinancierd die een bijdrage leveren aan een goed geleide digitale
transitie. Met het programma «Edu-V» wordt voor het funderend onderwijs en het mbo
een nieuwe digitale (leermiddelen)infrastructuur ontwikkeld. Het programma voorziet
in afspraken tussen scholen, uitgeverijen, distributeurs en leveranciers die een eenvoudig,
veilig en betrouwbaar gebruik van digitale onderwijsmiddelen regelen. Leerlingen en
onderwijsinstellingen krijgen zeggenschap over hun eigen data en docenten kunnen snel
en probleemloos gebruikmaken van innovaties die op de markt komen. Ook moet de infrastructuur
een gelijk speelveld waarborgen en zorgen voor een verlaging van de toetredingsdrempels
voor nieuwe leveranciers. Samenwerkingsplatform Edu-K stuurt de bouw van dit afsprakenstelsel.
In Edu-K zijn de PO-Raad, de VO-raad, de MBO Raad, de brancheorganisaties van uitgeverijen
(MEVW), distributeurs (KBb-e), educatieve softwareleveranciers (VDOD) en het Ministerie
van OCW vertegenwoordigd.
De doelstelling van het programma «Impuls Open leermateriaal» is de kwaliteit van
het funderend onderwijs te verhogen door te investeren in kwalitatief goed open (digitaal)
leermateriaal, aanvullend op gesloten materiaal. Met het programma helpen we scholen
de komende jaren om open leermateriaal te ontwikkelen, collecties te verrijken en
effectief gebruik in het onderwijs te stimuleren. Door de publieke infrastructuur
te verbeteren kunnen leraren ook eenvoudiger open leermateriaal vinden en delen.
Op het gebied van onderzoek en ontwikkeling investeert het Nationaal Groeifonds voor
de komende tien jaar 80 miljoen euro in het «Nationaal Onderwijslab AI» (NOLAI) waarin
scholen, wetenschappers en bedrijven werken aan de ontwikkeling en evaluatie van digitale
innovaties in het funderend onderwijs. Ook gaat het lab de consequenties van intelligente
digitale onderwijsinnovaties onderzoeken. NOLAI is op 6 oktober 2022 van start gegaan.3 Deze toekenning komt voort uit een haalbaarheidsstudie uitgevoerd in opdracht van
het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK).4 Volgens dit onderzoek kan AI onderwijs op maat ondersteunen, de competentie en autonomie
van leerlingen bevorderen, hun digitale geletterdheid vergroten en de werkdruk van
leraren verminderen. Gepaard met de inzet binnen de Nederlandse AI Coalitie bevordert
dit kabinet dat er samen met de beroepsgroep verantwoorde toepassingen van intelligente
technologie in het onderwijs worden ontwikkeld.
OCW werkt samen met EZK aan een overkoepelende governance en uitvoeringsstructuur,
zodat deze programma’s en bestaande initiatieven zo goed mogelijk samenwerken om een
duurzame impuls in het funderend onderwijs te realiseren.
Voor de komende acht jaar is «Digitaliseringsimpuls Onderwijs» het vehikel voor een
waardengedreven samenwerking op het gebied van digitalisering in het hoger- en beroepsonderwijs.
In het programma bundelen 113 mbo-instellingen, hogescholen en universiteiten hun
krachten om een gestandaardiseerde, veilige en betrouwbare sectorale digitale infrastructuur
en een sectorale kennisinfrastructuur te realiseren. Er zullen verschillende calls
voor onderzoek worden uitgezet en de kennis uit onderzoek zal worden gedeeld via Onderwijskennis.nl.
SURF krijgt een grote rol in de uitvoering van dit programma.
Veiligheid
Randvoorwaardelijk voor de ambitie om de kansen van de digitale transitie te benutten,
is dat de digitalisering veilig is en blijft. In de Kamerbrief «Verhogen digitale
veiligheid onderwijs en onderzoek» van 14 juli 20225, lichtten we uw Kamer in over hoe we de sector ondersteunen voor een betere digitale
weerbaarheid en privacy van scholen en instellingen. Dat doen we samen met organisaties
als Kennisnet, SURF, en SIVON. De programma’s «Veilig Digitaal Funderend Onderwijs»
en «Cyberveiligheid mbo» hebben als doel de veiligheid en privacy van leerlingen en
studenten verder te beschermen. Het programma «Veilig Digitaal Funderend Onderwijs»
doet dit in de eerste plaats door duidelijkheid te scheppen over waar scholen aan
moeten voldoen aan de hand van een normenkader voor informatiebeveiliging en privacy.
Daarnaast worden scholen ondersteund bij het inzichtelijk maken van de risico’s en
het nemen van maatregelen. Ten derde zorgen publieke voorzieningen ter voorkoming
van en voor adequate opvolging van cyberincidenten. Beide programma’s zetten in op
het stellen van eisen aan leveranciers in het onderwijs, onder meer door Data Protection Impact Assesments (DPIA’s).
Digitale geletterdheid
Digitale geletterdheid is cruciaal voor een verantwoorde inzet van digitale toepassingen.
Eén van de doelen van het «Masterplan basisvaardigheden» is dat leerlingen goed onderwezen
worden in digitale geletterdheid. Onder digitale geletterdheid vallen de domeinen
informatievaardigheden, mediawijsheid, ict-basisvaardigheden en computational thinking. Goede digitale vaardigheden zijn onmisbaar in onze samenleving. Daarom is gestart
met de ontwikkeling van kerndoelen voor digitale geletterdheid die verankerd worden
in het curriculum van het funderend onderwijs. De concept kerndoelen zullen eind 2023
opgeleverd worden. Verder zet het masterplan in op stevige ondersteuning op het leergebied,
met het oog op de implementatie van digitale geletterdheid in het onderwijs. Daarvoor
wordt in 2023 het Expertisepunt digitale geletterdheid ontwikkeld als centraal informatiepunt
voor scholen. Daarnaast worden er in de komende jaren (internationale) nulmetingen
gedaan naar het niveau van digitale geletterdheid, onder andere door deelname aan
het internationaal vergelijkend onderzoek naar computer- en informatievaardigheden
onder 14-jarige leerlingen (ICILS). Tot slot kunnen scholen die subsidie voor de basisvaardigheden
toegekend hebben gekregen deze inzetten voor digitale geletterdheid en ondersteuning
krijgen van de onderwijscoördinatoren in de basisteams.
Nationaal AI- en algoritmebeleid
De impact van AI speelt niet alleen voor het onderwijs, en moet daarom in breder licht
worden bezien met wat in Europees (waaronder de AI-verordening, zie onder Europese
ontwikkelingen) en nationaal verband gebeurd op het gebied van AI. Met de kabinetsreactie
op het rapport «Opgave AI. De nieuwe systeemtechnologie» van de Wetenschappelijke
Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) is uw kamer geïnformeerd over de kabinetsbrede
inzet op AI.6 Om goed voorbereid de overstap te maken naar een samenleving waarin AI een belangrijke
rol speelt, neemt het kabinet de komende tijd een aantal maatregelen. Om meer kennis
op te doen over de werking en de impact van AI is voor de overheid een algoritmeregister
opgesteld. Het kabinet gaat daarnaast de digitale kennis en vaardigheden (digivaardigheid)
van mensen vergroten, zodat iedereen kritisch kan nadenken over de voor- en nadelen
van AI en (zo veel mogelijk zelfstandig) mee kan doen in de digitale samenleving.7 Tot slot is recentelijk een algoritmetoezichthouder aangewezen.
Europese ontwikkelingen
Ook op Europees vlak gebeurt er veel op het gebied van digitalisering. Deze ontwikkelingen
gaan niet alleen over het onderwijs, maar adresseren zorgen die breder in de economie
en maatschappij voelbaar zijn, bijvoorbeeld over een gezonde marktwerking. Onze inzet
in de Europese gremia zijn er onder andere op gericht om actief aandacht te vragen
voor de vraagstukken die spelen rond digitalisering van het onderwijs en de kansen
te benutten van kennisuitwisseling en samenwerking. We lichten de belangrijkste ontwikkelingen
en onze inzet toe.
Binnen de Europese Unie zijn recent streefdoelen afgesproken gericht op de digitale
vaardigheden van vo-leerlingen, digitale basisvaardigheden van burgers en het opleiden
van voldoende ICT-personeel. In het kader van het «EU actieplan digitaal onderwijs
2021–2027» volgen daarom in 2023 voorstellen voor Raadsaanbevelingen over succesvol
digitaal onderwijs en over het aanbod van onderwijs en training in digitale vaardigheden.
Wij hebben uw Kamer recent een afschrift gestuurd van de Nederlandse reactie op een
consultatie door de Europese Commissie over twee voorstellen voor Raadsaanbevelingen.8 Ook publiceerde de Europese Commissie op basis van de adviezen van deskundigen vorig
jaar ethische richtsnoeren voor leerkrachten over hoe om te gaan met AI en data.9 Daarnaast wordt samenwerking op het gebied van digitalisering in het onderwijs ondersteund
via het streven naar de Europese Onderwijsruimte10 en vanuit het Erasmus+ programma 2021–2027. De samenwerking en uitwisseling tussen
ondersteunende organisaties zoals onder meer SURF en Kennisnet en individuele professionals
zullen worden gestimuleerd door de start van de European Digital Education Hub.
De huidige Europese Commissie heeft sinds haar aantreden in 2019 een actief wetgevingsbeleid
ontwikkeld om binnen de Europese Unie een al te grote invloed van private technologiebedrijven
te beteugelen. Hierin vormen de Digital Markets Act (DMA) en de Digital Services Act (DSA) samen de belangrijkste bouwstenen die onlangs in werking zijn getreden. Naar
verwachting gaan de regels in de DMA en DSA vanaf begin 2024 gelden, waarna de Europese
Commissie en nationale toezichthouders ook kunnen gaan handhaven. Daarnaast lopen
momenteel onderhandelingen over het voorstel van de Europese Commissie voor een AI-verordening.11Deze heeft als doel EU-burgers vertrouwen te geven in AI door te zorgen dat veilige
AI-systemen de interne markt opkomen met waarborgen voor de bescherming van fundamentele
rechten. In de concept verordening categoriseert de Europese Commissie AI-systemen
in vier categorieën: systemen met onacceptabele risico’s (deze zijn verboden), systemen
met hoge risico’s, systemen waarvoor bepaalde transparantie eisen gelden en systemen
met geen of minimale risico’s. De meeste eisen uit de AI-verordening gaan over de
ontwikkeling of het gebruik van hoog-risico AI-systemen. Bepaalde toepassingen van
AI in het onderwijs zijn als hoog-risico aangemerkt. Nederland heeft zich ervoor ingezet
dat deze regels goed aansluiten bij toekomstige toepassingen van AI en tegelijkertijd
ruimte laten voor innovatie.
De vorige Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft de Europese Commissie
verzocht om de ontwikkeling van openbare opensource alternatieven voor grote particuliere
digitale platforms in het onderwijs te ondersteunen.12 Vooralsnog heeft dit in EU-verband niet tot concrete vervolgacties op onderwijsgebied
geleid.13 Nederland zal hiervoor aandacht blijven vragen.
Vooruitblik
Voor het funderend onderwijs zal de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs
een lange termijn visie en actiegerichte digitaliseringsagenda uitwerken, in samenspraak
met professionals uit het onderwijs, ouders, leerlingen, experts, wetenschappers en
aanbieders van (digitale) leer- en hulpmiddelen. De ontwikkelingen rond AI en NOLAI
zijn hier ook een belangrijk onderdeel in. Uw Kamer ontvangt de visie en agenda voor
de zomer.
De vorige Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft in de begrotingsbehandeling
van OCW op 18 november 2021 toegezegd om te werken aan een digitaliseringsvisie in
het mbo en ho (Handelingen II 2022/23, nr. 24, item 12). Met de sector wordt gewerkt aan een gebalanceerde visie die we naar verwachting
voor de zomer met uw Kamer kunnen delen. Hierbij zal ook aandacht worden besteed aan
ChatGPT en AI. De studentenorganisaties, onderwijskoepels en SURF zijn nauw betrokken
bij de totstandkoming van de visie.
Tot slot zullen we samen met de ministers van Economische Zaken en Klimaat en Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties in EU-verband onderzoeken welke verdere maatregelen nodig
en haalbaar zijn voor een goede marktwerking in de (digitale) onderwijssector, waarin
publieke waarden tot hun recht blijven komen. In den brede blijven we in Europese
gremia een actieve rol vervullen en kennis en ervaring uitwisselen, samenwerking stimuleren
en actief aandacht vragen voor verantwoord digitaal onderwijs.
Afsluitend
In deze brief hebben wij uw Kamer ingelicht over onze reactie op het rapport «Naar
hoogwaardig digitaal onderwijs» van het Rathenau Instituut en de verkenning «Inzet
van intelligente technologie» van de Onderwijsraad. Het Rathenau Instituut doet een
stevige oproep aan OCW om digitalisering van het onderwijs in goede banen te leiden.
De Onderwijsraad ziet eveneens een belangrijke rol weggelegd voor de overheid. We
zijn het Rathenau Instituut en de Onderwijsraad erkentelijk voor de uitgebreide publicaties
met een overzicht van de kansen en risico’s voor het bevorderen van onze publieke
waarden bij de digitalisering van het onderwijs.
Er is al veel in gang gezet in en rondom de digitalisering van het onderwijs, op zowel
nationaal als Europees niveau. We zijn ervan overtuigd dat deze inzet in de komende
jaren haar vruchten zal afwerpen. Dit betekent niet dat we er al zijn. Verantwoord
digitaal onderwijs voor de lange termijn vraagt een stevigere visie en rol van OCW:
daarom werken we voor het funderend onderwijs aan een lange termijn visie en actiegerichte
digitaliseringsagenda en aan een digitaliseringsvisie in het mbo en ho. Hieruit moet
blijken welke vervolgstappen er nodig zijn. Daarnaast blijven we met het onderwijsveld
in gesprek om de kansen van digitalisering te benutten en daarbij de risico’s te beperken.
De ontwikkelingen gaan snel en de digitale opgave wordt groter en complexer. De toepassing
van ChatGPT in het onderwijs is hier een voorbeeld van. Deze ontwikkeling zien we
binnen de brede context van digitalisering waarbij ons handelen is ingebed in een
internationale en Europese context. In het Nationaal Onderwijslab AI wordt geëxperimenteerd
in samenwerking met wetenschappers, scholen en experts. Met de resultaten wordt het
onderwijsveld verder ondersteund in de toepassing van kunstmatige intelligentie. Daarnaast
zal op Europees niveau de AI-verordening kaders bieden. Voor de zomer verwachten we
uw Kamer de digitaliseringsvisie van het mbo en ho en de digitaliseringsagenda voor
het funderend onderwijs te sturen met daarin aandacht voor AI. Met deze stappen geven
we invulling aan de motie van de leden Dekker-Abdulaziz en Van Meenen.14
De komende tijd blijven we ons bezinnen op de rol die we willen pakken, in nauwe samenwerking
met het onderwijsveld en gevoed door onze eigen visievorming en de resultaten die
we in de lopende programma’s boeken.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
R.H. Dijkgraaf
De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, A.D. Wiersma
Indieners
-
Indiener
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Medeindiener
A.D. Wiersma, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.