Brief regering : Resultaten vaccinproef vogelgriep en vervolgstappen
28 807 Vogelpest (Aviaire influenza)
Nr. 286 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 maart 2023
De uitbraken met hoogpathogene vogelgriep (HPAI) H5N1 variant in de pluimveehouderij
en de vele besmettingen bij wilde vogels de afgelopen 15 maanden staan in ons geheugen
gegrift. Ik heb in het najaar de Tweede Kamer laten weten dat ik de situatie niet
langer houdbaar acht en daarom de aanpak intensiveer (Kamerstuk 28 807, nr. 269). Ik informeer de Tweede Kamer begin april op hoofdlijnen over het Intensiveringsplan
preventie vogelgriep. Daarin zal ook een eerste reactie worden opgenomen over het
advies van het deskundigenberaad-zoönosen (DB-Z), dat ik eind maart verwacht.
Vaccinatie is één van de extra maatregelen om bij gehouden vogels de kans op vogelgriepbesmettingen
vanuit wilde vogels te verkleinen. Ik heb eerder aangegeven dat ik inzet op het zo
snel mogelijk verantwoord vaccineren tegen vogelgriep. Door middel van deze brief
informeer ik de Tweede Kamer, mede namens de Minister van Volksgezondheid Welzijn
en Sport, over de voortgang in het traject om te komen tot vaccinatie van gehouden
pluimvee tegen HPAI.
In het najaar van 2022 is een vaccinproef onder gecontroleerde omstandigheden uitgevoerd.
Hieruit is gebleken dat twee vaccins effectief zijn tegen verspreiding van vogelgriepvirus.
Deze twee vaccins worden in een veldproef verder onderzocht op effectiviteit. Tegelijkertijd
zijn we bezig met voorbereidingen voor een grotere pilot. Ik acht een stapsgewijze
aanpak hierin noodzakelijk, om vaccinatie in Nederland zo snel mogelijk en met zo
gering mogelijk risico’s voor volks- en diergezondheid te realiseren.
Overwegingen
Vaccinatie is voor veel besmettelijke ziekten een effectieve manier om de kans op
en gevolgen van besmetting zo klein mogelijk te maken. Voor vogelgriep is het niet
alleen van belang dat vaccins dieren beschermen tegen verschijnselen van vogelgriep,
maar ook tegen verspreiding van virus in een stal en tussen bedrijven. Met vaccinatie
willen we bereiken dat de reproductieratio ®, het aantal nieuwe besmettingen dat een
besmet dier kan veroorzaken, kleiner wordt dan 1. Dat betekent dat als een virus op
het bedrijf wordt binnengebracht en leidt tot een initiële infectie (beginnend bij
één kip), de besmetting beperkt blijft tot hooguit enkele kippen in een koppel en
het niet leidt tot een grote uitbraak in de stal. Als de vaccins ziekteverschijnselen
wel, maar verspreiding van virus niet voorkomen, kan dit mogelijk leiden tot (ongeziene) spreiding binnen en tussen bedrijven
en een risico vormen voor de volks- en diergezondheid (Kamerstuk 28 807, nr. 259).
Resultaten vaccinproef onder gecontroleerde omstandigheden
Op dit moment zijn er geen vaccins in de Europese Unie toegelaten waarvan bekend was
of die effectief waren tegen de huidige vogelgriepvariant H5N1, in het voorkomen van
verschijnselen en transmissie. Daarom heb ik Wageningen Bioveterinary Research (WBVR)
vorige zomer verzocht een vaccinproef onder gecontroleerde omstandigheden uit te voeren.
WBVR heeft deze vaccinproef gedaan in de high containment unit in Lelystad, met kleine
groepen jonge kippen. De proef werd uitgevoerd met vier vaccins: twee vectorvaccins,
een geïnactiveerd vaccin gebaseerd op een laagpathogene H5N2 virusvariant en een DNA-vaccin.
Onderzocht is of vaccins bescherming boden tegen ziekteverschijnselen, veroorzaakt
door de HPAI H5N1-virusvariant die in ’21 en ’22 in Nederland tot uitbraken heeft
geleid, én tegen verspreiding van het virus naar contactdieren. De resultaten, conclusies
en de aanbevelingen zijn beschreven in het bijgevoegde rapport.
De onderzoekers concluderen op basis van deze dierstudie dat beide HVT-H5 vectorvaccins
virustransmissie significant verminderen ten opzichte van transmissie in een ongevaccineerde
groep en de reproductie rat®(R) significant kleiner dan 1 laten worden (R < 1). De
kippen werden volledige beschermd tegen ziekte na infectie met het HPAI H5N1 virus.
Dit type vectorvaccin (een genetisch gemodificeerd vaccin) is, voor zover bekend,
alleen werkzaam in kippen en kalkoenen. Beide vaccins moeten, volgens de instructie
van de farmaceut, worden toegediend op de broederij, bij eendagskuikens, zoals nu
ook al gangbare praktijk is voor vaccinatie tegen bijvoorbeeld Newcastle disease.
De twee andere vaccins zijn minder effectief: ze geven wel enige bescherming tegen
ziekteverschijnselen en sterfte, maar onvoldoende tegen spreiding van H5N1 virus.
In dat geval zou in de praktijk spreiding van virus kunnen optreden. Dat zou kunnen
leiden tot grote uitbraken op een bedrijf en mogelijk tot besmetting van bedrijf naar
bedrijf, indien een infectie niet snel genoeg wordt opgemerkt.
De resultaten van proeven in andere lidstaten – bij eenden (Frankrijk), kalkoenen
(Italië) en bij ganzen (Hongarije) – zijn nog niet bekend; eind maart zal door de
chief veterinary officers (CVO’s) van deze landen een overleg plaatsvinden om alle
dan bekende resultaten te bespreken. De Europese Commissie heeft, mede op verzoek
van Nederland, een werkgroep opgericht om zaken en knelpunten rond vaccinatie te bespreken
en op te lossen waar mogelijk. De eerste bijeenkomst is in de derde week van maart.
Veldproef
Resultaten van een vaccinatieproef uitgevoerd onder experimentele omstandigheden zijn
niet één op één te vertalen naar een situatie in het veld. Vaccins zijn in de praktijk
mogelijk minder werkzaam, omdat bijvoorbeeld het stalklimaat en de bedrijfsvoering
op bedrijven anders zijn, er tegen andere ziektes wordt gevaccineerd en omdat er sprake
is van circulatie van andere ziektekiemen die de effectiviteit van vaccins negatief
kunnen beïnvloeden. De volgende stap in het vaccinatiestappenplan is dan ook het uitvoeren
van een veldproef om te kijken of vaccins die werkzaam zijn in een laboratoriumsetting
ook effectief zijn als die zijn toegediend onder veldomstandigheden.
Ik heb besloten om beide vectorvaccins (HVT-vaccins) in de veldproef te onderzoeken,
omdat deze in de vaccinproef bij WBVR voldoende effectief bleken te zijn in het voorkomen
van virustransmissie. Deze vaccins zijn geschikt voor kippen en de keuze is gemaakt
de veldproef uit te voeren op één of twee legpluimveebedrijven. De legsector is een
grote sector in Nederland, en er zijn ook veel uitbraken geweest op dit type bedrijven.
Bovendien zou een goed vaccinatieprogramma in de legsector perspectief kunnen bieden
voor de vrije-uitloopsector.
In september 2022 is de Gezondheidsdienst voor Dieren (Royal GD), samen met de Faculteit
Diergeneeskunde, WBVR en Wageningen University and Research (WUR), gestart met de
uitwerking van een proefopzet en de voorbereidingen voor de veldproef. Op deze wijze
is mede uitvoering gegeven aan motie van het lid Tjeerd de Groot (D66) om de veldproef
zoveel mogelijk parallel te laten lopen met de vaccinproef (Kamerbrief 28 807, nr. 279). Zo veel mogelijk activiteiten voor de veldproef zijn in het najaar gestart en geregeld,
maar een aantal zaken is volgtijdelijk en kan pas worden geregeld nu de resultaten
van de vaccinproef bij WBVR bekend zijn. Er is bijvoorbeeld in het najaar van 2022
een vergunning bij de Centrale Commissie Dierproeven aangevraagd en er is, vooruitlopend
op de resultaten van de vaccinproef, een start gemaakt met de aanvraag voor een vergunning
bij bureau GGO dat wettelijke taken uitvoert op het gebied van genetisch gemodificeerde
organismen (ggo’s).
Nu duidelijk is dat de twee vectorvaccins in de veldproef worden onderzocht, zullen
de laatste stappen in de voorbereiding worden genomen. Ik zet me in om de veldproef
zo snel mogelijk in de praktijk uit te kunnen laten voeren. Hiervoor zijn nog enkele
acties nodig. Zo is er een risicobeoordeling van Bureau GGO nodig ten behoeve van
een vergunning, aangezien hier sprake is van het gebruik van niet-toegelaten, genetisch
gemodificeerde vaccins. Hiervoor zijn verschillende Europese richtlijnen en verordeningen
van toepassing. Over het leveren van vaccins worden nu afspraken gemaakt met beide
fabrikanten.
Ik zet erop in om processen, waar mogelijk, zoveel mogelijk te versnellen. De GD verwacht
dat alle voorbereidingen en vergunningtrajecten, mits de noodzakelijke gegevens van
derden op tijd zijn aangeleverd, in de zomer zijn afgerond en dat de veldproef dan
daadwerkelijk kan starten. De proef zelf zal meer dan een jaar duren, onder andere
om een beeld te krijgen hoelang kippen na vaccinatie nog immuun zijn. De resultaten
komen gedurende de looptijd van de veldproef. Ik hoop de eerste resultaten over de
effectiviteit voor het einde van dit jaar te krijgen. Gegevens over de duur van de
immuniteit komen in 2024 en 2025 beschikbaar.
Risicobeoordeling suboptimale vaccins
Hoewel de resultaten gunstig zijn, heb ik vooruitlopend op deze resultaten een onderzoek
uitgezet bij de Faculteit Diergeneeskunde, WBVR en het RIVM. Doel daarvan is een inschatting
te maken van het risico voor de volksgezondheid en diergezondheid als we vaccineren
met vaccins die verspreiding van het virus in de praktijk toch onvoldoende tegengaan,
waardoor het virus ongemerkt in koppels gevaccineerd pluimvee kan spreiden. Dat kan
namelijk ook het geval zijn bij de twee vectorvaccins die effectief waren in de vaccinproef,
omdat vaccins onder veldomstandigheden mogelijk minder effectief zijn. De resultaten
van deze studie verwacht ik rond de zomer.
Europese toelating van vaccins en Europese verordening
De twee vectorvaccins zijn nog niet toegelaten op de Europese markt. Het vaccineren
met niet-toegelaten vaccins brengt diverse risico’s met zich mee, voor volks- en diergezondheid,
omdat het vaccin dan niet de gebruikelijke toetsing op kwaliteit, veiligheid en effectiviteit
heeft doorlopen. Het is mijns inziens onverstandig en onverantwoord om met niet-toegelaten
vaccins op grote schaal pluimvee in Nederland te vaccineren. De Europese toelating
van de vaccins is een verantwoordelijkheid van de farmaceutische bedrijven. Alle betrokken
partijen zijn doordrongen van het belang en ik reken op een zorgvuldige, maar snelle
procedure.
Pilot
In afwachting van de toelating van de vaccins en de veldproef, start ik al met de
voorbereiding voor een vaccinatieprogramma voor pluimvee in Nederland. Ik wil met
de gegevens uit de verschillende onderzoeken een vaccinatieprogramma opstellen dat
ik op grotere schaal in Nederland kan uitvoeren. Dat wil ik stap voor stap doen, te
beginnen met een pilot met meerdere bedrijven. Doel daarvan is onder andere ervaringen
op doen die we kunnen gebruiken voor het vervolg. Er moeten namelijk nog veel zaken
worden uitgezocht en geregeld. Het gaat niet alleen om zaken die met de vaccins te
maken hebben, maar eveneens met de organisatie en uitvoering van een vaccinatieprogramma,
waarbij we de pilot uitvoeren volgens de nieuwe Europese verordening, over veterinary
medicinal use (EU) 2023/361.
Zaken die moeten worden uitgewerkt en georganiseerd zijn onder andere het toezicht
op en de handhaving van vaccinatie, de registratie van gevaccineerde bedrijven, het
opzetten en implementeren van het verplichte EU-surveillanceprogramma, zowel in het
veld als in het laboratorium, het kanaliseren van producten van gevaccineerde dieren
ten behoeve van de afzet, en het minimaliseren van de mogelijk negatieve effecten
van vaccinatie op de handel in de EU en met derde landen.
Ik acht het van groot belang dat er houders van commerciële pluimveebedrijven zijn
die vrijwillig deelnemen aan de pilot. Daarbij reken ik ook op de actieve medewerking
van ketenpartijen en afnemers voor de afzet van producten van gevaccineerde dieren
uit de pilot. Het is nu van belang om snel vervolgstappen in de voorbereiding te zetten,
waarvoor ik mij zo veel mogelijk zal inspannen. Mijn streven is om de pilot aan het
einde van dit jaar te starten, nadat ik de eerste resultaten van de veldproef heb
ontvangen.
Europese samenwerking
In de Europese Unie nemen Frankrijk en Nederland het voortouw in het vaccinatietraject.
Ook Frankrijk onderzoekt de mogelijkheden van vaccinatie, maar heeft nog geen concrete
plannen bekend gemaakt. In andere lidstaten wordt met belangstelling gekeken naar
Frankrijk en Nederland en hun plannen om te gaan vaccineren. Het samen optrekken met
andere lidstaten en de Europese Commissie zorgt ervoor dat ik relevante informatie
van de uitgevoerde proeven in de drie andere lidstaten kan betrekken bij de pilot
in Nederland. Ook kijken we in gezamenlijkheid hoe we eventuele problemen kunnen oplossen
waar we in de pilot-fase tegenaan lopen. De door de Europese Commissie opgerichte
vaccinatie werkgroep biedt een gremium deze zaken te bespreken, te werken aan oplossingen
van knelpunten en het creëren van draagvlak voor vaccinatie in de EU en andere landen.
Vaccinatie dierentuinen en hobbylocaties
Op basis van de resultaten van de vaccinproef heb ik besloten beheerders van dierentuinen
aangesloten bij de Nederlandse Vereniging van Dierentuinen toe te staan hun vaccinatieplan
uit te voeren.
Ik ga het vaccineren van hobbypluimvee verder uitwerken. Er zijn in de Europese verordening
zeer strenge eisen voor het surveillanceprogramma opgesteld, gepaard gaande met hoge
kosten, die ten laste komen van de (hobby)houder. Ik ga in gesprek met de Europese
Commissie over deze knelpunten. Ook wil ik de eerste resultaten van de veldproef gebruiken
voor het verder uitwerken van vaccinatie bij hobbyhouders.
Tenslotte
Ik ben blij met de goede resultaten van de vaccinproef. Deze bieden perspectief voor
vaccinatie van pluimvee in Nederland. De resultaten worden meegenomen in de veldproef
en een pilot. Ik zet de stappen in het vaccinatietraject zo snel mogelijk, maar wil
dit ook zorgvuldig en verantwoord doen vanwege volksgezondheid, diergezondheid, en
de impact die vaccinatie heeft op de pluimveehouders en alle andere betrokken partijen
en organisaties in Nederland. Ik reken op een actieve inzet van pluimveehouders, de
verwerkende sectoren en afnemers om dit te realiseren. Ik zal de Tweede Kamer regelmatig
informeren over de voortgang van het vaccinatietraject.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit