Brief regering : Plan van aanpak 'statushouders aan het werk'
32 824 Integratiebeleid
Nr. 381
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 maart 2023
Statushouders zijn vaak krachtige mensen die in hun leven moeilijke keuzes hebben
moeten maken en veel hebben doorstaan. Statushouders zélf en de samenleving hebben
groot belang bij een goede integratie en inburgering van statushouders. Daarom vind
ik het essentieel om er zoveel mogelijk aan bij te dragen dat zij een goede plek in
onze samenleving vinden, zeker in tijden van krapte op de arbeidsmarkt. Deelname aan
de arbeidsmarkt is hierin van belang. Ik zet hier mede namens de Minister voor Armoedebeleid,
Participatie en Pensioenen (APP) de komende tijd samen met een brede coalitie van
stakeholders extra op in zodat meer statushouders sneller en duurzamer aan het werk komen.
De arbeidsmarktdeelname van statushouders blijft significant achter bij de rest van
de beroepsbevolking. De bijstandsafhankelijkheid onder statushouders is bijna 57 procent
en een groot deel van hen (40 tot 50 procent) is al vier jaar of langer op bijstand
aangewezen. Ook blijft de arbeidsmarktpositie van werkende statushouders achter. Dit
komt doordat zij vaak in deeltijd op een tijdelijk contract aan de basis van de arbeidsmarkt
werkzaam zijn1. Daarnaast blijkt dat ook statushouders met een in het thuisland behaald diploma
op HBO- of WO-niveau in Nederland zeer moeizaam op een passend niveau aan het werk
komen2. Ondanks grote arbeidsmarktkrapte, waarbij werkgevers zoeken naar personeel. Een
complex van oorzaken ligt ten grondslag aan de arbeidsmarktpositie van statushouders.
Inburgering kost bijvoorbeeld tijd, waardoor een volledige baan niet altijd mogelijk
is. Ook kunnen (onbewuste) vooroordelen en onbekendheid over statushouders bij werkgevers
een rol spelen. Verder zijn er praktische belemmeringen zoals het (nog) niet spreken
van Nederlands, het niet hebben van geldige diploma’s of een relevant netwerk. Daarnaast
zijn er belemmeringen die samenhangen met de specifieke situatie van statushouders,
vluchten kan gepaard gaan met trauma’s en statushouders kunnen inspanningen moeten
leveren om familieleden over te laten komen in het kader van gezinshereniging. Tot
slot spelen er ook institutionele belemmeringen om snel en volledig te werken, vanuit
onder meer de beperkingen die asielzoekers hebben om te werken. Naast deze belemmeringen
is er voor statushouders zelf een belangrijke rol en verantwoordelijkheid om zo snel
mogelijk mee te doen in de samenleving.
De achterblijvende arbeidsmarktpositie van statushouders is slecht voor hun eigen
sociaaleconomische positie en hun welbevinden, voor het draagvlak in de samenleving,
voor de cohesie in wijken en gemeenten, voor de economie als geheel en voor werkgevers.
Dat hun kennis en talenten onbenut blijven vind ik zorgelijk.
Meedoen in de Nederlandse samenleving door middel van regulier betaald werk is van
groot belang. Het hebben van werk – en dan vooral duurzaam en passend werk – zorgt
voor het sneller leren van de taal, voor meer eigenwaarde, voor meer sociale contacten
en daarmee voor een betere integratie in de samenleving. Voor mensen zelf en voor
hun kinderen. Ook maakt betaald werk mensen zelfredzaam. Op de werkvloer doen mensen
werkervaring op en leert men de Nederlandse taal en cultuur het snelst.
Om de arbeidsmarktpositie van statushouders te verbeteren zet ik samen met een coalitie
van stakeholders de komende periode extra in op het verbeteren van hun kansen op betaald werk, door
het aanpakken van met name praktische belemmeringen. Deze inzet is uitgewerkt in het
plan van aanpak dat ik als bijlage bij deze Kamerbrief meestuur. Een snelle start
met het combineren van taal en werk is voor mij een rode draad. Met een aantal gemeenten
ben ik aan de slag om startbanen voor statushouders te realiseren. Hiermee voer ik
de toezegging uit zoals gedaan aan Kamerlid Aartsen (VVD), gedaan tijdens het Wetgevingsoverleg
Integratie en Maatschappelijke Samenhang van 21 november 2022 (Kamerstuk 36 200 XV, nr. 85). Ook wordt met het aanbieden van dit plan van aanpak ingegaan op een aantal andere
moties en toezeggingen. Een overzicht hiervan is als bijlage opgenomen.
Actielijnen van het plan van aanpak
Het plan van aanpak bestaat uit het bundelen van krachten samen met een brede coalitie
van stakeholders, via 4 actielijnen waarin werk en taal gecombineerd zijn:
1. Vroege participatie vanuit het azc
2. Gerichte ondersteuning/samenwerking werkgevers en branches
3. Regionale aanpak via gemeenten en arbeidsmarktregio’s, waaronder «startbanen» voor
statushouders
4. Werken op eigen niveau
Het plan ziet op acties gericht op alle statushouders die afhankelijk zijn van een
bijstandsuitkering en (meer) kunnen werken. Op statushouders onder de oude inburgeringsstelsels
(Wet Inburgering 2007 en 2013) die al langer in Nederland wonen en mogelijk al ingeburgerd
zijn, maar nog geen werk hebben waarmee ze in hun levensonderhoud kunnen voorzien.
Op statushouders die korter in Nederland zijn en die gemeentelijke ondersteuning krijgen
tijdens hun inburgering onder de Wet Inburgering 2021 (waarbij als uitgangspunt geldt
dat taal en werk gecombineerd worden). En op statushouders die nog in een azc verblijven
en nog moeten starten met inburgering. Tevens ziet dit plan op acties voor kansrijke
asielzoekers die kunnen werken, mits voldaan wordt aan de geldende wetgeving.
Met het plan van aanpak versterk ik de al lopende inzet voor statushouders. Hierbij
gaat het om de inzet op duale trajecten in het kader van de inburgering, de reguliere
inzet vanuit de Participatiewet en de Regionale Mobiliteitsteams (RMT’s), de activiteiten
rondom het opschalen van (formele) leerwerktrajecten vanuit de Werkagenda «Voor een
Inclusieve Arbeidsmarkt» (VIA) en de activiteiten van gemeenten, werkgevers en maatschappelijke
organisaties. Een voorbeeld hiervan is RefugeeWork, het matchingsplatform dat werkzoekenden
met een vluchtelingenachtergrond koppelt aan werkgevers.
Het plan van aanpak is opgesteld samen met de partijen uit de Taskforce VIA3, aangevuld met enkele andere organisaties die met statushouders werken, en met de
inbreng van statushouders zélf. Ik vind het essentieel om de inbreng juist van statushouders
zelf mee te nemen om te komen tot een goede aanpak en uitvoering. De acties uit het
plan van aanpak zijn een aanvulling op de Werkagenda van de Taskforce VIA4. Bij de uitvoering zijn ook andere organisaties betrokken, zoals maatschappelijke
organisaties die met statushouders werken, uitzenders en brancheorganisaties. Samen
hebben we concrete doelen afgesproken en maken we afspraken over meetbare resultaten.
Zo werken we samen aan een echte versterking ten opzichte van de huidige uitvoering
en samenwerkingen, terwijl we oog houden voor de goede reeds lopende aanpakken in
het kader van inburgering en (re-)integratie.
Met de acties uit dit plan van aanpak pak ik praktische belemmeringen aan waar statushouders,
werkgevers, gemeenten en andere partijen tegenaanlopen. Dit gaat dan onder meer om
taalbeheersing en diploma erkenning, (vak)taal op de werkvloer, culturele verschillen
en begeleiding naar en op het werk, kennis van de Nederlandse arbeidsmarkt en financiële
aspecten van werkgevers5. Ik bevorder het combineren van leren en werken, waaronder de inzet van formeel leren
via praktijkleren6 in het mbo voor statushouders, en betrek de Opleidings- en Ontwikkelfondsen. Ik ben
in gesprek met de sociale partners over mogelijkheden tot aanwending van deze fondsen
ter ondersteuning en financiering van werkgevers bij het in dienst nemen en opleiden
van statushouders. Ik neem verder ook nadrukkelijk de praktische lessen die geleerd
zijn van de relatief snelle en hoge arbeidsparticipatie van Oekraïense ontheemden
mee. Hierover heb ik uw Kamer op 23 februari geïnformeerd7. Dit gaat onder andere om laagdrempelige voorlichting aan de doelgroep, het uit de
doelgroep oppikken van signalen en ervaringen, het gebruik maken van de informele
(eigen) netwerken van de doelgroep om tot snellere matching met werkgevers te komen,
het creatief omgaan met taalbarrières en het belang van snel aan het werk gaan.
Het plan van aanpak heeft een stevige inzet van werkgevers en gemeenten nodig om zich
extra in te spannen om de arbeidsparticipatie van statushouders te verbeteren. Ook
met het oog op de huidige krappe arbeidsmarkt, verwacht ik dat werkgevers het werven
en begeleiden van statushouders als een steeds belangrijker onderdeel zien van hun
bedrijfsactiviteit. Op onze Nederlandse arbeidsmarkt – ongeacht het feit of die krap
is of niet – versta ik onder goed werkgeverschap ook het zorgen voor een inclusieve
en veilige werksfeer en het voorkomen van discriminatie. Ook dat draagt bij aan de
arbeidsparticipatie van statushouders. Hierbij moet het met name gaan om duurzaam
werk en het uiteindelijk werken op een niveau dat past bij het individu, eventueel
via een ingroeipad. Op deze manier wil ik alle talenten benutten.
Tijdens het Wetgevingsoverleg Integratie en Maatschappelijke Samenhang van 21 november
2022 heb ik aan Kamerlid Aartsen (VVD) toegezegd dat ik de mogelijkheden wil verkennen
om statushouders bij verhuizing vanuit de opvang naar de gemeente direct een zogenoemde
«startbaan» aan te bieden, waarbij betaald werk en taalverwerving hand in hand gaan.
Dit om te zorgen dat statushouders zo snel als mogelijk aan de slag kunnen met betaald
werk en het leren van de taal. In een aantal gemeenten en regio’s zijn al initiatieven
voor statushouders in ontwikkeling die lijken op «startbanen». Ik sluit hier bij aan
en geef met deze en andere gemeenten, arbeidsmarktregio’s, sociaal ontwikkelbedrijven,
werkgevers en andere stakeholders verder vorm aan de invulling en uitwerking van de
definitie van «startbanen». Daarbij kijk ik ook hoe deze het beste aansluiten bij
de inburgering. Gemeenten, regio’s en sociaal ontwikkelbedrijven creëren hiermee startbanen
voor statushouders en samen inventariseren en verspreiden we wat het beste werkt onder
andere gemeenten en regio’s. Hierbij zetten we in op concrete doelen en verkennen
te bereiken streefgetallen, onder meer in het aantal te realiseren startbanen. Voor
dergelijke betaalde «startbanen» wordt gebruik gemaakt van bestaande instrumenten
uit de Wet Inburgering 2021 en de Participatiewet.
Vroege inzet op taal, kennismaking met de samenleving en mogelijkheden voor participatie
zijn essentieel voor een goede start in Nederland en zijn daarmee ook onderdeel van
het plan van aanpak. Ook het coalitieakkoord onderschrijft het belang van de vroege
start. Daarom is in het coalitieakkoord de mogelijkheid opgenomen dat kansrijke asielzoekers
vanaf dag één les krijgen in de Nederlandse taal en de mogelijkheid om makkelijker
(vrijwilligers)werk te verrichten. Ik werk momenteel aan de verbetering van de randvoorwaarden
voor een vroege start voor kansrijke asielzoekers en statushouders in het azc. Het
doel is dat taalonderwijs (taallessen, voorinburgering, inburgering) en participatieactiviteiten
uitgevoerd worden vanaf het begin van het verblijf op het azc8. Over de resultaten hiervan meld ik in de zomer van 2023 meer aan uw Kamer. De arbeidsparticipatie
van statushouders kan ook worden beïnvloed door eventuele belemmeringen die zij hebben
ervaren toen zij nog in de asielprocedure zaten. Hiertoe loopt momenteel een onderzoek
naar de mogelijke belemmeringen die asielzoekers ervaren bij de toegang tot de arbeidsmarkt9. Ik verwacht de reactie van het kabinet op het onderzoeksrapport in het tweede kwartaal
van 2023 aan uw Kamer te sturen.
Naast toegang tot de arbeidsmarkt zijn ook het grote woningtekort en het relatief
lange wachten op woningen voor statushouders belemmeringen voor het snel vinden van
duurzaam betaald werk. Ook komende periode blijft dat een grote uitdaging. De Minister
voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO) werkt daarom aan het uitbreiden
van de sociale woningvoorraad. De snelste manier om dat te bereiken is door flexwoningen
te bouwen of vastgoed te transformeren. Daarnaast wordt samen met medeoverheden en
ketenpartners gewerkt aan het wegnemen van belemmeringen in het huisvestingsproces.
Dat draagt bij aan een snellere uitstroom uit de opvang en het (verder) integreren
en participeren in de samenleving. Deze aspecten zijn geen onderdeel van het plan
van aanpak. Dit geldt ook voor de wachttijden bij de IND, de vele verhuisbewegingen
van asielzoekers en statushouders in de opvang, en de wachttijden voor inschrijving
in het BRP, die belemmering vormen voor snelle participatie. Deze worden aangepakt
met de lopende aanpak ten aanzien van asiel en migratie.
Vervolg
De komende periode staat in het teken van verdere uitvoering van het plan van aanpak.
Hierbij is ook een groep statushouders zelf betrokken, net als bij het opstellen van
het plan van aanpak. Hun ervaring in het zetten van (eerste) stappen op de Nederlandse
arbeidsmarkt zijn belangrijk om mee te nemen. Bij de partijen uit de Taskforce VIA
is draagvlak voor dit plan van aanpak en samen hebben we afgesproken dat de acties
uit het plan van aanpak een aanvulling zijn op de Werkagenda VIA (2022–2025). Zo sluiten
we aan bij de reeds bestaande samenwerkingsstructuur. Hier binnen maken we verdere
afspraken over onze concrete doelen en activiteiten en over de wijze waarop we met
andere organisaties samenwerken. Samen «doen» en meetbare resultaten behalen is hierin
het uitgangspunt.
Ik informeer de Kamer vóór de zomer met een tweede brief over de verdere uitwerking
en uitvoering van het plan van aanpak.
Tot slot
Integratie van statushouders is een proces waar veel partijen bij betrokken zijn.
Van statushouders zelf, maatschappelijke organisaties, werkgevers, onderwijspartijen,
en de overheid, we hebben er allemaal een bijdrage in. Alleen door hier gezamenlijk
aan te werken is het mogelijk statushouders succesvol te laten integreren in de Nederlandse
maatschappij en hiervoor draagvlak te houden. Met het plan van aanpak «statushouders
aan het werk» wil ik ervoor zorgen dat we samen hierin slagen. Succes betekent zorgen
voor een win-winsituatie voor statushouders, de arbeidsmarkt en voor de hele maatschappij.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
C.E.G. van Gennip
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.