Brief regering : Geannoteerde agenda van de Milieuraad van 16 maart 2023 te Brussel
21 501-08 Milieuraad
Nr. 892 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT EN DE MINISTER VOOR
KLIMAAT EN ENERGIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 februari 2023
Hierbij doe ik u, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, de Minister
voor Natuur en Stikstof en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
de geannoteerde agenda van de Milieuraad van 16 maart 2023 toekomen. Het kabinet is
voornemens deel te nemen aan deze Milieuraad. De inhoud van deze geannoteerde agenda
geeft de meest recente stand van zaken weer. Mocht de agenda op belangrijke punten
veranderen, dan zullen wij u hierover tijdens het commissiedebat van 8 maart 2023
informeren.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen
De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten
GEANNOTEERDE AGENDA MILIEURAAD
Op de voorlopige agenda van de Milieuraad op 16 maart 2023 is een algemene oriëntatie
voorzien over de herziening van de richtlijn industriële emissies. Daarnaast staat
er een drietal beleidsdebatten gepland over de herziening van de verpakkingsrichtlijn,
de certificering voor koolstofverwijdering, en de herziening richtlijn stedelijk afvalwater.
Tevens is er een gedachtewisseling geagendeerd over het Europees semester. Tot slot
zullen onder het punt «diversen» het Zweeds voorzitterschap en de Europese Commissie
(hierna «de Commissie») een terugkoppeling geven over recente internationale bijeenkomsten.
Het Zweeds voorzitterschap zal tevens informatie geven over de lopende wetsvoorstellen
op het gebied van milieu.
Herziening richtlijn industriële emissies
De Commissie heeft op 5 april 2022 een ambitieus voorstel uitgebracht tot herziening
van de Richtlijn industriële emissies (RIE) als onderdeel van de Green Deal1. Zoals via het BNC-fiche2 met uw Kamer gedeeld, staat het kabinet over het algemeen positief tegenover het
voorstel, maar laat het kabinet haar definitieve oordeel ten aanzien van de wijzigingen
voor veehouderijen afhangen van een impact assessment. Tijdens de Milieuraad op 24 oktober
jl. heeft het eerste beleidsdebat hierover plaatsgevonden, waar uw Kamer via de geannoteerde
agenda3 en een verslag4 van de Raad over is geïnformeerd. Tijdens de Milieuraad op 20 december 2022 heeft
het voorzitterschap een voortgangsverslag toegelicht, waar uw Kamer via de geannoteerde
agenda5 en het verslag6 van de Raad over is geïnformeerd. Tijdens de aankomende Milieuraad van 16 maart is
het voorzitterschap voornemens om tot een algemene oriëntatie te komen.
Op het moment van versturen van deze geannoteerde agenda zijn zowel de impactanalyse
van de wijzigingsvoorstellen van de RIE voor de veehouderijsector en bevoegde gezagen,
die in opdracht van de Ministeries van LNV en IenW worden uitgevoerd, als de onderhandelingen
in de Raadswerkgroepen nog niet afgerond. In afwachting hiervan kan het kabinet op
dit moment nog niet aangeven of er ingestemd zal worden met de algemene oriëntatie
tijdens de Milieuraad op 16 maart. Uw Kamer zal voor het Commissiedebat op 8 maart
2023 geïnformeerd worden over de resultaten van de impactanalyse en wat dit betekent
voor de kabinetspositie ten aanzien van de wijzigingen voor veehouderijen.
Inzet Nederland
Het kabinet staat over het algemeen positief tegenover het ambitieuze voorstel van
de Commissie, omdat dit kan bijdragen aan het verder terugdringen van de schade aan
het milieu en aan de gezondheid van mensen door emissies naar lucht, water en bodem.
Dit is ook aan uw Kamer gecommuniceerd in het BNC-fiche. Het kabinet ondersteunt het
voorstel om in de vergunningen de strengst mogelijke emissiegrenswaarden op te nemen,
die overeenkomen met de laagste emissiegrenswaarden door toepassing van de beste beschikbare
technieken. Deze aanpak is in Nederland al afgesproken voor emissies naar de lucht
in het Schone Lucht Akkoord. Ten aanzien van de veehouderij laat het kabinet een impact
assessment uitvoeren om na te gaan wat de gevolgen van de wijziging zijn voor de sector
en voor het bevoegd gezag. Nederland zal daarna op basis hiervan een definitieve inbreng
leveren op de voorstellen.
Het kabinet ondersteunt de uitbreiding van de reikwijdte van de richtlijn, waardoor
meer activiteiten met een belangrijke impact op het milieu en de gezondheid onder
de RIE vallen, bijvoorbeeld de grootschalige productie van batterijen en bepaalde
processen voor metaalbewerking. Voorts staat het kabinet positief tegenover de voorstellen
tot verbetering van de informatievoorziening over de installaties die onder de richtlijn
vallen en de versterking van de richtlijn op het gebied van inspraak. Tot slot hecht
het kabinet aan de voorstellen van de Commissie voor een betere aansluiting tussen
emissieregelgeving en chemicaliënregelgeving. In Nederland worden strengere eisen
gesteld op terrein van emissies van de meest schadelijke stoffen (zeer zorgwekkende
stoffen, ZZS), dan in andere lidstaten het geval is. De inzet van het kabinet is dat
ook EU-breed strengere emissie-eisen worden opgelegd voor dergelijke stoffen. Dit
is mogelijk door een meer directe link tussen stoffen- en emissieregelgeving te leggen
in de richtlijn. Onder verschillende lidstaten is er steun voor het kabinetsstandpunt
om op een lastenluwe wijze de doelen te behalen, dus geen dubbele rapportageverplichtingen
en zoveel mogelijk gelijkluidende definities. Daarnaast werken de lidstaten aan een
voorstel om de mogelijkheid tot derogatie van emissiegrenswaarden toe te voegen aan
de Richtlijn in het geval een onvoorziene uitzonderlijke situatie (zoals COVID-19
of de oorlog in Oekraïne) leidt tot verstoring of tekorten in bijvoorbeeld de energievoorziening
of grondstoffen.
Indicatie krachtenveld
Verschillende lidstaten hebben nog vragen over de impact van de voorstellen en geven
aan een toename van administratieve lasten, bijvoorbeeld door het toevoegen van activiteiten,
zoveel mogelijk te willen voorkomen. Daarnaast lopen de posities van lidstaten uiteen
over uitbreiding van de richtlijn op het gebied van veehouderijen, bijvoorbeeld als
het gaat om de hoogte van de drempelwaarde voor toepasselijkheid van de richtlijn.
Nederland heeft aan de Commissie en de lidstaten het Nederlandse beleid voor ZZS gepresenteerd,
met als doel dit beleid (de verbinding tussen stoffenbeleid en emissiebeleid) op EU-niveau
te borgen in de richtlijn. Tijdens het proces van herziening van de richtlijn Industriële
Emissies blijft Nederland actief inzetten op het creëren van draagvlak hiervoor bij
de lidstaten en de Commissie.
Herziening verpakkingsrichtlijn
De Commissie heeft op 30 november jl. het voorstel gepresenteerd voor een verordening7 ter vervanging van de huidige Verpakkingenrichtlijn8. De door de Commissie voorgestelde verordening heeft als doel de negatieve milieueffecten
van verpakkingen en verpakkingsafval te verminderen en tegelijkertijd het functioneren
van de interne markt voor verpakkingen te verbeteren. Uw Kamer is op 27 januari jl.
geïnformeerd over de Nederlandse inzet in een BNC-fiche.9 Tijdens de vorige Milieuraad op 20 december jl. heeft de Commissie haar voorstel
voor de Verpakkingenverordening kort toegelicht, waar uw Kamer via het verslag10 van de Raad over is geïnformeerd. Tijdens de Milieuraad op 16 maart staat een beleidsdebat
over dit voorstel gepland.
Inzet Nederland
Zoals aangegeven in het BNC-fiche is het kabinet over het algemeen positief over de
inhoud van dit veelomvattende voorstel met ambitieuze en toch haalbare doelstellingen.
Tijdens de Milieuraad zal het kabinet benadrukken dat een ambitieus resultaat van
de onderhandelingen in de Raad essentieel is om te komen tot verduurzaming van de
verpakkingenketen. In dat licht is het kabinet ook positief over de keuze voor de
vorm van een verordening. Dit kan eenduidigheid in de Europese verpakkingenketen bewerkstelligen,
versnippering van de interne markt voorkomen en een eenduidige verduurzaming van verpakkingen
bereiken. Het kabinet is van mening dat op bepaalde punten, bijvoorbeeld waar het
gaat om de reductie van verpakkingen, de inzameling van verpakkingsafval en het recyclen
van verpakkingen, ruimte moet blijven voor meer ambitieus nationaal beleid wanneer
de nationale context daar aanleiding toe geeft. Het kabinet zal daarom bepleiten om
de verordening ook op de milieugrondslag te baseren. Het kabinet zal tevens wijzen
op het belang van heldere, aangescherpte ontwerpeisen, waaronder ten aanzien van herbruikbaarheid,
recyclebaarheid en het gebruik van recyclaat. Het kabinet zal benadrukken dat zeker
ten aanzien van hergebruik en hervulbaarheid de verordening nog meer ambitie zou kunnen
tonen, evenals dat ook het stimuleren van het gebruik van biogebaseerd plastic een
plaats zou moeten krijgen.
Indicatie krachtenveld
Het is nog te vroeg om een gedetailleerde inschatting te geven van het krachtenveld
onder de lidstaten, maar het voorstel is bij de presentatie van de Commissie tijdens
de Milieuraad op 20 december jl. overwegend positief ontvangen. Wel werden enkele
zorgen geuit over het instrument van een verordening vanwege mogelijk beperkte nationale
flexibiliteit voor lidstaten en het ingrijpen in de markt bij het omvormen van de
richtlijn naar een verordening.
Herziening richtlijn Stedelijk afvalwater
Als onderdeel van de nulverontreinigingsambitie heeft de Commissie op 26 oktober 2022
een herziening van de richtlijn inzake de behandeling van stedelijk afvalwater gepubliceerd.11 Met de herziening wordt de resterende vervuiling vanuit stedelijke bronnen aangepakt
om daarmee bij te dragen aan de doelen van onder meer de Kaderrichtlijn Water en de
Kaderrichtlijn mariene strategie. De emissie-standaarden voor stikstof en fosfor worden
aangescherpt, en daarnaast stelt de Commissie aanvullende zuivering voor om microverontreinigingen,
zoals resten van geneesmiddelen, te verwijderen uit het afvalwater. Om meer invulling
te geven aan het principe van «de vervuiler betaalt» stelt de Commissie een uitgebreide
producentenverantwoordelijkheid voor, waarbij producenten van geneesmiddelen en cosmetica
een bijdrage moeten leveren aan de kosten voor aanvullende zuivering. Nederland voldoet
sinds 2006 aan de huidige richtlijn stedelijk afvalwater. Tijdens de vorige Milieuraad
op 20 december jl. is het voorstel kort door de Commissie toegelicht, waar uw Kamer
via het verslag12 van de Raad over is geïnformeerd. Daarnaast heeft uw Kamer middels een schriftelijk
overleg vragen gesteld over het BNC-fiche, waarvan de antwoorden 14 februari jl. aan
uw Kamer zijn toegestuurd.13Tijdens de Milieuraad op 16 maart staat het eerste beleidsdebat over dit voorstel
gepland.
Inzet Nederland
Zoals aangegeven in het BNC-fiche14 dat op 2 december jl. met uw Kamer is gedeeld, sluit het voorstel goed aan bij de
Nederlandse praktijk en ambitie. Een hoge Europese ambitie is belangrijk voor Nederland
als benedenstrooms land. Het is positief dat eisen aan het effluent15 van rioolwaterzuiveringsinstallaties (rwzi’s) en energieneutraliteit op een integrale
manier worden beoordeeld. Wel zijn realistische deadlines om aan de nieuwe eisen te
voldoen belangrijk omdat het tijd kost om uitbreiding van rioolwaterzuiveringsinstallaties
voor te bereiden en daadwerkelijk te bouwen. Het kabinet kan zich vinden in de aandacht
voor afvalwatersurveillance in het voorstel, wat kan helpen in het kader van pandemische
paraatheid. In principe ondersteunt het kabinet de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid
(UPV) voor producenten van geneesmiddelen en cosmetica, er zijn al diverse voorbeelden
van bestaande UPV’s. Aandachtspunt is wel dat de UPV geen onbedoelde effecten heeft
op de beschikbaarheid van met name generieke medicijnen. Ook vindt het kabinet het
belangrijk dat er meer richtsnoeren komen voor een meer vergelijkbare uitwerking op
lidstaatniveau.
Indicatie krachtenveld
Onder het Zweeds voorzitterschap zijn de eerste besprekingen geweest over het voorstel,
waar vooral verduidelijkende vragen aan de Commissie gesteld konden worden. Het is
op dit moment nog niet duidelijk wat de posities van andere landen zijn, doordat veel
lidstaten nog een studievoorbehoud hebben. Er lijkt algemene steun voor het voorstel
te zijn, hoewel de voorgestelde termijnen om onder andere te voldoen aan de (aangescherpte)
reductiedoelstellingen voor nutriënten en microverontreinigingen als te ambitieus
worden gezien.
Certificering van koolstofverwijdering
De Commissie heeft op 30 november jl. het voorstel gepubliceerd voor een vrijwillig
EU-certificeringskader waarmee hoogwaardige koolstofverwijdering op betrouwbare wijze
kan worden gecertificeerd. Dit met het oog op het verwezenlijken van de Europese klimaatneutraliteitsdoelstelling
voor 2050, het bevorderen van hoogwaardige koolstofverwijdering en het voorkomen van
greenwashing. Het voorstel is onderdeel van de EU Green Deal en bouwt verder op de mededeling
van de Commissie over Duurzame Koolstofcycli van december 2021. Het voorgestelde kader
richt zich op koolstofverwijderingsactiviteiten binnen de EU. Tijdens de Milieuraad
van 20 december 2022 heeft de Commissie een eerste toelichting aan de Raad gegeven
over het voorstel. Tijdens de Milieuraad van 16 maart 2023 zal de eerste gedachtewisseling
over het voorstel plaatsvinden.
Inzet Nederland
Via het BNC-fiche16 is uw Kamer op 27 januari jl. geïnformeerd over het voorstel en de beoordeling en
inzet van het kabinet. Het kabinet verwelkomt het voorstel. De ontwikkeling van een
robuust en transparant regelgevend kader voor de opschaling van oplossingen voor koolstofverwijdering
en opslag is belangrijk om in 2050 klimaatneutraliteit en daarna netto negatieve emissies
te bereiken. Wat het kabinet betreft is het van belang dat er in een dergelijk regelgevingskader
alleen daadwerkelijke koolstofverwijdering wordt meegeteld, waarbij geen ruimte is
voor vermeden emissies. Op een aantal punten vraagt het kabinet verduidelijking en/of
aanscherping van het voorstel. Deze punten omvatten onderwerpen als additionaliteit
van koolstofverwijderingsactiviteiten als voorwaarde voor certificering, de relatie
van dit kader tot bedrijven en certificaten van buiten de EU, het referentiescenario
voor de kwantificatie van de netto koolstofverwijderingsbaten en transparantie.
Indicatie krachtenveld
Het krachtenveld voor deze nieuwe regelgeving omtrent een certificeringskader voor
koolstofverwijdering is nog in ontwikkeling. Tijdens de presentatie van het voorstel
in de Milieuraad van 20 december 2022 werd het voorstel in algemene zin verwelkomd
door de verschillende lidstaten. De posities van de lidstaten zullen zich de komende
tijd verder ontwikkelen.
Europees semester
Tijdens de Milieuraad staat een gedachtewisseling over de vergroening van het Europees
Semester op de agenda. Het Europees Semester is het jaarlijkse proces waarin lidstaten
hun economisch en budgettair beleid coördineren. Het Semester wordt primair behandeld
in de Raad Economische en Financiële Zaken, maar komt jaarlijks terug op de Milieuraad
in de context van vergroening van het Semester.
Inzet Nederland
Het kabinet is van mening dat het Europees Semester bestaande en nieuwe structurele
beleidsuitdagingen van lidstaten moet blijven identificeren. Daarnaast blijft het
monitoren van de uitvoering van structurele hervormingen die voortkomen uit de landspecifieke
aanbevelingen een prioriteit. Het kabinet heeft de voortzetting van het Semester,
met als kernelementen de landenrapporten en landspecifieke aanbevelingen, dan ook
verwelkomd, zoals uiteengezet in de kabinetsreactie op het herfstpakket van het Europees
Semester voor 202317.
Het kabinet hecht aan het behouden van de focus van het Semester op economisch, begrotings-
en werkgelegenheidsbeleid, zoals ook is benoemd in de Raadsconclusies over de Annual Sustainable Growth Survey 2023 van 17 januari jl18. Er zijn namelijk grote uitdagingen op deze terreinen, waar het Semester van oorsprong
al op gericht is. Deze uitdagingen en potentiële onevenwichtigheden moeten tijdig
kunnen worden geïdentificeerd en geadresseerd. Het kabinet vindt het positief dat
er binnen de huidige reikwijdte van het Semester ook aandacht is voor uitdagingen
van lidstaten op het gebied van de groene en digitale transities, zeker voor zover
deze relevant zijn voor de bovengenoemde kernelementen. Dit draagt bij aan een betere
integratie van de uitdagingen gerelateerd aan deze transities binnen het raamwerk
van het Semester, zodat noodzakelijke hervormingen door lidstaten in het licht van
de groene en digitale transities worden aangejaagd. De aandacht voor deze transities
binnen het Semester moet moet echter niet leiden tot een te eenzijdige focus op investeringen
ten opzichte van (structurele) hervormingen.
Wat betreft de verdere integratie van de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s)
in het Semester vindt het kabinet het goed dat er binnen de huidige reikwijdte van
het Semester aandacht is voor de SDG’s. Zo zal in de landenrapporten de voortgang
op de uitvoering van de SDG’s worden beoordeeld. Het kabinet is wel voorstander van
een duidelijke scheiding tussen enerzijds aanbevelingen op grond van het Stabiliteits-
en Groeipact (SGP) of de macro-economische onevenwichtighedenprocedure (MEOP), waarvoor
een juridische grondslag is in het Verdrag betreffende de werking van de EU, en anderzijds
monitoring op andere beleidsterreinen.
Indicatie krachtenveld
In 2020 en 2021 was het Semesterproces tijdelijk aangepast vanwege de oprichting van
de faciliteit voor herstel en veerkracht (Recovery and Resilience Facility, RRF). In november 2021 zijn tijdens de Raad Economische en Financiële Zaken raadsconclusies
aangenomen.19 In deze conclusies wordt benadrukt dat er in het kader van het Semester op alomvattende
wijze toezicht moet worden blijven uitgeoefend op het begrotings-, het financieel,
het economisch en het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten. In de Raadsconclusies
is er door de lidstaten ook op aangedrongen om in de Semestercyclus vanaf 2022 terug
te keren naar de kernelementen van het Semester. De uiteindelijke Semestercycli voor
2022 en 2023, met als kernelementen de landenrapporten en landspecifieke aanbevelingen,
zijn in lijn met deze Raadsconclusies.
Diversen
– Informatie van het Zweeds Voorzitterschap over huidige wetgevingsvoorstellen
Het Voorzitterschap zal informatie geven over de huidige wetgevingsvoorstellen die
momenteel op het gebied van milieu spelen.
– Terugkoppeling recente internationale bijeenkomsten
Het Voorzitterschap zal een terugkoppeling geven van de recente internationale bijeenkomsten
op het gebied van milieu die sinds de vorige Milieuraad op 20 december jl. hebben
plaatsgevonden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie