Brief regering : Geannoteerde agenda formele Raad Werkgelegenheid Een Sociaal Beleid (WSBVC) van 13 maart 2023
21 501-31 Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken
Nr. 696
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 februari 2023
Op 13 maart aanstaande vindt de Formele Raad WSBVC plaats te Brussel. Hierbij zend
ik u de Geannoteerde Agenda voor deze Raad toe. Conform de vastgestelde afspraken
informeer ik uw Kamer middels de Geannoteerde Agenda tevens over de voortgang van
de onderhandelingen inzake de herziening van de Coördinatieverordening Sociale Zekerheid
en het EU-richtlijnvoorstel verbetering van arbeidsvoorwaarden bij platformwerk.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
C.E.G. van Gennip
GEANNOTEERDE AGENDA FORMELE RAAD WERKGELEGENHEID EN SOCIAAL BELEID (WSBVC) 13 maart
2023
In deze Geannoteerde Agenda treft u aan:
− Kwartaalrapportage t.a.v. herziening Coördinatieverordening Sociale Zekerheid (COM(2016)
815);
− Voortgangsrapportage t.a.v. het EU-voorstel Richtlijn Platformwerk (COM(2021)762);
− Informatie over de Formele Raad WSBVC van 13 maart 2023.
Informatie over de Formele Raad WSBVC, onderdeel Werkgelegenheid en Sociaal Beleid,
van 13 maart 2023
In het nu volgende informeer ik u over de Formele Raad WSBVC, onderdeel Werkgelegenheid
en Sociaal Beleid van 13 maart, waaraan ik voornemens ben deel te nemen. De Formele
Raad vindt plaats in Brussel.
Ten tijde van het opstellen van deze Geannoteerde Agenda zijn nog geen discussiestukken
gedeeld door het Zweedse voorzitterschap. U ontvangt de Geannoteerde Agenda vervroegd
vanwege het voorjaarsreces.
Kwartaalrapportage: herziening Coördinatieverordening Sociale Zekerheid (883/2004)
Op 13 december 2016 publiceerde de Europese Commissie een voorstel tot de herziening
van Verordening 883/2004 inzake de coördinatie van sociale zekerheidssystemen van
de lidstaten. Hieronder vindt u de voortgangsrapportage over de onderhandelingen betreffende
dit herzieningsvoorstel. Het herzieningsvoorstel staat niet op de agenda van deze
Formele Raad.
Terugblik trilogen
Tot nu toe is het verschillende Voorzitterschappen van de Raad niet gelukt om in de
triloogfase een akkoord te bereiken over het herzieningsvoorstel van Verordening 883/2004.
Voor de twee voorlopige politieke akkoorden onder het Roemeense en Sloveense voorzitterschap
bestond geen gekwalificeerde meerderheid in de Raad. Nederland kon in beide gevallen
het voorlopige politieke akkoord niet steunen, vanwege bezwaren tegen de aanpassingen
in het werkloosheidshoofdstuk.
Stand van zaken
Het Zweedse Voorzitterschap heeft deze maand een eerste Raadswerkgroep georganiseerd
om zich te oriënteren op vervolgstappen rond het herzieningsvoorstel. In lijn met
het Nederlands standpunt zoals vastgelegd in het BNC-fiche1 en gecommuniceerd via eerdere Geannoteerde Agenda’s aan Uw Kamer, heeft Nederland
opnieuw benadrukt fundamentele zorgen te hebben over aanpassingen van het werkloosheidshoofdstuk.
Inzet Nederland
Ik blijf mij op verschillende fronten inzetten voor de Nederlandse belangen op dit
dossier. Vanzelfsprekend zal Nederland stelling nemen tijdens de formele onderhandelingsmomenten.
Daarnaast vind ik het belangrijk om constructieve samenwerking te zoeken met een zo
ruim mogelijke groep lidstaten.
Een aantal thema’s heeft mijn aandacht in het bijzonder. Mijn inzet op het gebied
van werkloosheid is onder meer gericht op het bereiken van een zo kort mogelijke exportduur
van de uitkering, gecombineerd met maatregelen gericht op activering richting arbeid
en verbetering van de handhaving. Wat betreft toepasselijke wetgeving vind ik het
belangrijk om situaties van premieshoppen tegen te gaan. Nieuwe wetgeving op dit terrein
moet daadwerkelijk bijdragen aan een betere handhaving en geen zware administratieve
lasten moet meebrengen voor het bedrijfsleven, werknemers of voor de uitvoering.
Zoals ik in de voorgaande voortgangsrapportage aangaf2, blijft het mijn inzet dat een herziening bijdraagt aan een modernisering van de
coördinatieverordening. Het oorspronkelijke herzieningsvoorstel bestaat inmiddels
al meer dan zes jaar. Sinds de formulering van het herzieningsvoorstel hebben er fundamentele
veranderingen plaatsgevonden op de arbeidsmarkt. Voorbeelden daarvan zijn toegenomen
digitalisering van het arbeidsdomein en een toename in het thuis en op afstand werken.
Het huidige wijzigingsvoorstel is hierop onvoldoende toegerust. Mijn inzet is daarom
gericht op de introductie van een reflectieperiode, die de Commissie de gelegenheid
biedt een nieuw herzieningsvoorstel te formuleren.
Voortgangsrapportage t.a.v. het EU-voorstel Verbetering van Arbeidsvoorwaarden bij
Platformwerk (COM, 2021, 762)
Conform de informatieafspraken over het Richtlijnvoorstel verbetering van arbeidsvoorwaarden
bij platformwerk (hierna «het richtlijnvoorstel») informeer ik u hierbij over de stand
van zaken rond de behandeling van dit voorstel.
In het Verslag van de Formele Raad van 8 december 20223 informeerde ik uw Kamer dat onder het Tsjechisch Voorzitterschap helaas geen algemene
oriëntatie is bereikt. Het huidige Zweeds Voorzitterschap is voornemens het richtlijnvoorstel
pas te agenderen op de Raad als een gekwalificeerde meerderheid voor een algemene
oriëntatie haalbaar lijkt. Het richtlijnvoorstel staat niet op de agenda van deze
Formele Raad.
Stand van zaken
Het Zweeds Voorzitterschap heeft de behandeling van het Richtlijnvoorstel hervat met
de compromistekst die voorlag in de Formele Raad van 8 december jl.4 als vertrekpunt. De Raadswerkgroep is tot nu toe één keer bij elkaar gekomen voor
een technische bespreking over het weerlegbaar rechtsvermoeden. Lidstaten gingen in
de Raadswerkgroep in op vragen die vooraf waren verspreid. Deze vragen zagen met name
op de criteria voor het inroepen van het weerlegbaar rechtsvermoeden en hun vormgeving
en op de doorwerking van het rechtsvermoeden in rechtsgebieden zoals de sociale zekerheid
en belastingen.
Het Voorzitterschap zal op basis van de bespreking in de Raadswerkgroep en de schriftelijke
inbreng van de lidstaten een nieuwe compromistekst opstellen. Het voorzitterschap
is voornemens deze compromistekst na de Formele Raad van maart voor te leggen in de
Raadswerkgroep.
Inzet Nederland
Mijn inzet blijft gericht op een sterk en effectief weerlegbaar rechtsvermoeden en
een (ook voor publiekrechtelijke instanties) zo effectief mogelijke uitwerking daarvan.
Ik blijf me in EU-verband inzetten voor een effectieve richtlijn die platformwerkers
daadwerkelijk ondersteunt, en een verbetering vormt ten opzichte van de bestaande
situatie. Ik vind het van belang dat er sprake is van een goede balans tussen de duurzame
ontwikkeling van platformbedrijven en de bescherming van werknemers. Ik heb er bij
het voorzitterschap op aangedrongen om niet het momentum van de Formele Raad van december
jl. te verliezen en snel de discussie op politiek niveau voort te zetten. Ik zal Uw
Kamer nader informeren indien de onderhandelingen hier aanleiding toe geven.
Europees Parlement
Het Europees Parlement heeft op 2 februari jl. in plenaire zitting het standpunt bepaald
waarmee het de triloogonderhandelingen in zal gaan.5 Deze kunnen pas starten als er in de Raad een algemene oriëntatie is bereikt. Ik
zal het standpunt van het EP de komende tijd nader analyseren en u daar op een later
moment verder over informeren.
Agendapunt: Raadsconclusies Europees Semester ASG en JER en Beleidsdebat
Doel Raadsbehandeling
a) Goedkeuring van de Raadsconclusies (documentnummer nog niet bekend) over de werkgelegenheids-
en sociale aspecten van de jaarlijkse analyse van groeiprioriteiten van de Europese
Unie (Annual Sustainable Growth Strategy, ASGS) en het Gezamenlijk rapport over Werkgelegenheid
(Joint Employment Report, JER).
b) Bekrachtiging van de JER 2023.
Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen
In de jaarlijkse analyse van groeiprioriteiten van de Europese Unie (Annual Sustainable
Growth Strategy, ASGS) blikt de Europese Commissie vooruit op de belangrijkste beleidsuitdagingen
voor het komende jaar. Daarnaast is ook het jaarlijks Gezamenlijk rapport over Werkgelegenheid
(Joint Employment Report, JER) gepubliceerd.6
Het JER schetst de belangrijkste ontwikkelingen en uitdagingen voor werkgelegenheid
en sociaal beleid. Daarnaast bekijkt het JER de prestaties van de lidstaten in relatie
tot de Europese pijler van sociale rechten, inclusief het Sociale Scorebord. Ook zijn
voor het eerst de nationale doelstellingen voor 2030 die toezien op de terreinen werkgelegenheid,
vaardigheden en sociale inclusie voortvloeiend uit het Actieplan Sociale Pijler7 in lijn met de Porto verklaring8, opgenomen in het rapport.
Het JER beschrijft hoe na een robuust herstel in 2021, de arbeidsmarkten in de EU
in de eerste helft van 2022 werden geconfronteerd met de impact van de Russische invasie
in Oekraïne. De hoge inflatie en energiecrisis hebben een sterke impact op de koopkracht
van huishoudens en winstgevendheid van bedrijven. De aanhoudende energiecrisis vraagt
om effectieve coördinatie van het economisch, werkgelegenheids- en sociaal beleid
dat inclusieve, banenrijke, en duurzame groei bevordert en mensen in kwetsbare situaties
beschermt. Daarbij laat de JER wel zien dat de economische situatie, koopkrachtontwikkelingen
en de werkloosheid tussen lidstaten verschillen. In samenhang met sociale partners
dienen lidstaten de loonontwikkelingen te bevorderen, zodat het verlies aan koopkracht
wordt verzacht, met name voor mensen met een lager inkomen. Verder is er ondersteuning
nodig voor werknemers en huishoudens die het meest worden getroffen door de economische
en sociale gevolgen van klimaatverandering en de groene transitie, alsmede de digitale
transitie. Daarnaast beschrijft de JER het tekort aan arbeidskrachten en vaardigheden
en wordt het belang benadrukt van een sterker actief arbeidsmarktbeleid en bij- en
omscholing, onder meer om de groene en energietransitie te ondersteunen.
De Raadsconclusies gaan in op zowel de ASGS als het JER. In de conclusies worden lidstaten
opgeroepen om het effect van de hoge energieprijzen aan te pakken, loonontwikkelingen
te ondersteunen die het verlies aan koopkracht verzachten, en de overgang naar klimaatneutrale
en energiezuinige oplossingen te bevorderen. Verder worden lidstaten opgeroepen om
de toereikendheid van socialezekerheidsstelsels te verbeteren om ook zodoende de economische
en sociale veerkracht te vergroten. Zowel de cohesiefondsen als de Herstel- en Veerkracht
Faciliteit (HVF) kunnen lidstaten ondersteunen bij de uitvoering van de hervormingen
en investeringen voor een eerlijk, inclusief en duurzaam herstel.
Inzet Nederland
Nederland kan instemmen met de Raadsconclusies over de ASGS en JER, en kan ook instemmen
met het gezamenlijk rapport voor werkgelegenheid zelf. Het kabinet herkent de hierin
opgenomen boodschappen. Het kabinet heeft in de Miljoenennota 2023 een historisch
groot koopkrachtpakket gepresenteerd, met zowel incidentele als structurele maatregelen.
Er zijn incidentele maatregelen gepresenteerd om de negatieve effecten van de hoge
energieprijzen te dempen. Daarnaast zijn er aanvullende maatregelen genomen, waaronder
een versnelde verhoging van het minimumloon (en de daaraan gekoppelde bijstands- en
AOW-uitkeringen) om de uitgangspositie van de lage- en middeninkomens structureel
te verbeteren. Ook is in het coalitieakkoord (bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) vastgelegd dat het sociaal minimum iedere vier jaar wordt herijkt om vast te stellen
of het toereikend is om van te leven en mee te doen in de samenleving. Daartoe heeft
het kabinet advies gevraagd aan de Commissie sociaal minimum, welke haar eindrapport
vóór 30 juni 2023 zal opleveren.9 In de Kamerbrief Aanpak arbeidsmarktkrapte heeft het kabinet haar plannen uiteengezet
om de uitzonderlijke krapte te bestrijden en tegelijkertijd de arbeidsmarkt voor te
bereiden op de uitdagingen van de toekomst.10 Het kabinet zet verschillende acties in, waaronder het vergroten van het arbeidsaanbod,
het verbeteren van de match tussen vraag naar en aanbod van arbeid en het inzetten
op een leven lang ontwikkelen (LLO). Ik zal deze maatregelen verder toelichten in
het beleidsdebat tijdens de Raad.
Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement
Naar verwachting kunnen alle lidstaten instemmen met zowel de Raadsconclusies als
het gezamenlijk rapport. Deze zijn reeds afgestemd in het Werkgelegenheidscomité (Employment
Committee, EMCO) en het Sociaal Beschermingscomité (Social Protection Committee, SPC).
Er is geen rol voor het Europees Parlement.
Agendapunt: IAO-Verdrag 190
Doel Raadsbehandeling
Het agendapunt is op verzoek van de Europese Commissie toegevoegd.
Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen
Het Verdrag inzake het uitbannen van geweld en intimidatie op de werkvloer (IAO-Verdrag
190) is op 25 juni 2021 in werking getreden. Het verdrag is sinds inwerkingtreding
bindend voor de landen die het ratificatieproces hebben voltooid. Nederland heeft
het verdrag nog niet geratificeerd maar werkt op dit moment aan een wetsvoorstel hiertoe.
In Nederland wordt – in samenwerking met de verschillende betrokken departementen
en in nauw overleg met de sociale partners – gewerkt aan de analyse van de verdragsbepalingen
en hoe deze zich verhouden tot de nationale regelingen op het terrein van geweld en
intimidatie op de werkvloer.
Parallel loopt in EU-verband een juridisch proces inzake de bevoegdheid tot ratificatie
door de EU-lidstaten. Inmiddels is er uitspraak in een zaak die aanhangig was bij
het Europees Hof van Justitie naar aanleiding van een adviesverzoek van het Europees
Parlement (met betrekking tot de toetreding van de EU tot het Verdrag van Istanbul,
een verdrag van de Raad van Europa). Deze zaak is relevant voor de besluitvorming
in EU-verband inzake de machtiging door de Unie van de lidstaten om het IAO-verdrag
in het belang van de Unie goed te keuren voor zover het de Uniebevoegdheden betreft.11 Op 31 januari jl. is in de Raadswerkgroep Sociale Vraagstukken wederom het Raadsbesluit
besproken. Het Zweedse Voorzitterschap beraadt zich momenteel op vervolgstappen. Op
verzoek van de Europese Commissie wordt dit onderwerp besproken op de Raad, met het
doel een politiek gesprek op gang te brengen over de voortgang van dit dossier. In
Coreper is beslist dat het debat in beslotenheid zal plaatsvinden.
Inzet Nederland
Het kabinet hecht grote waarde aan de uitbanning van geweld en intimidatie op de werkvloer.
Zoals aangegeven in mijn brief ter voorbereiding van de Internationale Arbeidsconferentie
van juni 2022 ben ik voornemens het verdrag te ratificeren.12 Daarom werk ik aan een wetsvoorstel tot bekrachtiging hiertoe. Het goedkeuringswetsvoorstel
wordt naar verwachting in de eerste helft van 2023 voor uitdrukkelijke goedkeuring
aan uw Kamer aangeboden. Deze stap is in aanvulling op verdere maatregelen die het
kabinet heeft genomen ter voorkoming van (seksueel) grensoverschrijdend gedrag, zoals
de benoeming van de regeringscommissaris seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel
geweld en het opstellen en uitvoeren van het Nationaal actieprogramma Aanpak Seksueel
grensoverschrijdend gedrag en Seksueel geweld. Uw Kamer is hierover bij brief van
13 januari 2023 separaat geïnformeerd.13
Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement
Een grote meerderheid van lidstaten wil net als Nederland voortgang maken op dit dossier
binnen de Raad.
Agendapunt: Beleidsdebat over de impact van de oorlog in Oekraïne op de arbeidsmarkt
en sociale bescherming
Achtergrond
Het discussiedocument is ten tijde van het opstellen van deze Geannoteerde Agenda
nog niet gepubliceerd.
Inzet Nederland
Het Zweedse voorzitterschap heeft een beleidsdebat geagendeerd over de impact van
de oorlog in Oekraïne op de arbeidsmarkt en sociale bescherming. Dit beleidsdebat
vindt plaats vanwege het feit dat Rusland op 24 februari vorig jaar Oekraïne is binnengevallen.
Lidstaten hebben inmiddels een jaar ervaring opgedaan met de historische beschermingsopdracht
om bijna 4 miljoen Oekraïners veiligheid te bieden in de EU. Lodewijk Asscher neemt
in zijn rol als speciaal adviseur voor Eurocommissaris Schmit op het terrein van integratie
en arbeidsparticipatie deel aan de Raad WSB en presenteert tijdens het beleidsdebat
zijn bevindingen.
Tijdens de Raad zal ik de geleerde lessen van één jaar opvang en participatie van
ontheemden vanuit het SZW-domein toelichten zoals beschreven in de Kamerbrief over
«geleerde lessen»14. Hoewel werk voor mensen die vluchten voor oorlog en geweld niet de eerste prioriteit
is, kan het autonomie, economische zelfstandigheid, zingeving en afleiding bieden.
Het is bijzonder dat al vanaf het eerste moment dat Oekraïense ontheemden naar Nederland
kwamen, veel ontheemden en werkgevers elkaar wisten te vinden. Ik heb daar veel waardering
voor.
Ik heb in 2022 samen met werkgevers, gemeenten en maatschappelijke organisaties nieuw
beleid doorgevoerd om de stap naar de arbeidsmarkt voor Oekraïense ontheemden mogelijk
te maken en te stimuleren. Dit heeft er mede toe geleid dat op 1 november 2022 ruim
30.000 Oekraïense ontheemden in Nederland aan het werk waren. Dit komt neer op 46%
van de 15- tot 65-jarige Oekraïense ontheemden die zich op 1 november in Nederland
bevonden.15 Dit aandeel groeit naar verwachting nog steeds. Werkende Oekraïners kunnen sinds
15 juni 2022 (met terugwerkende kracht vanaf 4 maart 2022) aanspraak maken op kinderopvangtoeslag
als zij gebruik maken van kinderopvang.16 Sinds 1 juli 2022 kunnen Oekraïners gebruik maken van arbeidsbemiddeling via gemeenten op basis van een wijziging
van het Besluit SUWI.
Om eerdergenoemde redenen was het allereerst belangrijk om te bevorderen dat Oekraïense
ontheemden aan het werk konden, de vraag in hoeverre werk passend is speelde in deze
fase een minder grote rol. Momenteel zien we echter dat veel Oekraïense ontheemden
een weinig duurzame baan hebben: er is veel sprake van tijdelijkheid en het werk is
over het algemeen op een niveau dat niet aansluit bij het opleidingsniveau en de werkervaring
van de ontheemde. Nu wij weten dat veel ontheemden langere tijd in Nederland zullen
blijven, vind ik het zowel voor ontheemden zelf als voor de samenleving van belang
dat de match tussen vaardigheden en de baan verbeterd wordt. Daarom worden de komende
tijd alle belemmeringen en benodigde acties rond het verduurzamen van banen voor Oekraïense
ontheemden in kaart gebracht door verdiepingssessies met gemeenten, werkgevers en
ontheemden te organiseren en de doorstroming te monitoren.
Taal wordt door het kabinet beschouwd als essentieel voor alle facetten van het leven
van ontheemden. Het feit dat vele Oekraïense ontheemden in enige mate Engels spreken
hielp hen bij hun start in Nederland. We constateren nu een groeiende behoefte aan
het leren van de Nederlandse taal. Daarom zal ik gemeenten ondersteunen bij het realiseren
van een taalaanbod voor volwassen Oekraïense ontheemden. Vanwege de relatie met het
vinden van (duurzaam) werk vind ik het belangrijk om hierin te investeren. SZW neemt
hierin het voortouw en stelt een budget van € 15 miljoen hiervoor beschikbaar.
Daarnaast heb ik het voor Nederlandse gemeenten mogelijk gemaakt om ontheemden uit
Oekraïne te ondersteunen met de middelen die beschikbaar zijn gesteld uit het Europees
Sociaal Fonds (ESF). Onder deze ondersteuning vallen bijvoorbeeld re-integratie-/participatietrajecten.
Ik zal met veel interesse luisteren naar de initiatieven die mijn Europese collega’s
hebben genomen om de impact van de oorlog in Oekraïne op de arbeidsmarkt en sociale
bescherming op te vangen. Het is nuttig wanneer lidstaten op deze terreinen van elkaar
kunnen leren. In het Verslag van de Formele Raad zal ik hierover aan uw Kamer terugkoppelen.
Indieners
-
Indiener
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.