Brief regering : Overeenkomst inzake een gemeenschappelijke luchtvaartruimte tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds en Oekraïne, anderzijds; Kiev, 12 oktober 2021
36 292 Overeenkomst inzake een gemeenschappelijke luchtvaartruimte tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds en Oekraïne, anderzijds; Kiev, 12 oktober 2021
A/ Nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op
26 januari 2023.
De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt
onderworpen kan door of namens één van de Kamers of door ten minste vijftien leden
van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven
uiterlijk op 25 februari 2023.
Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 januari 2023
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van
de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State gehoord, heb
ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen de op 12 oktober
2021 te Kiev tot stand gekomen Overeenkomst inzake een gemeenschappelijke luchtvaartruimte
tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds en Oekraïne, anderzijds (Trb. 2021, 155).
Een toelichtende nota bij deze overeenkomst treft u eveneens hierbij aan.
De goedkeuring wordt voor het Europese deel van Nederland gevraagd.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
W.B. Hoekstra
TOELICHTENDE NOTA
1. Inleiding
De luchtvaartrelatie tussen Nederland en Oekraïne is geregeld in de op 7 september
1993 te Kiev tot stand gekomen Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden
en Oekraïne inzake luchtvaartdiensten (Trb. 1993, nr. 146) die op 1 augustus 1994 voor het Europese deel van Nederland in werking is getreden
(Trb. 1994, nr. 151) (hierna: de bilaterale Overeenkomst). De bilaterale Overeenkomst is aangepast door
de op 1 december 2005 te Kiev tot stand gekomen Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap
en Oekraïne inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten die op 13 oktober 2006 in werking
is getreden (Trb. 2012, nr. 223) (hierna: de EG-Overeenkomst).1
De Overeenkomst inzake een gemeenschappelijke luchtvaartruimte tussen de Europese
Unie en haar lidstaten, enerzijds en Oekraïne, anderzijds (hierna: «de Overeenkomst»)
vervangt de betreffende bepalingen van het bestaande bilaterale regime tussen Nederland
en Oekraïne, alsmede die van de overige bestaande bilaterale overeenkomsten tussen
andere lidstaten van de Europese Unie en Oekraïne. Op grond van artikel 34, tweede
lid, van de Overeenkomst blijven bestaande gunstiger afspraken op het gebied van eigendom,
verkeersrechten, capaciteit, frequenties, type of verandering van luchtvaartuig, code-sharing
en prijsstelling of bepalingen die niet onder de Overeenkomst vallen, van toepassing.
Zowel de bilaterale Overeenkomst als de EG-Overeenkomst blijven dan ook van kracht.
De Overeenkomst vindt haar oorsprong in de machtiging van 12 december 2006 van de
Raad van de Europese Unie aan de Europese Commissie om onderhandelingen te openen
met Oekraïne over een gemeenschappelijke luchtvaartruimte. Naar aanleiding van de
uitspraak van het Europese Hof van Justitie op 5 november 2002 in de zaken Commissie/Verenigd
Koninkrijk (C-466/98)2, Commissie/Denemarken (C-467/98)3, Commissie/Zweden (C-468/98)4, Commissie/Finland (C-469/98)5, Commissie/België (C-471/98)6, Commissie/Luxemburg (C-472/98)7, Commissie/Oostenrijk (C-475/98)8 en Commissie/Duitsland (C-476/98)9 is gebleken dat de Europese Commissie een aantal exclusieve bevoegdheden heeft met
betrekking tot het externe luchtvaartbeleid, waaronder het reguleren van markttoegang
voor luchtvaartmaatschappijen, de veiligheid van de luchtvaart, een deel van de beveiliging
van de luchtvaart en de regulering van de mededinging. Tot de gedeelde bevoegdheden
behoren naast een ander deel van de beveiliging, de milieu- en consumentenbescherming.
De lidstaten van de Europese Unie zijn bevoegd ten aanzien van luchtverkeersrechten
die met derde landen worden uitgewisseld, vastgelegd in bilaterale afspraken.
Op basis van deze bevoegdheden heeft de Europese Commissie in haar mededeling «De
ontwikkeling van een gemeenschappelijke luchtvaartruimte met Oekraïne» (COM (2005)
451) voorgesteld om onderhandelingen aan te gaan betreffende liberalisering van de
luchtvaartmarkt en een uitgebreide open luchtvaartovereenkomst te sluiten tussen de
Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds, waarbij ernaar
gestreefd wordt markten te openen en samenwerking en/of harmonisering inzake regelgeving
tot stand te brengen, met name op prioritaire gebieden als luchtvaartveiligheid, beveiliging,
milieubescherming en toepassing van de mededingingsregels die gelijke en eerlijke
kansen voor alle marktdeelnemers garanderen.10
2. De Overeenkomst
Met deze gemengde Overeenkomst wordt een regime van een zogeheten «Open Aviation Area» tot stand gebracht, waarmee onder nadere voorwaarden aan Oekraïense luchtvaartmaatschappijen
wordt toegestaan om naar iedere plaats binnen de Europese Unie en aan luchtvaartmaatschappijen
van de lidstaten van de Europese Unie om naar iedere plaats binnen Oekraïne te opereren.
Met deze belangrijke uitbreiding van de wederzijdse markttoegang wordt beoogd de concurrentie
tussen de Oekraïense luchtvaartmaatschappijen en luchthavens en die van de lidstaten
van de Europese Unie te versterken. Tegelijkertijd dient een geliberaliseerde overeenkomst
de belangen van consumenten en de luchtvaartsector en haar werknemers.
In de Overeenkomst wordt uitgegaan van een volledige «Open Aviation Area», welke gefaseerd ingevoerd wordt (bijlage III (Overgangsbepalingen) bij de Overeenkomst). Naarmate de nationale wetten en regels van Oekraïne meer in
overeenstemming worden gebracht met de relevante toepasselijke eisen en normen met
inbegrip van de geldende (en toekomstige) wet- en regelgeving binnen de Europese Unie
zoals (zullen worden) weergegeven in Bijlage I bij de Overeenkomst, worden er meer
verkeersrechten vrijgegeven totdat de «Open Aviation Area» volledig gerealiseerd is, inclusief het recht om passagiers in- en uit te schepen
en vracht te laden en te lossen op bepaalde tussen- en verdergelegen punten en punten
op het grondgebied van de andere partij, op een route die begint of eindigt in het
eigen land (rechten van de vijfde vrijheid).
De Overeenkomst brengt niet alleen een «Open Aviation Area» tot stand, maar vormt ook een belangrijke basis voor harmonisatie tussen de Europese
Unie en haar lidstaten en Oekraïne op verschillende terreinen van de luchtvaart die
door de Overeenkomst bestreken worden, zoals mededinging en veiligheid, en de gebieden
waarvoor een gedeelde bevoegdheid geldt, zoals beveiliging, sociale aspecten, milieu-
en consumentenbescherming.
Voor Nederland en de Nederlandse luchtvaartsector is de Overeenkomst van belang omdat
het huidige bilaterale luchtvaartregime met Oekraïne restrictief is ten aanzien van
1) het aantal aan te wijzen luchtvaartmaatschappijen, 2) de afspraken ten aanzien
van vijfde vrijheidsvervoer en 3) de afspraken over commerciële mogelijkheden (o.a.
code-sharing). De Overeenkomst biedt de Nederlandse luchtvaartmaatschappijen meer
mogelijkheden op het gebied van beschikbare frequenties en toegestane bestemmingen.
De Overeenkomst beslaat het gehele grondgebied van Oekraïne. Echter, mogelijk kan
naleving van de Overeenkomst door Oekraïne in bepaalde gebieden waar het geen feitelijke
rechtsmacht kan uitoefenen niet worden afgedwongen.
Sinds de annexatie van de Krim en de Oekraïense oblasten Donetsk, Loehansk, Cherson
en Zaporizja door de Russische Federatie en de daaropvolgende EU-sancties sinds respectievelijk
31 juli 2014 en 23 februari/6 oktober 2022 mogen Nederlandse luchtvaartmaatschappijen
geen vluchten meer uitvoeren tussen Nederland en deze gebieden. In de weken voorafgaand
aan de invasie van de Russische Federatie in Oekraïne op 24 februari 2022 besloten
de Nederlandse luchtvaartmaatschappijen om ook de vluchten naar de rest van Oekraïne
voorlopig te staken. Oekraïne sloot zelf direct na de invasie zijn luchtruim vanwege
een potentieel gevaar voor de burgerluchtvaart. Hierdoor vliegen er sindsdien geen
Oekraïense luchtvaartmaatschappijen meer naar Nederland.
3. Een ieder verbindende bepalingen
De Overeenkomst betreft verplichtingen tussen staten, maar bevat naar het oordeel
van de regering een ieder verbindende bepalingen in de zin van de artikelen 93 en
94 van de Grondwet, die aan de door Oekraïne aangewezen luchtvaartmaatschappijen rechtstreeks
rechten toekennen of plichten opleggen. Het betreft artikel 17, aanhef en onder a
en c (exploitatievergunning en technische vergunning) in combinatie met het recht
van de lidstaten vervat in artikel 19, eerste lid, aanhef en onder a, c en e (weigering,
intrekking, opschorting of beperking van exploitatievergunningen of technische vergunningen)
en de gespecificeerde routes in Bijlage II, eerste lid, aanhef en onder b.
Verder worden aan de door de respectieve partijen aangewezen luchtvaartmaatschappijen
rechtstreeks rechten toegekend of plichten opgelegd in artikel 4 (non-discriminatie),
artikel 6 (naleving van wetten en regels), artikel 22, derde tot en met vijftiende
lid (commerciële kansen), artikel 23, eerste en tweede lid, vierde en vijfde lid,
zevende en achtste lid (douanerechten en belastingen), artikel 25, eerste lid (Prijsstelling)
en in Bijlage II, tweede tot en met zesde lid en in Bijlage III, afdeling 2, onder
1, onderdeel a.
4. Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1 (Doelstellingen en werkingssfeer)
Dit artikel omschrijft het algemene doel van de Overeenkomst, de geleidelijke totstandbrenging
van een gemeenschappelijke luchtvaartruimte gebaseerd op 1) vrije toegang tot de markt
voor luchtvervoer en 2) gelijke mededingingsvoorwaarden.
Artikel 2 (Definities)
In dit artikel worden de in de Overeenkomst voorkomende, voor EU- luchtvaartverdragen
gebruikelijke, begrippen omschreven.
Artikel 3 (Tenuitvoerlegging van de Overeenkomst)
Dit artikel bepaalt dat partijen alle maatregelen nemen om nakoming van de verplichtingen
uit de Overeenkomst te verzekeren.
Artikel 4 (Non-discriminatie)
Dit artikel omschrijft het verbod op discriminatie op grond van nationaliteit.
Artikel 5 (Algemene beginselen van de regelgevende samenwerking)
Dit artikel omschrijft de wijzen waarop partijen samenwerken teneinde de eisen en
normen van de in Bijlage I bij de Overeenkomst vermelde EU-besluiten geleidelijk op
te nemen in Oekraïense wetgeving en ten uitvoer te leggen.
Artikel 6 (Naleving van wetten en regels)
In dit artikel wordt bepaald dat bij het vliegen met en de exploitatie van de luchtvaartuigen
van de door een partij aangewezen luchtvaartmaatschappijen dient te worden voldaan
aan de wetten, regels en voorschriften inzake binnenkomst in, verblijf op of vertrek
uit het grondgebied van de andere partij en inzake de exploitatie en navigatie van
de luchtvaartuigen. Dit geldt ook voor passagiers, bemanningen of vracht.
Artikel 7 (Veiligheid van de luchtvaart) en artikel 8 (Beveiliging van de luchtvaart)
De bepalingen over de veiligheid en beveiliging van de luchtvaart zijn neergelegd
in artikel 7 en in artikel 8 van de Overeenkomst. Hierin zijn in het zevende lid van
artikel 7 een procedure en een aanpak geregeld (inclusief de zogenaamde platforminspecties)
indien een lidstaat van de Europese Unie of Oekraïne twijfels heeft over de wijze
waarop de door de ICAO vastgestelde internationale veiligheidsnormen en beveiligingstandaarden
of de in Bijlage I, deel C, bij de Overeenkomst gespecificeerde eisen en normen inzake
luchtvaartveiligheid door de andere partij worden nageleefd en gecontroleerd. Het
negende lid van artikel 7 bepaalt dat bij gerede twijfel overleg kan plaatsvinden.
Indien maatregelen uitblijven, biedt het tiende lid van artikel 7 en het vijfde, zevende
en achtste lid van artikel 8 de mogelijkheid om onverwijld maatregelen te nemen of
ingevolge het tiende en elfde lid van artikel 8 de exploitatievergunning in te houden,
in te trekken, te beperken of daaraan voorwaarden te verbinden. Verder wordt verwezen
naar de bepalingen in Document 30, Deel II van de «European Civil Aviation Conference (ECAC)» en de door de ICAO vastgestelde veiligheids- en beveiligingsstandaarden (de zogenaamde
minimumnormen) die zijn vastgesteld overeenkomstig het op 7 december 1944 te Chicago
tot stand gekomen Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart (Stb. 1947, H 165 en Trb. 1959, nr. 45) (Verdrag van Chicago), die voor zover van toepassing bij de wederzijdse luchtvaartbetrekkingen
tussen lidstaten van de Europese Unie en Oekraïne in acht moeten worden genomen. Deze
bepalingen worden onverkort gehandhaafd en toegepast bij de verlening van vergunningen.
Het vierde lid van artikel 7 betreft de erkenning van de bewijzen van luchtwaardigheid,
bekwaamheidscertificaten en exploitatievergunningen die ten minste gelijk moeten zijn
aan de minimumnormen.
Artikel 9 (Luchtverkeersbeheer)
Dit artikel over de samenwerking op het gebied van luchtverkeersbeheer omschrijft
de voorwaarden waaronder partijen handelen overeenkomstig hun wetgeving betreffende
de eisen en normen inzake luchtverkeersbeheer zoals gespecificeerd in Bijlage I, deel
B, bij de Overeenkomst. Verder bepaalt het vijfde lid dat het Gemengd Comité verantwoordelijk
is voor het toezicht op en de facilitering van de samenwerking op het gebied van luchtverkeersbeheer.
Artikel 10 (Milieu)
In dit artikel wordt bepaald dat partijen alle passende maatregelen zullen nemen om
het effect van de burgerluchtvaart op het milieu tot een minimum te beperken overeenkomstig
hun rechten en plichten krachtens het internationale recht en de milieueisen en normen
zoals gespecificeerd in Bijlage I, deel D, bij de Overeenkomst.
Artikel 11 (Consumentenbescherming)
Dit artikel bepaalt dat partijen handelen overeenkomstig de eisen en normen inzake
consumentenbescherming zoals gespecificeerd in Bijlage I, deel F, bij de Overeenkomst
en samenwerken bij de bescherming van consumentenrechten die uit de Overeenkomst voortvloeien.
Artikel 12 (Industriële samenwerking)
Dit artikel omschrijft de wijzen waarop de industriële samenwerking kan worden verbeterd.
Het Gemengd Comité monitort en faciliteert die samenwerking.
Artikel 13 (Geautomatiseerde boekingssystemen)
In dit artikel zijn de afspraken over de vrije toegang door partijen van elkanders
computer reserveringssystemen vastgelegd overeenkomstig de eisen en normen inzake
geautomatiseerde boekingssystemen, zoals gespecificeerd in Bijlage I, deel G, bij
de Overeenkomst.
Artikel 14 (Sociale aspecten)
Dit artikel bepaalt dat partijen handelen overeenkomstig de eisen en normen inzake
aspecten op de gebieden van veiligheid, gezondheid en arbeidstijden van personeel
in de burgerluchtvaart, zoals gespecificeerd in Bijlage I, deel E, bij de Overeenkomst.
Artikel 15 (Nieuwe wetgeving)
Voor zover het niet-discriminatiebeginsel in acht wordt genomen hebben partijen onder
de voorwaarden genoemd in dit artikel het recht om eenzijdig nieuwe wetgeving op het
gebied van luchtvervoer of op een in Bijlage I bij de Overeenkomst vermeld gebied
aan te nemen of te wijzigen. Verder omschrijft het artikel de taken van het Gemengd
Comité op dit gebied.
Artikel 16 (Verlening van rechten)
Dit artikel bepaalt dat de toegestane rechten voor de exploitatie van internationaal
luchtvervoer door luchtvaartmaatschappijen van de ene partij omvatten het recht van
overvlucht en technische landing en het recht om op het grondgebied van de andere
partij te landen voor het, afzonderlijk of gecombineerd, ophalen of afzetten van passagiers
en bagage, vracht en/of post. Deze laatste verkeersrechten zijn gekoppeld aan de in
Bijlage II en III opgenomen overgangsbepalingen die zien op de overeenstemming van
de Oekraïense wet- en regelgeving met de wet- en regelgeving van de Europese Unie.
De rechten vallen alleen toe aan een luchtvaartmaatschappij die voldoet aan de in
artikel 17 vervatte voorwaarden voor uitgifte van vergunningen. Tot het ogenblik waarop
het Gemengd Comité het harmonisatieproces heeft geëvalueerd en goedgekeurd, hebben
EU- en Oekraïense luchtvaartmaatschappijen niet het recht om vijfde vrijheidsoperaties
uit te voeren op tussen- en verdergelegen punten naar elkanders grondgebied. Alle
verkeersrechten die al uit hoofde van een van de bilaterale verdragen tussen Oekraïne
en de lidstaten van de Europese Unie zijn verleend, mogen verder worden uitgeoefend
zolang geen onderscheid wordt gemaakt tussen luchtvaartmaatschappijen uit de Europese
Unie op basis van nationaliteit (punt 1b) van Bijlage II). Dat wil zeggen dat een
lidstaat bij het toewijzen van deze verkeersrechten, niet mag discrimineren tussen
de onder het bilaterale verdrag aangewezen EU luchtvaartmaatschappijen. Hetzelfde
geldt voor nieuwe rechten uit hoofde van bilaterale verdragen.
Artikel 17 (Exploitatievergunning en technische vergunning)
Dit artikel bepaalt dat aanvragen van luchtvaartmaatschappijen voor een exploitatievergunning
of technische vergunning worden ingewilligd op voorwaarde dat voldaan wordt aan de
voorwaarden van de in artikel 6 van de Overeenkomst omschreven wetten en regels voor
de uitgifte van vergunningen en toelatingen en de bepalingen over de veiligheid en
beveiliging van de luchtvaart die zijn neergelegd in artikel 7 en in artikel 8 van
de Overeenkomst. Verder omschrijft het artikel de voorwaarden waaraan de luchtvaartmaatschappijen
van partijen moeten voldoen om voor aanwijzing in aanmerking te komen. Verder dient
in het geval van een luchtvaartmaatschappij uit Oekraïne de effectieve zeggenschap
over de luchtvaartmaatschappij te berusten bij onderdanen van Oekraïne, de luchtvaartmaatschappij
een Oekraïense vergunning te hebben en het hoofdkantoor in Oekraïne gevestigd te zijn.
In het geval van een luchtvaartmaatschappij uit een lidstaat van de Europese Unie
dient de effectieve zeggenschap te berusten bij onderdanen van een van de EU-partijen,
IJsland, Liechtenstein, Noorwegen of Zwitserland, de luchtvaartmaatschappij over een
vergunning van de EU te beschikken en dient het hoofdkantoor in een lidstaat gevestigd
te zijn.
Artikel 18 (Wederzijdse erkenning van regelgevende vaststellingen inzake de draagkracht
en nationaliteit van luchtvaartmaatschappijen)
Dit artikel bepaalt dat de bevoegde autoriteiten aanvragen voor vergunningen van een
luchtvaartmaatschappij van de andere partij zonder nader onderzoek naar draagkracht
of nationaliteit erkennen, tenzij er bezorgdheid is dat de in artikel 17 vermelde
voorwaarden niet zijn nageleefd bij verlening van deze vergunningen.
Artikel 19 (Weigering, intrekking, opschorting of beperking van exploitatievergunningen
of technische vergunningen)
Dit artikel bepaalt dat indien niet aan de vereisten voor vergunningverlening voldaan
wordt, deze kunnen worden geweigerd, ingetrokken, opgeschort of beperkt, bijvoorbeeld
als niet (langer) aan de vereisten voor eigendom wordt voldaan of de operaties niet
(langer) plaatsvinden overeenkomstig de in de artikelen 6, 7 en 8 genoemde wetten,
regels en voorschriften of als een partij overeenkomstig het vijfde lid van artikel
26 heeft vastgesteld dat niet is voldaan aan de mededingingsvoorwaarden. Tevens worden
de voorwaarden vermeld waaronder de activiteiten op andere wijze kunnen worden opgeschort
of beperkt.
Artikel 20 (Investeringen in luchtvaartmaatschappijen)
Dit artikel bepaalt dat lidstaten van de Europese Unie en/of onderdanen wederzijds
meerderheidseigenaar mogen zijn van of feitelijke zeggenschap mogen uitoefenen over
luchtvaartmaatschappijen van de andere partij indien de voorwaarden in de Overeenkomst
worden nageleefd.
Artikel 21 (Verbod op kwantitatieve beperkingen)
In dit artikel wordt bepaald dat partijen kwantitatieve beperkingen en alle maatregelen
van gelijke werking op het overbrengen van uitrustingen, benodigdheden, reserveonderdelen
en ander materieel in beginsel moeten verbieden, tenzij gerechtvaardigd en dit niet
leidt tot discriminatie of een verkapte beperking van de handel tussen partijen.
Artikel 22 (Commerciële kansen)
Dit artikel omschrijft de commerciële mogelijkheden zoals het recht om op elkaars
grondgebied kantoren te openen voor promotie en verkoop van luchtvervoer en aanverwante
activiteiten, de mogelijkheid om eigen specialistisch personeel op het grondgebied
van de andere partij binnen te brengen en te laten werken overeenkomstig de wetten
en regels van de andere partij met betrekking tot toegang, verblijf en werk, het recht
op eigen grondafhandeling (zelfafhandeling) of te kiezen voor concurrerende leveranciers,
toewijzing van slots op luchthavens, het recht om luchtvervoer en bijbehorende diensten
te verkopen op het grondgebied van de andere partij, het recht om lokale inkomsten
om te wisselen in vrij converteerbare valuta en over te maken naar het eigen grondgebied
of een land van haar keuze overeenkomstig de toepasselijke wetgeving, alsmede het
recht samenwerkingsregelingen met andere luchtvaartmaatschappijen te sluiten en zelf
of door middel van andere aanbieders intermodale vrachtvervoersdiensten te verrichten
tegen een allesomvattende prijs. Voorts bevat het artikel een bepaling over het leasen
van luchtvaartuigen met of zonder bemanning van een andere luchtvaartmaatschappij
inclusief die van derde landen (wet-leasing) en het recht onder voorwaarden die volgens
de wetten en regeling die partijen op overeenkomsten toepassen, franchising, branding
en commerciële concessieregelingen te treffen met ondernemingen inclusief luchtvaartmaatschappijen
van beide partijen en derde landen. Tot slot bevat het artikel het recht om nachtelijke
stops te maken op luchthavens van de andere partij. Het Gemengd Comité ontwikkelt
een proces van samenwerking voor wat bedrijfsvoering en commerciële kansen betreft.
Artikel 23 (Douanerechten en belastingen)
Dit artikel bepaalt dat luchtvaartuigen van de aangewezen luchtvaartmaatschappijen
die onder de Overeenkomst opereren, alsmede de normale uitrustingsstukken, reserveonderdelen,
voorraden brandstof en smeermiddelen en boordproviand van de aangewezen luchtvaartmaatschappijen,
op basis van wederkerigheid en krachtens de toepasselijke wetgeving, worden vrijgesteld
van invoerbeperkingen, eigendomsbelastingen en heffingen op activa, douanerechten,
accijnzen en soortgelijke vergoedingen en rechten. Dit geldt ook voor alle belastingen,
heffingen, kosten en lasten, op het grondgebied van de andere partij, op voorwaarde
dat de normale uitrustingsstukken en boordproviand onder toezicht of zeggenschap van
de bevoegde autoriteiten blijven totdat ze opnieuw worden uitgevoerd of worden verwijderd,
Het derde lid bepaalt dat een partij belastingen, heffingen, taksen of vergoedingen
in rekening kan brengen voor brandstof die op haar grondgebied op niet-discriminerende
basis wordt geleverd. De vrijstelling geldt ingevolge het zevende lid ook voor bagage
en vracht in directe transit. Het negende lid van het artikel bepaalt dat de overeenkomst,
behalve wat de omzetbelasting op invoer betreft, geen gevolgen heeft voor belastingen
over toegevoegde waarde noch de bepalingen van een tussen een lidstaat en Oekraïne
toepasselijk verdrag inzake het vermijden van dubbele belasting op inkomsten.11
Artikel 24 (Gebruikersheffingen voor luchthavens en luchthavenvoorzieningen en -diensten)
In dit artikel wordt overeengekomen dat de gebruikersheffingen correct, redelijk,
niet ten onrechte discriminerend en billijk verdeeld moeten worden over alle categorieën
gebruikers van de desbetreffende luchthavens of luchthavensystemen. De heffingen die
aan luchtvaartmaatschappijen van de andere partij worden opgelegd mogen niet minder
gunstig zijn dan de gunstigste voorwaarden die iedere andere luchtvaartmaatschappij
kan verkrijgen op het tijdstip dat de heffingen worden opgelegd. De bevoegde heffingsautoriteiten
of -organen moeten de gebruikers binnen een redelijke termijn in kennis stellen van
ieder voorstel tot wijziging van gebruikersheffingen.
Artikel 25 (Prijsstelling)
Dit artikel bepaalt dat aangewezen luchtvaartmaatschappijen de prijzen vrij kunnen
vaststellen op basis van vrije en eerlijke mededingen en dat de prijzen niet hoeven
te worden aangemeld. Ook wordt bepaald onder welke voorwaarden de partijen kunnen
interveniëren.
Artikel 26 (Mededinging)
Dit artikel verklaart titel IV van de Associatieovereenkomst12 van toepassing, tenzij in de Overeenkomst specifiekere regels inzake mededinging
en staatssteun voor luchtvervoer zijn opgenomen. Verder bepaalt het artikel dat partijen
streven naar een eerlijk en concurrerend klimaat voor de exploitatie van luchtdiensten.
Op basis van het vijfde lid van dit artikel worden passende en proportionele maatregelen
genomen in geval van staatssteun en subsidie die de eerlijke en gelijke mededingingskansen
van de luchtvaartmaatschappijen negatief beïnvloeden. Het toepassingsgebied en de
duur van die maatregelen moeten beperkt blijven tot hetgeen strikt noodzakelijk is.
De maatregelen op grond van dit artikel mogen geen afbreuk doen aan maatregelen die
door de exclusief bevoegde mededingingsautoriteiten zijn genomen bij het handhaven
van de mededingingswetgeving.
Artikel 27 (Statistieken)
Dit artikel voorziet in de mogelijkheid dat partijen elkaar statistische en op verzoek
andere informatie te verstrekken.
Artikel 28 (Interpretatie en handhaving)
Dit artikel bepaalt dat partijen alle passende maatregelen nemen om de verplichtingen
uit de Overeenkomst na te leven. De partijen verstrekken elkaar informatie en bijstand
bij onderzoeken naar mogelijke inbreuken op bepalingen van de Overeenkomst.
Artikel 29 (Gemengd Comité)
Ter evaluatie van de handhaving alsmede interpretatie van de Overeenkomst is een gemengd
comité ingesteld. Het gemengd comité komt minstens eenmaal per jaar bijeen en werkt
op basis van consensus. De beslissingen zijn bindend voor partijen. Als het gemengd
comité binnen zes maanden na doorverwijzing geen beslissing heeft genomen kunnen partijen
in overeenstemming met artikel 31 van de Overeenkomst passende en tijdelijke vrijwaringsmaatregelen
nemen. Tot slot benoemt het artikel de gebieden waarop het gemengd comité samenwerking
tussen partijen ontwikkelt.
Artikel 30 (Geschillenbeslechting en arbitrage)
Dit artikel voorziet in de mogelijkheid van geschillenbeslechting en arbitrage in
het geval tussen partijen een geschil over uitlegging of toepassing van de Overeenkomst
ontstaat. Indien deze niet worden opgelost via formeel overleg in het gemengd comité
dan kan het geschil worden doorverwezen naar een scheidsgerecht dat beslissingen met
consensus dan wel bij meerderheid van stemmen neemt en waarvan de beslissing bindend
is voor de betrokken partijen.
Artikel 31 (Vrijwaringmaatregelen)
Dit artikel omschrijft de passende vrijwaringsmaatregelen die een partij kan nemen
indien zij van oordeel is dat een andere partij nagelaten heeft een verplichting uit
de Overeenkomst na te leven. De maatregelen worden opgeschort zodra de in gebreke
blijvende partij voldoet aan de bepalingen van de Overeenkomst.
Artikel 32 (Openbaarmaking van informatie)
Dit artikel voorziet in een geheimhoudingsplicht ten aanzien van veiligheid en commerciële
informatie.
Artikel 33 (Overgangsbepalingen)
Dit artikel ziet op de in de in Bijlage III bij de Overkomst opgenomen overgangsregelingen.
Artikel 34 (Verhouding tot andere overeenkomsten en/of regelingen)
Dit artikel behandelt het verband tussen de Overeenkomst en de reeds bestaande bilaterale
overeenkomsten tussen Oekraïne en de lidstaten van de Europese Unie, evenals de verhouding
met andere overeenkomsten en/of regelingen, zoals besluiten van internationale organisaties,
met name van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO). Zoals in punt 1
inleiding van deze toelichtende nota is vermeld blijven zowel de EG Overeenkomst als
de specifieke bepalingen in bilaterale overeenkomsten die gunstiger zijn of niet onder
de Overeenkomst vallen, gelden, op voorwaarde dat geen sprake is van discriminatie
tussen lidstaten van de Europese Unie en hun onderdanen.
Artikel 35 (Financiële bepalingen)
Dit artikel ziet op het toewijzen van financiële middelen door partijen voor de tenuitvoerlegging
van de Overeenkomst op hun grondgebieden.
Artikelen 36–40 (Procedurele bepalingen)
De artikelen 36 tot en met 40 bevatten louter procedurele standaardbepalingen met
betrekking tot onder meer wijzigingen (artikel 36), beëindiging (artikel 37), inwerkingtreding
en voorlopige toepassing (artikel 38) (zie ook paragraaf 6 van deze toelichting),
registratie bij de ICAO en het secretariaat van de Verenigde Naties (artikel 39) en
authentieke teksten (artikel 40).
5. Bijlagen
De zeven Bijlagen vormen een integrerend onderdeel van de Overeenkomst.
Bijlage I geeft een opsomming van de huidige geldende wet- en regelgeving in de Europese
Unie op het gebied van markttoegang en bijbehorende kwesties, luchtverkeersbeheer,
veiligheid van de luchtvaart, milieu, sociale aspecten, consumentenbescherming, geautomatiseerde
boekingssystemen en overige wetgeving.
Bijlage II specificeert de overeengekomen diensten en routes en bevat bepalingen over
frequentie, capaciteit en codesharingregelingen.
Bijlage III beschrijft het stappenplan waarbij de beschikbaarheid van rechten wordt
gekoppeld aan de mate van overeenstemming van de Oekraïense wet- en regelgeving met
de in de Europese Unie geldende wet- en regelgeving op het gebied van burgerluchtvaart.
Bijlage IV bevat een lijst met de certificaten waar in Bijlage III naar verwezen wordt.
Bijlage V vermeldt de landen die geen lidstaat zijn van de Europese Unie en waarnaar
wordt verwezen in artikel 17, 19 en 22 van de Overeenkomst en in Bijlagen II en III
daarbij.
Bijlage VI beschrijft enkele procedureregels over de betrokkenheid van Oekraïne bij
comités, de status van waarnemer in het EASA, de samenwerking en uitwisseling van
informatie en het gebruik van talen.
Bijlage VII zet criteria uiteen waarnaar in het vierde lid van artikel 26 van de Overeenkomst
verwezen wordt.
De Bijlagen zijn aan te merken als uitvoerend van aard. Verdragen tot wijziging van
de Bijlagen behoeven, als en voor zover zij vallen onder de exclusieve bevoegdheid
van de lidstaten van de Europese Unie, op grond van artikel 7, onderdeel f, van de
Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen geen parlementaire goedkeuring, tenzij
de Staten-Generaal zich thans het recht terzake voorbehouden.
6. Voorlopige toepassing
In de Overeenkomst is in het derde lid van artikel 38 een bepaling over de voorlopige
toepassing opgenomen. Daarin is bepaald dat alle partijen hun interne procedures die
daarvoor vereist zijn, moeten hebben afgerond. Nederland zal een verklaring afleggen
waarin de intentie kenbaar wordt gemaakt de Overeenkomst voorlopig toe te passen,
zodat voorlopige toepassing mogelijk wordt wanneer alle partijen hun interne procedures
daartoe zullen hebben doorlopen.
7. Koninkrijkspositie
De Overeenkomst geldt waar het de EU-partij betreft ingevolge artikel 2, aanhef en
dertigste lid voor het landoppervlak (vasteland en eilanden), de binnenwateren en
de territoriale zee waarop het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en het Verdrag
betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) van toepassing zijn. Hieruit volgt
dat de Overeenkomst alleen geldt voor het Europese deel van Nederland en er geen sprake
kan zijn van medegelding van de Overeenkomst voor het Caribische deel van het Koninkrijk.
De Overeenkomst zal dan ook voor wat het Koninkrijk betreft, evenals de bilaterale
Overeenkomst van 7 september 1993, alleen voor het Europese deel van Nederland gelden.
Tijdens het overlegkader met alle landen van het Koninkrijk met betrekking tot luchtvaartaangelegenheden,
dat als uitvloeisel van artikel 37, eerste lid en tweede lid, onder f, van het Statuut
voor het Koninkrijk is opgericht, hebben de overige landen van het Koninkrijk (Aruba,
Curaçao en Sint Maarten) niet aangegeven met de luchtvaartautoriteiten van Oekraïne
in onderhandeling te willen treden over een verdrag inzake luchtdiensten met Oekraïne.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
M.G.J. Harbers
De Minister van Buitenlandse Zaken,
W.B. Hoekstra
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.