Brief regering : Geannoteerde agenda Formele Raad WSBVC 8 december 2022
21 501-31 Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken
Nr. 690
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 november 2022
Op 8 december aanstaande vindt de Formele Raad WSBVC plaats te Brussel. Hierbij zend
ik u de Geannoteerde Agenda voor deze Raad toe. Conform de vastgestelde afspraken
informeer ik uw Kamer middels de Geannoteerde Agenda tevens over de voortgang van
de onderhandelingen inzake de herziening van de Coördinatieverordening Sociale Zekerheid
en het EU-richtlijnvoorstel verbetering van arbeidsvoorwaarden bij platformwerk. Ook
informeer ik u over de voortgang van de onderhandelingen over het EU-richtlijnvoorstel
beloningstransparantie. Tevens bevat de Geannoteerde Agenda de kwartaalrapportages
van lopende EU-wetgevingsdossiers op het terrein van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
C.E.G. van Gennip
GEANNOTEERDE AGENDA FORMELE RAAD WERKGELEGENHEID EN SOCIAAL BELEID (WSBVC) 8 december
2022
In deze Geannoteerde Agenda treft u aan:
– Informatie over de Formele Raad WSBVC van 8 december 2022;
– Algemene oriëntatie t.a.v. het EU-voorstel Richtlijn verbetering van Arbeidsvoorwaarden
bij Platformwerk (COM(2021) 762);
– Kwartaalrapportage t.a.v. herziening Coördinatieverordening Sociale Zekerheid (COM(2016)
815);
– Kwartaalrapportage t.a.v. het EU-voorstel Richtlijn Beloningstransparantie en handhavingsmechanismen
voor gelijke beloning mannen en vrouwen (COM(2021) 93);
– Algemene oriëntatie t.a.v. het EU-voorstel herziening richtlijn bescherming van werknemers
tegen de risico’s van blootstelling aan asbest op het werk (COM (2022) 489).
Informatie over de Formele Raad WSBVC, onderdeel Werkgelegenheid en Sociaal Beleid,
van 8 december 2022
In het nu volgende informeer ik u over de Formele Raad WSBVC, onderdeel Werkgelegenheid
en Sociaal Beleid van 8 december, waaraan ik voornemens ben deel te nemen. De Formele
Raad vindt plaats in Brussel.
Ten tijde van het opstellen van deze Geannoteerde Agenda zijn nog geen definitieve
agenda en discussiestukken gedeeld door het Tsjechische Voorzitterschap.
Agendapunt: Algemene oriëntatie EU-voorstel Richtlijn verbetering van Arbeidsvoorwaarden
bij Platformwerk
Doel Raadsbehandeling
Vaststellen van een algemene oriëntatie. Dat is een politiek akkoord dat de voorlopige
Raadspositie vaststelt voor de onderhandelingen met het Europees Parlement.
Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen
Het richtlijnvoorstel beoogt de arbeidsvoorwaarden voor platformwerkers te verbeteren
met een weerlegbaar rechtsvermoeden, waarmee de juiste arbeidsrechtelijke kwalificatie
van een platformwerker kan worden vastgesteld. Ook beoogt het richtlijnvoorstel de
transparantie en verantwoordingsplicht te verbeteren bij de inzet van automatische
monitorings- en besluitvormingsystemen bij platformwerk.
Onder Tsjechisch Voorzitterschap zijn de onderhandelingen over de tekst in gang gezet
en hebben vijf Raadswerkgroepen plaatsgevonden. Op basis van de discussies in de Raadswerkgroepen
heeft het Voorzitterschap drie verschillende compromisvoorstellen gepresenteerd.1 Het Voorzitterschap is voornemens om tijdens de Raad te komen tot een algemene oriëntatie.
Het Voorzitterschap heeft in Coreper van 23 november jl. echter geen steun gekregen
voor het doorgeleiden van de compromistekst naar de Raad. Het Voorzitterschap zal
een aangepaste compromistekst voorleggen in een Coreper voorafgaand aan de Raad.2 Het Voorzitterschap beoogt in de Raad WSB van 8 december a.s. de vereiste gekwalificeerde
meerderheid te krijgen. Als de Raad de algemene oriëntatie aanneemt kan het Zweeds
Voorzitterschap starten met de onderhandelingen in triloog tussen de Raad, het Europees
Parlement en de Commissie.
Ik zal uw Kamer nader informeren indien de onderhandelingen hier aanleiding toe geven.
Inzet Nederland
Zoals aangegeven in het BNC-fiche3 staat het kabinet positief tegenover het oorspronkelijke richtlijnvoorstel van de
Europese Commissie. Het kabinet heeft de wens om schijnzelfstandigheid tegen te gaan,
in het bijzonder daar waar platforms gebruikmaken van aansturing via algoritmen (als
nieuwe manier van uitoefening van «gezag»). Dit sluit aan bij de tendens in de rechtspraak
(tot aan de hoogste rechter) in meerdere lidstaten waarin de rechter heeft geoordeeld
dat platformwerkers – in de voorliggende gevallen – moeten worden beschouwd als werknemers.
Het richtlijnvoorstel biedt een kans om de wensen op dat vlak te realiseren, ook met
oog op een gelijker speelveld tussen lidstaten en een duurzame ontwikkeling van de
platformeconomie.
In lijn met de brief4 van 17 oktober jl. (die Nederland stuurde tezamen met België, Slovenië, Spanje, Italië,
Luxemburg, Portugal en Malta) heeft Nederland in de laatste Raadswerkgroep (15 november
jl.) onder Tsjechisch Voorzitterschap samen met de gelijkgezinde lidstaten nogmaals
de ambitie benadrukt voor een sterk en effectief weerlegbaar rechtsvermoeden in het
richtlijnvoorstel en een (ook voor publiekrechtelijke instanties) zo effectief mogelijke
uitwerking daarvan5. In het compromisvoorstel dat in die Raadswerkgroep voorlag6 is met die wens namelijk onvoldoende rekening gehouden. Ik ga hier nader op in onder
het kopje «belangrijkste discussiepunten».
Ondanks de herhaalde oproep en gesprekken die Nederland samen met de gelijkgezinde
lidstaten heeft gehad met het Voorzitterschap, de Europese Commissie en andere lidstaten,
was ook in de compromistekst die in Coreper van 23 november jl. voorlag7onvoldoende sprake van een sterk en effectief weerlegbaar rechtsvermoeden. Daarom
hebben Nederland en de gelijkgezinde lidstaten het Voorzitterschap verzocht zich in
aanloop naar de Raad WSB in te spannen voor een beter onderhandelingsresultaat. De
richtlijn moet effectief zijn en platformwerkers daadwerkelijk ondersteunen, en een
verbetering ten opzichte van de bestaande situatie inhouden.
Belangrijkste discussiepunten
De vormgeving en de criteria voor het weerlegbaar rechtsvermoeden vormen het belangrijkste
discussiepunt in de onderhandelingen. Conform de informatieafspraken met uw Kamer
ga ik daar hieronder wat dieper op in.
Criteria weerlegbaar rechtsvermoeden
In het oorspronkelijke richtlijnvoorstel van de Europese Commissie wordt uitgegaan
van een weerlegbaar rechtsvermoeden wanneer aan ten minste twee van de volgende vijf
criteria is voldaan:
a) het niveau van de vergoeding wordt daadwerkelijk bepaald of er worden bovengrenzen
vastgesteld;
b) de persoon die platformwerk verricht, wordt verplicht specifieke bindende regels in
acht te nemen met betrekking tot het uiterlijk, het gedrag ten aanzien van de afnemer
van de dienst of de uitvoering van het werk;
c) er wordt toezicht gehouden op de uitvoering van het werk of de kwaliteit van de resultaten
van het werk wordt geverifieerd, ook met behulp van elektronische middelen;
d) de vrijheid om het werk te organiseren wordt daadwerkelijk beperkt onder meer door
sancties, met name de vrijheid om zelf de arbeidstijd of perioden van afwezigheid
te kiezen, om taken te aanvaarden of te weigeren of om gebruik te maken van onderaannemers
of vervangers in te schakelen;
e) de mogelijkheid om een klantenbestand op te bouwen of werk voor derden uit te voeren
wordt daadwerkelijk beperkt.
In het compromisvoorstel is criterium c) strikter geformuleerd en wordt criterium
d) gesplitst in drie criteria en afgebakend, waardoor het totaal aantal criteria op
zeven komt. De werkende dient in het compromisvoorstel aan drie criteria te voldoen
om het weerlegbaar rechtsvermoeden te activeren.
Ook is in de compromistekst een bepaling toegevoegd die voorschrijft dat niet aan
een bepaald criterium voor het activeren van het rechtsvermoeden voldaan is, wanneer
een platform aan dat criterium moet voldoen op grond van regelgeving van de EU, nationale
regelgeving of collectieve overeenkomsten (Cao’s). Een voorbeeld hiervan is bijvoorbeeld
dat op grond van een cao de werkuren worden gelimiteerd (criterium d). In dat geval
kan de werkende niet met succes criterium d inroepen.
Dit alles bij elkaar gezien betekent, dat het voor de (kwetsbare) werkende in vergelijking
met het oorspronkelijke Commissievoorstel moeilijker wordt om het rechtsvermoeden
in te roepen. Eveneens leidt dit in vergelijking met het oorspronkelijke Commissievoorstel
tot een verminderde preventieve werking. Dit beperkt de effectiviteit van het richtlijnvoorstel,
ook voor toezichthouders. Publiekrechtelijke instanties hebben nog steeds de mogelijkheid
zich op het rechtsvermoeden te beroepen, maar in de compromistekst is de betreffende
bepaling die daarop ziet minder sterk geformuleerd dan in het Commissievoorstel.
Overige discussiepunten
Overige discussiepunten betreffen de nieuw toegevoegde bepalingen rondom intermediairs
en hun verantwoordelijkheid in relatie tot die van de arbeidsplatforms en de niet-opschortende
werking van het rechtsvermoeden. Over de toekenning van rechten inzake automatische
monitoring en besluitvorming aan alle werkenden liggen de standpunten van de lidstaten
minder ver uiteen.
Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement
Zoals ik aangaf in het Verslag van de Informele Raad WSB van 13 en 14 oktober jl.8 hebben de lidstaten die de Europese brief hebben ondertekend in algemene zin aangedrongen
op terugkeer naar het oorspronkelijke richtlijnvoorstel van de Europese Commissie.
De tekst van de Commissie is meer in balans als het gaat om de bescherming van platformwerkers
aan de ene kant, en de duurzame ontwikkeling van platforms aan de andere kant. Deze
lidstaten vormen samen geen gekwalificeerde meerderheid.
De lidstaten die meer flexibiliteit wensen ten aanzien van het rechtsvermoeden, bijvoorbeeld
door meer criteria te formuleren of de drempel voor het activeren van het rechtsvermoeden
te verhogen, vormen samen ook geen gekwalificeerde meerderheid. Een aantal van hen
wil het rechtsvermoeden verder aanpassen omdat ze bezorgd zijn dat anders te veel
«echte» zelfstandigen onder het rechtsvermoeden zouden vallen (Nederland deelt deze
zorg niet). Een kleine groep lidstaten stelt zich flexibel op ten aanzien van het
onderhandelingsresultaat.
Het Europees Parlement is van start gegaan met zijn standpuntbepaling. Rapporteur
Elisabetta Gualmini (S&D) heeft een eerste voorlopig rapport opgesteld met amendementen
op het richtlijnvoorstel.
Het meest noemenswaardig is dat de rapporteur kiest voor een algemeen in te roepen
rechtsvermoeden zonder criteria. Een ander opvallend punt is, dat wordt voorgesteld
om de bepalingen over algoritmisch management uit te breiden naar alle werkenden.
De leden van de EMPL-commissie van het Europees Parlement stemmen vooralsnog op 30 november
a.s. over de amendementen op het voorlopig rapport. Nog niet alle fracties hebben
hun standpunt bepaald.
Kwartaalrapportage: herziening Coördinatieverordening Sociale Zekerheid (883/2004)
Op 13 december 2016 publiceerde de Europese Commissie een voorstel tot de herziening
van Verordening 883/2004 inzake de coördinatie van sociale zekerheidssystemen. Hieronder
vindt u de voortgangsrapportage over de onderhandelingen betreffende het herzieningsvoorstel.
Terugblik trilogen
Tot nu toe is het diverse Voorzitterschappen van de Raad niet gelukt om in de triloogfase
een akkoord te bereiken over het herzieningsvoorstel van Verordening 883/2004. In
maart 2019 bereikten het Roemeens Voorzitterschap van de Raad en het Europees Parlement
een voorlopig triloogakkoord. Een blokkerende minderheid van lidstaten stemde echter
tegen het voorlopig akkoord. Nederland maakte deel uit van deze blokkerende minderheid
vanwege bezwaren tegen de aanpassingen in het werkloosheidshoofdstuk. In het najaar
van 2021 bereikten het Sloveens Voorzitterschap en het Europees Parlement na verschillende
technische gesprekken een voorlopig politiek akkoord over de herziening van de Verordening.
Het Sloveens Voorzitterschap heeft dit voorlopig politiek akkoord vervolgens voor
instemming voorgelegd aan het Coreper van 22 december 2021. Een aantal West-Europese
landen, waaronder Nederland, was echter kritisch op verruiming van de exportregels
voor werkloosheidsuitkeringen en afzwakking van regels inzake detacheringen. Daarnaast
had een aantal Midden- en Oost-Europese landen bezwaren tegen de strenge regels omtrent
(controle op) detacheringen naar andere lidstaten. Hierop verwierp een blokkerende
minderheid van lidstaten dit politiek akkoord. Negen lidstaten, waaronder Nederland,
stemden tegen. Vijf lidstaten onthielden zich van stemming.
Stand van zaken
Het huidige Tsjechisch Voorzitterschap heeft afgelopen juli een Raadswerkgroep georganiseerd
om openstaande juridische vraagstukken van het herzieningsvoorstel te bespreken. In
lijn met het Nederlands standpunt zoals vastgelegd in het BNC-fiche9 en gecommuniceerd via eerdere Geannoteerde Agenda’s aan Uw Kamer, heeft Nederland
opnieuw benadrukt fundamentele zorgen te hebben over aanpassingen van het werkloosheidshoofdstuk.
De inspanningen van het Voorzitterschap hebben tot nu toe niet geleid tot een doorbraak.
Inzet Nederland
Ik blijf mij op verschillende fronten inzetten voor de Nederlandse belangen op dit
dossier. Uiteraard zal Nederland stelling nemen tijdens de formele onderhandelingsmomenten.
Hierbij vind ik het niet alleen belangrijk om op te trekken met gelijkgezinde lidstaten,
maar ook om constructieve samenwerking te zoeken met een zo ruim mogelijke groep.
Een aantal thema’s heeft mijn bijzondere aandacht. Mijn inzet op het gebied van werkloosheid
is onder meer gericht op het bereiken van een zo kort mogelijke exportduur van de
uitkering, gecombineerd met maatregelen gericht op activering richting arbeid en verbetering
van de handhaving. Wat betreft toepasselijke wetgeving vind ik het belangrijk om situaties
van premieshoppen tegen te gaan.
Zoals ik in de voorgaande voortgangsrapportage aangaf, blijft het mijn inzet dat een
herziening bijdraagt aan een modernisering van de Coördinatieverordening Sociale Zekerheid.
Er hebben fundamentele veranderingen plaatsgevonden op de arbeidsmarkt sinds de formulering
van het herzieningsvoorstel van de Commissie in 2016. Voorbeelden daarvan zijn toegenomen
digitalisering van het arbeidsdomein en een toename in het thuis en op afstand werken.
Het huidige wijzigingsvoorstel is hierop onvoldoende toegerust. Mijn inzet is daarom
gericht op de introductie van een reflectieperiode, die de Commissie de gelegenheid
biedt een nieuw herzieningsvoorstel te formuleren.
Thuiswerken en sociale zekerheid in Europees verband
Parallel aan de onderhandelingen over de herziening van de coördinatieverordening,
vindt in Europa een discussie plaats over de sociale zekerheidspositie van thuiswerkende
grensarbeiders. Het kabinet vindt het belangrijk dat grenswerkers geen onnodige belemmeringen
ervaren en ook kunnen thuiswerken zonder dat dit negatieve gevolgen heeft voor hun
sociale zekerheidspositie. Op dit terrein zijn enkele ontwikkelingen te melden.
Tot 1 juli 2022 heeft de Sociale Verzekeringsbank (SVB) maatregelen getroffen om te
faciliteren dat mensen thuis konden werken in de grensoverschrijdende context in het
kader van de coronacrisis. Op grond van deze maatregelen had thuiswerken door grenswerkers
geen gevolgen voor de lidstaat waar iemand sociaal verzekerd was. Op 1 juli 2022 is
dit coronabeleid beëindigd, maar is in de Administratieve Commissie10 (AC) afgesproken dat thuiswerken in een transitieperiode tot 1 januari 2023 geen
gevolgen heeft voor de lidstaat waar iemand sociaal verzekerd is. Ik heb Uw Kamer
hierover geïnformeerd in mijn brief van 8 juli 2022.11
Inmiddels is bekend geworden dat de transitieperiode, mede op voorspraak van Nederland,
met een half jaar zal worden verlengd tot 1 juli 2023. Tot 1 juli 2023 zal thuiswerken
daarom niet leiden tot verschuiving van sociale zekerheid naar een andere lidstaat.
De verlenging van de transitieperiode neemt voor dit moment de onzekerheid weg voor
grenswerkenden die regelmatig thuiswerken vanuit het woonland, wat goed nieuws is.
Ondertussen neemt Nederland deel aan een speciale ad-hoc werkgroep van de AC met andere
lidstaten om te werken aan een structurele oplossing voor dit vraagstuk. Ik zal Uw
Kamer informeren zodra nieuwe relevante ontwikkelingen zich voordoen op dit dossier.
Kwartaalrapportage: EU-voorstel Richtlijn Beloningstransparantie en handhavingsmechanismen
voor gelijke beloning mannen en vrouwen
Terugblik publicatie en onderhandelingen
Op 4 maart 2021 heeft de Europese Commissie het richtlijnvoorstel beloningstransparantie
en handhavingsmechanismen voor gelijke beloning mannen en vrouwen gepubliceerd. Doel
van het voorstel is om minimumvoorschriften vast te stellen om de toepassing van het
beginsel van gelijke beloning van mannen en vrouwen voor gelijke of gelijkwaardige
arbeid te versterken, met name door middel van maatregelen op het gebied van beloningstransparantie
en versterkte handhavingsmechanismen.
Nederland heeft op 6 december 2021 ingestemd met de algemene oriëntatie van de Raad.12 Maatregelen voor loontransparantie kunnen een nuttig instrument kunnen zijn om de
loonkloof tussen mannen en vrouwen tegen te gaan. In de algemene oriëntatie is goed
rekening gehouden met de wensen vanuit Nederland zoals geformuleerd in het BNC-fiche13. Het Europees Parlement heeft op 5 april jl. haar positie bepaald ten aanzien van
het richtlijnvoorstel. Ik heb uw Kamer in de Geannoteerde Agenda voor de Raad WSB
afgelopen juni geïnformeerd dat het EP zich ambitieus toont op deze richtlijn.14 Het EP heeft zich onder meer voorstander verklaard van het verlagen – via een getrapt
model – van de grens qua organisatiegrootte voor rapportageverplichtingen. In de Raadspositie
en het oorspronkelijke Commissievoorstel geldt een verplichting voor bedrijven vanaf
250 werknemers, in de EP-positie een verplichting voor bedrijven vanaf 50 werknemers.
De EP-positie bevat daarnaast, net als het oorspronkelijke Commissievoorstel, verschillende
bepalingen die raken aan het nationale procesrecht, bijvoorbeeld op het gebied van
verjaringstermijnen en het verplichten van minimumboetes. Tot slot verbreedt het EP
de reikwijdte van het richtlijnvoorstel met een aantal bepalingen ten aanzien van
gender, intersectionele discriminatie en de positie van non-binaire personen.
Triloogfase
De triloogfase is afgelopen juni gestart onder het Franse Voorzitterschap. De afgelopen
maanden heeft het Tsjechische Voorzitterschap de onderhandelingen namens de Raad gevoerd.
Op momenten dat beïnvloeding van het Voorzitterschap opportuun was, is vanuit Nederland
een inbreng geleverd conform de Raadspositie (waar Nederland mee heeft ingestemd)
en het BNC-fiche. Nederland heeft in het bijzonder ingezet op de uitvoerbaarheid van
het voorstel, voldoende nationale implementatieruimte, het voorkomen van vergaand
ingrijpen in nationaal procesrecht en het waar mogelijk beperken van de administratieve
lasten van de voorstellen (ook met het oog op MKB-werkgevers).
In de Geannoteerde Agenda voor de Raad WSB afgelopen juni15 heb ik uw Kamer reeds gemeld dat, gelet op de verschillende posities er een reële
kans bestaat dat om een compromis te kunnen bereiken de Raadspositie, en ook de Nederlandse
inzet, op onderdelen zal moeten worden aangepast. Het Tsjechische Voorzitterschap
heeft het voornemen geuit om, na aanvankelijk langzaam verlopende onderhandelingen
toch nog op korte termijn tot een voorlopig politiek akkoord te willen komen met het
EP. Mochten het Tsjechisch Voorzitterschap en het EP tot een akkoord komen, dan acht
ik het een reëel scenario dat er compromissen worden gesloten waarbij, bijvoorbeeld
ten aanzien van de grenswaarden voor rapportageverplichtingen, richting de EP-positie
wordt bewogen. Daarbij kan er bijvoorbeeld gedacht worden aan een systeem waarbij
de frequentie van de rapportageverplichtingen afhangt van de grootte van het bedrijf
of van hoe een bedrijf presteert.
Inzet Nederland
Mijn inzet blijft er onverminderd op gericht om zo dicht mogelijk te blijven bij de
Raadspositie, met het oog op effectieve en uitvoerbare maatregelen. Ik wil graag bijdragen
aan het bereiken van een compromis, want het richtlijnvoorstel is een goede en noodzakelijke
stap vooruit om het beginsel van gelijke beloning tussen mannen en vrouwen voor gelijk
of gelijkwaardig werk in de EU te versterken. Ik zal uw Kamer nader informeren indien
de onderhandelingen hier aanleiding toe geven.
Agendapunt: Raadsaanbeveling over toereikende minimuminkomens die actieve inclusie
borgen
Doel Raadsbehandeling
Naar verwachting zal het Tsjechisch Voorzitterschap de Raadsaanbeveling agenderen
om het politiek akkoord op de Raad te bezegelen. De formele aanname in de Raad wordt
uitgesteld tot na de afronding van het vertalingsproces, naar verwachting gedurende
het Zweeds Voorzitterschap (eerste helft van 2023).
Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen
De Europese Commissie heeft op 28 september jl. een voorstel gepresenteerd voor een
niet bindende Raadsaanbeveling met als doel armoede en sociale uitsluiting tegen te
gaan. Om dit te bewerkstelligen wordt aanbevolen dat lidstaten toereikende inkomenssteun
bieden. Daarnaast beoogt het voorstel de bevordering van de arbeidsmarktintegratie
van mensen die kunnen werken.
Inzet Nederland
Zoals in het BNC-fiche16 toegelicht kan het kabinet de voorgestelde Raadsaanbeveling op hoofdlijnen onderschrijven.
De strekking van de voorgestelde Raadsaanbeveling strookt grotendeels met het Nederlandse
beleid. Zo steunt het kabinet enerzijds het principe dat het sociale vangnet voldoende
en stabiele financiële steun behoort te bieden voor een stabiel en voldoende besteedbaar
inkomen, en anderzijds dat het stelsel effectieve prikkels bevat ten behoeve van participatie
op de arbeidsmarkt. Nederland heeft conform het BNC-fiche enkele voorstellen gedaan
met als inzet om de Raadsaanbeveling nog beter te laten aansluiten bij het Nederlandse
beleid en gemeentelijke beleidsvrijheid. Ook maakte Nederland met een aantal andere
lidstaten kenbaar te hechten aan het aansluiten bij bestaande rapportageverplichtingen,
zoals die binnen het Europees Semester.
Na een analyse van alle inzendingen heeft het Tsjechisch Voorzitterschap een nieuwe
compromistekst aan de delegaties voorgelegd. Dit betreft een gebalanceerd compromis,
dat bij kan dragen aan opwaartse sociaaleconomische convergentie en de bescherming
van rechthebbenden in de lidstaten van de EU tegen armoede. Ik ben dan ook voornemens
in te stemmen met de Raadsaanbeveling. De aangepaste tekst bevat immers niet-bindende
aanbevelingen die grotendeels stroken met het Nederlandse beleid, zoals het principe
dat een sociaal vangnet voldoende en stabiele financiële steun behoort te bieden en
het belang van een reguliere herijking van het sociaal minimum middels een robuuste
methodiek. Daarnaast zijn de aanbevelingen rondom de beslistermijn na een uitkeringsaanvraag
en het aanspreekpunt bij de gemeente zo aangepast, dat ze beter aansluiten bij de
Nederlandse praktijk. Het is ook positief dat de tekst aandacht vraagt voor activeringsmechanismen
ten aanzien van mensen die kunnen werken.
Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement
Er bestaat brede steun onder lidstaten voor de laatste compromistekst, ik verwacht
derhalve dat de Raad met de voorliggende tekst zal instemmen.
Het Europees Parlement heeft geen rol in de vaststelling van de Raadsaanbeveling.
Wel hebben de Sociaaldemocraten en de Groenen eerder gepleit voor een Richtlijn in
plaats van een Raadsaanbeveling. De Europese Volkspartij en Renew steunen het instrument
van een Raadsaanbeveling en hebben ook gewezen op het belang van een activerend arbeidsmarktbeleid.
Agendapunt: Algemene oriëntatie herziening richtlijn bescherming van werknemers tegen
de risico’s van blootstelling aan asbest op het werk
Doel Raadsbehandeling
Het Tsjechische Voorzitterschap is voornemens een algemene oriëntatie te bereiken
op het richtlijnvoorstel op de WSB Raad van 8 december. Met de algemene oriëntatie
wordt de Raadspositie vastgesteld voor de triloogonderhandelingen met het Europees
Parlement.
Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen
Het voorstel tot herziening van de richtlijn bescherming van werknemers tegen de risico’s
van blootstelling aan asbest op het werk is op 29 september 2022 door de Europese
Commissie gepubliceerd. Het doel van het voorliggende voorstel tot herziening is tweeledig:
het zorgen dat de grenswaarde voor blootstelling aan asbestvezels in de lucht op het
werk meer effect heeft door deze op basis van wetenschappelijke expertise te actualiseren,
en het bereiken van een meer uniforme en betere bescherming van werknemers in de Europese
Unie.
De Raad stemt over dit Richtlijnvoorstel middels gekwalificeerde meerderheid. Bij
instemming door de Raad is het Tsjechische Voorzitterschap gemandateerd om de onderhandelingen
aan te gaan tussen de Raad en het Europees Parlement, waarbij de Commissie een bemiddelende
rol vervult.
Het voorstel dat ter stemming voorligt omvat ten eerste een verlaging van de grenswaarde
van 0,1 vezels per cm3 naar een concentratie van 0,01 vezels per cm3 als tijdgewogen gemiddelde over 8 uur. Nederland heeft een grenswaarde van 0,002
vezels per cm3 als tijdgewogen gemiddelde over 8 uur. De Nederlandse grenswaarde is de laagste in
de EU en is zodoende lager dan de grenswaarde van 0,01 vezels per cm3 die in het voorstel is opgenomen.
Ten tweede is, mede op voorspraak van Nederland, in het voorstel het voorschrift aangescherpt
over hoe de concentratie vezels moet worden bepaald. Daarbij is aangegeven dat lidstaten
binnen een termijn van 7 jaar gebruik moeten maken van een nieuwe, moderne meetmethode
gebaseerd op elektronenmicroscopie. In Nederland wordt de voorgestelde meetmethode
van scanning door middel van elektronenmicroscopie (een type elektronenmicroscopie,
zoals in het voorstel) voor werkplekmetingen reeds toegepast.
Inzet Nederland
Het kabinet is verheugd dat in het voorstel dat ter stemming voorligt, is opgenomen
dat bij het bepalen van de concentratie vezels per cm3 tijdens het werk, een methode gebaseerd op elektronenmicroscopie op termijn het uitgangspunt
moet worden. Dit uitgangspunt maakte onderdeel van de kabinetsinzet zoals opgenomen
in het BNC-fiche. In het BNC-fiche apprecieerde het kabinet de voorgestelde verlaging
van de grenswaarde naar 0,01 vezels per cm3 als een significante stap in de goede richting. Tegelijkertijd is het kabinet van
mening dat een verdere verlaging op termijn mogelijk zou moeten zijn. Gelet op de
sterk uiteenlopende belangen in het krachtenveld, acht ik het tegelijkertijd een goede
stap dat in de voorgestelde algemene oriëntatie de grenswaarde niet is afgezwakt ten
opzichte van het Commissievoorstel.
Ik ben, mede gelet op het krachtenveld met sterk uiteenlopende belangen, tevreden
met de overeengekomen Raadspositie. Ik ben daarom voornemens om in te stemmen met
de Raadspositie.
Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement
Tijdens de bespreking van het richtlijnvoorstel in de Raadswerkgroep sociale vraagstukken
van 10 november bleek dat naar verwachting voldoende steun onder de lidstaten bestaat
om een gekwalificeerde meerderheid te behalen.
Het Europees Parlement heeft in 2021 een initiatiefrapport gepubliceerd over asbest.
Het tijdspad voor de positiebepaling van het Europees Parlement is, in afwachting
van de benoeming van de schaduwrapporteurs, nog onbekend.
Agendapunt: Richtlijn gelijke behandeling buiten arbeid (art. 19 VWEU)
Doel Raadsbehandeling
Het Tsjechisch Voorzitterschap heeft een voortgangsrapportage over het richtlijnvoorstel
geagendeerd.
Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen
Het richtlijnvoorstel gelijke behandeling heeft betrekking op de terreinen buiten
de arbeid en werd reeds in 2008 door de Europese Commissie gepubliceerd. Het richtlijnvoorstel
wordt beschouwd als het sluitstuk van de EU-richtlijnen op het gebied van gelijke
behandeling. Sinds 2000 is er al een richtlijn die discriminatie op grond van godsdienst
of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid verbiedt in arbeid, beroep
en beroepsopleiding. Voor de gronden ras en geslacht bestaat het communautair rechtskader
voor zowel binnen als buiten arbeid al sinds 2000, respectievelijk 2004. Onderhandelingen
over het richtlijnvoorstel bevinden zich al geruime tijd in een impasse, gezien besluitvorming
over de richtlijn plaatsvindt op basis van unanimiteit.
Het Tsjechisch Voorzitterschap organiseerde het afgelopen half jaar één Raadswerkgroep
over het richtlijnvoorstel, waarin zij input hebben gevraagd van de lidstaten op een
specifiek onderdeel van het voorstel en vervolgens een aangepaste tekst van het voorstel
presenteerde. De tijdelijke uitzondering op de verplichting redelijke aanpassingen
te vereisen om personen met een handicap te accommoderen is in de nieuwe tekst door
het Voorzitterschap verwijderd. Het Voorzitterschap heeft in plaats van de uitzonderingsgrond
een specifieke langere implementatietermijn toegevoegd voor de specifieke verplichting
om redelijke aanpassingen te vereisen om personen met een handicap te accommoderen.
Het Voorzitterschap concludeerde op basis van de bespreking dat er brede steun bestaat
voor de gedane wijziging van de tekst, maar dat nog significant werk nodig is voordat
unanieme instemming door de lidstaten bereikt kan worden op het gehele voorstel.
Inzet Nederland
Nederland heeft vrijwel alle onderwerpen die door de richtlijn worden bestreken al
door middel van nationale wetgeving geregeld. Nederland heeft in 2016 het VN-verdrag
handicap geratificeerd en tegelijk de Wet gelijke behandeling op grond van handicap
of chronische ziekte (Wgbh/cz) uitgebreid. Voor de discriminatiegrond leeftijd geldt
in Nederland de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid (Wgbl).
Bij aanname van het richtlijnvoorstel moet deze wet mogelijk worden uitgebreid. Mijn
inzet bij de onderhandelingen is in verband hiermee overigens wel, dat de nationale
wetgeving die tot stand is gebracht, ook in stand kan blijven. Ik hecht groot belang
aan gelijke behandeling, en betreur daarom dat het richtlijnvoorstel niet op unanieme
instemming van de lidstaten kan rekenen.
Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement
Twee lidstaten hebben zich om redenen omtrent subsidiariteit eerder principieel tegen
het richtlijnvoorstel uitgesproken. Ook de nieuwe tekst van het Tsjechische Voorzitterschap
bleek niet op steun van alle lidstaten te kunnen rekenen. Aangezien het richtlijnvoorstel
unanimiteit vereist, bevindt besluitvorming over het richtlijnvoorstel zich daarmee
in een impasse.
Het Europees Parlement heeft de Raad middels resoluties meermaals opgeroepen om de
richtlijn aan te nemen.
Agendapunt: Aanname Raadsaanbeveling herziening Barcelonadoelstellingen
Doel Raadsbehandeling
Het Tsjechische Voorzitterschap heeft de Raadsaanbeveling over de herziening van de
Barcelonadoelstellingen over onderwijs en opvang voor jonge kinderen geagendeerd voor
aanname door de Raad.
Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen
De Europese Commissie heeft op 7 september jl. de Europese Zorgstrategie gepresenteerd.
Onderdeel hiervan is een aanbeveling voor een herziening van de Barcelona-doelstellingen
(BT), die onder meer zien op het kinderopvangbeleid en de arbeidsparticipatie van
vrouwen.
De oorspronkelijke BT zijn in 2002 door de lidstaten vastgesteld met als primair doel
de arbeidsparticipatie van vrouwen te vergroten door de deelname van kinderen aan
kinderopvang te verhogen. Hoewel de BT uit 2002 op EU-niveau gemiddeld zijn behaald,
zijn er grote verschillen tussen lidstaten en blijft de deelname van kinderen in kwetsbare
posities achter. Daarom stelt de Commissie voor om de oorspronkelijke BT te verhogen
en beveelt daarnaast een intensivering van het aantal uren kinderopvang per week aan.
Bovenop het doel van de verhoging van arbeidsparticipatie van vrouwen stelt de Commissie
ten doel de lidstaten te ondersteunen op het gebied van de ontwikkeling van het kind
en participatie aan kinderopvang, de kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid
van kinderopvang en worden lidstaten aanbevolen om ouders proactief te informeren
over hun recht op en voordelen van kinderopvang.
Onder leiding van het Tsjechisch Voorzitterschap is onderhandeld over de tekst van
de Raadsaanbeveling. Na enkele onderhandelingsrondes ligt er nu een definitieve tekst
voor ter akkoord voor aanname door de Raad.
Inzet NL
De definitieve tekst van de Raadsaanbeveling sluit goed aan bij de Nederlandse inzet
zoals uiteengezet in het BNC-fiche.17 Zo heeft het kabinet zich tijdens de onderhandeling ingezet om het indicatieve karakter
van de voorgestelde urennormen te verhelderen, op een minder dwingende formulering
van het instellen van een wettelijk recht op kinderopvang, en het inclusiever maken
van teksten met het oog op diversiteit in gezinssamenstellingen. Op basis van voornoemde
inzet is de Raadsaanbeveling overeenkomstig aangepast. Daarnaast maakt de Raadsaanbeveling
voldoende duidelijk dat er ruimte is voor beleidskeuzes op nationaal niveau. Ik ben
daarom voornemens om in te stemmen met de Raadsaanbeveling.
Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement
Naar verwachting kunnen alle lidstaten instemmen met de Raadsaanbeveling. Het Europees
Parlement is niet betrokken bij de onderhandelingen over Raadsaanbevelingen en heeft
geen rol in de vaststelling van de Raadsaanbeveling. Het Europees Parlement riep in
een brede motie over zorg van 5 juli 2022 op tot Europese maatregelen op het gebied
van opvang en onderwijs voor jonge kinderen.18
Agendapunt: Raadsaanbeveling toegang tot betaalbare en hoogwaardige langdurige zorg
Doel Raadsbehandeling
Het Tsjechische Voorzitterschap heeft de Raadsaanbeveling toegang tot betaalbare en
hoogwaardige langdurige zorg geagendeerd voor aanname door de Raad. De Raadsaanbeveling
valt onder de beleidsverantwoordelijkheid van de Minister van Langdurige Zorg en Sport.
Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen
De Europese Commissie heeft op 7 september jl. de Europese Zorgstrategie gepresenteerd.
Onderdeel hiervan is een Raadsaanbeveling over toegang tot betaalbare en hoogwaardige
langdurige zorg.
Doel van deze Raadsaanbeveling is om lidstaten te stimuleren tot verbetering van de
toegankelijkheid en kwaliteit van de langdurige zorg. De Commissie constateert dat
in de lidstaten financiële redenen en het gebrek aan adequate sociale bescherming
aanzienlijke obstakels vormen voor toegang tot langdurige zorg. Ook is de Commissie
van mening dat de kwaliteitsnormen voor langdurige zorg en de bijbehorende mechanismen
voor kwaliteitsborging vaak zwak zijn. Daarom stelt de Commissie aan de lidstaten
voor dat de zorg voldoet aan hoge kwaliteitseisen. Daarnaast wordt ook aandacht besteed
aan de positie van zorgverleners en mantelzorgers.
Onder leiding van het Tsjechisch Voorzitterschap is onderhandeld over de precieze
tekst. Na meerdere onderhandelingsrondes ligt er nu een definitief concept voor.
Inzet Nederland
De definitieve tekst van de Raadsaanbeveling sluit goed aan bij de Nederlandse inzet
zoals uiteengezet in het BNC-fiche.19 Zo had de Commissie voorgesteld om het aanbod aan langdurige zorg uit te breiden,
waarbij het kabinet liever spreekt van het in balans brengen en houden van vraag en
aanbod. Dit is overeenkomstig de Nederlandse inzet aangepast in de tekst. Daarnaast
zag het kabinet geen meerwaarde in het opstellen van een nationaal actieplan en het
aanstellen van een nationaal coördinator. Het actieplan wordt in de uiteindelijke
tekst niet meer genoemd, het aanstellen van een coördinator is nu een optie in plaats
van een sterke aanbeveling. Ook heeft het kabinet zich ingezet om in de tekst in de
aanbeveling met betrekking tot legale migratietrajecten helder te maken dat lidstaten
hier een eigen keuze in kunnen maken. De tekst is ook op dit punt aangepast. Ik ben
daarom voornemens om in te stemmen met de Raadsaanbeveling.
Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement
Naar verwachting kunnen alle lidstaten instemmen met de Raadsaanbeveling.
Het Europees Parlement is niet betrokken bij de onderhandelingen over Raadsaanbevelingen.
Het EP heeft in een resolutie van 5 juli 2022 opgeroepen tot een inclusieve en ambitieuze
strategie, met daarin aandacht voor gelijke toegang tot hoogwaardige zorgdiensten,
voor hoogwaardige langdurige zorg voor een lang leven van goede kwaliteit, voor mantelzorg,
voor fatsoenlijke arbeidsomstandigheden voor alle werknemers in de zorgsector en voor
erkenning en waardering van de rol van zorg in de Europese samenlevingen en economieën20.
Daarnaast vinden de Europese Volkspartij en Renew Europe in algemene zin dat er meer
investeringen in langdurige zorg door lidstaten nodig zijn en dat er bindende instrumenten
nodig zijn.
Agendapunt: Raadsconclusies integratie personen met een handicap op de arbeidsmarkt
Doel Raadsbehandeling
Aanname van de Raadsconclusies.
Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen
Het Tsjechische Voorzitterschap heeft Raadsconclusies opgesteld ter bevordering van
de integratie van personen met een handicap op de arbeidsmarkt. De Raadsconclusies
geven daarmee opvolging aan de EU-strategie voor de rechten van personen met een handicap
2021–203021, die tot doel heeft het leven van personen met een handicap in de EU en daarbuiten
te verbeteren. De Raadsconclusies dragen tevens bij aan de uitvoering van het VN-verdrag
inzake de rechten van personen met een handicap en ondersteunen de beginselen van
de Europese Pijler voor Sociale Rechten.
De Raadsconclusies roepen de lidstaten op tot het ondersteunen van personen met een
handicap op de weg naar de arbeidsmarkt, om gebruik te maken van het potentieel van
sociale ondernemingen die expertise hebben in het integreren en combineren van sociale
en ondernemerschapsbenaderingen, ernaar te streven dat het sociale beschermingsbeleid
effectief bijdraagt aan het vergemakkelijken van het aan het werk helpen van personen
met een handicap, en bij dit alles gebruik te maken van de beschikbare EU-financieringsinstrumenten,
met name het Europees Sociaal Fonds+.
Inzet Nederland
Ik zet mij ervoor in de kansen op arbeidsparticipatie voor mensen met een arbeidsbeperking
te vergroten.22 De afgelopen periode is al veel werk verzet. Zo is de Wajong vereenvoudigd en per
1 januari 2021 in werking getreden. Er is een Breed Offensief gepresenteerd met maatregelen
in wetgeving, lagere regelgeving en uitvoering die als doel hebben om de arbeidsmarktkansen
voor mensen met een arbeidsbeperking te vergroten. Er zijn middelen beschikbaar gesteld
om de persoonlijke dienstverlening te intensiveren voor mensen met een Wajong- of
WGA-uitkering.
Belangrijke speerpunten voor de komende periode zijn het verbeteren van preventie
op de werkvloer en het voorkomen van uitval, het ondersteunen van mensen naar werk
en de doorontwikkeling van de dienstverlening, het wegnemen van belemmeringen om te
gaan werken, het beschikbaar stellen van banen voor mensen met een arbeidsbeperking
en het bieden van ondersteuning aan werkgevers. De Raadsconclusies kunnen bijdragen
aan het realiseren van de genoemde speerpunten. Ik ben daarom voornemens om namens
Nederland in te stemmen met de Raadsconclusies.
Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement
De Raadsconclusies kunnen op brede steun rekenen onder de lidstaten. Mijn verwachting
is daarom dat de Raadsconclusies op de Formele Raad zullen worden aangenomen.
Het Europees Parlement heeft geen rol in de besluitvorming over de Raadsconclusies.
Het Europees Parlement heeft in het recente verleden een aantal moties aangenomen
over de integratie van personen met een handicap en de erkenning en bescherming van
hun rechten, waaronder voor gelijke behandeling op de arbeidsmarkt.23
Agendapunt: Raadsconclusies t.a.v. gendergelijkheid in ontwrichte economieën
Doel Raadsbehandeling
Aanname van de Raadsconclusies.
Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen
De Raadsconclusies hebben betrekking op de genderaspecten van de verschillende uitdagingen
waarmee de Europese economieën momenteel worden geconfronteerd na het onvolledige
herstel van de COVID-19-pandemie, waaronder stijgende kosten voor levensonderhoud,
energie en huisvesting, en de daaruit voortvloeiende toename van energiearmoede; de
groene en digitale transities; en de oorlog in Oekraïne en de gevolgen daarvan. De
Raadsconclusies zijn specifiek, maar niet uitsluitend, gericht op jongeren (15–29
jaar) en proberen de uitdagingen te adresseren waarmee jongeren worden geconfronteerd,
met name op de arbeidsmarkt, en de impact van deze uitdagingen op hun leven. De Raadsconclusies
roepen de lidstaten op om ervoor te zorgen bij de ontwikkeling van beleid en financiële
steunmaatregelen, de genoemde genderaspecten mee te nemen.
Inzet Nederland
Het kabinet voert een actief emancipatie- en antidiscriminatiebeleid, en staat pal
voor de bescherming en de bevordering van de Europese waarden als gendergelijkheid.
De Raadsconclusies kunnen bijdragen aan bevordering van deze kernwaarden van de Unie.
Ik ben daarom voornemens in te stemmen met de Raadsconclusies.
Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement
De Raadsconclusies kunnen op brede steun rekenen onder de lidstaten. Mijn verwachting
is daarom dat de Raadsconclusies op de Formele Raad zullen worden aangenomen.
Het Europees Parlement heeft geen rol in de besluitvorming over de Raadsconclusies.
In algemene zin spreekt het Europees Parlement zich sterk uit voor bevordering van
gendergelijkheid.
Agendapunt: Beleidsdebat Europees Semester 2023
Doel Raadsbehandeling
Beleidsdebat herfstpakket Europees Semester.
Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen
Tijdens dit agendapunt zal een beleidsdebat plaatsvinden over het Europees Semester.
Het Herfstpakket bestaat uit de volgende onderdelen: de jaarlijkse analyse van duurzame
groeiprioriteiten van de Europese Unie voor 2023 (Annual Sustainable Growth Survey,
ASGS), het jaarlijks rapport over het waarschuwingsmechanisme (Alert Mechanism Report,
AMR), het voorstel voor een gezamenlijk verslag van de Europese Commissie en de Raad
over de werkgelegenheid (Draft Joint Employment Report, JER), het voorstel voor een
aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone en de mogelijke
goedkeuring van de bijdrage van sociale en werkgelegenheidsaspecten bij deze aanbeveling.
Inzet Nederland
Het Herfstpakket is op 22 november door de Europese Commissie uitgebracht. Momenteel
bestudeert het kabinet het pakket. De Kamer zal op een later moment door de Minister
van Economische Zaken en Klimaat, de Minister van Financiën en door mijzelf worden
geïnformeerd over de kabinetsappreciatie. Voor een uitgebreide appreciatie van alle
onderdelen van het Herfstpakket wordt u verwezen naar deze brief.
Tijdens de Sociale Top van Porto in mei 2021 is de Porto verklaring aangenomen, waarin
de drie EU-kerndoelen voor 2030 op het gebied van werkgelegenheid, vaardigheden en
armoedebestrijding zijn vastgelegd.24 Deze streefdoelen (ten minste 78% van de bevolking tussen de 20 en 64 jaar moet in
2030 een baan hebben, ten minste 60% van alle volwassenen volgt in 2030 elk jaar een
opleiding en het aantal mensen met risico op armoede of sociale uitsluiting moet in
2030 met ten minste 15 miljoen gereduceerd zijn) vormen sindsdien een integraal onderdeel
van het JER. In de verklaring is benoemd dat bij monitoring van de voortgang op deze
doelstellingen de nationale omstandigheden in acht worden genomen. Hier zal het kabinet
specifiek op toezien.
Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement
Op het moment van het schrijven van deze Geannoteerde Agenda is het Herfstpakket nog
niet besproken in Brusselse comités, er is derhalve nog geen beeld van het krachtenveld.
Het Europees Parlement heeft geen rol.
Agendapunt: Beleidsdebat Europese Zorgstrategie
Achtergrond
Het discussiedocument is ten tijde van het opstellen van deze Geannoteerde Agenda
nog niet gepubliceerd. De Europese Commissie presenteerde op 7 september jl. de Europese
Zorgstrategie welke naast een mededeling bestaat uit twee Raadsaanbevelingen: één
over de herziening van de Barcelona-doelstellingen ten aanzien van voor- en vroegschoolse
educatie en opvang en één over de toegang tot betaalbare en hoogwaardige langdurige
zorg. Met de Europese Zorgstrategie stelt de Commissie concrete maatregelen voor om
de lidstaten te helpen de toegang tot hoogwaardige en betaalbare zorg te bevorderen
en tegelijkertijd de arbeidsomstandigheden en het evenwicht tussen werk en privéleven
voor verzorgers te verbeteren. Beide Raadsaanbevelingen liggen ter aanname voor aan
de Raad. De Raad zal tijdens het beleidsdebat van gedachten wisselen over beide onderwerpen.
Nederlandse inzet
Ik zal tijdens het beleidsdebat inbrengen dat ik het bevorderen van de arbeidsparticipatie
van ouders (met name moeders), het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen en
het dichten van de genderkloven op het gebied van loon, zorg en carrièreverloop van
groot belang acht. Kwalitatief goede, veilige en financieel toegankelijke kinderopvang
en voorschoolse voorzieningen zijn daarvoor noodzakelijk. Door kinderopvang goedkoper
en toegankelijker te maken, worden jonge ouders (en met name moeders) gestimuleerd
om meer te gaan werken. Ik zal voor het beleidsdebat relevante onderdelen van de nationale
stelselherziening van de kinderopvang toelichten, zoals dat het kabinet structureel
€ 2,3 miljard in de kinderopvang investeert, en werkende ouders een inkomensonafhankelijke
vergoeding van 96% van de kosten krijgen, welke direct betaald wordt aan kinderopvangorganisaties.
De intensivering van de kinderopvang draagt bij aan een betaalbaardere kinderopvang
en een eenvoudigere financiering, wat naar verwachting een positief effect zal hebben
op de arbeidsparticipatie van jonge ouders (en vooral moeders).
Het kabinet erkent het belang van toegankelijke en kwalitatief goede langdurige zorg
voor alle EU-burgers, ongeacht leeftijd en beperkingen. Door de vergrijzing neemt
de zorgvraag toe en tegelijkertijd ook het aantal medewerkers dat zorg kan leveren
af. Het is daarbij belangrijk dat vraag en aanbod in balans worden gebracht en gehouden
met effectieve organisatie van de zorg en het benutten van (arbeidsbesparende) technologie.
Ik zal namens de Minister voor Langdurige Zorg en Sport voor het beleidsdebat relevante
nationale beleidsontwikkelingen rondom langdurige zorg toelichten. Bijvoorbeeld dat
sinds de invoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning grote delen van de langdurige
zorg gedecentraliseerd zijn, waarmee is toegewerkt naar financiële houdbaarheid en
het bieden van mensgerichte zorg. Ook zal ik toelichting geven op het programma «Toekomstbestendige
Arbeidsmarkt zorg- en welzijn» (TAZ), dat de ambitie heeft om een transitie in gang
te zetten naar passende en arbeidsbesparende zorg zodat ook in de toekomst niet meer
dan 1 op 6 werkenden in zorg en welzijn werkzaam is, bijvoorbeeld door het inzetten
van innovatieve werkvormen en technieken.
Indieners
-
Indiener
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.