Brief regering : Stand van zaken moties en toezeggingen inzake cultuur
32 820 Nieuwe visie cultuurbeleid
Nr. 483
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 november 2022
Hierbij informeer ik uw Kamer in aanloop naar het Wetgevingsoverleg over de stand
van zaken van een aantal moties en toezeggingen met betrekking tot cultuur.
Ook zal ik kort ingaan op de stand van zaken rond de beleidsdoorlichting cultuureducatie
en licht ik een aantal punten toe rondom de revitalisering van amateurkunst.
Op overige door uw Kamer ingediende moties en toezeggingen zal ik terugkomen in mijn
Meerjarenbrief, een brief over mijn beleid voor de komende jaren. Uw Kamer ontvangt
deze brief voorafgaand aan het wetgevingsoverleg.
1. Moties
Over het met de sector in kaart te brengen hoe de popsector te kunnen versterken.
Op 28 juni 2021 deed het lid Beckermann c.s. een verzoek om het belang van de popsector
te onderschrijven en om in overleg met gemeenten, provincies en de sector de mogelijkheden
te verkennen om de popketen kunnen versterken.»1
In de brief van 16 november 2021 heeft mijn voorganger de Tweede Kamer over de stand
van zaken geïnformeerd. Graag informeer ik u over de verdere voortgang op dit punt.
De branchevereniging van de poppodia en -festivals van Nederland (VNPF) heeft een
rapport gepresenteerd over de popsector. Dit rapport geeft de knelpunten binnen de
popsector helder weer, zoals bijvoorbeeld onvoldoende speelplekken voor nieuw talent.
Met mijn investering in de muziekhubs2 wil ik een bijdrage leveren aan meer mogelijkheden voor nieuw talent.
Het Fonds Podiumkunsten heeft met de vernieuwde Podiumregeling ook stappen gezet waarvan
ik verwacht dat die positief kunnen bijdragen aan de popsector. De regeling biedt
meer ruimte voor maatwerk, door de aanvragen van de Podiumregeling per landsdeel te
laten beoordelen door een commissie. Deze commissie bestaat voor een deel uit adviseurs
met kennis over de culturele infrastructuur in de regio.
Dat de popsector van belang is onderschrijf ik. De sector verbindt mensen met allerlei
verschillende achtergronden van jong tot oud. De sector levert een belangrijke economische
bijdrage en draagt bij aan talentontwikkeling en educatie. Ik blijf in gesprek met
gemeentes, provincies en de sector zelf om de levendige popcultuur die we kennen te
behouden en te versterken daar waar nodig en betrek de popsector ook in het proces
over de vernieuwing van het bestel. Hiermee geef ik invulling aan de motie van het
Kamerlid Beckermann.
Over de verkenning naar het verankeren van de bescherming van cultureel erfgoed in
bestaand erfgoedbeleid en regionale en nationale crisisplannen.
Op 22 november 2021 is de motie van het lid Werner aangenomen.3 Deze motie roept mij op om in samenspraak met vertegenwoordigers van belangengroepen
te bezien of de bescherming van cultureel erfgoed beter verankerd kan worden in het
bestaande erfgoedbeleid en in de regionale en nationale crisisplannen. Hierbij licht
ik toe hoe ik invulling geef aan deze motie.
Mijn ministerie spreekt met verschillende partijen binnen de erfgoedsector om te verkennen
hoe bestaande kennis over de bescherming van erfgoed beter ontsloten kan worden. De
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) werkt hiervoor een communicatieplan uit.
Ik ben blij om te zien dat de sector erfgoedbescherming zelf ook hoog op de agenda
plaatst. Zo vindt 3 november het Monumentencongres plaats onder de veelzeggende titel
«Veerkrachtig erfgoed: risico- en crisismanagement». Aan dit congres wordt ook bijgedragen
vanuit mijn ministerie.
Om erfgoed in de regionale en nationale crisisplannen te verankeren ben ik in gesprek
met mijn collega van het Ministerie van Justitie en Veiligheid. De regionale werkwijze
conform de Wet veiligheidsregio’s (Wvr) biedt aanknopingspunten. In de Wvr staat onder
andere voorgeschreven dat elke veiligheidsregio elke vier jaar een crisisplan opstelt.
De initiatieven van eigenaren en betrokkenen bij de bescherming van erfgoed in het
geval van een (dreigende) ramp of crisis kunnen het beste aansluiten op het realisatieproces
van de plannen van de veiligheidsregio’s.
Mijn ministerie heeft de afgelopen tijd verkennende gesprekken gevoerd met enkele
veiligheidsregio’s. Hierin kwam naar voren:
1. Dat de informatievoorziening over de aanwezigheid van cultureel erfgoed bij veiligheidsregio’s
en gemeenten kan worden versterkt.
2. Dat het aanwijzen van erfgoedvertegenwoordigers per regio de veiligheidsregio’s helpt
de bescherming van erfgoed een plek te geven bij de voorbereiding op rampen en crisisbeheersing
3. Dat er meer bewustwording moet worden gecreëerd bij betrokken partijen over de verdeling
van rollen en verantwoordelijkheden rondom de bescherming van cultureel erfgoed in
crisissituaties.
Om deze sporen verder uit te werken heeft de RCE een expertmeeting voor de veiligheidsregio’s
georganiseerd. Deze meeting zal worden opgevolgd door een expertmeeting met zowel
de veiligheidsregio’s als vertegenwoordigers uit de erfgoedsector.
Tot slot verken ik samen met het Ministerie van Justitie en Veiligheid op welke wijze
cultureel erfgoed in Caribisch Nederland in geval van een (dreigende) ramp of crisis
kan worden beschermd. Samen met de vertegenwoordiging van Nederland verken ik of er
een erfgoedexpert kan worden toegevoegd aan de zogenaamde «civiele missie». Deze missie
heeft na een crisis in het Caribisch deel van het Koninkrijk een belangrijke coördinerende
en adviserende functie voor hulp en bijstand vanuit Europees Nederland. Hiermee geef
ik invulling aan de motie van het Kamerlid Werner.
Rapport van inspectie van archieven bij het Ministerie van Algemene Zaken
Op 14 juli 2022 is de motie van het lid Omtzigt aangenomen met het verzoek de inspectie
te vragen om de archieven bij het Ministerie van Algemene Zaken spoedig te inspecteren
en het rapport voor het einde van het zomerreces openbaar te maken.4 Het rapport van de inspectie is aangeboden aan het Ministerie van Algemene Zaken,
die het met reactie5 op 3 oktober heeft doorgestuurd aan de Tweede Kamer.
In het rapport staan ook aanbevelingen voor de bewindspersonen van mijn ministerie
en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de aanpassing
van de Archiefwet. Dit advies wordt binnenkort meegenomen in een voortgangsbericht
richting de Kamer. Hiermee beschouw ik deze motie als afgedaan.
Onverzekerbaarheid van culturele evenementen tegen een pandemie voor de komende jaren
en de eventueel verstorende werking van evenementen in de markt
Op 29 september 2021 is de motie van het lid Kwint aangenomen.6 In deze motie werd gevraagd een oplossing te zoeken voor de onverzekerbaarheid van
culturele evenementen tegen een pandemie. Ook werd toegezegd te onderzoeken in hoeverre
het garantiepercentage van 80/90 procent organisatoren ervan heeft weerhouden in 2022
te investeren in het organiseren van evenementen.
In beide zaken trek ik samen op met de Minister van Economische Zaken en Klimaat.
De stand van zaken met betrekking tot de onverzekerbaarheid is dat de evenementensector
momenteel eerst zelf werkt aan een toekomstplan dat op enig moment aan de overheid
zal worden voorgelegd ter bespreking.
Met betrekking tot het tweede punt is de sector gevraagd een inventarisatie aan te
leveren van de evenementen die aantoonbaar geen doorgang hebben kunnen vinden doordat
het garantiepercentage voor 2022 lager is dan de 100% garantie in 2021. Onze departementen
hebben sinds het begin van de coronacrisis een regulier overleg over de garantieregelingen
en bijkomende zaken.
Na bespreking van beide zaken in dit overleg zal ik de Kamer over de uitkomsten op
de hoogte brengen. Hiermee geef ik invulling aan de motie van het Kamerlid Kwint en
de bijbehorende toezegging.
Financiële middelen voor cultuur en cultuurconvenanten in Caribisch Nederland
Op 15 juni 2022 is de motie van het lid Wuite aangenomen.7 Hierbij werd ik gevraagd aan te geven welke middelen er in 2022 beschikbaar zijn
voor culturele instellingen en makers in Caribisch Nederland.
De Openbare Lichamen in Caribisch Nederland hebben net als de Nederlandse gemeenten
coronasteun middelen ontvangen. Zo zijn bij het vierde steunpakket voor de culturele
en creatieve sector ook middelen voor Caribisch Nederland gereserveerd. Voor de berekening
van de hoogte van het bedrag is uitgegaan van dezelfde verhouding tussen de Nederlandse
gemeenten en de Openbare Lichamen in Caribisch Nederland als bij de uitkering aan
gemeenten uit het tweede steunpakket. Het gaat om een totaal van € 100.000 dat over
de drie eilanden verdeeld is volgens een verdeelsleutel van Bonaire 55%, Sint Eustatius
25%, Saba 20%. Deze middelen zijn in de eerste helft van 2022 aan de eilanden uitgekeerd.
Voor monumenten in bezit van zakelijke eigenaren is er een Revolving Fund voor laagrentende
leningen voor het Caribisch deel van het Koninkrijk beschikbaar bij het Nationaal
Restauratiefonds. Het Dutch Caribbean Heritage Platform, bestaande uit monumenten
organisaties in het Caribisch Gebied van het Koninkrijk, is met € 125.000 ondersteund
voor 5 jaar om onder andere twee congressen te organiseren, waarvan één dit jaar plaatsvond
en de volgende in 2024.
Zoals u weet heb ik in 2022 1 miljoen Euro gereserveerd voor de ontwikkeling van de
bibliotheek op Bonaire. Daarnaast staan de 6 Rijkscultuurfondsen ter beschikking van
het gehele Koninkrijk, waaronder Caribisch Nederland. Vanuit het Fonds voor Cultuurparticipatie
is een bedrag van € 214.500 beschikbaar gesteld voor deelname van Bonaire, Saba en
Sint Eustatius aan het programma Cultuureducatie met Kwaliteit. Ook ontwikkelde het
Mondriaan Fonds specifiek voor het Caribisch Gebied een pilotregeling in 2022. Aanvragen
van Bonaire en Saba zijn hierbinnen gehonoreerd. Dit jaar loopt er een pilot om te
zien hoe de fondsen zichtbaarder en toegankelijker kunnen worden. Ten slotte heb ik
voor activiteiten in relatie tot het slavernijverleden € 15.000 incidenteel bijgedragen
aan de «emancipatiedag» rondom 1 juli op Bonaire en St. Eustatius.
Met de bestuurders van de Openbare lichamen heb ik op 27 september een cultuurconvenant
afgesloten. Het convenant biedt een overzicht van de zaken waarop we willen samenwerken.
Hier zijn, net als bij de Nederlandse regioconvenanten, geen middelen aan verbonden.
In de komende tijd zal ik, op verzoek van de Openbare Lichamen, met hen werken aan
een cultuuragenda per eiland om afspraken te maken over prioriteiten en behoeften.
Ook kan ik zo mijn inzet bepalen op onderwerpen zoals kennisdeling vanuit de Rijksdienst
van het Cultureel Erfgoed. Ik verwacht hiermee aan de motie te hebben voldaan.
2. Toezeggingen
Rapport van de Boekmanstichting gericht op ZZP’ers en doorbetaling
Tijdens het tweeminutendebat op 13 april 2022 (Handelingen II 2021/22, nr. 72, item 3) heb ik toegezegd u te informeren over het rapport van de Boekmanstichting over de
gevolgen van corona op de financiële situatie van culturele instellingen en werkenden
(waaronder zzp-ers) in de culturele sector.8
Dit onderzoek is een vervolg op het onderzoek over het jaar 2020. Het maakt gebruik
van een enquête onder culturele instellingen en van CBS gegevens over werkenden in
de sector.9 Het onderzoek zal in november worden afgerond en direct na verschijnen worden gepubliceerd.
Het onderzoek is een belangrijke bouwsteen van de evaluatie van het corona steunpakket
voor de culturele en creatieve sector. Deze evaluatie heb ik zojuist aanbesteed en
zal in het voorjaar van 2023 worden afgerond.
Zoals mijn voorganger Minister van Engelshoven in 2021 in haar brief aan uw Kamer
heeft bericht zal deze evaluatie een synthese zijn van alle beschikbare gebruiksgegevens,
onderzoeken, branche- en CBS-statistieken aangevuld met een procesevaluatie.10 Ik zal deze evaluatie na verschijning naar de Tweede Kamer sturen met mijn beleidsreactie,
met een afschrift aan de Eerste Kamer. Hiermee beschouw ik deze toezegging als afgedaan.
Ontwikkelingen rond de replicatie van het schip De Zeven Provinciën in Bataviastad
Tijdens het commissiedebat van 22 juni 2022 (Kamerstuk 32 820, nr. 479) heb ik aan het lid Bosma (PVV) toegezegd bij Batavialand te zullen nagaan wat de
stand van zaken is met betrekking tot de afbouw van de replica van de Zeven Provinciën.
Navraag leert mij dat Batavialand in gesprek is met een investeerder en dat hiermee
waarschijnlijk in 2023 zal worden gestart. Er ligt daarmee dus een hoopgevend plan
voor de Zeven Provinciën. Hiermee beschouw ik deze toezegging als afgedaan.
Inzicht in de verantwoording over de coronasteunmiddelen die fondsen hebben uitgezet.
Tijdens het commissiedebat Steunpakket voor de culturele en creatieve sector op 10 maart
2022 (Kamerstuk 32 820, nr. 464) heb ik toegezegd dat de Tweede Kamer inzicht zal krijgen in de verantwoording van
de coronasteunmiddelen die de fondsen hebben uitgezet. Dit zou gebeuren middels de
jaarverslagen van de Rijkscultuurfondsen. De Rijkscultuurfondsen hebben in het voorjaar
de jaarverslagen aan uw Kamer gestuurd. De verantwoording van de coronasteunmiddelen
die de fondsen hebben uitgezet worden tevens meegenomen in de evaluatie van de corona
steunpakketten voor culturele en creatieve sector. Dit onderzoek zal in het voorjaar
van 2023 worden afgerond. Hiermee beschouw ik deze toezegging als afgedaan.
Informatie over arbeidsmarkt-pilots in de cultuursector
Tijdens het commissiedebat van 15 juni 2022 (Kamerstuk 32 820, nr. 477) heb ik de Kamer toegezegd een brief te sturen met informatie over pilots voor de
arbeidsmarkt in de cultuursector.
In de Meerjarenbrief geef ik aan dat de maatregelen die voorzien zijn in 2022 worden
voortgezet in 2023 en 2024. Het gaat om een tussenstap naar eerlijker beloning, waarbij
wordt voorzien in:
1. Meer vaste dienstverbanden stimuleren door werkgevers financieel tegemoet te komen.
Specifiek voor de extra loonkosten die worden gemaakt wanneer dienstverbanden worden
aangeboden. Ook worden (maatwerk)adviezen aangeboden aan werkgevers.
2. De positie van zzp’ers versterken door een tijdelijke tegemoetkoming voor sociale
zekerheid. In het bijzonder een bijdragen voor een AOV-voorziening en vrijwillige
WIA.
Uiteindelijk vormen deze maatregelen een tussenstap om te komen tot een eerlijke beloning
die past bij het werk dat mensen verrichten, bijvoorbeeld door te stimuleren dat collectieve
afspraken tot stand komen. De maatregelen uit de Hoofdlijnenbrief worden momenteel
door Platform ACCT in samenwerking met de sector nader uitgewerkt. Met deze maatregelen
zal dit jaar nog worden gestart. In de loop van 2023 wordt in overleg met de sectorpartijen
bepaald of het zinvol is om de maatregelen op dezelfde manier voort te zetten in 2023
en 2024. Hiermee beschouw ik deze toezegging als afgedaan.
3. Beleidsdoorlichting cultuureducatie
Al geruime tijd zet mijn ministerie zich in voor de ontwikkeling en versterking van
cultuureducatie. In 2012 is besloten tot een meerjarige aanpak met langlopend beleid
en bijbehorend instrumentarium. Voordat er nieuwe afspraken worden gemaakt voor de
toekomst is er behoefte aan een periodieke rapportage die het cultuureducatiebeleid
van de afgelopen tien jaar (2013–2022) evalueert. Dit rapport doet aanbevelingen voor
toekomstig cultuureducatiebeleid. Ik zal de komende maanden een Periodieke Evaluatie
cultuureducatiebeleid laten uitvoeren.11 Voor de zomer van 2023 zal ik u informeren over de uitkomst hiervan. Voor een uitgebreidere
beschrijving van de doelen en planning van deze beleidsdoorlichting verwijs ik u naar
de bijlagen in deze brief.
4. Voortgang revitalisering amateurkunst
Naar aanleiding van de motie van het lid Geluk-Poortvliet c.s. op 18 november 201912 heeft het LKCA onderzoek laten uitvoeren naar mogelijkheden voor versterking van
de ondersteuning van amateurkunstverenigingen. Dit rapport, dat voorstellen bevat
voor een betere ondersteuningsstructuur voor de amateurkunst, heeft u vorig jaar ontvangen.13
In 2022 heb ik geïnvesteerd in de herstart van het verenigingsleven na corona via
de amateurkoepels en regio’s.14 Voor de komende jaren reserveer ik middelen om een aantal voorstellen uit het rapport
revitalisering amateurkunst te kunnen realiseren.15 In afstemming met de strategische werkgroep revitalisering amateurkunst, met daarin
vertegenwoordigers van het amateurkunstveld, gemeenten en provincies, werk ik voorstellen
voor komende jaren verder uit.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
G. Uslu
BIJLAGE 1: DOELEN EN ONDERZOEKSVRAGEN PERIODIEKE EVALUATIE
De periodieke evaluatie heeft vier doelen:
Doel
Toelichting
Beschrijven doeltreffendheid cultuureducatiebeleid 2013–2022
Beschrijven van de mate waarin het gevoerde cultuureducatiebeleid in de periode 2013–2022
doeltreffend of effectief is. Dan gaat het om de causaliteitsvraag: in welke mate
leidt de beleidsmix tot de beoogde effecten?
Beschrijven doelmatigheid cultuureducatiebeleid 2013–2022
Beschrijven van de verhouding tussen de kosten van het cultuureducatiebeleid en de
opbrengsten van dit beleid.
Beschrijven verklaringen voor doeltreffendheid en doelmatigheid cultuureducatiebeleid
2013–2022
Beschrijven van verklaringen voor de doeltreffendheid en doelmatigheid van het cultuureducatiebeleid.
Dit is met name van belang met het oog op de toekomst, en het vormgeven van nieuw
cultuureducatiebeleid. Waarom worden bepaalde doelen wel of niet gerealiseerd, en
hoe kan de doeltreffendheid en doelmatigheid verhoogd worden? Hier moet ook aandacht
zijn voor mogelijk niet-beoogde effecten van het beleid.
Formuleren van aanbevelingen voor toekomstig cultuureducatiebeleid
Met behulp van het inzicht van verklaringen voor doeltreffendheid en doelmatigheid
formuleren de periodieke rapportage onderbouwde aanbevelingen voor het cultuureducatiebeleid
vanaf 2024.
Vanuit deze doelen staan de volgende onderdelen en onderzoeksvragen centraal:
Hoofdvraag
Deelvragen
Beschrijving beleidstheorie
• Wat is de beleidstheorie van het door het Ministerie van OCW gevoerde cultuureducatiebeleid
in de periode 2013–2022?
– Wat zijn de doelen en doelgroepen van het gevoerde cultuureducatiebeleid in de periode
2013–2022?
– Welke beleidsinstrumenten zijn in de periode 2013–2022 ingezet om de geformuleerde
doelen te bereiken?
– Hoe heeft de beleidstheorie zich in de periode 2013–2022 ontwikkeld?
Operationaliseren beleidsdoelen
• Hoe zijn de in de beleidstheorie geformuleerde doelen te operationaliseren, meetbaar
te maken voor dit onderzoek?
Beschrijving ontwikkeling cultuuronderwijs
• Hoe heeft het cultuuronderwijs zich in de periode 2013–2022 ontwikkeld, gelet op
de geoperationaliseerde doelen uit de beleidstheorie?
Hoofdvraag
Deelvragen
Inzicht in doeltreffendheid
• Welke beleidsinstrumenten van het cultuureducatiebeleid in de periode 2013–2022
zijn geëvalueerd? En wat zeggen deze evaluaties over de prestaties en effecten van
de geëvalueerde beleidsinstrumenten?
• In welke mate worden de doelen van het cultuureducatiebeleid gerealiseerd met behulp
van de ingezette beleidsmix?
• Voor wie en in welke omstandigheden leidt de beleidsmix tot de doelen van het cultuureducatiebeleid?
• Hoe wordt het cultuureducatiebeleid door belanghebbenden ervaren en beoordeeld?
• Zijn er niet-beoogde effecten van het cultuureducatiebeleid?
Inzicht in doelmatigheid
• Wat zijn de kosten van de ingezette beleidsinstrumenten?
• Is de verhouding tussen kosten en beleidseffecten optimaal?
• Hoe doelmatig is daarmee het gevoerde beleid?
Verklaringen en aanbevelingen
• Wat verklaart de doeltreffendheid van het cultuureducatiebeleid?
• Werkt de beleidstheorie of de logica achter het cultuureducatiebeleid?
• Welke aandachtspunten en verbeterpunten doen zich voor?
• Hoe kan de doeltreffendheid van het beleid verhoogd worden?
• Welke uitdagingen komen er op het cultuureducatiebeleid af en wat betekent dit voor
het beleid?
• Wat zijn aanbevelingen voor toekomstig beleid?
BIJLAGE 2: PLANNING PERIODIEKE EVALUATIE
Datum
Activiteit
December 2022
Start onderzoek
Maart 2023
Tussenrapportage
Mei 2023
Eindrapportage
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
G. Uslu, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap