Brief regering : Voortgang verandering interlandelijke adoptie en onderzoek binnenlandse adoptie
31 265 Adoptie
Nr. 110
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 november 2022
Op 16 juni 2022 heb ik een Commissiedebat over adoptie met uw Kamer gevoerd (Kamerstuk
31 265, nr. 107). Ik heb tijdens het debat gemerkt dat er steun is voor het kabinetsbesluit inzake
interlandelijke adoptie. Tegelijkertijd heeft uw Kamer mij vragen gesteld over verschillende
onderdelen van dit nieuwe systeem.
In deze brief informeer ik u over de voortgang van de transformatie van het interlandelijke
adoptiesysteem, in het bijzonder over de uitkomst van de landenselectie en de criteria
die daarbij zijn gehanteerd. Daarnaast geef ik aan welke partij is geselecteerd om
de centrale bemiddelingsorganisatie te gaan vormen. Ook komen andere actuele ontwikkelingen
op het terrein van interlandelijke adoptie en binnenlandse afstand en adoptie in deze
brief aan de orde, zoals de stand van zaken van de inrichting van het expertisecentrum
interlandelijke adoptie en het onderzoek naar binnenlandse afstand en adoptie.
Ik houd daarbij scherp voor ogen dat adoptie een ingrijpende beslissing is in het
leven van de kinderen en ouders om wie het gaat. Hierover kan en mag niet lichtzinnig
worden gedacht. Het kabinet streeft ernaar recht te doen aan de belangen van betrokkenen,
waarbij het belang van het kind centraal staat. In lijn met dit uitgangspunt heeft
het kabinet besloten dat interlandelijke adoptie nog een mogelijkheid blijft voor
kinderen voor wie op dit moment in het land van herkomst niet in toereikende opvang
wordt voorzien. Om het risico op misstanden te verkleinen, wordt het adoptiesysteem
sterker gereguleerd. Het uiteindelijke doel is dat landen van herkomst zelf passende
opvang (kunnen) gaan bieden.
Interlandelijke adoptie
De afgelopen tijd zijn flinke stappen gezet in de transformatie van het interlandelijke
adoptiesysteem, met name ten aanzien van de vorming van de centrale bemiddelingsorganisatie
en de selectie van landen van herkomst. Daar ga ik hierna op in. Daarnaast sta ik
kort stil bij de internationale samenwerking en de voorlichting en screening van aspirant-adoptiefouders.
Tot slot doe ik mijn toezegging gestand om aan te geven met welke stakeholders is
gesproken in aanloop naar het kabinetsbesluit over de toekomst van interlandelijke
adoptie.
Centrale bemiddelingsorganisatie
Een belangrijke verandering ten opzichte van het bestaande stelsel is dat de bemiddeling
van interlandelijke adoptie wordt samengebracht bij één centrale bemiddelingsorganisatie.
Dit betekent dat de bestaande vier vergunninghouders plaatsmaken voor één stichting
met daarop versterkt gezag van de overheid.
Hiermee wordt in het adoptiesysteem de kans op misstanden verkleind. Door de bemiddeling
bij één organisatie te beleggen verdwijnt een negatieve marktprikkel tussen bemiddelaars.
Daarnaast kan met één organisatie, met het oog op het beperkt aantal adopties, ook
makkelijker een kwaliteitsslag worden gemaakt in de matching tussen een kind en beschikbare
aspirant-adoptiefouders. Met de eisen die aan de organisatie worden gesteld als ook
met de verscherpte controle en toezicht op de organisatie krijgt de overheid bovendien
beter grip en zicht op de uitvoering van de bemiddeling.
Ik heb een partij geselecteerd die de vergunning voor de centrale bemiddelingsorganisatie
gaat aanvragen. Omdat sprake is van een schaarse vergunning, het wordt immers gemaximeerd
op één, is in de afgelopen maanden een open en transparante selectieprocedure doorlopen.
Op 15 juli 2022 is een programma van eisen gepubliceerd in de Staatscourant met een
open uitnodiging om voor 1 september 2022 een voorstel in te dienen voor de vorming
van een centrale bemiddelingsorganisatie.1 De eisen in dit programma zien onder meer op de kwaliteit van de dienstverlening,
de governance van de organisatie, de kwalificaties van de medewerkers, de verbinding
in de adoptieketen en de financiële huishouding. Zoals toegezegd tijdens het debat
van 16 juni jl. heb ik ook als eis opgenomen dat er geen sprake mag zijn van verwevenheid
met projecten in landen van herkomst.
Dit heeft twee voorstellen opgeleverd, die door een beoordelingsteam vanuit het ministerie
zorgvuldig zijn bestudeerd. Op basis van de voorstellen en de gevoerde gesprekken
met beide indieners heeft een beoordeling plaatsgevonden. Het voorstel van Stichting
Wereldkinderen is hierbij op grond van het programma van eisen als beste uit de bus
gekomen. Ik ben ervan overtuigd dat deze partij, die hiervoor een nieuwe stichting
in het leven gaat roepen, de bemiddeling conform de gestelde eisen kan uitvoeren en
dat de beoogde kwaliteitsslag en extra waarborgen in het systeem kunnen worden gerealiseerd.
Uiteraard geldt dat de partij die niet is geselecteerd nog kan besluiten deze uitkomst
voor te leggen aan de rechter. Dit heeft in beginsel geen opschortende werking.
In overleg met stichting Wereldkinderen zal worden gestart met de opbouw van de organisatie.
Dit betekent ook dat de transitiefase van start gaat. Ik treed met de huidige vergunninghouders
in overleg om dit proces zorgvuldig en tegelijkertijd spoedig te doorlopen. Het adviesbureau
Andersson Elffers Felix (AEF) is gevraagd om in deze transitiefase een adviserende
rol te vervullen. Het is mijn bedoeling dat de eerste aspirant-adoptiefouders zo spoedig
mogelijk bij de centrale bemiddelingsorganisatie terecht kunnen.
Selectie landen van herkomst
Ik heb in de richting van uw Kamer aangegeven dat aan de adoptierelaties met landen
van herkomst hogere eisen worden gesteld. Een striktere landenbeoordeling is bevorderlijk
voor de kwaliteit, betrouwbaarheid en transparantie van procedures. Voor heroverweging
van de adoptierelaties heeft de Centrale autoriteit een landenanalyse opgesteld. Deze
landenanalyse is eerder met u gedeeld.2 Ik heb de criteria en bronnen die daarbij zijn gebruikt aan de Raad voor de Strafrechtstoepassing
en Jeugdbescherming (RSJ) voorgelegd voor advies. Dit advies heb ik op 29 september
2022 ontvangen en als bijlage bij deze brief gevoegd. In het advies concludeert de
RSJ dat «de criteria uit de landenanalyse belangrijke aandachtspunten zijn, maar geen
uitsluitende criteria vormen voor een landenselectie waarmee mogelijke misstanden
in de toekomst worden voorkomen.» «De RSJ betwijfelt om die reden of de voorgelegde
criteria een passend en volledig kader vormen voor een landenselectie.» De RSJ heeft
drie aanbevelingen;
Werk in de toekomst alleen nog samen met bij het Haags Adoptieverdrag (HAV), Internationaal
Verdrag voor de Rechten van het Kind (IVRK) en Facultatief Protocol inzake kinderkoop
aangesloten lidstaten vanuit een reversed-flow benadering;3
Werk alleen samen met landen na kritische toetsing of het HAV, IVRK en Facultatief
Protocol inzake kinderkoop goed worden toegepast;
Selecteer landen waarbij sprake is van een open, transparante en gelijkwaardige samenwerking
waarin ruimte is voor een kritische reflectie in het belang van het kind.
Ik ben de RSJ erkentelijk voor het advies over de voorgelegde criteria en bronnen.
De drie aanbevelingen en de overwegingen die de RSJ in zijn advies heeft opgenomen,
neem ik ter harte. Op basis daarvan heb ik de criteria voor de beoordeling van de
adoptierelaties met landen van herkomst aangepast en vastgesteld. De volledige lijst
met criteria inclusief de omschrijving daarvan treft u aan in de bijlage. Met deze
criteria ben ik van mening dat een goede afweging kan worden gemaakt ten aanzien van
de landen van herkomst. Op grond van deze criteria heeft de Centrale autoriteit de
landen van herkomst beoordeeld waarmee een actieve adoptierelatie bestaat. Daarbij
merk ik op dat een dergelijke beoordeling niet zwart-wit is, en dat de informatiepositie
van de Centrale autoriteit grenzen kent. De beschikbare informatie is grondig getoetst
aan de verschillende criteria en heeft geleid tot een gebalanceerde weging. Op basis
hiervan is de Centrale autoriteit tot het volgend besluit gekomen:
I De Centrale autoriteit heeft besloten de adoptierelatie met zes herkomstlanden/gebieden
voort te zetten: de Filipijnen, Hongarije, Lesotho, Taiwan, Thailand en Zuid-Afrika.
II De Centrale autoriteit heeft besloten de adoptierelatie met twee landen op te schorten,
totdat tijdens een werkbezoek nadere informatie is ingewonnen: Bulgarije en Portugal.
Een besluit over de voortzetting of afbouw van deze adoptierelaties wordt verwacht
in het eerste kwartaal van 2023.
III De Centrale autoriteit heeft besloten tot afbouw van de adoptierelatie met acht landen:
Verenigde Staten, China, Slowakije, Tsjechië, Peru, Columbia, Burkina Faso en Haïti.
De reden om af te bouwen is verschillend, bijvoorbeeld omdat het IVRK niet is geratificeerd
en/of een herkomstland wordt geacht zelf veilige opvang te kunnen bieden en/of omdat
er onvoldoende vertrouwen is rondom de procedures, organisaties en de samenwerking
met het oog op kwaliteit, betrouwbaarheid en transparantie. Daarbij merk ik op dat
dit niet betekent dat er misstanden zijn geconstateerd of worden vermoed. Afbouwen
betekent dat er geen nieuwe dossiers meer naar deze landen zullen worden gestuurd,
terwijl er wel naar wordt gestreefd de reeds in de landen liggende dossiers door te
laten lopen. Voor de samenwerking met Haïti ligt dit anders.
Bij de eerdere opschorting van de adoptierelatie met Haïti is in verband met de politieke
situatie en veiligheidssituatie aldaar besloten alleen die dossiers af te ronden waar
al toestemming voor de opneming van een specifiek kind is gegeven.4 De integrale landenanalyse treft u aan als bijlage.
Met de landen van herkomst waarvan de Centrale autoriteit heeft besloten dat de adoptierelatie
vooralsnog zal worden voorgezet, wordt de samenwerking geïntensiveerd. Het doel is
nog beter zicht te krijgen op de procedures in deze landen en sterke samenwerkingsafspraken
te maken om procedures waar mogelijk verder te verbeteren. Om te komen tot een intensievere
samenwerking zullen frequenter werkbezoeken plaatsvinden. Tijdens deze werkbezoeken
worden in beginsel alle autoriteiten bezocht die betrokken zijn bij de interlandelijke
adoptieprocedure. Daarbij heeft de Centrale autoriteit extra oog voor de inspanningen
die een herkomstland verricht om kinderen in hun eigen land op te laten groeien en
welke manieren er zijn om scheiding tussen kinderen en hun ouders te voorkomen. Ook
wordt ingezet op het benutten van informele contacten zoals NGO’s, naast formele contacten.
Internationale samenwerking
Naast de intensivering van de samenwerkingsrelatie met de landen van herkomst heb
ik ook gekeken op welke wijze landen van herkomst kunnen worden ondersteund in de
toepassing van het subsidiariteitsbeginsel en het verbeteren van de jeugdbescherming.
In dat kader heb ik twee acties in gang gezet.
In samenspraak met mijn ambtsgenoot van Buitenlandse zaken heb ik het VN-Kinderrechtencomité
benaderd. Bezien wordt of op korte termijn een informeel gesprek georganiseerd kan
worden met het VN-Kinderrechtencomité. Concreet zal gevraagd worden wat de mogelijkheden
zijn om gerichter aandacht te besteden aan interlandelijke adoptie en of het comité
hierover met Nederland mee kan denken. In het bijzonder de toepassing van het subsidiariteitsbeginsel
en het toerusten van het jeugdbeschermingsstelsel voor de veilige opvang van kinderen
in hun eigen land. Hiervoor zal tevens op korte termijn een brief aan het comité verstuurd
worden.
Het Permanent Bureau van de Haagse Conferentie heeft mij een voorstel gedaan om landen
van herkomst te ondersteunen. Het Permanent Bureau van de Haagse Conferentie zal een
Technical Assistance Program uitvoeren dat gericht is op een adequate uitvoering van
het HAV, in het bijzonder het subsidiariteitsbeginsel. Het juist en strikt toepassen
van dit subsidiariteitsbeginsel draagt eraan bij dat landen (steeds) meer zelf veilige
opvang van hun kwetsbare kinderen kunnen verzorgen. Voor dit Technical Assistance
Program sluit ik een Memorandum of Understanding (MoU) af en levert Nederland een
financiële bijdrage. Ik verwacht het MoU begin december te kunnen tekenen.
Het starten van de voorlichting en screening
Nu duidelijk is met welke landen de adoptierelaties worden voortgezet, wordt gestart
met het inplannen van informatie- en voorlichtingsbijeenkomsten voor aspirant-adoptiefouders
door Fiom en het hervatten van gezinsonderzoeken door de Raad voor de Kinderbescherming
(RvdK). Met het oog op het belang van het kind komt er bij de voorlichting meer aandacht
voor (mogelijk) trauma bij geadopteerden. Ook is de voorlichtingsinformatie over identiteit
en (veel)voorkomende special needs aangepast naar de laatste inzichten. Aspirant-adoptiefouders
die bij Fiom dan wel de RvdK bekend zijn, ontvangen binnenkort een brief met informatie
ten aanzien van het her- of opstarten van hun voorlichting of screening.
Betrekken belanghebbenden
Uw Kamer heeft mij gevraagd of met zowel voor- als tegenstanders van interlandelijke
adoptie is gesproken voorafgaand aan het besluit over de toekomst van interlandelijke
adoptie. Ook heeft u gevraagd om een overzicht daarvan. In bijlage 3 heb ik de instanties
en belangenverenigingen opgenomen waarmee is gesproken.5 Ik waardeer hun betrokkenheid en de welwillendheid om hun persoonlijke verhalen over
interlandelijk adoptie te delen. Deze verhalen en inzichten neem ik serieus en doen
er voor mij toe. Om die reden blijf ik belanghebbenden betrekken bij de transformatie
naar het nieuwe interlandelijke adoptiesysteem, ook als zij een kritisch geluid laten
horen. Hiertoe voer ik zelf persoonlijke gesprekken met belanghebbenden en wordt er
vanuit mijn ministerie regelmatig gesproken met interlandelijk geadopteerden en andere
belanghebbenden. De vragen die zij hierbij stellen en de scherpe adviezen die zij
geven zijn behulpzaam en worden meegewogen bij de verdere uitwerking. Zo zullen de
belangenorganisaties interlandelijke adoptie ter voorbereiding van de werkbezoeken
van de Centrale autoriteit om inbreng worden gevraagd.
2. Expertisecentrum interlandelijke adoptie
Zoals toegezegd in mijn brief van 10 juni 2022 (Kamerstuk 31 265, nr. 104) informeer ik uw Kamer over de voortgang ten aanzien van de inrichting van het Expertisecentrum
interlandelijke adoptie. Ook ga ik in op de subsidieregeling voor belangenorganisaties
en maak ik van de gelegenheid gebruik te reageren op het WODC-onderzoek naar het gebruik
van internationale databanken door geadopteerden naar aanleiding van interlandelijke
adopties.
a) Voortgang opbouw expertisecentrum
Er wordt op interactieve wijze samen met de doelgroep invulling gegeven aan het expertisecentrum
voor interlandelijk geadopteerden, voor begeleiding bij het krijgen van toegang tot
en inzage in dossiers, hulp bij zoektochten naar afstammingsinformatie, psychosociale
ondersteuning en het ontsluiten van juridische kennis. Uit een eerste sollicitatieronde
voor een kwartiermaker is helaas geen geschikte kandidaat geselecteerd, echter uit
de tweede sollicitatieronde wel. Er is in tussen een team van Fiom en geadopteerden
aan de slag gegaan met de start van de oprichting. Er is een structuur en plan van
aanpak ontwikkeld om, net als bij het ontwerp van het centrum, de oprichting in co-creatie
met netwerkpartners en geadopteerden op te pakken. Door middel van de website, nieuwsbrieven
en met vele spontane aanmeldingen zijn werkgroepen gevormd. Om eer te doen aan het
uitgangspunt dat het een centrum er zal zijn voor en door de doelgroep zijn er digitale
inloopmomenten.
Per 1 november 2022 is er een kwartiermaker aangesteld en de verwachting is dat spoedig
een deel van de andere vacatures wordt opgevuld. Gelet hierop is het streven om het
centrale loket van het expertisecentrum eind dit jaar te openen. Hierna wordt stapsgewijs
in nauwe samenwerking met de betrokken partners de dienstverlening verder uitgebouwd.
Subsidieregeling voor belangenorganisaties
De subsidieregeling voor belangenorganisaties voor interlandelijke adoptie is per
20 oktober 2022 in werking getreden. Deze regeling zal, in aanvulling op het aanbod
vanuit het expertisecentrum, bijdragen aan het professionaliseren van het ondersteuningsaanbod
voor geadopteerden bij vragen over hun afkomst en/of adoptie. De subsidie richt zich
op twee doelen:
Versterking van de eigen organisatie en expertise. Deze jaarlijkse bijdrage van 10.000
euro ziet onder andere op activiteiten die de relevante expertise, kennis of kunde
van de organisatie vergroten;
Versterking van het ondersteuningsaanbod aan interlandelijk geadopteerden waaronder
ondersteuning bij zoektochten. Hiervoor kunnen belangenorganisaties voor maximaal
25.000 euro per jaar een projectvoorstel indienen. Daaronder valt ook de mogelijkheid
om vanuit een belangenorganisatie generieke ondersteuning te bieden aan zoektochten
of rootsreizen voor een groep geadopteerden.
De subsidieregeling kent in eerste instantie een looptijd van vijf jaar. Tussentijds
zal ik de uitvoering evalueren en de regeling bijstellen waar nodig.
Onderzoeksrapport «Gebruik internationale DNA-databanken door geadopteerden n.a.v.
interlandelijke adopties»
Zoals vermeld in mijn brief van 28 september 2022 ontvangt uw Kamer hierbij een inhoudelijke
reactie op het onderzoeksrapport naar het gebruik van internationale DNA-databanken
door geadopteerden.6 Het WODC heeft onderzoek gedaan naar de risico’s bij en mogelijkheden van het gebruik
van internationale DNA-databanken bij zoektochten van interlandelijk geadopteerden
naar hun afkomst. Met het ontwikkelde afwegingskader kan een afweging worden gemaakt
tussen de baten (zoals een inschatting van de kans om een naast familielid te vinden)
en de kosten (zoals eventuele privacy- en beveiligingsrisico’s, de belangen van derden
en financiële kosten) die verbonden zijn aan het gebruik van DNA-databanken. Met het
afwegingskader kan het expertisecentrum geadopteerden ondersteunen bij het maken van
een eigen goed geïnformeerde keuze over het gebruik van een DNA-databank. Tegelijkertijd
geldt voor alle DNA-databanken dat het aantal profielen uit niet-westerse landen dermate
laag is dat de kans op een match voor geadopteerden uit deze landen extreem klein
is. De kans op een match kan mogelijk worden vergroot door de DNA-profielen die worden
verzameld door de organisaties die afreizen naar specifieke landen voor het verenigen
van geadopteerden met hun families.
Het expertisecentrum gaat het afwegingskader onderdeel maken van haar dienstverlening.
Geadopteerden kunnen op deze manier worden geassisteerd bij het maken van een afweging
al dan niet DNA af te staan aan DNA-databanken voor het vinden van informatie over
hun afkomst. Ook zal het centrum overleggen met belangenorganisaties om te onderzoeken
of de kans van slagen van het vinden van afkomst via DNA-onderzoek kan worden vergroot
door inzet in herkomstlanden.
3. Binnenlandse afstand en adoptie
Hieronder schets ik een aantal relevante ontwikkelingen ten aanzien van binnenlandse
afstand en adoptie, waaronder de instelling van de onderzoekscommissie die onderzoek
zal doen naar het verleden.
Commissie Binnenlandse Afstand en Adoptie
Op 1 oktober jl. is de Commissie Onderzoek naar binnenlandse afstand en adoptie in
de periode 1956–1984 (hierna: de commissie) geïnstalleerd. De commissie onderzoekt
de geschiedenis van binnenlandse afstand en adoptie, inclusief de rol die de overheid
daarbij heeft gespeeld. Het gaat daarbij om onderzoek naar de praktijk, de rol van
de verschillende betrokkenen, en de sociale, culturele en maatschappelijk context.
De commissie wordt voorgezeten door prof. dr. Micha de Winter, emeritus hoogleraar
maatschappelijke opvoedingsvraagstukken. Daarnaast bestaat de commissie uit:
prof. mr. Mariëlle Bruning, hoogleraar Jeugdrecht;
prof. dr. Trudy Dehue, emeritus hoogleraar Theorie en Geschiedenis;
prof. dr. Trudy Mooren, bijzonder hoogleraar Family Functioning Following Psychotrauma's;
prof. dr. Carol van Nijnatten, emeritus hoogleraar Sociale studies van de jeugdzorg.
De commissie zal haar onderzoek volledig onafhankelijk uitvoeren. De inzet is dat
de commissie haar opdracht voor 1 oktober 2024 zal afronden.
b) Afronding onderzoek Verwey-Jonker Instituut
Het eerdere onderzoek van het Verwey-Jonker Instituut in opdracht van het WODC is
in november 2021 voortijdig stopgezet. Aanleiding hiervoor was het gebrek van vertrouwen
bij belanghebbenden als gevolg van problemen met het aanmeldpunt. In het kader van
dat onderzoek zijn interviews gehouden en is literatuur- en archiefonderzoek verricht.
Wat betreft het interviewdeel van dit onderzoek zijn de gespreksverslagen en bijbehorende
gegevens onder toezicht van KMPG op 7 maart 2022 vernietigd.7 Ten aanzien van het literatuur- en archiefonderzoeksdeel zal het Verwey-Jonker Instituut
het relevante onderzoeksmateriaal openbaar maken in de vorm van vijf working papers.8 Dit is in lijn met eerdere toezeggingen, de gedragscode wetenschappelijk onderzoek
en de AVG. De working papers worden in november geplaatst op de sites van het WODC
en van het Verwey-Jonker Instituut. Hiermee is de archiefinformatie uit dit onderzoek
voor iedereen beschikbaar.
c) Projecten
Eerder is gemeld dat, naast onderzoek naar het verleden van binnenlandse afstand en
adoptie, met belanghebbenden wordt gewerkt aan de toekomst.9 De afgelopen periode zijn door een onafhankelijk bureau tafels georganiseerd waarbij
verdiepende gesprekken zijn gevoerd met ca. 60 belanghebbenden (ouders, kinderen en
adoptiefouders). Naast deze tafels zijn interviews gehouden en zijn ook schriftelijke
bijdragen opgehaald. De inventarisatie is gepresenteerd in een rapport dat onlangs
is besproken met de belanghebbenden.
Hoewel nog niet kan worden vooruitgelopen op de uitkomsten van het onderzoek van de
commissie, is met de belanghebbenden een aantal activiteiten geïnventariseerd die
nu reeds kunnen worden opgepakt:
Verbeteren toegankelijkheid, transparantie en behoud dossiers: ik vind het belangrijk
dat belanghebbenden toegang hebben tot hun dossiers en dat de dossiers behouden blijven.
In afstemming met belanghebbenden zal ik een project initiëren dat zich richt op het
borgen van afstand- en adoptiedossiers. Waar mogelijk worden de dossiers op één plek
gearchiveerd en zijn daarmee toegankelijk voor de belanghebbenden.
Steun en ontwikkelcentrum: ik vind het van groot belang dat de belanghebbenden ondersteuning
krijgen bij hun zoektocht naar achtergrond en identiteit. Voor het versterken van
de psychosociale ondersteuning en juridisch advies wordt in afstemming met belanghebbenden
een project ingericht ter ontwikkeling van een steun- en ontwikkelcentrum.
Ik streef ernaar dat deze projecten nog dit jaar worden gestart en via een interactief
en inclusief proces worden uitgevoerd. Daarmee wil ik bevorderen dat de maatregelen
tegemoetkomen aan de behoeften van de belanghebbenden. Daarnaast wil ik de belangenbehartigers
faciliteren om hun rol beter te vervullen en hun achterban te bereiken. Ook zal ik
hen zoveel mogelijk consulteren bij toekomstige beleidsontwikkelingen rond binnenlandse
afstand en adoptie.
Afsluiting
De afgelopen periode heb ik belangrijke stappen gezet op het terrein van adoptie.
Ik ben er echter van doordrongen dat er nog belangrijk werk in het verschiet ligt.
Hieraan blijf ik de komende tijd met prioriteit werken. Ik zal uw Kamer informeren
over relevante ontwikkelingen en belangrijke stappen.
De Minister voor Rechtsbescherming,
F.M. Weerwind
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming