Brief regering : Reactie op verzoek commissie om een overzicht van brandhaarden en potentiële brandhaarden in de wereld waarvandaan (versterkte) migratiestromen op gang kunnen komen, met daarbij een overzicht van de landen in de regio waar in die gevallen opvang in de regio kan plaatsvinden
30 573 Migratiebeleid
               19 637
                Vreemdelingenbeleid
         
Nr. 194
                   BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 oktober 2022
Bij brief van 11 november 2021 heeft uw vaste commissie voor Buitenlandse Handel en
                  Ontwikkelingssamenwerking verzocht om een brief met een overzicht van brandhaarden
                  en potentiële brandhaarden in de wereld waarvandaan (versterkte) migratiestromen op
                  gang kunnen komen, met daarbij een overzicht van landen waar opvang in de regio opportuun
                  kan zijn. Met deze brief kom ik, verlaat waarvoor mijn excuses, mede namens de Minister
                  van Buitenlandse Zaken, tegemoet aan uw verzoek.
               
Conflicten ontstaan door een specifieke, lokale en regionale mix van ontwikkelingen.
                  Historie, instabiliteit, achterblijvende ontwikkeling, bevolkingsgroei in relatie
                  tot de kans een degelijk inkomen te verwerven, zwak bestuur, corruptie, voedselonzekerheid,
                  milieudegradatie, waterschaarste en droogte spelen daar mogelijk een rol. In de Nederlandse
                  aanpak is preventie, het voorkomen van (verder) conflict, essentieel omdat langdurige
                  stabiliteit een voorwaarde is voor duurzame sociaaleconomische ontwikkeling, democratisering
                  en het voorkomen van radicalisering en vluchtbewegingen. Preventie is daarmee een
                  hoofddoel van het duurzame ontwikkelingsbeleid en integraal deel van het Nederlands
                  buitenlands beleid.
               
Het kabinet brengt daartoe (potentiële) conflict- en instabiliteitsrisico’s in kaart.
                  Daarbij maakt Nederland gebruik van diverse bronnen, zoals eigen inlichtingen, analyses
                  uit het postennetwerk, rapporten van denktanks en andere instanties en instituties.
                  Tevens wordt intensief uitgewisseld met internationale partners en gelijkgezinde landen.
                  Daarnaast werkt Nederland samen met niet-gouvernementele partners, gespecialiseerd
                  in conflict, preventie en conflictsensitief werken. Eén van die organisaties is de
                  International Crisis Group (ICG), die analyses uitbrengt van (potentiële) conflicten
                  in de wereld, waaronder een zogenaamde watchlist1
                     . De watchlist is ontworpen om beleidsmakers te helpen conflict te voorkomen door hen op de hoogte
                  te houden van de ontwikkelingen in meer dan 70 conflicten en crises. Tevens worden
                  trends gesignaleerd en gewezen op de risico's van escalatie en op kansen om vrede
                  te bevorderen. Aan het begin van dit jaar heeft de ICG, gericht op EU-beleidsmakers,
                  een lijst van landen of regio’s opgesteld die in 2022 geconfronteerd worden met een
                  conflict waarbij doden vallen, een humanitaire noodsituatie of andere crises2. Dit zijn Oekraïne, Libanon, Afghanistan, Kashmir, Bosnië en Herzegovina, Tunesië,
                  Soedan, Israël-Palestijnse Gebieden, Ethiopië, Venezuela en Colombia.
               
Ook andere organisaties publiceren watchlists. Zo staan op de watchlist van de International Rescue Committee 10 landen die het grootste risico lopen op
                  een aanzienlijke verslechtering van hun humanitaire situatie in het komende jaar.
                  Deze landen zijn Afghanistan, Ethiopië, Jemen, Nigeria, Zuid-Soedan, Democratische
                  Republiek Congo, Myanmar, Somalië, Syrië en Soedan. Er zijn vele andere watchlists, rapporten en analyses die door het kabinet continu nauwlettend in de gaten worden
                  gehouden, waaronder EU Global Conflict Risk Index3, Fragile States Index4, Vision of Humanity Indices5, ACLED6, World Bank Climate Risk Country Profiles7 en Early Warning Project Risk Assessment8.
               
Hoewel het met behulp van diverse bronnen mogelijk is aan te geven welke landen en
                  regio’s een verhoogd risico lopen, valt door de complexiteit van de lokale, regionale
                  en mondiale dynamiek, niet te voorspellen in welke landen en in welke mate daadwerkelijk
                  gewapend conflict zal uitbreken. Daarnaast is ook niet te voorspellen of, en in welke
                  mate, mensen als gevolg hiervan op de vlucht zullen slaan of dat andere factoren doorslaggevend
                  zijn voor migratie.
               
De huidige oorlog in Oekraïne is een voorbeeld van een dergelijk complexe dynamiek
                  waarvan de consequenties moeilijk te voorspellen zijn. Zo weten we bijvoorbeeld dat
                  de oorlog in Oekraïne de mondiale patronen van handel, productie en consumptie van
                  grondstoffen zodanig heeft veranderd dat de prijzen tot in ieder geval eind 2024 op
                  een historisch hoog niveau zullen blijven.9 Echter, het blijft een uitdaging om deze trend te vertalen in een concrete wereldwijde
                  migratieprognose. Het is zeer waarschijnlijk dat dit zal leiden tot meer interne ontheemding
                  en verstedelijking, vooral in de regio's die reeds door droogte en misoogsten zijn
                  getroffen. Of de getroffen bevolking de wens en ook de middelen heeft om de staatsgrens
                  over te steken, blijft moeilijk te voorspellen en is zeer context-specifiek.
               
Dit neemt niet weg dat, zeker in dit tijdperk van vergrote aandacht voor data, er
                  wel degelijk initiatieven zijn voor het beter monitoren, en in beperkte mate ook het
                  mogelijk voorspellen van het verloop van migratiebewegingen. Nederland co-financiert
                  de Displacement Tracking Matrix van de Internationale Organisatie voor Migratie, dat informatie over mobiliteit,
                  kwetsbaarheden en noden van ontheemden en migranten analyseert en beschikbaar stelt,
                  voor een beter begrip van de migratiebewegingen en het verloop van migratieroutes10.
               
Momenteel gaat de Nederlandse aandacht voornamelijk naar situaties in landen in Noord-
                  en West-Afrika, de Sahel, de Hoorn van Afrika, het Midden-Oosten en de Oostelijke
                  Europese regio. De keuze voor deze focusregio’s is mede gebaseerd op de conflictstatus
                  van landen, de noden en de mogelijkheid om als Nederland een effectieve bijdrage te
                  leveren. In deze regio’s blijft preventie van (escalatie van) conflict, en daarmee
                  ook vluchtbewegingen, een hoofddoel.
               
U vraagt tevens om een overzicht van landen waar opvang in de regio opportuun kan
                  zijn.
               
Dat vluchtelingen in de regio worden opgevangen is een gegeven. De meeste personen
                  die op de vlucht slaan voor conflict, zoeken bescherming dicht bij huis. Het overgrote
                  deel van ‘s werelds vluchtelingen verblijft in lage- en middeninkomenslanden, met
                  name in buurlanden. De bereidheid van buur- en regiolanden tot opvang, bescherming,
                  het verlenen van toegang tot onderwijs en gezondheid en het recht om te werken, is
                  cruciaal in het bieden van perspectief aan vluchtelingen in hun regio van herkomst.
                  Toegang tot dergelijk perspectief verschilt significant per opvangland en kan ook
                  veranderen door de jaren heen, bijvoorbeeld door binnenlands politieke ontwikkelingen.
                  In beginsel is dit een nationale aangelegenheid en is Nederland niet in de positie
                  om (bij voorbaat) te bepalen waar mensen opgevangen zouden kunnen worden. Opvanglanden,
                  net als Nederland, hebben regie over hun eigen asiel en opvang wet- en regelgeving.
                  Wel is het natuurlijk aan Nederland om indien vluchtelingen worden opgevangen te bezien
                  hoe de betreffende landen en vluchtelingen ondersteund kunnen worden. Nederland doet
                  dat ruimhartig met grote programma’s op het gebied van onderwijs en werk, bescherming,
                  onderdak en sanitatie. In Oeganda steunen we bijvoorbeeld een programma van UNICEF
                  en ILO waarbij vooral Zuid Sudanese vluchtelingen vaardigheidstrainingen en beroepsonderwijs
                  krijgen voor een goede aansluiting naar een baan of succesvol ondernemerschap. In
                  Jordanië werken wij samen met de overheid, UNHCR en de Wereldbank aan flexibele werkvergunningen
                  voor Syrische vluchtelingen. Een uitgebreide brief over de Nederlandse interventies
                  op het gebied van Opvang in de Regio komt uw kamer later dit jaar toe (zoals reeds
                  aangekondigd in brief Staat van Migratie11).
               
Migratiebewegingen zijn zeer persoonlijk en gemotiveerd door vele factoren. Naast
                  praktische overwegingen zoals welke routes op het moment van vertrek veilig, betaalbaar
                  en begaanbaar zijn, spelen zaken als sociaal-culturele, etnische en religieuze affiliatie
                  een rol, alsook de meer persoonlijke overwegingen zoals woonplaatsen van familieleden.
                  Daarnaast speelt tegenwoordig (des)informatie via sociale media een niet te onderschatten
                  rol, onder andere over de situatie in opvanglanden. Wegens de uiterst complexe en
                  contextgevoelige onderliggende oorzaken blijft het voorspellen van keuzes die mensen
                  maken en de daaruit volgende migratiebewegingen eerder een kunst dan een wetenschap.
               
Om bovengenoemde redenen en gezien het feit dat speculeren op een dergelijk gevoelig
                  onderwerp niet wenselijk is, is het niet mogelijk om aan uw Kamer een nauwkeurig overzicht
                  te verschaffen van de landen waar opvang in de regio opportuun kan zijn. Wel kunt
                  u in de bijlage een overzicht vinden van de landen die momenteel het hoogste aantal
                  vluchtelingen opvangen, de landen waarvandaan het hoogste aantal vluchtelingen komen
                  en ook specifiek van waaruit het hoogste aantal in Nederland aankomt. Ook wil ik benadrukken
                  dat het beperken van de instroom in Nederland een belangrijk doel is binnen het opvang
                  in de regio beleid. Hier zullen we ook nader op ingaan in de internationale migratiestrategie
                  die later dit jaar uw kamer zal toekomen. Met landen in nabijheid van lijst b onderhouden
                  we contact over noden en behoeften t.a.v. programma’s. In veel van de opvanglanden
                  zet Nederland stevig in op het bieden van perspectief aan vluchtelingen, intern ontheemden
                  en kwetsbare gastgemeenschappen.
               
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
                  E.N.A.J. Schreinemacher
Bijlage12
                     13
a. Landen die de meeste vluchtelingen opvangen
1
Turkije
3.759.800
2
Colombia
1.843.900
3
Oeganda
1.529.900
4
Pakistan
1.491.100
5
Polen
1.365.810
6
Duitsland
1.255.700
7
Sudan
1.103.900
8
Bangladesh
918.900
9
Libanon
845.900
10
Ethiopië
821.300
b. Landen waar de meeste vluchtelingen vandaan komen
1
Oekraïne
7.156.748
2
Syrië
6.848.900
3
Venezuela
4.605.600
4
Afghanistan
2.712.900
5
Zuid-Soedan
2.362.800
6
Myanmar
1.177.000
7
DR Congo
908.400
8
Sudan
825.300
9
Somalië
776.700
10
Centraal Afrikaanse Republiek (CAR)
737.700
c. Landen van waaruit het meeste vluchtelingen in Nederland aankomen14
                        
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
E.N.A.J. Schreinemacher, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking