Brief regering : Uitvoering van de motie van het lid Ceder over praktische belemmeringen voor nieuwkomers bij het aangaan van werk (Kamerstuk 32824-341)
32 824 Integratiebeleid
29 544
Arbeidsmarktbeleid
Nr. 370
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 september 2022
In Nederland willen we iedereen een goede plek bieden op de arbeidsmarkt. Werk zorgt
ervoor dat mensen zelf in hun bestaan kunnen voorzien, het biedt kansen tot zelfontplooiing
en draagt bij aan sociale interactie en individueel welbevinden. Voor statushouders
draagt werk ook bij aan integratie in Nederland. Onderzoek laat zien dat participatie
in de vorm van betaald werk bij deze groep niet vanzelf gaat en tijd kost. CBS-onderzoek
onder Syrische en Eritrese statushouders die in 2014 hun verblijfsvergunning kregen
laat bijvoorbeeld zien dat van degenen die tot de beroepsbevolking behoren na 5 jaar
ongeveer 45% betaald werk heeft1. Daarbij ervaren statushouders verschillende belemmeringen bij het aangaan en behouden
van werk en het vinden van werk op hun niveau. In het Commissiedebat Inburgering en
Integratie van 6 juli jl. heb ik aangegeven dat de achterblijvende arbeidsmarktpositie
van statushouders mij zorgen baart2. Het onbenut blijven van het arbeidspotentieel van statushouders is slecht voor hen
zelf, voor de samenleving als geheel en voor de economie, zeker in tijden van krapte.
Ik heb toen toegezegd dat ik samen met onder meer gemeenten, werkgevers en branches
in gesprek ga om te stimuleren dat er meer wordt ingezet op het vergroten van de arbeidsparticipatie
van deze groep, met name in tekortsectoren. En dat het hierbij van belang is dat dit
op een duurzame wijze gebeurt en op het niveau dat past bij het individu.
Over de belangrijke rol die statushouders kunnen spelen in tekortsectoren en de praktische
belemmeringen die zij ervaren bij het aangaan van werk is eerder door Kamerlid Ceder
(Christen Unie) een motie ingediend. Deze motie bevat het verzoek aan de regering
om te inventariseren welke praktische knelpunten er zijn die gemotiveerde nieuwkomers
en gemotiveerde werkgevers belemmeren bij het aangaan van werk.3 In deze brief maak ik eerst inzichtelijk welke praktische belemmeringen zowel statushouders
als werkgevers ervaren bij het aangaan van werk. Waar mogelijk geef ik zicht op een
mogelijke aanpak van belemmeringen. Daarna ga ik in op het belang van arbeidsparticipatie
en beschrijf ik de nieuwe en lopende initiatieven als aanpak van deze belemmeringen,
specifiek vanuit het perspectief van de gemeente. Tot slot schets ik het vervolg op
deze brief; ik wil de inzichten uit de inventarisatie diepgaander verrijken met input
uit de praktijk en u informeren over welke vervolgacties ik wil nemen.
Voor de inzichten heb ik mij gebaseerd op verschillende relevante studies en rapporten,
van onder andere Movisie, het Kennisplatform Inclusief Samenleven (KIS) en andere
onderzoekers die affiniteit hebben met dit thema.
De hoofdlijnen van deze brief zijn:
1. Praktische belemmeringen vanuit het perspectief van zowel nieuwkomers als werkgevers
en de rol van gemeenten.4
2. Werk aan de winkel voor iedereen: nieuwe en lopende initiatieven als aanpak van de
belemmeringen.
3. Dialoog met stakeholders.
1. Praktische belemmeringen vanuit het perspectief van zowel nieuwkomers als werkgevers
en de rol van gemeenten
Praktische belemmeringen baanvindkans vanuit het perspectief van nieuwkomers
Vanuit het perspectief van nieuwkomers zijn er verschillende belemmeringen die invloed
hebben op de arbeidsmarktpositie van deze groep. In onderstaande wordt een vijftal
meest genoemde praktische belemmeringen uiteengezet.
Een belangrijke belemmering in het vinden van werk is de beheersing van de Nederlandse
taal.5 Taalvaardigheid is van cruciale betekenis, en zij die de Nederlandse taal niet of
nauwelijks beheersen, ondervinden vaak problemen met het vinden van werk. Onvoldoende
kennis van de Nederlandse taal, waaronder ook van vaktaal, kan bijvoorbeeld leiden
tot miscommunicatie met collega’s, waardoor er onduidelijkheden en onderlinge conflicten
kunnen ontstaan.6
Een andere belemmering heeft te maken met diploma-waardering. Statushouders hebben
veelal in hun eigen land (vak)kennis en vaardigheden ontwikkeld. Deze (vak)kennis
moet echter nog in Nederland worden erkend omdat voor veel werk in Nederland geldt
dat een Nederland erkend diploma nodig is. Dat betekent dat de opgedane kennis en
ervaring van statushouders moet worden vertaald naar een Nederlandse beroepsuitoefening
en zichtbaar moet worden gemaakt in een erkenningsdiploma. Sommige statushouders hebben
daarnaast in het land van herkomst een opleiding gevolgd met weinig relevantie voor
de Nederlandse arbeidsmarkt. Hierdoor kan deze groep moeilijk werk vinden. Zonder
erkend en/of relevant diploma blijven statushouders doorgaans langer langs de zijlijn
van de arbeidsmarkt staan. Of leidt dit er toe dat hoger opgeleide statushouders onder
hun niveau gaan werken (en blijven werken)7.
Nieuwkomers hebben daarnaast vaak onvoldoende kennis van de Nederlandse arbeidsmarkt
en vaak geringe sociale netwerken8, terwijl deze kennis en netwerken een belangrijke rol kunnen spelen in het vinden
van een baan. Via netwerken krijgt een individu te horen waar er vacatures zijn of
hoe gesolliciteerd moet worden. Het leggen van contact met mensen zonder een migratieachtergrond
verloopt vaak moeizaam, waardoor de kansen voor het creëren van een nieuw en breed
sociaal netwerk voor statushouders wordt beperkt.
Ook kan door het ontbreken van kennis over de Nederlandse arbeidsmarkt het zoekgedrag
van statushouders naar een baan onvoldoende aansluiten bij de gangbare manier van
werven en kan er sprake zijn van een beperkte arbeidsmarktoriëntatie die de instroom
op de arbeidsmarkt kan belemmeren, waarbij bijvoorbeeld sommige sectoren onbewust
of zonder gedegen afweging worden uitgesloten.
Tot slot zijn er specifieke knelpunten die zich voordoen bij een specifieke groep
statushouders. Zo verlaat een deel van de vluchtelingen onvoorbereid en vanuit een
oorlogssituatie het land van herkomst. Dit kan leiden tot mentale of fysieke gezondheidsproblemen,
een onderbreking van de loopbaan voor lange tijd en een onzeker toekomstperspectief.
Ook inspanningen om de rest van het gezin naar Nederland te halen eisen hun tol. Deze
specifieke knelpunten kunnen de mogelijkheden voor participatie belemmeren doordat
nieuwkomers weinig ruimte ervaren om een stap naar de arbeidsmarkt te maken.9
Praktische belemmeringen vanuit het perspectief van werkgevers
Een belangrijke belemmering vanuit werkgeversperspectief komt voort uit mogelijke
cultuurverschillen.10 Nederlandse omgangsvormen en werkwijzen binnen een organisatie zijn voor nieuwkomers
vaak niet meteen duidelijk en vanzelfsprekend, de aansluiting op de «Nederlandse»
werkcultuur is daarmee een aandachtspunt en er kan sprake zijn van culturele verschillen.
Dit kan te maken hebben met bijvoorbeeld de omgang met collega’s, directheid, manier
van communicatie, assertiviteit en het omgaan met een platte organisatie waarbij van
medewerkers zelfstandig invulling aan zijn/haar werkzaamheden wordt verwacht (daar
waar veel statushouders uit landen komen waar een meer hiërarchische aansturing de
norm is)11.
Dit maakt dat het bevorderlijk is voor statushouders om extra begeleiding op de werkvloer
te krijgen over communicatie en de manier van met elkaar omgaan. Het helpt als werkgevers
tijd en geduld hebben om statushouders goed te kunnen begeleiden. Er blijkt onder
werkgevers behoefte aan ondersteuning over hoe dit het beste te doen.
Uit de pilots met betrekking tot leerwerktrajecten, onder meer uit het programma Verdere
Integratie op de Arbeidsmarkt (VIA), blijkt dat bewustzijn over interculturele verschillen,
maar vooral beschikken over vaardigheden met betrekking tot interculturele communicatie
en inclusie door werkgevers en oude en nieuwe medewerkers behulpzaam zijn.12
De eerder genoemde belemmeringen aan de kant van statushouders kunnen ook belemmeringen
opleveren voor de werkgever. Zo kan het onvoldoende beheersen van de Nederlandse taal,
taalproblemen op de werkvloer opleveren. Ook zijn werkgevers soms huiverig voor eventuele
financiële risico’s als gevolg van ziekte en uitval. Tot slot weten werkgevers vaak
niet goed hoe ze in contact kunnen komen met kandidaten uit de doelgroep.
Rol van gemeenten
Gemeenten spelen een belangrijke rol in het stimuleren van de participatie van nieuwkomers
vanuit de Participatiewet en de Wet inburgering. Het is daarom goed om deze rol kort
toe te lichten hier onder.
Participatiewet
Vanuit de Participatiewet worden nieuwkomers door de gemeente ondersteund. De Participatiewet
is – naast bijstandsverlening – gericht op de begeleiding naar werk. Tot dusverre
hebben gemeenten de Participatiewet aangegrepen om speciale aanpakken te ontwikkelen
voor statushouders, zoals de inzet van duale trajecten, werkervaringsplaatsen, vrijwilligerswerk
en proefplaatsingen.13 Deze instrumenten bieden de mogelijkheid de Nederlandse taal te leren en gelijktijdig
werkervaring op te doen.
Gemeenten ontplooien steeds meer initiatieven voor nieuwkomers
De afgelopen vijf jaar is er bij gemeenten veel veranderd betreffende de arbeidstoeleiding
van nieuwkomers. In 2016 werd met arbeidstoeleiding gewacht totdat de statushouder
de inburgeringsplicht had afgerond. Sinds 2020 starten de meeste gemeenten met ondersteuning,
ook naar werk, zodra de statushouder in de gemeente komt wonen of een bijstandsuitkering
aanvraagt.14
Gemeenten zetten steeds meer dedicated klantmanagers in voor de groep statushouders. Dit zijn klantmanagers die de doelgroep
doorgaans goed kent middels een uitgebreid (intake)gesprek. Dedicated klantmanagers begeleiden statushouders intensiever bij het zoeken naar een baan.
Dit bevordert de instroom van statushouders in werk.15
Ook vanuit UWV en de arbeidsmarktregio’s wordt ingezet op de begeleiding van statushouders
naar (nieuw) werk. WW-gerechtigde statushouders krijgen generieke dienstverlening
vanuit het UWV. Omdat statushouders over het algemeen nog maar weinig WW-rechten hebben
opgebouwd, pakt een kwart van de gemeenten direct de begeleiding van statushouders
op16. Ook zijn de Regionale Mobiliteitsteams (RMT’s) sinds 1 juni dit jaar ook beschikbaar
voor reguliere werkzoekenden, onder wie statushouders. In deel drie van deze brief
ga ik nader in op de mogelijkheden die de RMT’s specifiek voor statushouders bieden.
Nieuwe inburgeringswet schept betere randvoorwaarden
De Wet inburgering 2021 schept de randvoorwaarden voor een betere inburgering: zo
zijn inburgeringstrajecten op maat gesneden en erop gericht om inburgeraars zoveel
mogelijk op niveau B1 de Nederlandse taal te laten leren. Daarbij worden inburgeraars
begeleid en ondersteund en krijgen zij de kans om kennis te maken met de Nederlandse
arbeidsmarkt en Nederlandse kernwaarden.
Met de nieuwe Wet inburgering krijgen gemeenten meer mogelijkheden om nieuwkomers
te helpen. De nieuwe wet legt de regie over inburgeringstrajecten in handen van gemeenten
en biedt mogelijkheden te komen tot een integraal beleid voor statushouders. Gelet
op de belemmeringen waarmee statushouders (en werkgevers) kampen is integraliteit
gewenst.
De oriëntatie van statushouders op (arbeids)participatie in Nederland start onder
de Wet inburgering 2021 al zoveel mogelijk tijdens het verblijf van de statushouder
in de opvang, terwijl betrokkene wacht op huisvesting in de gemeente. Een vast onderdeel
van de «voorbereiding op de inburgering» die het COA aan statushouders aanbiedt, is
een introductiemodule Arbeidsmarkt en Participatie. Verder wordt de statushouder in
deze fase al gewezen op de mogelijkheden en het belang van diploma- of opleidingswaardering.
Tijdens de brede intake die de gemeente van elke inburgeraar afneemt, brengt de gemeente
in beeld welke werkervaring de inburgering plichtige heeft opgedaan in het land van
herkomst en welke mogelijkheden en interesses de inburgering plichtige heeft voor
arbeidsparticipatie in Nederland. Hierbij is ook aandacht voor competenties die zijn
opgedaan los van werk of een diploma. Zo nodig wordt de statushouder ook in deze fase
nogmaals gewezen op het belang van diploma-waardering. Gemeenten zijn daarnaast verantwoordelijk
voor het aanbieden van de Module Arbeidsmarkt en Participatie aan alle inburgeraars.
Zij kunnen deze oriëntatie en voorbereiding op (arbeids)participatie op vele manieren
organiseren. Daarbij wordt van gemeenten verwacht dat de inburgeraar praktisch toepasbare
kennis en vaardigheden opdoet. Door praktijkervaring op te doen kan betrokkene immers
de opgedane (theoretische) kennis en vaardigheden in praktijk brengen én toetsen of
diens beroepsbeeld en beroepskans passend is bij diens verwachtingen.
Tijdens het inburgeringstraject is het leren van de taal en gelijktijdig werkervaring
opdoen belangrijk. Zo leren inburgeraars niet alleen de Nederlandse taal sneller,
maar worden ook hun kansen op regulier werk vergroot. Duale trajecten hebben in deze
hun effect bewezen. Van gemeenten wordt dan ook verwacht dat zij, daar waar mogelijk
duale trajecten aanbieden aan statushouders ten behoeve van een snellere en effectievere
arbeidstoeleiding van statushouders.Sowieso is de aandacht voor duale trajecten bij
gemeenten de afgelopen jaren toegenomen, maar met het nieuwe inburgeringsstelsel is
de inzet ervan meer gegarandeerd. Uit de monitor van gemeentelijk beleid arbeidstoeleiding
en inburgering 2021 van het Kennisplatform Inclusief Samenleven (KIS) blijkt dat 94%
van de gemeenten in 2021 duale trajecten aanbood aan statushouders, daar waar dit
in 2016 nog 52% was17.
2. Werk aan de winkel voor iedereen: nieuwe en lopende initiatieven als aanpak van
de belemmeringen
Ik ben het met het Kamerlid Ceder eens dat, nog meer, aandacht voor de arbeidsmarktpositie
van nieuwkomers nodig is. Een snellere deelname aan het arbeidsproces en aan de maatschappij
verbetert de taalvaardigheid, de kans op duurzaam werk en draagt bij aan het welzijn
van nieuwkomers. Bovendien wordt hiermee langdurige inactiviteit en uitkeringsafhankelijkheid
voorkomen en biedt dit kansen voor tekortsectoren. Er is niet één oplossing voor het
aan het werk helpen van nieuwkomers, voor verbetering van de arbeidsmarktpositie van
deze groep is juist de inzet van alle partijen nodig.
Nieuwe en lopende initiatieven en ontwikkelingen
Er zijn diverse initiatieven ontwikkeld en in ontwikkeling om de positie van statushouders
te verbeteren. Hierbij gaat het om specifieke initiatieven gericht op statushouders
en om generieke initiatieven, waar statushouders (vaak in verhoogde mate) profijt
van hebben. De verschillende initiatieven vanuit het Rijk en een aantal initiatieven
vanuit de samenleving zijn hieronder beschreven. Binnen gemeenten bij werkgevers,
branches en breder in de samenleving zijn er uiteraard nog veel meer initiatieven
gericht op statushouders.
Werkagenda Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt (VIA)
Het programma Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt (VIA) is met 20 landelijke (koepel)organisaties18 uitgewerkt tot de Werkagenda VIA. Met deze Werkagenda worden de lessen uit het programma
VIA toegepast, uitgebreid en verspreid door werkgevers, gemeenten, UWV, het onderwijsveld
en maatschappelijke organisaties. Het doel is om te komen tot gelijkwaardige arbeidsmarktkansen
en -posities voor mensen met een migratieachtergrond, onder wie ook statushouders.
Leerwerktrajecten van gemeenten en werkgevers voor statushouders kunnen effectief
zijn. Op basis van de lessen van onder meer de effectief gebleken ‘doorgaande leerlijn
taal en werk’ van de gemeente Utrecht en het leerwerktraject in de elektrotechniek
bij Liander, is dit jaar een lerend netwerk gestart. In dit netwerk zijn werkgevers,
opleiders en gemeenten aan slag gaan met de geleerde lessen om zo verdere opschaling
van effectieve leerwerktrajecten voor statushouders te stimuleren.
Via een pilot worden de mogelijkheden onderzocht om door middel van een buddysysteem
vorm te geven aan een betere begeleiding van gevluchte hoogopgeleide zorgprofessionals
die in Nederland in hun beroep aan de slag willen. In dit buddy-systeem vormt de begeleider
(buddy) een duidelijk aanspreekpunt voor buitenlandse zorgprofessionals (Deze pilot
is opgezet naar aanleiding van een amendement van de Kamerleden Paternotte en Peters
(Kamerstuk 35 570, nr. 80 t.v.v. 78))
Regionale Mobiliteitsteams (RMT’s)
Sinds 1 juni 2022 is de dienstverlening van de Regionale Mobiliteitsteams (RMT’s)
beschikbaar voor alle mensen die gebaat zijn bij extra ondersteuning als aanvulling
op regulier beschikbare dienstverlening, om hen snel en gericht te ondersteunen naar
ander werk. Dit geldt daarmee ook voor bijstandsgerechtigden en niet-uitkeringsgerechtigden,
waaronder ook statushouders. Het RMT kijkt, afhankelijk van de situatie van degene
die zich meldt, wat er aanvullend op regulier beschikbare dienstverlening, nodig is
om werk te vinden. Dit gebeurt via kosteloze begeleiding, loopbaanadvies scholing
of praktijkleren. Binnen de dienstverlening van de RMT’s is naar aanleiding van inzichten
uit de onderzoeken die verricht zijn in het kader van Programma VIA extra aandacht
gekomen voor taaltraining en matching. Effectiviteitsonderzoek laat namelijk zien
dat deze onderdelen extra effectief zijn voor mensen met een migratieachtergrond,
onder wie ook statushouders19. De openstelling van de RMT’s biedt voor statushouders extra kansen om via deze weg
aan een passende baan te komen.
Vluchtelingenwerk Nederland heeft samen met de Start Foundation de afgelopen maanden
het platform RefugeeWork opgezet. Dit is een nationaal platform dat werkgevers en vluchtelingen bij elkaar
brengt, door een match te maken op basis van vaardigheden. Op dit platform kunnen
vluchtelingen – zowel statushouders als Oekraïners – zich inschrijven. Naast veel
praktische informatie voor werkgevers en werkzoekenden, wordt een ondersteunings-/begeleidingstool
ontwikkeld en toegevoegd aan het platform. Bij RefugeeWork kunnen ook gemeenten en andere maatschappelijke organisaties zich aansluiten.
In 2021 zette 87% van de gemeenten in op participatie van statushouders door middel
van dedicated klantmanagers of teams in op statushouders (Monitor KIS 2021). Sommige gemeenten zetten
hierin nog een extra stap. Een voorbeeld is de gemeente Rotterdam, dat het aantal
leerwerktrajecten wil opschalen. Daarbij krijgen statushouders begeleiding, een baan
bij (een partners van) de gemeenten en een passende opleiding. Na afronding van het
leerwerktraject stromen zij daarna verder de gemeentelijke organisatie in, of slaan
hun vleugels uit op de arbeidsmarkt buiten de gemeente (Coalitieakkoord Rotterdam
2022–2026).
Europese Asiel, Migratie en Integratiefonds (AMIF)
Dit jaar start een nieuwe programmaperiode van het Europese Asiel, Migratie en Integratiefonds
(AMIF) 2021–2027. In september kunnen gemeenten, nationale overheidsorganisaties en
maatschappelijke organisaties een aanvraag indienen voor een AMIF-subsidie ten aanzien
van het thema integratie. Daarvoor is ruim 23 miljoen euro beschikbaar gesteld. Doelgroep
voor deze integratieprojecten zijn inburgeringsplichtigen onder de Wet inburgering
2021, 2013 en 2007. De projecten moeten onder andere zijn gericht op: duale trajecten
(combinatie van werken en taalverwerving) en specifieke ondersteuning richting participatie
en activatie.20
Voor de begeleiding van statushouders naar de arbeidsmarkt zijn vele maatschappelijke
organisaties actief. Partijen als Open Embassy, Refugee Talent Hub en NewBees zetten zich al jarenlang in om statushouders een betere plek op de arbeidsmarkt te
geven. Door middel van het organiseren van traineeships, werkervaringsplaatsen en
trainingen voor statushouders, het uitvoeren van onderzoeken en het begeleiden van
werkgevers zijn zij een belangrijke drijvende kracht achter vele succesvolle carrières
van statushouders en een belangrijke bron van kennis voor overheden, instanties, opleiders
en werkgevers.
Project LLO Collectief Laagopgeleiden en Laaggeletterden
Vanuit het Nationaal Groeifonds worden binnen het project LLO Collectief Laagopgeleiden
en Laaggeletterden opleidingsprogramma’s ontwikkeld waarin het verwerven van taalvaardigheid
wordt gecombineerd met het verwerven van beroepsvaardigheden. Dit project is een aanvulling
op het interdepartementale actieprogramma Tel mee met Taal (looptijd 2022–2024). Doel
is dat laagopgeleiden en laaggeletterde inwoners hiermee kunnen doorstromen naar het
beroepsonderwijs en een betere positie krijgen op de arbeidsmarkt, onder wie ook statushouders.
Skill dashboard
UWV heeft samen met TNO en CBS een skill dashboard ontwikkeld dat op 31 augustus 2021
is gelanceerd. Doel van dit dashboard is om de arbeidsmarkt skills-based te maken
en te zorgen voor betere matches. Bij vacatures worden de taken en gevraagde vaardigheden
aangegeven. Dit biedt niet alleen de sollicitant (waaronder statushouders) meer kans
op een baan, maar is ook beter voor de werkgever (meer arbeidsaanbod). Het gelanceerde
skill dashboard wordt de komende jaren uitgebreid; hiervoor is 30 miljoen euro uitgetrokken.
3. Dialoog met stakeholders
Zoals beschreven is gebleken dat statushouders op korte termijn niet gemakkelijk aan
het werk komen en er diverse praktische belemmeringen zijn bij het duurzaam aangaan
van werk op het eigen niveau, ook op de langere termijn. Na deze inventarisatie van
huidige rapporten en initiatieven, waarmee invulling gegeven is aan de Motie van Kamerlid
Ceder, zal in de 2e helft van dit jaar input uit de praktijk worden gehaald om de opgave en mogelijke
oplossingsrichtingen waarvoor animo is (nog) beter in kaart te brengen.
Op de eerste plaats ben ik pro actief op zoek gegaan naar de inbreng van statushouders
zelf. Ik heb daarom een consultatie uit laten voeren om van de doelgroep zelf te horen
wat hen zou helpen. Hierbij zijn twee groepen statushouders betrokken, zij die momenteel
op een tijdelijke plek zitten en de groep statushouders die eerder op een tijdelijke
plek zaten en nu vanuit eigen (werk)ervaring kunnen terugblikken. Het gaat specifiek
om het perspectief van statushouders op de toeleiding naar duurzaam werk op niveau,
in de brede zin van werk, vrijwilligerswerk en participatie.
Daarnaast zal ik verder input ophalen bij gemeenten, werkgevers en opleiders via de
eerder in deze brief toegelichte lerende netwerken van het programma VIA waar het
gaat over de mogelijkheden bij leerwerktrajecten voor statushouders.
Tot slot zal ik in de Taskforce Werk en Integratie met onder meer de sociale partners,
onderwijspartijen, gemeenten en vluchtelingenorganisaties bespreken welke mogelijke
oplossingen nadere uitwerking verdienen. Zo kan het gaan om het sneller in beeld brengen
van de achtergrond, kennis en ervaringen van statushouders, het verder vergroten van
het bewustzijn van interculturele verschillen en het extra investeren in tussenstappen
die uiteindelijk naar werk kunnen leiden, zoals duale trajecten. Daarnaast zal ook
het gesprek aangaan met brancheorganisaties in tekortsectoren, dit in lijn met mijn
toezegging om te bezien hoe meer aanjaging op het toeleiden van statushouders naar
werken in tekortsectoren kan plaatsvinden.
Het is van belang dat er aandacht is voor de arbeidsmarktpositie van nieuwkomers en
het wegnemen van de belemmeringen die zij ervaren tijdens het aangaan van werk. Er
zijn vele partijen betrokken bij deze opgave, en de oplossing is niet eenvoudig. Juist
daarom is de inzet van alle betrokken partijen nodig; we moeten samen hiermee aan
de slag.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
C.E.G. van Gennip
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid