Brief regering : Internationaal spoorvervoer
29 984 Spoor: vervoer- en beheerplan
Nr. 994
                   BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 september 2022
Sinds mijn aantreden, heb ik verschillende malen met uw Kamer gesproken over het grote
                  belang van grensoverschrijdende treinverbindingen. Voor een land met de omvang van
                  Nederland, dat aan de wieg stond van de Europese eenwording, is het noodzakelijk om
                  over de grens heen te denken. Om een welvarend en vooruitstrevend land te blijven,
                  zijn wij sterk gebaat bij de uitwisseling van mensen, kennis, goederen en diensten.
                  Dit geldt in het bijzonder voor de grensregio’s. Het spoor kan een belangrijke rol
                  spelen bij het mogelijk maken van de verbindingen tussen steden, vraag en aanbod van
                  werkgelegenheid en universiteiten en toegang bieden tot de HSL-knooppunten in onze
                  buurlanden. We kunnen Nederland daarmee groter maken; nieuwe verbindingen voor het
                  vervoer van reizigers en goederen bieden nieuwe kansen, zowel op korte als zeker ook
                  op de lange afstanden. Dit draagt bij aan de economische bloei en leefbaarheid van
                  (de verschillende regio’s in) Nederland.
               
Het kabinet zet daarom in op betere internationale (nacht-)treinverbindingen die aansluiten op HSL-knooppunten over de grens, zodat Nederland duurzaam
                  verbonden is met de rest van Europa. De trein kan daarbij een aanvulling en volwaardig
                  alternatief zijn op afstanden tot 800 kilometer voor de auto en het vliegtuig. Ik
                  heb eerder met uw Kamer gedeeld dat er reeds veel gebeurt, maar ook dat er extra stappen
                  nodig zijn. Om u een compleet overzicht te geven van waar we al aan werken en welke
                  ambities er liggen, stuur ik u als bijlage van deze brief het aan uw Kamer toegezegde
                  werkprogramma voor internationaal Spoor.
               
Scope werkprogramma voor internationaal spoor
Het werkprogramma voor internationaal spoor geeft het overzicht van wat we in de voorliggende
                  periode in gang hebben gezet en welke mijlpalen we op deze trajecten de komende jaren
                  willen bereiken. De steun van regionale overheden, buurlanden, beheerders en vervoerders
                  hebben we daarbij hard nodig. Het werkprogramma laat zien dat er al veel is gebeurd
                  en dat er zichtbare verbeteringen voor de reiziger zijn gerealiseerd of in de komende
                  jaren worden gerealiseerd. In het afgelopen jaar zijn er verschillende successen geboekt
                  met de aanpak tot nu toe. Zo voert KLM met Thalys momenteel een pilot uit om meer
                  transferreizigers vanuit Brussel de trein te laten pakken van en naar Schiphol, zijn
                  er succesvol meerdere nachttreinen geïntroduceerd door partijen uit de markt, is Eurostar
                  deze maand gestart met haar vierde rechtstreekse trein per dag tussen Londen en Amsterdam
                  en zetten we met de MaaS-pilot in Limburg concrete en veelbelovende stappen zodat
                  de reiziger makkelijker kan betalen, ook wanneer de reis over de grens heen plaatsvindt.
               
De groei van het aantal internationale treinreizigers zet post COVID-crisis door en
                  een toenemend aantal marktpartijen in de OV- en reissector ontwikkelt initiatieven
                  om aan deze behoefte te voldoen. Ook willen werkgevers vaker een duurzame vorm van
                  reizen op middellange afstand kunnen aanbieden. In het werkprogramma worden deze ontwikkelingen
                  nader geduid. Tegelijkertijd is het realiseren van verbeterde en zeker nieuwe verbindingen
                  op het internationale spoor een complexe opgave. Het vraagt afweging tussen vele verschillende
                  belangen met onze buurlanden, regio’s, vervoerders en andere sectorpartijen binnen
                  de kaders die er zijn wat betreft bijvoorbeeld (Europese) wet- en regelgeving, beschikbare
                  infrastructuur in relatie ook tot andere treindiensten en de beschikbare, financiële
                  ruimte. Nederland moet zich door haar geografische ligging daarnaast voortdurend blijven
                  inspannen om de verbinding met andere landen te maken.
               
Het werkprogramma richt zich primair op het internationale vervoer van reizigers.
                  Het internationale spoornetwerk is echter zeker ook van groot belang voor het vervoer
                  van goederen van en naar onze zeehavens en industriegebieden. Vanuit de klimaatambities
                  is er vanuit het kabinet de wens om meer gebruik te maken van het duurzamere en veiligere
                  spoor. De inzet is een «modal shift» van weg naar spoor (en water). De ambities op
                  dit vlak wil ik separaat uitwerken in het door uw Kamer gevraagde Toekomstbeeld Spoorgoederen
                  (gewijzigde motie van het lid Schonis c.s., Kamerstuk 35 570 XII, nr. 62). Dit najaar zal ik in mijn voortgangsbrief over spoorgoederenvervoer hier nader
                  op ingaan.
               
Het werkprogramma als eerste stap naar een strategie voor internationaal spoor
In de komende periode wil ik u – in vervolg op dit werkprogramma – meenemen in een
                  strategie en actielijnen voor het zetten van de extra stappen die nodig zijn om de
                  potentie van grensoverschrijdende spoorverbindingen optimaal te benutten. Daarbij
                  geef ik dan ook uitwerking aan de ambities die in het Coalitieakkoord (bijlage bij
                  Kamerstuk 35 788, nr. 77) en het beleidsprogramma van IenW zijn opgenomen. Over de uitwerking van deze ambities
                  wil ik u in de eerste helft van 2023 uitgebreider informeren.
               
Daarbij is het voor mij van belang om niet over een nacht ijs te gaan. Dit gezien
                  het vormgeven van de internationale samenwerking, de raakvlakken met de besluitvorming
                  rond de ordening en de inhoudelijke vraagstukken rond kansen en belemmeringen zoals
                  eerder ook door de Rli zijn geconstateerd. De problemen deze zomer met de personeelstekorten,
                  treinenuitval en de stakingen, juist in een zomer dat veel mensen kozen voor de trein
                  in plaats van het vliegtuig, laten zien dat weloverwogen richting en keuzes hierbij
                  noodzakelijk zijn. Dit laat onverlet dat ik ook in de tussentijd werk blijf maken
                  van de concrete verbeteringen zoals in het werkprogramma staan benoemd.
               
Samenwerking buurlanden
De potentie van internationaal spoor wordt ook in andere landen in Europa en in het
                  bijzonder bij onze buurlanden onderkend. Ik ben verheugd in het voorjaar met mijn
                  Belgische collega afspraken te hebben gemaakt over de voortzetting en intensivering
                  van de samenwerking op grensoverschrijdende verbindingen. Dergelijke afspraken zijn
                  noodzakelijk om gewenste verbeteringen tot stand te brengen, juist omdat we te maken
                  hebben met andere systemen, vervoerders, beheerders en verschillen qua governance
                  en ticketing. Mijn Belgische collega, Minister Gilkinet, heeft toen ook benoemd hoe
                  belangrijk het spoor is in de ambities van de Belgische regering. De recent door hem
                  uitgebrachte Spoorvisie 2040 laat dit ook zien.
               
Ik hoop dit najaar ook met mijn Duitse collega, de heer Theurer, te komen tot soortgelijke
                  afspraken. Komende maand spreek ik dan ook uitgebreider met Staatssecretaris Theurer
                  over de gezamenlijke agenda voor de komende jaren.
               
Europese ontwikkelingen
In het verslag van de transportraad van 2 juni 2022 staat vermeld dat de tweede voortgangsrapportage
                  voor het platform internationaal spoorvervoer (IRP) aan de transportministers is gepresenteerd.
                  Het platform zal komend jaar verder werken aan de geschetste agenda op het gebied
                  van o.a. rail ticketing, internationaal capaciteitsmanagement, air-rail intermodaliteit,
                  internationale rail hubs en grensoverschrijdende PSO contracten. Daarbij wordt ook
                  voortgebouwd op het onder Duits voorzitterschap uitgewerkte concept voor een Trans
                  Europe Express 2.0 (TEE2.0). Het IRP zal naar verwachting medio 2023 een derde voortgangsrapportage
                  uitbrengen. Meerwaarde van het platform is haar agenderende vermogen en de bevordering
                  van samenwerking tussen stakeholders. Onderdeel hiervan is ook het sector statement
                  van 2 juni 2022 dat als bijlage bij de tweede voortgangsrapportage van het platform
                  is opgenomen. In die sectorverklaring wordt o.a. melding gemaakt van de ticketing
                  roadmap van de (gevestigde) spoorvervoerders (CER) en de voorbereiding vanuit de sector
                  voor invoering van het sectorakkoord (CIT) over journey continuation1.
               
In het actieplan van de Europese Commissie voor internationaal personenvervoer2 is een aantal relevante wetgevings- en andere initiatieven opgenomen. Bij deze brief
                  vindt u de Nederlandse reactie op de Europese publieksconsultatie voor wijziging van
                  de spoorgoederencorridorsverordening: het Europese kader voor capaciteitsmanagement.
                  Hierin is ook uitdrukkelijk aandacht voor internationaal personenvervoer per spoor.
                  Een voorstel van de Europese Commissie verwacht ik eind 2022 / begin 2023. Ook vindt
                  u bij deze brief de Nederlandse reactie op de Europese publieksconsultatie voor wijziging
                  van de machinistenrichtlijn ter bevordering van de bredere inzetbaarheid van treinmachinisten
                  in de EU. Daarnaast voert de Europese Commissie een impact assessment uit voor een
                  mogelijk voorstel voor intermodale ticketing. De Europese Commissie heeft daarnaast
                  besloten extra capaciteit in te zetten voor interoperabiliteits-bottlenecks (issue
                  log book)3.
               
In het verlengde van het actieplan voor internationaal personenvervoer heeft de Commissie
                  op 29 juni de uitvraag naar pilotprojecten gepubliceerd voor nieuwe internationale
                  treindiensten per spoor4. Het betreft maximaal 10 pilotprojecten voor grensoverschrijdende treinen met lange
                  afstandsverbindingen, waarvoor voorstellen tot en met 31 oktober 2022 kunnen worden
                  ingediend. Er is geen financiële ondersteuning van de Europese Commissie van de pilots
                  maar wel ondersteuning door de inzet van de Europese Commissie en medewerking van
                  Rail Net Europe. Doel is om in het pilotvoorstel de belemmering(en) aan te geven die
                  met het pilotproject worden weggenomen. De Europese Commissie stelt dat deze pilots
                  uiterlijk per december 2029 van start dienen te gaan. Voor Nederland kunnen de volgende
                  onderwerpen daarbij van belang zijn:
               
− Zekerstellen capaciteit voor verhoging frequenties en aansluitingen op de lange- afstand
                        en hogesnelheidsverbindingen richting (1) Duitsland en verder (2) België en Frankrijk;
                     
− Ontwikkeling van het nachttreinennetwerk;
− Verbetering van (de toegang tot) kaart- en reisinformatiesystemen voor internationale
                        verbindingen;
                     
Ik zie deze uitvraag als een goede kans om ook vanuit Nederland te werken aan een
                  aantal verbeteringen, bijvoorbeeld rondom integrale ticketing of het optimaal benutten
                  van capaciteit. Marktpartijen zoals vervoerders, infrastructuurbeheerders zijn de
                  partijen die een aanvraag kunnen indienen. Lidstaten kunnen bij deze aanvragen een
                  ondersteunende rol spelen. Ik zal actief met andere lidstaten en marktpartijen spreken
                  welke pilotprojecten kunnen worden ondersteund.
               
De Europese Commissie heeft in december 2021 een voorstel gedaan voor de herziening
                  van de TEN-T verordening. In het eerder aan u gestuurde BNC-fiche over dit voorstel
                  is gemeld dat ik ProRail heb gevraagd een uitvoeringstoets op te stellen met het oog
                  op het bepalen van de nadere Nederlandse inzet voor de TEN-T.5 Met deze brief stuur ik u ook de uitvoeringstoets van ProRail over het voorstel voor
                  de herziening van de TEN-T verordening. In de uitvoeringstoets besteedt ProRail onder
                  andere aandacht aan de verschillen tussen het huidige TEN-T netwerk en het voorgestelde
                  TEN-T netwerk en doet ProRail suggesties voor correcties en aanpassingen. Daarnaast
                  gaat de uitvoeringstoets van ProRail in op de kosten en baten van het voorstel voor
                  herziening van de TEN-T verordening. ProRail heeft gekeken naar de uitvoering van
                  het voorstel en geconstateerd dat deze extra kosten en baten met zich meebrengt waarvan
                  ik nu nog niet goed in kaart heb wat deze precies inhouden. Omdat ik de uitvoeringstoets
                  zeer recent heb ontvangen kan ik op dit moment nog geen uitgebreide inhoudelijke appreciatie
                  van de toets meesturen, de inhoudelijke appreciatie zal ik dit jaar nog met uw Kamer
                  delen. Uit oogpunt van transparantie hecht ik er echter aan de uitvoeringstoets van
                  ProRail voorafgaande aan het commissiedebat internationaal spoor met u te delen. In
                  de uitvoeringstoets is de Lelylijn niet betrokken omdat ProRail gevraagd is de uitvoeringstoets
                  te doen op het oorspronkelijk voorstel van de Europese Commissie waarin de Lelylijn
                  niet is opgenomen. Voor Nederland is het wel belangrijk dat deze bij de herziening
                  van de TEN-T verordening wordt opgenomen. Daarover ben ik nu in gesprek met de Europese
                  Commissie.
               
Governance en ordening
De governance van internationaal vervoer vergt in de komende jaren bijzondere aandacht.
                  Het wettelijk kader voor de internationale treindiensten is het vierde spoorwegpakket,
                  waarin vervoerders het (non-discriminatoire) recht hebben op toegang tot de infrastructuur
                  om diensten voor internationaal en binnenlands personenvervoer aan te bieden in zogenoemde
                  open toegang. Aanbestedende diensten kunnen daarnaast treindiensten contracteren als
                  openbare dienstcontract. Momenteel maakt een aantal internationale treindiensten van
                  en naar Nederland onderdeel uit van de concessie voor het Hoofdrailnet die afloopt
                  eind 2024. Zoals eerder toegezegd6 verwacht ik uw Kamer op korte termijn met het Programma van Eisen (PvE) van de nieuwe
                  HRN-concessie een voorstel voor de toekomstige marktordening van deze verbindingen
                  te sturen.
               
Naast markttoegang zijn er verschillende knelpunten of belemmeringen voor marktontwikkeling,
                  zoals toegelicht in mijn brief van 17 mei jl.7 Het gaat onder meer om de beschikbare capaciteit op het spoor en op de knooppunten,
                  de toegang tot ERTMS en interoperabiliteit, de beschikbaarheid en kosten van rollend
                  materieel, het testen van innovatie, digitalisering en ticketing. Voor al deze onderwerpen
                  is de internationale samenwerking tussen lidstaten en marktpartijen van groot belang
                  om de marktontwikkeling te (blijven) bevorderen. In de eerdergenoemde strategie zal
                  ik uitwerken welke volgende stappen we willen zetten om deze belemmeringen te verkleinen,
                  mede in samenhang met het genoemde voorstel voor de toekomstige marktordening.
               
IC Amsterdam – Berlijn
In de afgelopen periode is samen met ProRail en NS gewerkt aan de versnelling van
                  de IC Amsterdam-Berlijn met ingang van dienstregeling 2024. Het betreft een versnelling
                  van de reistijd met een halfuur. Mijn voorganger heeft u in december 2021 gemeld dat
                  het behalen van de versnellingsmaatregelen om diverse redenen vertraging opliep. Door
                  betrokken partijen is naar aanleiding daarvan onderzocht hoe met tijdelijke of gefaseerde
                  maatregelen versnelling toch per 2024 mogelijk is. Ik ben blij te kunnen melden dat
                  er zicht op een oplossing is.
               
Op station Oldenzaal zullen door ProRail aanpassingen gerealiseerd worden, waardoor
                  de IC van en naar Berlijn op gewenste snelheid kan passeren. Voor het deel van het
                  traject tussen Deventer, Oldenzaal en de grens bleek de gesteldheid van de bodem aanleiding
                  om het rijden op hogere snelheden alleen toe te staan onder voorwaarde van monitoring.
                  Om de Berlijntrein en andere treinen op dit traject veilig en vlot te kunnen laten
                  rijden, start ProRail daarom in overleg met NS en IenW met het nauwgezet monitoren
                  van de impact op de baanstabiliteit in de komende 3 jaar en doet daarbij verslag van
                  de bevindingen. De monitoring moet, gezien het nog experimentele karakter van de monitoring
                  van baanstabiliteit, als een pilot ofwel proof of concept worden aangemerkt. Op andere trajecten wordt dit daarom ook nog niet toegepast en
                  gelden de huidige criteria. Eventuele lessen uit de pilot kunnen in het vervolg worden
                  betrokken. Momenteel wordt de exacte wijze van monitoring van de baanstabiliteit en
                  consequenties bij eventuele geconstateerde problemen uitgewerkt. Tevens zal ProRail
                  de resultaten van de monitoring betrekken in het bredere gesprek over baanstabiliteitsproblemen
                  op het hele spoornetwerk en de aanpassingen die – op termijn – nodig zijn om de treinen
                  veilig, snel en frequent op het netwerk te kunnen laten rijden. Met deze set aan maatregelen
                  en de verbeteringen in Duitsland kan de reiziger vanaf 2024 met de trein in minder
                  dan 6 uur naar Berlijn reizen vanaf Amsterdam, 30 minuten sneller dan nu het geval
                  is.
               
Afsluitend
Nederland is een belangrijke bestemming en kent een goede eigen markt voor internationale
                  reizigers. Maar in het internationale spoornetwerk vraagt onze geografische positie
                  aandacht. In tegenstelling tot bijvoorbeeld de positie van Schiphol is Nederland een
                  herkomst- of bestemmingslocatie en niet direct een knooppunt voor doorgaande verbindingen.
                  Het garanderen van goede en frequente verbindingen naar omliggende landen vraagt dus
                  voortdurende inzet. Het onder Duits voorzitterschap gepresenteerde TEE2.0 biedt kansen
                  om langs verschillende corridors proactief te zoeken naar verbeteringen en nieuwe
                  diensten. In het bijzonder zijn voor Nederland de corridors richting Warschau, Wenen,
                  Londen en Zuid-Frankrijk/Spanje relevant.
               
Ik wil graag de komende periode gebruiken om samen met de relevante stakeholders te
                  verkennen hoe we langs deze corridors (of delen daarvan) tot verbeteringen kunnen
                  komen, waardoor Nederland duurzaam verbonden blijft op het groeiende internationale
                  spoornetwerk. De eerdergenoemde call van de Europese Commissie voor pilotvoorstellen
                  in het kader van het EU Action Plan Rail wil ik benutten als een mogelijke basis hiervoor.
               
Deze Europese ontwikkelingen zijn dan ook belangrijke input voor de eerder in deze
                  brief genoemde strategie die ik in het komende jaar zal ontwikkelen en die navolgend
                  op voorliggend actieplan een verdere blik zal geven op welke wijze we ons als Nederland
                  in zullen gaan zetten op dit belangrijke dossier.
               
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
                  V.L.W.A. Heijnen
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
