Brief regering : Instelling Ecologische Autoriteit
33 576 Natuurbeleid
35 334
Problematiek rondom stikstof en PFAS
Nr. 323
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR NATUUR EN STIKSTOF
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 september 2022
Met het Nationaal Programma Landelijk gebied (NPLG) richt het kabinet zich op het
toekomstbestendig maken van het landelijk gebied met het oog op de integrale doelen
ten aanzien van natuur, water en klimaat. Voor deze aanpak is het, ook met het oog
op de maatschappelijke impact ervan, van groot belang dat de onderbouwing van besluiten
aansluit bij de ecologische wetenschappelijke kennis en inzichten om toe te werken
naar een gunstige staat van instandhouding van de natuur. Om hier invulling aan te
geven wordt, zoals ook in het coalitieakkoord (bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) is opgenomen, een Ecologische Autoriteit ingesteld. Het instellingsbesluit zal op
19 september 2022 in werking treden.
De Ecologische Autoriteit is onafhankelijk en verantwoordelijk voor het toetsen, met
het oog op de huidige en beoogde kwaliteit van de beschermde natuur en water, of de
essentiële ecologische informatie aanwezig is voor de besluitvorming. En zij is verantwoordelijk
voor het op onafhankelijke wijze beoordelen van de wetenschappelijke onderbouwing
op breed ecologisch vlak van de informatie, die benodigd is voor het vaststellen van
besluiten over natuurdoelanalyses en gebiedsprogramma’s. Met een transparante werkwijze
en goede communicatie over zowel de adviezen als de wijze van advisering, verwacht
ik dat de Ecologische Autoriteit een positieve bijdrage kan leveren aan het voeren
van een constructieve maatschappelijke dialoog over de opgave waar we voor staan.
De primaire aanleiding voor de instelling van de Ecologische Autoriteit is een advies
dat eind 2019 door het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) werd opgesteld1. Hierin adviseerde PBL om een wettelijk geborgde wetenschappelijke autoriteit in
te stellen die een onafhankelijk en omvattend ecologisch oordeel kan geven. Naar aanleiding
daarvan heeft het Ministerie van LNV in 2021 een verkenning uitgevoerd om nader in
beeld te brengen wat de concrete behoeften zijn ten aanzien van de Ecologische Autoriteit
en hoe deze het beste vorm zou kunnen krijgen. Bij die verkenning zijn wetenschappers,
kennisinstellingen en stakeholders betrokken2. Naast de breed gedragen behoefte aan een Ecologische Autoriteit die gezaghebbende
uitspraken kan doen, is uit deze verkenning ook naar voren gekomen dat voor de organisatie
van de Ecologische Autoriteit de kennis en kunde is te gebruiken die reeds aanwezig
is bij bestaande organisaties.
Op basis van de uitkomsten van die verkenning, is de aanpak van de Ecologische Autoriteit
in de afgelopen periode verder uitgewerkt.3 Daarbij is gekozen voor een gefaseerde ontwikkeling die het mogelijk maakt dat de
Ecologische Autoriteit snel operationeel is, want dit is nodig met het oog op de toetsing
van de natuurdoelanalyses, gebiedsprogramma’s en de handreikingen voor het opstellen
daarvan. Ook geeft dit de Ecologische Autoriteit de kans om haar werkwijze en scope
door te ontwikkelen. In de eerste fase is ervoor gekozen om de Ecologische Autoriteit
te plaatsen bij de Stichting Bureau voor de Commissie m.e.r.4 Daarmee kan de Ecologische Autoriteit gebruik maken van de bestaande en beproefde
werkwijze van de Commissie m.e.r. en de aanwezige waarborgen voor onafhankelijkheid,
transparantie en kwaliteit. Deze werkwijze houdt onder meer in dat voor elke adviesvraag
vanuit de provincies en Rijk een werkgroep wordt samengesteld met onafhankelijke ecologen
en andere deskundigen.
Deze werkgroep stelt vervolgens het toetsingsadvies op. Nadat de toetsing van de gebiedsprogramma’s
is afgerond, volgt een tussentijdse evaluatie en wordt bezien of aanpassingen met
betrekking tot de huidige organisatievorm en wijze van instelling wenselijk zijn.
In de eerste fase richt de ecologische autoriteit zich op de onderbouwing van effecten
op natuur en water (KRW doelbereik, voor wat betreft de beekdalen die behoren tot
de scope van het NPLG). Voor de totstandkoming en beoordeling van het klimaatbeleid
blijft de Klimaat- en Energieverkenning van het PBL voor het kabinet leidend. De toetsing
van de gebiedsprogramma’s op klimaatdoelbereik voor wat betreft landbouw en landgebruik
vindt plaats parallel aan toetsing door de Ecologische Autoriteit voorafgaand aan
start uitvoering. Het zwaartepunt van de werkzaamheden van de Ecologische Autoriteit
ligt in de eerste fase bij de toetsing van de natuurdoelanalyses, gebiedsprogramma’s
en handreikingen voor het opstellen daarvan. Gezien de omvang van deze werkzaamheden
in een beperkte tijd zullen de mogelijkheden voor overige advisering vrij beperkt
zijn.
In de tweede fase zal er meer ruimte zijn voor overige advisering. Dit vindt plaats
binnen de taak van de Ecologische Autoriteit: het adviseren over de onderbouwing van
brede ecologische vraagstukken op basis van wetenschappelijke inzichten. Hieronder
vallen ook de raakvlakken tussen ecologie, klimaat en abiotische randvoorwaarden voor
natuur zoals bodem, water en atmosferische depositie. Mede op grond van een tussentijdse
evaluatie wil ik bezien of voor de tweede fase de toetsing van maatregelen gericht
op klimaat die gerelateerd zijn aan landbouw en landgebruik ook onderdeel moeten worden
van de toetsing door de Ecologische Autoriteit. Ook is het denkbaar dat het aantal
partijen dat advies aan kan vragen dan breder wordt dan de partijen die in de eerste
fase advies aan kunnen vragen (het Ministerie van LNV, IPO en de provincies, Rijkswaterstaat
en het Ministerie van Defensie in hun rol als voortouwnemer).
De bekostiging van de Ecologische Autoriteit vindt in de eerste fase plaats vanuit
het Rijk, als systeemverantwoordelijke, vanuit het Transitiefonds. In de tussentijdse
evaluatie wordt ook bekeken of er behoefte is aan het wijzigen van de bekostiging
van de Ecologische Autoriteit in de tweede fase. De instellingstermijn van de Ecologische
Autoriteit betreft acht jaar. Tegen het einde van deze periode van acht jaar kan bezien
worden of en op welke manier voortzetting van de Ecologische Autoriteit wenselijk
is.
De Minister voor Natuur en Stikstof, Ch. van der Wal-Zeggelink
Indieners
-
Indiener
Ch. van der Wal-Zeggelink, minister voor Natuur en Stikstof