Brief regering : Stand van zaken hoogpathogene aviaire influenza in Nederland
28 807 Vogelpest (Aviaire influenza)
Nr. 266
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 augustus 2022
Met deze brief informeer ik de Tweede Kamer over de ontwikkelingen in de vogelgriepsituatie
sinds mijn vorige brief van 15 juli jl. (Kamerstukken 28 807 en 28 286, nr. 264). Hierbij ga ik ook in op de recente uitbraken, het verslag van de deskundigengroep
dierziekten van 2 augustus jl. en mijn beleid ten aanzien van de ophokplicht1.
Epidemiologische situatie in Nederland
Na 15 juli zijn er vier uitbraken geweest met hoogpathogene vogelgriep (HPAI). Het
betreft een locatie met vleeskuikens in Minnertsga (Friesland), en drie bedrijven
in Dalfsen (Overijssel), met vleeseenden (I), vleeskuikenouderdieren (II) en leghennen
(III). Om alle besmette locaties is een beperkingszone ingesteld met maatregelen,
conform staand beleid. Het totaal aantal besmettingen op bedrijven of hobbylocaties,
sinds oktober vorig jaar, is 71. Bij 60 uitbraken is een beperkingszone ingesteld,
omdat bij locaties met minder dan 50 dieren geen beperkingszone wordt ingesteld.
De besmetting op deze vier bedrijven is vermoedelijk afkomstig uit wilde vogels. Het
nationaal referentielaboratorium Wageningen Bioveterinary Research (WBVR) doet onderzoek
naar de sequentie van de virusisolaten om meer inzicht te krijgen in de mogelijke
bron van de besmettingen. Bij de uitbraak in Dalfsen I is enige verwantschap met een
isolaat uit een ooievaar, gevonden in de buurt van deze houderij.
Dode wilde vogels worden nog gevonden in verschillende regio’s in Nederland, de laatste
tijd vooral in Zeeland. Ongeveer een derde van de ingezonden kadavers blijkt bij laboratoriumonderzoek
besmet te zijn met HPAI type H5N1. Het is een zorgelijke ontwikkeling dat de situatie
niet verbetert en dat de sterfte bij wilde vogels onverminderd doorgaat. Ook de recente
vondsten van virus bij ooievaars zijn verontrustend. Dit betreft opnieuw een nieuwe
vogelsoort, die ook in grote delen van Nederland kan voorkomen. Deze ontwikkelingen
laten de onvoorspelbaarheid van de verspreiding zien. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit
(NVWA) houdt op haar website de vondsten van wilde vogels bij. Geregeld wordt van
de virussen die zijn aangetroffen de genetische sequentie bepaald. Indien daarvoor
aanleiding is worden de gegevens tussen Wageningen Bioveterinary Research en het Rijksinstituut
voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) gedeeld en wordt door het RIVM een risicobeoordeling
gemaakt wat betreft zoönotische potentie van circulerende virusisolaten. Tot nu toe
zijn daar geen aanwijzingen voor.
Risico van besmetting pluimveebedrijven na opheffen ophokplicht
Helaas zijn er de afgelopen drie weken weer uitbraken op pluimveebedrijven geweest.
Drie daarvan liggen in Dalfsen, in regio 4, waar ik op 28 juni jl. de afscherm- en
ophokplicht had opgeheven (zie Kamerstukken 28 286 en 28 807, nr. 1198 en Kamerstuk 28 807, nr. 263). Twee van de drie besmettingen waren echter op bedrijven waar de kippen binnen werden
gehouden. Bij het uitlooplegbedrijf (Dalfsen III) is niet bekend of de kippen de infectie
hebben opgelopen voor of na het instellen van de ophokplicht die was ingesteld in
de beperkingszone naar aanleiding van de eerste besmetting in Dalfsen op 27 juli.
In regio 1, waar het besmette bedrijf in Friesland ligt, geldt de ophokplicht nog
steeds.
Ik vraag de deskundigengroep dierziekten regelmatig de actuele situatie te beoordelen
en een risicobeoordeling te maken. Op basis van deze beoordeling beslis ik of versoepeling
van maatregelen mogelijk is of dat er juiste extra maatregelen nodig zijn.
Deskundigengroep Dierziekten
Op 2 augustus jl. heeft de deskundigengroep dierziekten de vogelgriepsituatie opnieuw
geanalyseerd en de kans op besmetting van een pluimveebedrijf, gegeven de situatie,
beoordeeld. De deskundigengroep neemt daarbij de actuele ontwikkelingen in wilde vogels
en pluimvee mee. Het verslag van de deskundigen heb ik als bijlage toegevoegd aan
deze brief.
Er zijn veel verschillende vogelsoorten op veel verschillende locaties gevonden en
geregeld blijkt weer een nieuwe vogelsoort te worden besmet. De besmettingen bij ooievaars
van de laatste weken zijn daarvan een betreurenswaardig voorbeeld. Niet alleen trekvogels
zijn besmet geraakt, het virus wordt ook bij standvogels gevonden en geregeld in nieuwe
soorten. Het is niet te voorspellen welke andere vogelsoorten besmet kunnen worden
of waar dat kan gebeuren. De onzekerheid omtrent duiding en beoordeling is daarom
ook groter.
Ten aanzien van de recente besmette bedrijven in Dalfsen, in een regio waar de ophokplicht
was opgeheven, geven de deskundigen aan dat deze bedrijven op enkele kilometers van
de Vecht liggen. Zoals ook aangegeven in hun verslag van 12 juli jl. neemt de kans
van besmetting van een pluimveebedrijf toe als het binnen vijf kilometer van een grote
waterpartij is gelegen. De ligging van deze drie bedrijven ondersteunt die stelling.
De vogeltellingen rond het eerste besmette bedrijf in Dalfsen toonden weliswaar maar
een beperkt aantal watervogels rond het bedrijf, maar dat betreft een momentopname.
Het feit dat er in de buurt ook besmette Ooievaars zijn gevonden zien de deskundigen
als een indicator dat de virusdruk in de omgeving hoger is.
De deskundigen zien in de huidige situatie geen aanleiding hun inschattingen van de
kans (laag, matig of hoog) van besmetting van een pluimveebedrijf in Nederland of
een specifieke regio in Nederland aan te passen. De kansen van een besmetting zijn
vergelijkbaar met de kansen zoals de deskundigen op 12 juli jl. hebben ingeschat.
Bedrijven die binnen 5 km van een grote waterpartij liggen hebben een grotere kans
op besmetting (zie rapport 12 juli jl.). Specifiek voor de regio’s 7 en 10 is gesteld
dat voor een gebied als geheel, zoals de Gelderse Vallei met veel uitloopbedrijven,
de kans op introductie van HPAI-virus toeneemt met het aantal uitloopbedrijven, als
de ophokplicht daar wordt opgeheven. Bovendien neemt bij een besmetting in dit pluimveedichte
gebied de kans op tussenbedrijfstransmissie toe.
Tot slot hebben de deskundigen aangegeven dat zij nu geen mogelijkheden zien een andere
begrenzing van regio’s te geven; zoals in hun verslag van 12 juli is vastgesteld is
daarvoor een verdere analyse nodig. Dit onderzoek is in gang gezet en zodra ik daarover
meer informatie heb wordt de Tweede Kamer hierover geïnformeerd.
Beleid en maatregelen algemeen
De afgelopen jaren kwam vogelgriepvirus met trekvogels naar Nederland en was er, seizoensgebonden,
af en toe sprake van een besmetting van gehouden vogels. In de zomerperiode werd vogelgriep
meestal niet meer aangetroffen. Helaas is de situatie nu anders. Na een herfst en
winter met uitzonderlijk veel besmettingen in zowel gehouden als wilde vogels is vogelgriepvirus
nog altijd aanwezig in veel wilde vogels van verschillende soorten en hebben we nu
ook midden in de zomer te maken met besmettingen bij wilde vogels en bij pluimveebedrijven.
Ik besef goed wat de impact van vogelgriep en de continue dreiging ervan is voor houders
van pluimveebedrijven en voor hobbyhouders. Ook de sterfte die het virus onder wilde
vogels veroorzaakt is zorgelijk, zoals nu onlangs bij ooievaars. De ontwikkeling van
de vogelgriepepidemie is niet voorspelbaar en dat brengt veel onzekerheid met zich
mee, die ik niet weg kan nemen. Ook de deskundigengroep dierziekten geeft aan dat
de onzekerheid van hun beoordeling is toegenomen.
Zolang er geen andere middelen, zoals een vaccin, beschikbaar zijn om uitbraken zo
goed mogelijk te voorkómen, blijft het van het grootste belang alert te blijven en
bioveiligheidsmaatregelen te blijven toepassen. Voor mijn inzet ten aanzien van vaccinatie
verwijs ik naar mijn brief van 28 juni jl. (Kamerstuk 28 807, nr. 263). Ik weet dat pluimveehouders zich zeer bewust zijn van de risico’s en het blijkt
dat zij snel na het optreden van de eerste verschijnselen bij vogels een verdenking
bij de NVWA melden. Dat is van het grootste belang om een uitbraak snel te kunnen
couperen.
De afscherm- en ophokplicht
Bij het voorkómen van een besmetting gaat het om een samenspel van verschillende maatregelen.
Het ophokken en afschermen van gehouden vogels is een effectieve manier om de kans
op een besmetting te verkleinen. Tegelijkertijd is het een ingrijpende maatregelen
voor bedrijven die pluimvee «normaal» buiten laten lopen. Daarom kijk ik keer op keer
of en waar ik deze maatregel kan intrekken, mede op basis van een beoordeling van
de deskundigengroep.
Na zorgvuldige afweging van alle belangen en de risicobeoordeling van de deskundigengroep
op 2 augustus jl. acht ik het niet verantwoord om de ophok- en afschermplicht in te
trekken in die regio’s waar nu nog steeds een ophokplicht geldt. De deskundigen zien
geen aanleiding de kansen op besmetting nu lager in te schatten dan drie weken geleden.
Voor de regio’s 7 en 10 blijf ik eveneens bij mijn besluit de ophokplicht daar in
stand te laten, om dezelfde redenen als toegelicht in mijn brief van 15 juli jl. (Kamerstukken
28 807 en 28 286, nr. 264). Hiervoor is relevant te melden dat de deskundigen wijzen op de rol die standvogels,
die ook in deze regio’s voorkomen, kunnen spelen en dat de deskundigen aangeven dat
voor een gebied als de Gelderse Vallei als geheel de kans op besmetting toeneemt met
het aantal bedrijven dat de kippen naar buiten doet als de ophokplicht wordt opgeheven.
Dit is het geval voor regio 7 en 10, aangezien daar relatief veel bedrijven met buitenuitloop
zijn gevestigd.
Ook voor regio 4, waar de uitbraken in Dalfsen liggen, hebben de deskundigen de risico-inschatting
niet bijgesteld. De onzekerheid van de beoordeling is echter toegenomen, door het
verloop van de epidemie in wilde vogels. De uitbraken in Dalfsen laten zien dat, ondanks
een regionaal lager risicoprofiel, de infectiedruk lokaal op enig moment hoog kan
zijn. Rond de uitbraken zijn beperkingszones ingesteld met een ophok- en afschermplicht
gedurende tenminste 30 dagen. Gezien de beoordeling van de deskundigen voor heel regio
4 en het feit dat de besmettingen in Dalfsen waarschijnlijk te maken hebben met een
lokaal hoge infectiedruk acht ik het instellen van de ophokplicht voor heel regio
4 nu niet nodig.
De situatie in Dalfsen onderstreept de behoefte om te kijken naar een regionalisatie
die meer past bij de wijze van verspreiding van vogelgriepvirus. In mijn brief van
12 juli jl. heb ik aangegeven daarmee aan de slag te gaan. Voordat de resultaten van
de analyses bekend zijn, zie ik geen basis om de huidige regio’s aan te passen. Zodra
die analyses gereed zijn en er een voorstel ligt voor een andere, meer risicogebaseerde
indeling van Nederland in regio’s, zal ik dit met deskundigen verder bespreken en
de uitkomst daarvan delen met de Tweede Kamer en de sectoren.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
H. Staghouwer
Indieners
-
Indiener
H. Staghouwer, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit