Brief regering : Reactie op een burgerbrief inzake werking CIZ, langdurige zorg (Wlz) en PGB
34 104 Langdurige zorg
25 657
Persoonsgebonden Budgetten
Nr. 362
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR LANGDURIGE ZORG EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 juli 2022
Op 13 juni jl. heeft u mij verzocht om een reactie op een burgerbrief die naar de
commissie is gestuurd. U verzocht mij tevens deze reactie voorafgaand aan het Commissiedebat
persoonsgebonden budget (pgb) te versturen. In de Kamerbrief Stand van zaken pgb1 heb ik aangegeven dat, gezien de complexiteit van de situatie, de beantwoording meer
tijd vergt en dat mijn reactie zo snel mogelijk zou volgen. Hierbij kom ik tegemoet
aan deze toezegging.
De briefschrijver beschrijft de ervaringen die hij heeft opgedaan bij het CIZ, de
zorgverzekeraar en het zorgkantoor in het aanvragen en organiseren van langdurige
zorg voor zijn moeder. In mijn reactie zal ik in het algemeen ingaan op het proces
van indicatiestelling voor de Wet langdurige zorg (Wlz) bij het CIZ wanneer er sprake
is van een spoedsituatie. Daarnaast ga ik in op situaties wanneer de datum van het
indicatiebesluit met terugwerkende kracht in kan gaan.
De hoofdpunten uit deze brief zijn:
• Er is geen leemte in de wet- en regelgeving, aangezien er altijd een domein verantwoordelijk
is voor zorg en ondersteuning, ook als de zorgbehoefte van de cliënt plotseling toeneemt
en er een Wlz-indicatie wordt aangevraagd. Zolang er geen Wlz-indicatie is zijn de zorgverzekeraar en/of gemeente verantwoordelijk voor de benodigde
zorg en/of ondersteuning.
• Het CIZ heeft volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zes weken de tijd om een
besluit te nemen. Wanneer iemand al in een instelling is opgenomen kan het besluit
binnen twee weken worden genomen, mits het dossier volledig is.
• Het CIZ stelt vast of iemand voldoet aan de zorginhoudelijke toegangscriteria van
de Wlz en stelt het best passend zorgprofiel vast. Indien de cliënt een voorkeur heeft
voor een pgb, beoordeelt het zorgkantoor vervolgens of de cliënt pgb-vaardig is.
• Het is het zorgkantoor dat bevoegd is te besluiten of een pgb al dan niet wordt toegekend.
Het pgb kan niet met terugwerkende kracht worden toegekend, vanwege het financiële risico dat een cliënt
loopt wanneer er al wel zorg is ingezet, maar het CIZ een negatief Wlz-besluit afgeeft.
Daarnaast zou hiermee de bevoegdheid van het zorgkantoor doorbroken worden.
Het CIZ stelt vast of er sprake is van een blijvende behoefte aan 24 uur zorg in de
nabijheid of permanent toezicht, om ernstig nadeel te voorkomen. Volgens de Algemene
wet bestuursrecht heeft het CIZ zes weken om een besluit te nemen. Zoals in de Beleidsregels
indicatiestelling van het CIZ2 is opgenomen is de hoofdregel dat de ingangsdatum van het besluit de datum is waarop
het CIZ de beslissing neemt. In beginsel kan de ingangsdatum van de zorg niet vóór
de datum van het indicatiebesluit liggen. Tot aan de datum van het Wlz-indicatiebesluit
is er immers aanspraak op zorg en/of ondersteuning vanuit de Zorgverzekeringswet (Zvw)
en/of Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015).
Het kan voorkomen dat iemand vanwege bijzondere omstandigheden al is opgenomen in
een instelling. Het gaat dan bijvoorbeeld om een onverwachte verandering in de gezondheidssituatie
van een cliënt of iemand die nog thuis woont met behulp van mantelzorg waarbij de
mantelzorg onverwacht uitvalt. Alleen dan kan hierop een uitzondering wordt gemaakt.
Het CIZ beslist dan binnen twee weken en de ingangsdatum van de indicatie is de datum
dat de aanvraag bij het CIZ is binnengekomen. Deze uitzondering geldt niet wanneer
er geen sprake is van verblijf in een instelling aangezien een indicatiebesluit niet
met terugwerkende kracht kan worden verzilverd in de vorm van een pgb, modulair pakket
thuis of volledig pakket thuis. De reden hiervoor is dat het CIZ alleen vaststelt
of iemand in aanmerking komt voor de Wlz. Het zorgkantoor is daarna verantwoordelijk
voor de wijze waarop de zorg wordt georganiseerd. Op 1 september 2021 is artikel 3.2.4,
tweede lid van het Besluit langdurige zorg (Blz) op dit punt verduidelijkt. De reden
hiervoor is dat wanneer zorg in de thuissituatie alvast zou worden ingezet en het
besluit van het CIZ niet tot een Wlz-indicatie leidt, de kosten niet uit de Wlz betaald
kunnen worden. De cliënt zou daarmee zelf voor de kosten moeten opdraaien en een direct
financieel risico lopen als Wlz-zorg in de thuissituatie al wordt ingezet zonder dat
men beschikt over een indicatiebesluit. De verduidelijking van het Blz op dit punt
is dus juist ter bescherming van de cliënt.
Hoewel er geen sprake is van een leemte in wet- en regelgeving is mij duidelijk dat
de uitvoeringspraktijk niet altijd op de goede manier verloopt. In de specifieke situatie
van de briefschrijver zijn er zaken niet goed gelopen in de communicatie over het
organiseren van de benodigde zorg voor zijn moeder en de consequenties die dat had
voor de te nemen beslissingen door haar naasten. Ik ga hierover met de briefschrijver
in gesprek. Daarnaast ga ik met het CIZ in gesprek om te kijken welke geleerde lessen
we kunnen trekken uit de procedures voor bezwaar en beroep om soortgelijke situaties
in de toekomst te voorkomen.
De Minister voor Langdurige Zorg en Sport, C. Helder
Indieners
-
Indiener
C. Helder, minister voor Langdurige Zorg en Sport