Brief regering : Schade-afhandeling wateroverlast juli 2021
32 698 Hoogwaterbeschermingsprogramma
Nr. 71
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID, VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
EN VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 juli 2022
Het is bijna een jaar geleden dat met name Limburg is getroffen door extreme wateroverlast,
met grote gevolgen voor inwoners. De beelden van de ravage, de materiële en immateriële
schade, veroorzaakt door de wateroverlast, maakten ook grote indruk op de leden van
dit kabinet. Het kabinet heeft dan ook maatregelen genomen om het financiële leed
als gevolg van de wateroverlast te verzachten.
Met deze brief informeren wij uw Kamer, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties, over een aantal aspecten van de wateroverlast in de zomer
van 2021. Allereerst wordt ingegaan op de toezegging die is gedaan tijdens het debat
op 24 maart jl. (Kamerstuk 29 517, nr. 220) en op verdere stappen van het kabinet om het financiële leed te verzachten. Vervolgens
gaat deze brief in op de motie van het lid Mutluer c.s. Daarna wordt de voortgang
geschetst in de afhandeling door Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) van
aanvragen om een tegemoetkoming in de schade. De brief sluit af met de aankondiging
van een onderzoek naar de toekomstbestendigheid van de Wet tegemoetkoming schade bij
rampen (Wts).
In de bijlage bij de brief is volledigheidshalve een overzicht opgenomen van de maatregelen
die het kabinet heeft genomen om gedupeerden tegemoet te komen in de materiële schade.
1. Herstelactie naar aanleiding van casuïstiek Meerssen en andere stappen om het financiële
leed te verzachten
Herstelactie
Tijdens het debat op 24 maart jl. is toegezegd de casuïstiek in Meerssen te zullen
laten analyseren door RVO. Hoewel de uitvoering van de Wts in het algemeen snel en
zorgvuldig verloopt, is uit deze analyse gebleken dat het op enkele punten niet helemaal
goed is gegaan. Schade-experts van de Stichting Nederlands Instituut Van Register
Experts (NIVRE) en RVO bleken het begrip inboedel niet eenduidig te hebben uitgelegd.
Sommige schade-experts hebben tuinmeubilair, barbecues en fietsen onder het begrip
inboedel geschaard terwijl andere schade-experts dat niet hebben gedaan. Als gevolg
hiervan zijn gedupeerden niet gelijk behandeld.
De beschreven handelwijze heeft ertoe geleid dat gelijke gevallen ongelijk zijn behandeld.
Bovendien heeft dit bijgedragen aan een gevoel van willekeurige toepassing van de
Wts bij gedupeerden. Het kabinet acht deze gang van zaken onwenselijk en met RVO is
afgesproken dat een eenduidige uitleg van het begrip inboedel op grond van het gelijkheidsbeginsel,
met terugwerkende kracht, wordt toegepast in alle vergelijkbare gevallen ten gunste
van de gedupeerden waardoor er nabetalingen zullen plaatsvinden. Van het alternatief
– terugvorderen van mensen die meer hebben ontvangen dan anderen in gelijke gevallen
– kan geen sprake zijn.
In het schadegebied bevinden zich mogelijk ook nog andere vergelijkbare gedupeerden
die zich, wellicht indachtig de regels van de Wts, niet hebben gemeld. Het kabinet
vindt het wenselijk dat deze particulieren zich alsnog kunnen melden. RVO heeft hierover
op hun website gecommuniceerd en er is een persbericht uitgegaan. RVO zal deze meldingen
door toepassing van de hardheidsclausule op grond van de Wts in behandeling nemen.
De termijn hiervoor is gesloten met ingang van 1 juli 2022.
Voor de volledigheid: de bovenstaande afspraak geldt zowel voor de gedupeerden die
onder de Regeling tegemoetkoming waterschade in Limburg en het onbedijkte gebied langs
de Maas in Noord-Brabant in juli 2021 (hierna: de Regeling) vallen als voor gedupeerden
die onder de Beleidsregel coulance wateroverlast in juli 2021 (hierna: de Beleidsregel
coulance) vallen.
Naast deze herstelactie heeft het kabinet de volgende twee stappen gezet om te proberen
het financiële leed te verzachten.
Nationaal Rampenfonds
Op ambtelijk niveau is aan de getroffen regio in het kader van de schadeafhandeling
verzocht om samen met het Nationaal Rampenfonds te bekijken op welke manier gedupeerden
vanuit het fonds financieel kunnen worden ondersteund. Het Nationaal Rampenfonds is
een particuliere stichting die ten doel heeft het bijeenbrengen van gelden en goederen,
bij te (doen) dragen aan leniging van de noden, ontstaan door rampen, die de bevolking
van enig deel van het Koninkrijk der Nederlanden treffen en die van zodanige aard
en omvang zijn, dat zij, naar het oordeel van het bestuur, als nationale rampen moeten
worden beschouwd. In overleg met de betrokken Limburgse gemeenten wordt thans al het
programma «lokale fondsen» van het Nationaal Rampenfonds ingezet ten behoeve van de
zwaarst gedupeerden van de wateroverlast.
Verruiming Regeling voor gedupeerde verenigingen en stichtingen die een zorginstelling
in stand houden
Met ingang van 29 juni jl. is een wijziging van de Regeling in werking getreden die
ziet op de maximering van het eigen risico voor verenigingen en stichtingen die een
zorginstelling of onderneming in stand houden. Voor verenigingen en stichtingen die
een zorginstelling of onderneming in stand houden, geldt op grond van artikel 7, 1e
en 2e lid, van de Regeling dat zij maximaal 65% van de schade aan vaste en vlottende
activa vergoed krijgen en derhalve een eigen risico hebben van 35%. Voor bedrijven
geldt ook een eigen risico van 35%, maar dit eigen risico wordt in artikel 14 van
de Regeling gemaximeerd tot € 6.014. Uit de toelichting op de Regeling blijkt dat
de hier bedoelde verenigingen en stichtingen bij het bepalen van de omvang van de
schade net zo worden behandeld als bedrijven, maar bij de maximering van het eigen
risico worden deze verenigingen en stichtingen ten onrechte niet genoemd. Dit leidt
tot een substantiële achterstelling ten opzichte van bedrijven die een gemaximeerd
eigen risico hebben en ten opzichte van reguliere stichtingen die een tegemoetkoming
krijgen van 90% van de schade aan vaste/vlottende activa in plaats van 65%.
2. Motie van het lid Mutluer c.s.
De extreme wateroverlast in Limburg en langs het onbedijkte deel van de Maas in Noord-Brabant
van afgelopen zomer heeft grote gevolgen gehad voor de inwoners van het getroffen
gebied. Gevolgen die, nu bijna een jaar later, nog steeds voelbaar zijn voor veel
inwoners. Hoewel inmiddels veel schademeldingen naar tevredenheid van de gedupeerden
door verzekeraars en door de overheid zijn afgehandeld, zijn er gedupeerden die (nog)
geen of een gedeeltelijke tegemoetkoming hebben ontvangen voor de door hen geleden
schade. De aangenomen motie van het lid Mutluer c.s. beoogt voor de particulieren
die van hun verzekeraar niet alle schade vergoed krijgen, een oplossing te creëren
door de regering te verzoeken de Wts van toepassing te verklaren op die gevallen waar
de schade-uitkering van de verzekeraar achterblijft op de Wts-uitkering van 90% van
de geleden schade.1
Het kabinet voelt mee met de intentie van deze motie om alle gedupeerden (ongeacht
of ze wel, niet of deels verzekerd zijn) financieel tegemoet te komen voor hun schade.
In dit licht benadrukt het kabinet dat diverse extra maatregelen zijn getroffen om
zo veel mogelijk gedupeerden zo goed mogelijk te helpen. Zo heeft het kabinet niet
alleen het vangnet van de Wts ingezet, maar zijn ook eenmalig en met name vanwege
de uitzonderlijke situatie door de coronacrisis aanvullende maatregelen hierop genomen.
Voor, in het bijzonder, particuliere gedupeerden die niet verzekerd waren voor schade
als gevolg van de wateroverlast terwijl de schade wel redelijkerwijs verzekerbaar
was, is de Beleidsregel coulance tot stand gekomen. Voorts is er een regeling teeltplanschade
gekomen voor landbouwers met schade aan gewassen in de uiterwaarden. Voor ondernemers
wordt gewerkt aan een tegemoetkoming voor geleden omzetderving en voor een aantal
zwaar getroffen gemeenten aan de verstrekking van een specifieke uitkering. Het kabinet
beoogt met het maatregelenpakket van de Wts en de genoemde aanvullende regelingen
gedupeerden maximaal te helpen. De uitvoering daarvan is in volle gang. Bij de uitvoering
van de maatregelen wordt een balans gezocht tussen de menselijke maat, zorgvuldigheid
en snelheid.
Het kabinet leeft mee met de gedupeerden van de wateroverlast. De uitvoering van de
motie verstoort echter de systematiek van de verzekeringen en de opzet van de Wts.
Het is namelijk de verantwoordelijkheid van eenieder om zorg te dragen voor een niveau
van verzekeren dat past bij een persoonlijke risicoafweging. Bovendien is met uitvoering
van de motie het risico aanzienlijk dat burgers in de toekomst onvoldoende of geen
prikkel meer ervaren omzich adequaat te verzekeren. De uitvoering van de motie heeft
derhalve maatschappelijke consequenties die naar mening van het kabinet niet te overzien
zijn.
Uitvoering van de motie bovenop de al genomen maatregelen zou bovendien leiden tot
een complex en langdurig traject. Zo moeten dossiers opnieuw worden beoordeeld. Daarnaast
is voor RVO in veel gevallen niet of niet zonder uitgebreid dossieronderzoek te achterhalen
voor welke schade een tegemoetkoming is verstrekt door de verzekeraars en voor welke
schade niet (en waarom niet). Het is daarmee nagenoeg onmogelijk om vanuit een overeenkomst
tussen een individuele burger en zijn verzekeraar te komen tot een eenduidige, gelijke
behandeling van de gedupeerden door de overheid.
Het kabinet heeft al een groot aantal maatregelen getroffen om gedupeerden zo goed
mogelijk te helpen. Bovengeschetste negatieve gevolgen van de uitvoering van de motie
zouden deze aanpak frustreren, hetgeen het kabinet niet in het belang acht van gedupeerden.
Het voorgaande maakt de motie, waarin wordt gevraagd de Wts van toepassing te verklaren
op die gevallen waar de schade-uitkering van de verzekeraar achterblijft op de Wts-uitkering
van 90% van de geleden schade, onuitvoerbaar.
3. Voortgang afhandeling schade
Afhandeling Wts-meldingen op grond van de Regeling en Beleidsregel coulance
Op peildatum 4 juli 2022 zijn er bij RVO 2.950 meldingen gedaan op grond van de Regeling
en de Beleidsregel coulance. Van deze 2.950 meldingen zijn 223 meldingen ingetrokken
en 263 meldingen bleken dubbel te zijn gedaan. In totaal zijn nu 2.464 meldingen in
behandeling genomen. De sluitingstermijn voor het doen van meldingen op grond van
de Wts was gesteld op 16 december 2021. Echter, ook daarna konden nog meldingen worden
gedaan op grond van bijvoorbeeld de Beleidsregel coulance. Het loket om meldingen
te doen vanwege de herstelactie is met ingang van 1 juli 2022 gesloten. Het melden
van vervolgschade blijft overigens ook na sluiting van het loket mogelijk.
Een melding wordt gevolgd door een schade-expertise die vervolgens leidt tot een schaderapport.
RVO heeft 1.879 schaderapporten aan gedupeerden aangeboden. De resterende 585 meldingen
zullen binnen afzienbare tijd worden afgedaan. Verschillende, voor RVO niet-beïnvloedbare
factoren spelen hierbij een rol. Zo zijn er gedupeerden die nog in afwachting zijn
van een besluit van hun verzekeraar. Bij enkele zakelijke contracten kan dit leiden
tot juridische procedures, waarbij meerdere, waaronder buitenlandse partijen zijn
betrokken. Ook een gang naar de rechter is hierbij een mogelijkheid. Pas wanneer er
een definitief besluit over de verzekeringsuitkering is, kan RVO een melding verder
in behandeling nemen. In gezamenlijkheid met het Verbond van Verzekeraars wordt onderzocht
hoe de afhandeling van deze zaken kan worden versneld.
Daarnaast zijn er nog gedupeerden in afwachting van een offerte van een aannemer,
welke soms ook nodig is om het verzekeringsdossier te sluiten. Bovendien worden veel
gedupeerden geconfronteerd met stijgende prijzen, waardoor achteraf kan blijken dat
de herstelkosten hoger uitvallen dan in het schaderapport is berekend. Dit kan leiden
tot vertraging in het akkoord gaan met de schaderapporten.
Na ondertekening van een schaderapport door de gedupeerde, wordt het schaderapport
als aanvraag bij RVO ingediend. RVO heeft 1.768 van deze aanvragen ontvangen op genoemde
peildatum en er zijn 1.518 aanvragen van gedupeerden afgehandeld. Op dit moment zijn
er dus nog 250 aanvragen in behandeling door RVO. Het streven is om deze aanvragen
op korte termijn af te doen, maar ook hier geldt dat RVO vaak in afwachting is van
aan te leveren documenten (waaronder afwijzingen van verzekeraars) alvorens een besluit
te kunnen nemen.
Van de 1.518 aanvragen zijn 1.251 gedupeerden in aanmerking gekomen voor een tegemoetkoming
en inmiddels is aan hen in totaal € 34,3 miljoen uitbetaald. Dit is inclusief tegemoetkomingen
op grond van de Wts aan agrariërs voor de schade aan gewassen buiten de uiterwaarden. De verwachting is dat de kosten van de tegemoetkomingen in de schade
op grond van de Wts, de Beleidsregel coulance en de Wet veiligheidsregio’s (Wvr) uiteindelijk
zullen uitkomen op € 261 miljoen. De totale schade van de wateroverlast in Limburg
en in delen van Noord-Brabant wordt nu geraamd op ongeveer 0,5 miljard (zie ook hierna,
onder «Stand van zaken omvang schade»). Dit aangepaste voorlopige schadebeeld is op
5 april jl. ook gedeeld met de Europese Commissie in het kader van de aanvraag van
Nederland bij het Europees Solidariteitsfonds.
Beleidsregel tegemoetkoming teeltplanschade uiterwaarden Maas juli 2021
Ten aanzien van de schade voor landbouwers in de uiterwaarden van de Maas kan worden gemeld dat er, sinds de publicatie op 18 februari
2022 van de beleidsregel van de Minister van LNV voor de tegemoetkoming teeltplanschade
uiterwaarden Maas juli 2021, 223 individuele meldingen zijn binnengekomen en dat alle
taxaties zijn ingepland. Zonder deze beleidsregel zouden landbouwers niet voor een
tegemoetkoming in aanmerking komen omdat uiterwaarden, buitendijks van een primaire
kering, zijn uitgezonderd van een tegemoetkoming in de Wts. Met deze informatie en
de informatie die aan uw Kamer is gestuurd in de Kamerbrief van 21 maart 20222 wordt voldaan aan het verzoek van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
van 11 februari 2022 om informatie over de stand van zaken van de tegemoetkoming voor
agrariërs met teeltplanschade in de uiterwaarden van de bedijkte Maas.
Specifieke uitkering aan gemeenten
Het kabinet heeft toegezegd een aantal gemeenten dat zwaar getroffen is door de wateroverlast
met een specifieke uitkering tegemoet te komen, aangezien de Wts en de Wvr slechts
voorzien in een deel van deze kosten. Daarnaast bieden de relatief beperkte jaarlijkse
baten en lasten van de gemeenten in deze regio en de omvang van de (bestemmings-)reserves
onvoldoende ruimte om de schade volledig te dragen. Het betreft in ieder geval de
gemeenten Valkenburg aan de Geul, Gulpen-Wittem en Meerssen. Op dit moment is het
Rijk met de drie meest getroffen gemeenten in gesprek. In overleg met RVO en met ondersteuning
door schade-experts zijn gemeenten op dit moment druk bezig de schade als gevolg van
de wateroverlast in kaart te brengen.
Omzetderving
Er wordt thans, samen met de provincie Limburg, gewerkt aan een tegemoetkoming voor
omzetderving, waarbij invulling wordt gegeven aan de motie van de leden Graus en Van
Kent.3 Met deze motie wordt de regering verzocht de getroffen ondernemers middels een ruimhartige
omzetdervingsregeling tegemoet te komen. Ten aanzien van de tegemoetkoming is het
uitgangspunt dat de staat een specifieke uitkering verstrekt aan de provincie met
een maximale omvang van € 24 mln. De voorziening wordt deze zomer uitgewerkt. Na de
vaststelling en vervolgens openstelling van de voorziening, zal met snelheid en zorgvuldigheid
gewerkt worden aan de beoordeling van de aanvragen, waarna een tegemoetkoming kan
worden uitgekeerd aan de getroffen ondernemers.
Stand van zaken omvang schade
In juli vorig jaar is, kort na de ramp, door middel van een Quick scan een prognose
gemaakt van de totale schade en van de schade waarin op grond van de Wts tegemoet
moet worden gekomen. Op basis van deze Quick scan werd de totale schade toen geschat
op € 1,9 miljard.
Er is inmiddels een geactualiseerd beeld van de totale schade van de wateroverlast
in Limburg en in delen van Noord-Brabant; de kosten van de schade worden nu geraamd
op ongeveer 0,5 miljard. Deze raming is aanzienlijk lager dan de raming op grond van
de Quick scan. Belangrijkste reden voor dit aanzienlijke verschil is dat bij de raming
op grond van de Quick scan uitgegaan is van een zo groot mogelijk schadegebied, zodat
de uiteindelijke schade niet onderschat zou worden. Bij nadere bepaling, met name
op grond van gedetailleerde informatie uit luchtfoto’s die zijn gemaakt tijdens de
wateroverlast, blijkt het gebied waar daadwerkelijke wateroverlast was, beduidend
kleiner te zijn. Daarnaast is het aantal meldingen op grond van de Wts lager dan verwacht.
De geraamde kosten van de schade van 0,5 miljard bestaan uit:
− de kosten van de tegemoetkoming in de schade op grond van de Wts, de Beleidsregel
coulance en de Wet veiligheidsregio’s. Deze worden thans geraamd op € 261 miljoen;
− de kosten van de schade voor gemeenten die niet worden vergoed door de Wts en de Wvr
en de herstelkosten van infrastructuur door Rijkswaterstaat. Deze kosten zijn op dit
moment nog niet inzichtelijk;
− de kosten van de beleidsregel tegemoetkoming teeltplanschade uiterwaarden. Deze worden
geraamd op rond de € 6 miljoen;
− de totale verzekerde schade. Het Verbond van Verzekeraars schat dit op € 160 miljoen.
4. Tot slot
De verschillende vraagstukken die naar boven zijn gekomen bij de afhandeling van de
schade als gevolg van deze wateroverlast zijn aanleiding om te laten onderzoeken of,
en zo ja hoe, een instrument zoals de Wts een meerwaarde kan blijven hebben. Zo zal
de invulling van het begrip inboedel hierbij worden meegenomen en ook zal worden gekeken
naar de reikwijdte van de Wts, waaronder de schadeposten die nu niet voor tegemoetkoming
in aanmerking komen, zoals schade aan bijvoorbeeld tuinen (groen of bestrating), caravans
en tuinhuisjes.
Dit onderzoek zal worden vormgegeven in samenhang met de bredere verkenning door het
kabinet naar een klimaatrobuust stelsel van verzekeringen en tegemoetkoming van schade
door natuurrampen dat wordt opgezet naar aanleiding van de Beleidstafel wateroverlast
en hoogwater. Dit onderzoek komt naast de evaluatie van de uitvoering van de Wts.
Deze evaluatie wordt uitgevoerd in opdracht van het WODC en is inmiddels gestart.
De evaluatie heeft tot doel om inzicht te krijgen in de wijze van toepassing van de
Wts op de wateroverlast in juli 2021 en de verbetermogelijkheden en leerpunten die
betrokken partijen daarbij zien. Naar verwachting zal uw Kamer in het eerste kwartaal
van 2023 worden geïnformeerd over de uitkomsten van de evaluatie.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
D. Yeşilgöz-Zegerius
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
M.A.M. Adriaansens
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
H. Staghouwer
Indieners
-
Indiener
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid -
Medeindiener
M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat -
Medeindiener
H. Staghouwer, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit