Brief regering : Lange termijn visie voor de Nederlandse inzet in Afghanistan
34 952 Investeren in Perspectief – Goed voor de Wereld, Goed voor Nederland
27 925
Bestrijding internationaal terrorisme
Nr. 177
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN EN VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 juli 2022
Zoals toegezegd door de Minister van Buitenlandse Zaken in het commissiedebat van
27 januari jl. (Kamerstukken 27 925 en 34 952, nr. 888) informeert het kabinet in deze brief de Kamer over de lange termijn visie voor de
Nederlandse inzet in Afghanistan. Daarbij worden eerst de huidige context en het belang
van een stabiel Afghanistan voor Nederland geschetst. Daarna worden deze op het vlak
van diplomatie, terrorismebestrijding, migratie en opvang in de regio toegelicht,
gevolgd door de Nederlandse steun op het gebied van mensenrechten, humanitaire hulp,
maatschappelijk middenveld en basisnoden. De uitvoering van diverse moties aangaande
overbrenging en evaluaties valt buiten de reikwijdte van deze brief.
Context
Nederland is gebaat bij een stabiel Afghanistan. Zoals in eerdere Kamerbrieven vermeld1, brengt mogelijke verdere ineenstorting van Afghanistan risico’s met zich mee van
toenemende humanitaire noden, irreguliere migratiestromen, regionale instabiliteit
en meer bewegingsruimte voor terroristische organisaties en hun aanhangers. Het kabinet
heeft daarbij aangegeven dat Nederland – na twintig jaar intensieve betrokkenheid
– kwetsbare groepen, zoals vrouwen en meisjes, niet in de steek zal laten.
Voor de ondersteuning van de Afghaanse bevolking is humanitaire hulp alleen onvoldoende.
De VN en maatschappelijke organisaties geven nadrukkelijk aan dat de internationale
gemeenschap moet inzetten op het vergroten van de weerbaarheid en zelfredzaamheid
van de Afghaanse bevolking, om zo hun afhankelijkheid van humanitaire hulp te verkleinen.
Het kabinet ziet daarnaast een intra-Afghaanse dialoog, waarin Afghanen in al hun
diversiteit worden vertegenwoordigd, als het fundament voor een stabiel Afghanistan.
De context waarbinnen dit plaatsvindt is complex en fragiel. Hoewel de veiligheidssituatie
sinds de machtsovername door de Taliban in eerste instantie verbeterde, zien we inmiddels
een toename van sociale onrust en geweld. De situatie baart de internationale gemeenschap
grote zorgen met een reëel risico van het afglijden tot failed state. Het land bevindt zich in een ernstige economische, financiële en humanitaire crisis.
UNDP verwacht dat in 2022 ca. 95% van de bevolking onder de armoedegrens zou kunnen
belanden. De kosten voor humanitaire hulpoperaties bedragen volgens de VN in 2.022
USD 4,44 miljard. Verbetering is voorlopig onwaarschijnlijk vanwege droogte, de economische
crisis en oplopende voedselprijzen door de oorlog in Oekraïne. Het Internationale
Fonds voor Landbouwontwikkeling van de VN (IFAD) beschouwt Afghanistan als een van
de vijf meest kwetsbare landen in de huidige voedselcrisis door de oorlog in Oekraïne.
De economie is voor een groot deel tot stilstand gekomen na de overname door de Taliban.
De meeste Afghaanse banken kunnen geen internationale overboekingen doen omdat internationale
banken geen risico willen nemen. Het vertrek van goed opgeleide mensen heeft daarnaast
impact op de economie. UNDP en de Wereldbank proberen via programma’s voorwaarden
te scheppen om de economie weer op gang te brengen, maar de verwachting is niet dat
de problemen op korte termijn kunnen worden opgelost. Het is duidelijk dat stabilisatie
van Afghanistan een proces van lange adem is.
Nederland en de internationale gemeenschap erkennen het huidige Talibanregime niet
als legitieme vertegenwoordiging van de Afghaanse bevolking. Het kabinet realiseert
zich echter dat het regime deel uitmaakt van de nieuwe realiteit waarbinnen bovenstaande
Nederlandse belangen gediend moeten worden.
Dit stelt ons voor een dilemma tussen pragmatisme en principes: tussen enerzijds het
belang van stabiliteit in Afghanistan en het lenigen van de noden van de bevolking,
en anderzijds de principiële overweging om het huidige regime niet te willen legitimeren
of (indirect) te laten profiteren van internationale steun voor die bevolking. Daarom
richt de Nederlandse inzet zich, samen met gelijkgestemde landen, op diplomatiek druk
houden, off-budget steun aan de bevolking onder strikte voorwaarden, en ondersteuning
voor diversiteit en mensenrechten via maatschappelijk middenveld. Het uitgangspunt
is daarbij dat ondersteuning aan de bevolking buiten het regime om plaatsvindt, niet
ten goede mag komen aan de Taliban, en vrouwen en meisjes gelijke toegang hebben tot
steun.
De behoefte aan en mogelijkheden voor Nederlandse inzet zullen in sterke mate afhankelijk
zijn van diverse – met elkaar samenhangende – factoren. Allereerst zullen door de
economische en humanitaire crises de noden onder de bevolking de komende jaren hoog
blijven. In de tweede plaats zal de mate van inclusiviteit van het bestuur een grote
rol spelen bij de interne stabiliteit en de mogelijkheden voor de internationale gemeenschap
om de de facto autoriteiten te engageren. Daarbij is ook de machtsstrijd binnen het Talibanregime
van invloed. De beweging is verdeeld, wat leidt tot een naar binnen gerichte focus,
onvoorspelbare bestuurlijke besluitvorming en een risico van meer repressieve maatregelen.
Deze bemoeilijken de ruimte voor de internationale gemeenschap om de bevolking te
steunen. Uiteraard zal ook de veiligheidssituatie in het land een bepalende factor
zijn, zowel voor de praktische mogelijkheid om in het land werkzaamheden uit te voeren,
als voor de bewegingsruimte voor terroristische organisaties en de regionale stabiliteit.
In deze complexe context vindt de Nederlandse inzet plaats. Dit vergt een aanpak met
de nodige flexibiliteit en gezamenlijk met anderen (o.a. in EU verband). De inzet
moet steeds opnieuw worden gewogen. Daarom beperkt het kabinet zich in deze brief
tot beleid voor een periode van twee jaar. Deze periode kan worden aangepast wanneer
de omstandigheden daartoe aanleiding geven. De programmering houdt daarbij rekening
met zowel verbeteringen als verslechteringen ten opzichte van de huidige situatie,
waarop onderdelen van de inzet uitgebreid of ingeperkt kunnen worden. Vrouwenrechten
en gendergelijkheid blijven in ieder geval structureel onderdeel van de Nederlandse
beleidsinzet.
Diplomatieke inzet
Nederland erkent de Taliban niet als vertegenwoordiging van de Afghaanse bevolking
(in lijn met motie van het lid De Roon, Kamerstuk 27 925, nr. 836) en gaat geen officiële diplomatieke banden met het huidige regime aan. Ook andere
landen erkennen het huidige regime niet. Nederland zet zich er, conform de moties
van het lid Brekelmans (Kamerstuk 28 676, nr. 380 en Kamerstuk 27 925, nr. 905), in internationaal verband voor in dat dit zo blijft, en – waar mogelijk – ook dat
de Taliban niet als officiële vertegenwoordiging van de Afghaanse bevolking tot internationale
fora worden toegelaten.
De internationale, en daarmee ook Nederlandse, invloed in Afghanistan is sinds de
machtsovername sterk afgenomen, onder andere door het ontbreken van lokale presentie
en de naar binnen gerichte aard van het huidige regime. Het is daarom des te meer
van belang dat de internationale gemeenschap eensgezind optrekt. Nederland overlegt
regelmatig in EU en Nordic+ verband en in wekelijkse overleggen van gelijkgezinde
landen met de in Kaboel gevestigde VN organisaties. Daarnaast maakt Nederland deel
uit van de informele contactgroep van gelijkgezinde landen die regelmatig in Doha
bijeenkomt.
De Nederlandse ambassade werkt vooralsnog vanuit Doha en Islamabad. Nederland blijft,
in samenwerking met andere landen, de mogelijkheden voor een minimale presentie in
Kaboel onderzoeken. Het onderhouden van operationele contacten met vertegenwoordigers
van de Taliban blijft noodzakelijk, onder andere voor overbrenging naar Nederland
van Nederlanders en Afghanen die daarvoor in aanmerking komen. Ook dienen deze contacten
om, samen met gelijkgezinde landen, de druk op het Talibanregime te houden. De vijf
benchmarks van de EU raadsconclusies Afghanistan uit september 2021 zijn leidend in de boodschappen
richting de Taliban: vrije en veilige doorgang van buitenlanders en Afghanen die het
land willen verlaten, bescherming van alle mensenrechten, ongehinderde humanitaire
toegang, voorkomen dat Afghanistan een uitvalsbasis wordt voor internationaal terrorisme,
en het instellen van een inclusieve regering.
Nederland blijft in internationaal verband en multilaterale fora inzetten op het waarborgen
van mensenrechten in Afghanistan, in het bijzonder vrouwen- en meisjesrechten. Nederland
heeft zich ingezet voor een stevige mensenrechtencomponent binnen het hernieuwde mandaat
van UNAMA dat in maart 2022 unaniem werd aangenomen door de VN-Veiligheidsraad. Ook
steunde Nederland de instelling van een VN Speciaal Rapporteur voor de Mensenrechten
in Afghanistan. De Nederlandse ambassadeur en Speciaal Gezant voor Afghanistan2 dringen bij de de facto autoriteiten aan op het respecteren van mensenrechten en brengen de Nederlandse zorgen
op het gebied van vrouwen- en meisjesrechten daarbij over. Op 13 mei jl. ondertekende
Nederland samen met gelijkgezinde landen, waaronder Duitsland, Italië, de Nordics,
Japan, Australië en het VK een ministeriële verklaring3 naar aanleiding van de aangekondigde Hijab Order. Op 15 juni jl. heeft Nederland,
in lijn met de motie van het lid Kuzu (Kamerstuk 27 925, nr. 903) in de 50e VN Mensenrechtenraad de de facto Afghaanse autoriteiten opgeroepen om de middelbare scholen voor meisjes zo snel mogelijk
te heropenen.
Bestrijding van terrorisme
Islamitische Staat – Khorasan Provincie (ISKP), een aan ISIS gelieerde groepering, is momenteel de meest actieve terroristische
groepering in Afghanistan. ISKP is sterker geworden, onder andere door het bevrijden
van gevangenen in de aanloop naar de machtsovername door de Taliban. In de afgelopen
maanden eiste ISKP meerdere aanslagen op verspreid over het hele land, maar ook in
de regio, waaronder in Oezbekistan en in Pakistan. ISKP richt zich tot nu toe primair
op het verzwakken van (het imago van) de Taliban en streeft het vormgeven van een
islamitische staat na. Ook Al Qaida is nog in Afghanistan aanwezig. Het is breed bekend
dat de Taliban de banden met Al Qaida niet hebben verbroken, maar de verwachting is
dat Al Qaida vooralsnog een laag profiel zal aanhouden.
Op dit moment beperkt de terrorismedreiging van ISKP en andere gewelddadig extremistische
groeperingen in Afghanistan zich primair tot Afghanistan zelf en in mindere mate de
omliggende landen. Dit werd ook bevestigd in de dreigingsanalyse die de NAVO in februari
jl. afrondde. De dreiging richting Europa en het Westen is vooralsnog gering. Aanslagen
tegen westerse doelwitten in Afghanistan en in de regio kunnen zeker niet worden uitgesloten.
Of de Taliban erin zullen slagen ISKP en andere terroristische groeperingen onder
controle te krijgen en houden is afhankelijk van meerdere factoren die Nederland nauwgezet
in de gaten houdt, waaronder de mate van cohesie binnen de Taliban-beweging. In een
anarchistisch Afghanistan zal de ruimte voor terroristische groeperingen en daarmee
ook de dreiging tegen het Westen zeer waarschijnlijk toenemen.
Inzet
De aanwezigheid van groeperingen als ISIS en Al Qaida en de mogelijke dreiging die
zij in de toekomst kunnen vormen tegen westerse belangen en het buitenland is zorgelijk.
De Nederlandse inzet voor Afghanistan is er, ook conform motie van het lid Brekelmans
c.s. (Kamerstuk 35 925 V, nr. 22), onder andere op gericht te voorkomen dat Afghanistan opnieuw een uitvalsbasis wordt
voor internationaal terrorisme. Mede om de kans daarop te verkleinen, richt de bredere
Nederlandse inzet in Afghanistan zich op stabiliteit van het land. De informatiepositie
en mogelijkheden voor gerichte terrorismepreventie- en bestrijding in Afghanistan
zijn voor Nederland sinds de machtsovername echter zeer beperkt, gezien de huidige
politieke context en het ontbreken van een lokale Nederlandse presentie.
De nadruk zal de komende twee jaar daarom liggen op het monitoren van de terrorismedreiging,
met name in bondgenootschappelijk verband via de EU, NAVO en de Anti ISIS Coalitie.
Het monitoren van de veiligheidssituatie is ook een stevig onderdeel van het hernieuwde
mandaat van UNAMA. Nederland is van plan een CT-expert aan de EU Delegatie in Kaboel
toe te voegen. Ook is Afghanistan opgenomen in het werkplan van de Foreign Terrorist Fighters werkgroep van de Anti ISIS Coalitie, op initiatief van Nederland als covoorzitter
van deze werkgroep. Als eerste concrete inzet wordt een online campagne gestart gericht
op het tegengaan van werving door ISKP.
De EU heeft na de machtsovername door de Taliban een actieplan terrorismebestrijding
Afghanistan opgesteld om mogelijke terrorismerisico’s vanuit Afghanistan richting
de EU te voorkomen. Dit plan omvat onder andere inzet op het versterken van de beveiliging
van Europese grenzen (o.a. via Europol) en het bestrijden van propaganda. Nederland
moedigt de EU daarnaast aan om frequente CT-dialogen te voeren met landen in de regio
zodat ook inzichten uit hun dreigingsbeelden benut kunnen worden.
Voorkomen van irreguliere migratie
Migratiestromen van Afghanistan naar Europa zijn vooralsnog beperkt, mede vanwege
strenge maatregelen van Turkije en Iran. In 2021 zijn volgens de VN 800.000 Afghanen
binnenlands ontheemd geraakt vanwege conflict, en 1,4 miljoen Afghanen vertrokken
naar het buitenland, waarvan 891.000 naar Iran, 259.000 naar Pakistan en 165.000 naar
Turkije en Europa. De aantallen komen bovenop de al bestaande grote vluchtelingenpopulaties
in de buurlanden. De groeiende inperking van vrijheden (m.n. voor vrouwen en meisjes)
en het voortduren van de economische en humanitaire crises verhoogt de druk op Afghanen
hun thuisland te verlaten.
Inzet
De aanhoudende migratiedruk vergroot het belang van steun aan de buurlanden bij de
opvang van vluchtelingen, zodat miljoenen Afghaanse vluchtelingen en hun gastgemeenschappen
kans hebben op een waardig leven. Daarbij is het essentieel om samen te werken met
andere gelijkgestemde landen, waaronder de EU-lidstaten. Deze aanpak komt ook overeen
met de internationale beginselen van gedeelde verantwoordelijkheid.
Nederland heeft vorig jaar met EUR 3,5 miljoen bijgedragen aan het VN Afghanistan
Regional Refugee Response Plan. De toekomstige migratie-inzet op Afghanistan zal worden
geformuleerd naar aanleiding van en in lijn met de nieuwe beleidsnota voor Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Daarbij zal het kabinet de motie van de leden
Piri en Van der Lee over de aanpak voor de bescherming van Afghaanse vluchtelingen
in de regio (Kamerstuk 27 925, nr. 906) meenemen en de Kamer hierover nader schriftelijk informeren. Over de concrete focus
van de programmering wordt op dit moment nog besloten. Waarschijnlijk zal de inzet
zich richten op de brede schaal van opvang in de regio interventies, waaronder huisvesting
in vluchtelingenkampen en stedelijke gebieden, bescherming, beroepsonderwijs en werkgelegenheid
voor Afghaanse vluchtelingen, asielzoekers en hun gastgemeenschappen in de omliggende
landen. Daarbij zal worden voortgebouwd op de ruime ervaring van Nederland met opvang
in de regio in andere delen van de wereld, zoals in de MENA regio en de Hoorn van
Afrika.
Bevordering van mensenrechten
Er heerst verdeeldheid binnen de Talibanbeweging, waarbij hardliners momenteel de overhand lijken te hebben. Dit leidt tot een trend van repressieve maatregelen,
gericht met name op vrouwen, minderheden en media. Ook is er een rechtsstaatvacuüm
ontstaan door onduidelijkheid over de geldende Grondwet en de invloed van sharia-regelgeving
en gewoonterecht. Vrouwen en meisjes ervaren steeds meer beperkingen op het gebied
van onderwijs, werk, kleding en vrije beweging. Religieuze en etnische minderheden
zijn het slachtoffer van discriminatie en mishandeling. Afghaanse media worden steeds
meer beknot, moeten veelal sluiten om financiële redenen, en journalisten worden geïntimideerd
en bedreigd. Naar verwachting zal de vrijheid van burgers en het maatschappelijk middenveld
verder afnemen.
De Taliban hebben de Afghaanse mensenrechtencommissie (AIHRC) opgeheven en veel mensenrechten-verdedigers
en ngo-staf hebben het land verlaten. Mede hierdoor is het zicht op de situatie in
het land beperkt en is het lastig voor de internationale gemeenschap om mediaberichten
over de mensenrechtensituatie te bevestigen. In Afghanistan ontstaan inmiddels wel
nieuwe initiatieven in het maatschappelijk middenveld.
Inzet
De Nederlandse inzet op mensenrechten in Afghanistan zal gericht blijven op ondersteuning
van mensenrechtenverdedigers en -organisaties, met specifieke aandacht voor vrouwen
en meisjes, journalisten, vrijheid van media, en het verkrijgen van een beter beeld
van de mensenrechtensituatie in het land. De kern van de inzet betreft zowel diplomatieke
inzet (zoals hierboven onder «diplomatieke inzet» beschreven) als financiële ondersteuning
van mensenrechteninitiatieven.
De mensenrechtensituatie, de behoeften van de bevolking en de mogelijkheden verschillen
per regio. Contacten met diverse maatschappelijke «grassroot» organisaties, (vrouwelijke) mensenrechtenverdedigers, lokale media en deskundigen
zijn daarom van belang om gerichte en effectieve steun te bieden in de lokale context,
ook in het kader van de doelstellingen in het kader van vrouwen, vrede en veiligheid
(WPS/1325). Nederland zal verdere mogelijkheden identificeren om de positie en rol
van vrouwen in Afghanistan te helpen verbeteren. Nederland werkt daarbij waar mogelijk
samen met een bredere groep van gelijkgezinde landen voor grotere impact en effectiviteit.
Nederland zal daarnaast het werk van de VN Speciaal Rapporteur voor de Mensenrechten
in Afghanistan, Richard Bennett, ondersteunen evenals een Afghaans initiatief uit
het maatschappelijk middenveld dat uit veiligheidsoverwegingen niet in deze brief
kan worden gespecificeerd. Dit is complementair aan de mensenrechteninzet van de VN-missie
UNAMA. Nederland steunt ook Frontline Defenders voor het bieden van financiële steun aan mensenrechtenverdedigers, o.a. om hen tijdelijk
elders in veiligheid te brengen.
Humanitaire hulp, basisnoden en steun aan het maatschappelijk middenveld
Nederland blijft zich, gezien de zeer ernstige situatie, de komende twee jaar inzetten
voor noodhulpverlening aan de Afghaanse bevolking. Daarnaast blijft het kabinet tijdelijk
inzetten op enerzijds lediging van basisnoden via het multilaterale systeem en ondersteuning
van livelihoods (ten behoeve van stabiliteit en om humanitaire noden te verminderen) en anderzijds
aanvullende inzet op ondersteuning van het maatschappelijk middenveld. Dat betekent
als geheel dus een versmalling ten opzichte van de inzet zoals die voorafgaand aan
de machtsovername van de Taliban plaatsvond.
Humanitaire hulp
De humanitaire situatie in Afghanistan is nog altijd zorgwekkend. Nederland blijft
zich daarom inzetten voor noodhulpverlening, conform het humanitair imperatief en
de motie van het lid Agnes Mulder (d.d. 5 oktober 2021, Kamerstuk 32 735, nr. 330). Daarbij blijven Nederland en humanitaire partners opereren volgens de humanitaire
principes en strikte (interne) monitorings- en controlemechanismes. Nederland maakt
zich bovendien sterk voor onbelemmerde hulpverlening in Afghanistan – door en voor
vrouwen – en zonder inmenging van de Taliban, met speciale aandacht voor gender- en
mentale en psychosociale hulp (MHPSS) bij hulpverlening aan de Afghaanse bevolking.
Het merendeel van het Nederlandse humanitaire budget wordt de komende twee jaar opnieuw
besteed aan ongeoormerkte en meerjarige financiering voor de Rode Kruis/Rode Halve
Maan beweging en diverse VN-organisaties en -fondsen. Dit beleid werd reeds toegelicht
in de Kamerbrief Humanitaire Hulp en Diplomatie 2022 (Kamerstuk 34 952, nr. 153) en het Commissiedebat Noodhulp op 14 april jl. (Kamerstuk 34 952, nr. 158) Deze financiering stelt partners in staat om snel en tijdig hulp te verlenen daar
waar deze nodig is, ook in Afghanistan.
Nederland blijft ook bijdragen aan het humanitaire werk van de Dutch Relief Alliance (DRA) door middel van een langjarig partnerschap. Daarmee wordt de humanitaire hulp
in specifieke landen ondersteund, waaronder in Afghanistan. Dat geldt ook voor de
bijdrage aan de VN-fondsen op landenniveau, de door OCHA beheerde Country Based Pooled Funds (CBPF’s). Zo ging sinds de val van Kaboel in totaal EUR 40 mln. naar het Afghanistan Humanitarian Fund, en EUR 5,1 mln. naar de Afghanistan Joint Response van de Dutch Relief Alliance. De verdeling van de crisis-specifieke middelen gebeurt op basis van de wereldwijde
noden, zo ook de komende twee jaar.
Basisnoden en het maatschappelijk middenveld
Zoals aangegeven in de Kamerbrief van 23 mei jl. (Kamerstuk 34 952, nr. 159) ondersteunt het kabinet zowel het maatschappelijk middenveld als de tijdelijke lediging
van basisnoden in Afghanistan. Deze inzet blijft plaatsvinden op basis van strikte
voorwaarden: steun dient alleen via multilaterale organisaties of ngo’s te worden
verstrekt, niet (direct of indirect) via de Taliban; er mag geen inhoudelijke bemoeienis
van de Taliban plaatsvinden m.b.t. beleid, uitvoering en management; en gelijke toegang
dient zeker gesteld te zijn voor vrouwen en meisjes. Tijdelijke steun aan projecten
gericht op basisnoden loopt hoofdzakelijk via het Afghanistan Reconstruction Trust Fund van de Wereldbank. Daarbij wordt zoveel mogelijk gewerkt met een gedifferentieerde
aanpak van regio’s binnen Afghanistan, waarbij steun wordt verleend in provincies
waar aan deze voorwaarden wordt voldaan. Vanuit het ARTF is bovendien een kleine financiële
enveloppe gecreëerd ten behoeve van inzet vanuit het maatschappelijk middenveld in
deze sectoren. In lijn met de voorwaarden wordt op dit moment nog overwogen of en
hoe steun aan de onderwijssector kan plaatsvinden, nu meisjes op dit moment geen toegang
hebben tot middelbaar onderwijs.
De ondersteuning van livelihoods en basisnoden is gericht op het bijdragen aan stabiliteit van de Afghaanse economie
en samenleving en het vergroten van de zelfredzaamheid van de Afghaanse bevolking,
door hen minder afhankelijk te maken van humanitaire hulp, Binnen deze inzet gaat
het kabinet onderzoeken op welke manieren de thema’s water en voedselzekerheid, waarop
Nederland expertise bezit, via multilaterale kanalen kunnen worden ondersteund.
Het kabinet zal bij bestaande en nieuwe programmering specifiek aandacht besteden
aan vrouwen en minderheden, ook in het kader van de implementatie van de WPS/1325-doelstellingen.
Hierbij wordt gekeken naar mogelijkheden om op lokaal niveau bij te dragen aan het
verbeteren van de situatie van Afghaanse vrouwen, o.a. in lokale inclusieve besluitvormings-
rechts- en vredesprocessen (conflictbemiddeling) en mentale gezondheid en psychosociale
steun. Natuurlijk is ook deze inzet, net als de inzet op basisnoden, aan bovengenoemde
voorwaarden verbonden, om te zorgen dat de steun bij de bevolking terecht komt. Binnen
de gehele inzet staat samenwerking met lokale Afghaanse partners voorop.
Monitoring van hulpverlening
Voor inzet zoals hierboven beschreven is het van groot belang om hulpstromen te monitoren
en om ervoor te zorgen dat hulp daadwerkelijk terecht komt bij de Afghanen die deze
nodig hebben. Het kabinet zet, conform de motie van het lid Kuzu over het ontwikkelen
van een monitoringssysteem voor de hulpverlening aan de Afghaanse bevolking (Kamerstuk
27 925, nr. 904), consistent in op monitoring van geldstromen binnen alle kanalen. Dit gebeurt op
verschillende manieren, afhankelijk van het type partner.
Voor multilaterale partners, zoals de Wereldbank en VN, geldt dat zij de monitoringsverantwoordelijkheid
in eerste instantie dragen. Deze partners zetten o.a. onafhankelijke third party monitoring agents in, die regelmatig steekproeven uitvoeren om de correcte besteding van middelen te
controleren. Zulke gezamenlijke monitoring via het multilaterale systeem is de enige
manier om hulpverlening op deze schaal goed en betrouwbaar te controleren. Ook voor
andere partnerorganisaties, zoals de Dutch Relief Alliance, geldt dat zij de hulpverlening en besteding van hulpgelden monitoren volgens de aan
subsidies of bijdragen verbonden verplichtingen of afspraken. Zoals ook vermeld in
de Kamerbrief Stand van zaken inzet en hulp in Afghanistan van 7 januari jl. (Kamerstuk
34 952, nr. 151), geldt dat ook overige partners moeten kunnen aantonen dat zij zelf monitoringsmogelijkheden
hebben en daadwerkelijk terplekke zijn om aan hun monitoringsverplichting te voldoen.
Nederland ontvangt van alle partners rapportages met monitoringsbevindingen. Op deze
manier wordt het risico op malversaties geminimaliseerd en kan het kabinet waarborgen
dat hulpgelden terecht komen bij de mensen die dit het hardst nodig hebben.
Wij hebben op dit moment geen indicatie dat hulpgeldstromen bij de Taliban terecht
komen. Als partnerorganisaties (of hun third party monitoring agents) signalen ontvangen dat fondsen terecht zouden komen bij de Taliban, dienen zij dat
onmiddellijk bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken te melden. Doen zij dat niet,
dan zal het Ministerie passende maatregelen nemen, waaronder zo nodig het stopzetten
van financiering aan de betrokken partner. Tot op heden heeft het Ministerie geen
meldingen hierover ontvangen.
Tot slot
Uitgangspunt blijft dat Nederland belang heeft bij stabiliteit in Afghanistan. De
mogelijkheden voor Nederland en de internationale gemeenschap om daar aan bij te dragen
zijn beperkt en sterk afhankelijk van een aantal factoren, in het bijzonder in het
land zelf. Indien de veranderende situatie een vergaande aanpassing van de inzet vereist,
zal de Kamer uiteraard worden geïnformeerd.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
W.B. Hoekstra
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
E.N.A.J. Schreinemacher
Indieners
-
Indiener
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken -
Medeindiener
E.N.A.J. Schreinemacher, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking