Brief regering : Machtiging tot voorlopig verblijf in relatie tot associatierecht
32 824 Integratiebeleid
Nr. 366
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 juli 2022
Aanleiding
Op 4 februari 2020 is uw Kamer door de voormalig Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
geïnformeerd dat de inburgeringsplicht met de inwerkingtreding van de Wet inburgering
2021 weer zal gaan gelden voor Turkse onderdanen1. De Wet inburgering 2021 is inmiddels in werking getreden op 1 januari 2022. Het
herinvoeren van de inburgeringsplicht voor Turkse onderdanen betekent dat zij op grond
van de Vreemdelingenwet 2000, voorafgaand aan de aankomst in Nederland, het «basisexamen
inburgering in het buitenland» moeten behalen. Het basisexamen is een voorwaarde voor
het verkrijgen van een mvv.
Voorts is uw Kamer in die brief meegedeeld dat de herinvoering van de inburgeringsplicht
voor Turkse nieuwkomers ook zal doorwerken in de voorwaarden voor het verkrijgen van
een sterker verblijfsrecht, zoals geregeld in de Vreemdelingenwet 2000 (het inburgeringsvereiste).
Tevens is aangegeven dat na een redelijke, nog nader te bepalen overgangstermijn,
Turkse onderdanen die in aanmerking willen komen voor een permanent verblijfsrecht,
met succes het inburgeringstraject moeten hebben afgerond. Mijn ambtsvoorganger heeft
besloten een overgangstermijn van drie jaar vanaf 1 januari 2022 te hanteren.
In deze brief licht ik uw Kamer in over de met de invoering van de inburgeringsplicht
samenhangende wijziging in het beleid ter zake van Turkse onderdanen die vallen onder
de werking van het Associatierecht EEG-Turkije (werknemers, dienstverleners, zelfstandigen
en hun gezinsleden). Die wijziging ziet op de behandeling van in Nederland ingediende
aanvragen voor een verblijfsvergunning op reguliere gronden door deze Turkse onderdanen.
Voortaan zal het mvv-vereiste in deze situatie weer worden toegepast, tenzij er aanleiding
is een uitzondering te maken op grond van een van de bestaande vrijstellingsgronden.
De wijziging wordt noodzakelijk geacht om te voorkomen dat inburgeringsplichtig geworden
Turkse onderdanen, die als gezinslid in Nederland willen verblijven, zich aan het
inburgeringsexamen buitenland zouden kunnen onttrekken door in Nederland een aanvraag
te doen met een beroep op het associatierecht.
Ook wordt hiermee een eind gemaakt aan de gegroeide praktijk dat Turkse onderdanen
die naar Nederland komen om arbeid te verrichten, illegaal inreizen of inreizen met
een Schengenvisum voor kort verblijf, om vervolgens, met een beroep op het associatierecht,
een verblijfsaanvraag in te dienen, zonder over een geldige mvv te beschikken, en
gedurende de aanvraag illegaal arbeid te verrichten.
Mvv-vereiste niet toegepast
Als algemene regel geldt dat een aanvraag om een verblijfsvergunning van een mvv-plichtige
vreemdeling wordt afgewezen indien er niet wordt beschikt over een geldige mvv en
er geen sprake is van een vrijstellingsgrond. Naar aanleiding van jurisprudentie (o.a.
het arrest Demir van het HvJEU uit 2013 en de vervolguitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak
van de Raad van State hierop2) werd dit mvv-vereiste de afgelopen jaren niet toegepast als zelfstandige afwijzingsgrond,
in het geval van Turkse onderdanen die vallen onder de werking van het associatierecht.
Het mvv-vereiste zou volgens deze jurisprudentie een niet toegestane aanscherping
zijn van de toelatingsvoorwaarden en dus strijdig zijn met het associatierecht. Als
gevolg van deze jurisprudentie worden sindsdien Turkse onderdanen die vallen onder
het associatierecht, die in Nederland een aanvraag indienen voor een verblijfsvergunning
zonder dat er beschikt wordt over een geldige mvv, vrijgesteld van het mvv-vereiste,
indien aan de overige voorwaarden voor de verblijfsvergunning wordt voldaan.
Het Yön-arrest van het HvJEU
Uit het latere arrest Yön van het HvJEU (2018) volgt echter dat de aanscherping niet
strijdig hoeft te zijn met het associatierecht als het maar mogelijk is rekening te
houden met de bijzondere individuele omstandigheden van de betrokkene. Op grond van
dit arrest wordt het hanteren van het mvv-vereiste als zelfstandige afwijzingsgrond
evenredig geacht omdat deze Turkse onderdanen, op grond van artikel 3.71, tweede lid
onder e Vreemdelingenbesluit, vrijgesteld kunnen worden van het mvv-vereiste als aan
alle voorwaarden wordt voldaan én er bovendien sprake is van bijzondere individuele
omstandigheden, dan wel vrijgesteld kunnen worden op grond van de hardheidsclausule
die voor iedere vreemdeling geldt.
Als gevolg van het arrest Yön kan het mvv-vereiste dus weer als zelfstandige afwijzingsgrond
worden toegepast op Turkse onderdanen die vallen onder het associatierecht.
Doel herinvoering mvv-vereiste
Het opnieuw toepassen van het mvv-vereiste als afwijzingsgrond is ondersteunend aan
het inburgeringsbeleid en dient ook een tweede doel. In de praktijk blijkt dat het
voorkomt dat Turkse onderdanen die naar Nederland komen om arbeid te verrichten, illegaal
inreizen of inreizen met een Schengenvisum voor kort verblijf om vervolgens, met een
beroep op het associatierecht, een aanvraag in te dienen voor een verblijfsvergunning.
Gedurende de looptijd van de aanvraag en de vervolgprocedures wordt dan illegaal arbeid
verricht in strijd met de Wet arbeid vreemdelingen (Wav). Op deze wijze wordt oneigenlijk
gebruik gemaakt van het Schengenvisum en wordt ook de TEV-procedure (procedure Toegang
en Verblijf) ontweken. Dit komt met name voor bij aanvragen voor het verrichten van
arbeid als zelfstandige.
De beoordeling van een aanvraag voor een verblijfsvergunning voor het verrichten van
arbeid als zelfstandige is voor de IND arbeidsintensief en tijdrovend omdat de Rijkdienst
voor Ondernemend Nederland (RVO) vaak om advies moet worden gevraagd. In bezwaar volgt
dan weer een herbeoordeling, gevolgd door beroep en eventueel hoger beroep. Soms duren
de procedures zo lang dat er een (geslaagd) beroep kan worden gedaan op het driejarenbeleid.3
Het opnieuw hanteren van het mvv-vereiste als zelfstandige afwijzingsgrond betreft
dus alle Turkse onderdanen en hun gezinsleden uit derde landen die vallen onder het
associatierecht, ongeacht de vraag of zij per 1 januari 2022 inburgeringsplichtig
zijn geworden of niet. Ten aanzien van Turkse onderdanen en hun gezinsleden die niet
onder het associatierecht vallen, werd het mvv-vereiste reeds als zelfstandige afwijzingsgrond
gehanteerd.
In de Vreemdelingencirculaire zullen aanvullende beleidsregels worden opgenomen. De
nieuwe beoordelingswijze zal per 1 oktober 2022 ingaan. Op aanvragen ontvangen door
de IND vóór 1 oktober 2022 zal de huidige beoordelingswijze worden toegepast. In de
tussentijd worden de aanvraagformulieren van de IND en de website aangepast teneinde
het publiek tijdig over deze wijziging te informeren. Met deze brief breng ik u op
de hoogte van mijn voornemen.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
E. van der Burg
Indieners
-
Indiener
E. van der Burg, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid