Brief regering : Hoger beroep grensondernemers inzake Tozo-1
35 420 Noodpakket banen en economie
Nr. 492
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR ARMOEDEBELEID, PARTICIPATIE EN PENSIOENEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 juni 2022
Bij het uitbreken van de coronapandemie heeft de overheid zo snel als mogelijk steunmaatregelen
opgetuigd om bedrijven en mensen te helpen. Een van deze maatregelen was de Tijdelijke
overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (hierna: Tozo), waarmee ondernemers
die aan de criteria voldeden in aanmerking kwamen voor een uitkering voor levensonderhoud
en/of een lening voor bedrijfskapitaal.
Momenteel lopen er twee rechtszaken in hoger beroep rondom het wel of niet toekennen
van Tozo-levensonderhoud aan grensondernemers. Omdat de uitspraken waarop het hoger
beroep is ingediend bij beide zaken van elkaar verschillen, is het van belang om duidelijkheid
te verkrijgen van de hoogste bestuursrechter van Nederland.
Met deze brief informeer ik u over mijn besluit om als Ministerie van SZW te voegen
in beide rechtszaken.
Achtergrond Tozo
Deze regeling gold in eerste instantie voor zelfstandigen gehuisvest in Nederland
met een onderneming in Nederland, en sinds 8 mei 2020 (met terugwerkende kracht vanaf
1 maart 2020) ook voor zelfstandigen met een onderneming in de EU, EER of Zwitserland.
Bij de uitbreiding van de Tozo-regeling per 8 mei gaat het dus niet alleen om grensondernemers.
Vanuit het oogpunt van rechtsgelijkheid kan er namelijk geen onderscheid gemaakt worden
tussen ondernemers in onze grensregio en andere ondernemers in de EU, EER en Zwitserland.
De uitbreiding van de Tozo-regeling hield daarom in dat alle ondernemers woonachtig
in Nederland met een onderneming in de EU, EER of Zwitserland in aanmerking konden
komen voor de Tozo-uitkering voor levensonderhoud. Ondernemers met een bedrijf in
Nederland die zelf woonachtig zijn in de EU, EER of Zwitserland konden voor hun bedrijf
een Tozo-lening voor bedrijfskapitaal aanvragen. Deze laatste groep kwam niet in aanmerking
voor Tozo-levensonderhoud en was aangewezen op sociale bijstand in het woonland.
Over de mogelijkheden die zijn onderzocht om het verstrekken van Tozo-levensonderhoud
te beperken tot pendelende grensondernemers in de buurlanden bent u geïnformeerd in
de dilemmabrief van 27 mei 2021 (Kamerstuk 35 420, nr. 272). Deze brief was een reactie op de moties van de leden Gijs van Dijk en Palland over
steun voor grensondernemers en motie van het lid Palland c.s. over het monitoren van
de situatie van grensondernemers. De conclusie was dat zo’n beperking niet mogelijk
is.
In deze brief werd ook benoemd dat door het ontbreken van een rechtsbasis voor uitwisseling
van de benodigde gegevens rechtmatigheidscontrole op uitkeringen verstrekt aan mensen
woonachtig in het buitenland niet mogelijk is.
Rol gemeente Maastricht
De gemeente Maastricht heeft voor heel Nederland de Tozo-regeling voor ondernemers
woonachtig in het buitenland uitgevoerd. Daarbij is afgesproken dat de gemeente door
het Rijk gecompenseerd zou worden voor de uitvoeringslasten die daarmee samenhangen.
Vanwege deze rol is de gemeente Maastricht partij in de bezwaar- en beroepzaken van
ondernemers uit het buitenland die tegen een afwijzing van hun Tozo-aanvraag in verweer
gaan.
De lopende rechtszaken
Op 15 maart 2022 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een beroepszaak waarin
de gemeente Maastricht in het gelijk is gesteld. De Rechtbank oordeelde dat de Tozo
moet worden aangemerkt als een sociale bijstandsuitkering (algemene bijstandsuitkering)
en niet als een sociale zekerheidsuitkering in de zin van de Verordening (EG) 883/2004.
De Tozo-uitkering valt niet onder de materiële werkingssfeer van deze verordening
en daarom is er geen recht op export van de uitkering.
In de andere zaak heeft de Rechtbank Limburg op 25 april 2022 uitspraak gedaan. In
deze zaak oordeelde de Rechtbank dat de woonplaatsvoorwaarde de economische vrijheid
van vestiging belemmert en dat verweerder (de gemeente Maastricht) onvoldoende heeft
gemotiveerd waarom deze belemmering valt te rechtvaardigen. Over deze rechtszaak zijn
onlangs Kamervragen1
2 gesteld.
Zoals aan het begin van deze brief gemeld, is in beide zaken hoger beroep ingesteld
bij de Centrale Raad van Beroep. In de eerste zaak door de ondernemer en in de tweede
zaak door de gemeente Maastricht. Om duidelijkheid te verkrijgen voor alle ondernemers
hecht ik er belang aan dat de voor dit type zaken aangewezen hoogste bestuursrechter
van Nederland zich uitspreekt over deze zaken.
Voegen en ondersteuning gemeente Maastricht
De voornoemde rechtszaken raken aan een zeer principieel uitgangspunt dat bijstand
niet wordt geëxporteerd. De Tozo is geënt op het Besluit bijstandverlening zelfstandigen
2004 (Bbz) en vindt zijn grondslag in de Participatiewet. De Tozo is dus bedoeld als
bijstand. Eén van de voorwaarden in de Participatiewet (en het Bbz) en daarmee ook
in de Tozo om in aanmerking te komen voor een bijstandsuitkering is dat de aanvrager
woonachtig is in Nederland. Ook andere EU-lidstaten hanteren in beginsel het territorialiteitsbeginsel
voor de reguliere bijstand voor levensonderhoud.
Het is van belang dat deze uitspraak op het hoogste juridische niveau wordt getoetst.
De gevolgen van de rechtszaken hebben grote impact op de uitwerking van de Tozo als
nationale regeling. Ook met het oog op (de uitvoering van) het Bbz en mogelijke toekomstige
regelingen is het belangrijk dat op dit punt uitsluitsel wordt gegeven door de hoogste
rechter. Daarom heb ik besloten de gemeente Maastricht te steunen in deze rechtszaken.
Dit betekent dat het Ministerie van SZW zich zal voegen in beide zaken en de gemeente
Maastricht indien en voor zover nodig inhoudelijk en financieel zal ondersteunen in
deze procedures.
Deze brief en de Kamervragen van de leden Palland (CDA) en Koekkoek (Volt) over het
bericht «Grote woorden winnen in politiek Maastricht van sympathie» hebben elkaar
gekruist. Een aantal van de gestelde vragen is hiermee beantwoord, uiteraard zal ik
de Kamervragen zo snel mogelijk ook separaat beantwoorden.
Vanwege uw betrokkenheid bij dit onderwerp, hecht ik eraan u zo snel mogelijk op de
hoogte te stellen van mijn besluit over de rol die het ministerie zal nemen in de
procedures.
De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten
Indieners
-
Indiener
C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen