Brief regering : Verslag formele EU gezondheidsraad 29 maart 2022
21 501-31 Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken
36 045
Situatie in de Oekraïne
Nr. 666
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag. 9 mei 2022
Op 29 maart jl. heeft de formele EU-gezondheidsraad plaatsgevonden in Brussel. Ik
heb deelgenomen aan deze Raad. Met deze brief informeer ik uw Kamer over de uitkomsten
van deze Raad. Daarnaast informeer ik uw Kamer over ontwikkelingen ten aanzien van
de uitvoering van de motie van het lid Bikker c.s. over waar epidemiologisch mogelijk
in elk geval minderjarigen uitzonderen voor het gebruik van het DCC (Kamerstuk 22 112, nr. 3329) en de gewijzigde motie van de leden Van den Berg en Bikker over inzet voor een uitzondering
voor jongeren van 12 tot 18 jaar (Kamerstuk 22 112, nr. 3335).
Het Frans Voorzitterschap had op verzoek van enkele lidstaten de agenda aangepast
vanwege de behoefte om uitgebreid stil te staan bij de situatie in Oekraïne. Hierdoor
heeft er tijdens de Raad alleen een gedachtewisseling COVID plaatsgevonden en is er
langer stil gestaan bij het informatiepunt inzake Oekraïne. Het agendapunt zeldzame
ziekten kwam aan de orde tijdens de informele lunchbijeenkomst, deze vond plaats achter
gesloten deuren.
Informatiepunten
Situatie in Oekraïne
Het Frans voorzitterschap begon de Raad met het eerste informatiepunt, de situatie
in de Oekraïne. Commissaris Kyriakides gaf daarbij een toelichting over de hulp die
tot dusver is geboden vanuit de EU en wat de voornemens zijn voor de komende periode.
Er wordt een noodhulppakket van € 500 miljoen beschikbaar gesteld, daar bovenop wordt
€ 420 miljoen euro vrijgemaakt vanuit het fonds voor binnenlandse zaken. De Commissaris
riep de lidstaten op om de cohesiefondsen voor ondersteuning te benutten. Directeur
Ammon van het Europees centrum voor ziekte preventie en bestrijding (ECDC) gaf aan
wekelijks overleg te hebben met de met de buurlanden van de Oekraïne, inclusief Tsjechië
en Moldavië. ECDC roept op aandacht te hebben voor infectieziekten en vaccinaties,
zij refereerde hierbij specifiek aan ziekten als Covid-19, mazelen en polio. Directeur
Cooke van het Europees Medicijn Agentschap (EMA) meldde dat er een beperkte afhankelijkheid
is van medicijnen uit de Oekraïne, Rusland en Belarus, maar dat de vraag binnen de
EU naar (specifieke) medicijnen, zoals die voor HIV en TBC toeneemt als gevolg van
de vluchtelingenstroom. De lidstaten gaven vervolgens een toelichting op de door hun
geboden hulp aan de Oekraïne. Een breed gedeeld aandachtspunt daarbij was de zorg
voor de mentale toestand van de vluchtelingen, met name van de kinderen.
Momenteel vangen de lidstaten grenzend aan Oekraïne de meeste vluchtelingen op. Vluchtelingen
die zorg nodig hebben worden in sommige gevallen overgedragen aan andere landen via
het solidariteitsmechanisme. Ook worden deze lidstaten ondersteund door medische apparatuur,
medicijnen, vaccinaties en andere goederen vanuit de EU.
Polen legde, mede namens tien andere lidstaten (Bulgarije, Kroatië, Tsjechië, Estland,
Hongarije, Letland, Litouwen, Roemenië, Slowakije en Slovenië) een gezamenlijke verklaring
af. Hierin wordt opgeroepen een speciaal Europees fonds op te richten om de zorgverlening
aan vluchtelingen in lidstaten uit te financieren. Veel lidstaten, waaronder Nederland,
riepen op om bestaande fondsen en crisismechanismen te benutten binnen de kaders van
het huidige Meerjarig Financieel Kader (MFK).
Triloog verordening voor ernstige grensoverschrijdende gezondheidsdreigingen
Voorts stond het voorzitterschap stil bij de voortgang van de triloog onderhandelingen
over de verordening voor ernstige grensoverschrijdende gezondheidsdreigingen. Openstaande
punten hierin zijn nog de link met de Health Emergency Response Authority (HERA),
de voorraden medische producten en de monitoring daarvan evenals de exclusiviteitsclausule
bij toekomstige joint procurements. De verwachting is dat er enkele technische bijeenkomsten
en een politieke triloog nodig zijn om tot een politiek akkoord te komen.
Stand van zaken internationaal Pandemieverdrag
Het voorzitterschap gaf daarna een toelichting op het proces voor de onderhandelingen
over een mogelijk Pandemieverdrag. In het EU raadsbesluit 2022/451 dat op 3 maart
jl. met unanimiteit werd aangenomen, wordt de machtiging tot het openen van de onderhandelingen
namens de Europese Unie voor een pandemische overeenkomst beschreven. Hieruit volgt
dat een EU-onderhandelaar zal worden aangesteld. Dit besluit leidt niet tot een andere
bevoegdheidsverdeling tussen de Unie en haar lidstaten, en behelst een standaardovereenkomst
over hoe de Unie en haar lidstaten optimaal kunnen afstemmen over en optreden bij
de processen en de inhoud van een mogelijk pandemische overeenkomst. Zoals beschreven
in dit besluit, moeten de verantwoordelijkheden van de lidstaten met betrekking tot
de bepaling van hun gezondheidsbeleid tijdens het hele onderhandelingsproces volledig
geëerbiedigd worden. Momenteel vinden er nog geen onderhandelingen plaats, maar wordt
landen gevraagd om input te geven op welke elementen zij in het verdrag zouden willen
terugzien.
Gedachtewisseling: COVID-19
Het voorzitterschap eindigde de Raad met een gedachtewisseling over de Europese samenwerking
in het bestrijden van de COVID-19 pandemie. Centraal hierbij stond het delen van ervaringen
met betrekking tot vaccinatiestrategieën en verbeterpunten ten aanzien van internationale
donaties van vaccins.
De Commissie benadrukte dat nog 100 miljoen Europeanen niet gevaccineerd zijn. Het
ECDC vulde aan dat Europa pas veilig is als de hele wereld veilig is. Het ECDC werkt
momenteel aan een overzicht dat onderscheid maakt in de infectiecijfers van gevaccineerden
en ongevaccineerden. Het EMA meldde momenteel in gesprek te zijn met de vaccinproducenten
over de samenstelling en goedkeuringsprocedure van aangepaste vaccins, deze data komt
vermoedelijk in juli beschikbaar. De EMA monitort momenteel ook de effectiviteit van
de acht goedgekeurde COVID-therapeutische middelen bij de verschillende Omikron varianten.
In mijn interventie heb ik benadrukt dat de overgang naar een endemische fase ervoor
zorgt dat we na moeten denken hoe om te gaan met het gebruik van het Digitaal Covid
Certificaat (DCC). Ik heb de oproep gedaan deze alleen in te zetten wanneer dit proportioneel
en noodzakelijk is. Ik heb daarbij nog speciale aandacht gevraagd voor het uitzonderen
van jongeren (12–18 jaar) van de geldigheidsduur van vaccinatiecertificaten conform
moties van het lid Bikker c.s. over waar epidemiologisch mogelijk in elk geval minderjarigen
uitzonderen voor het gebruik van het DCC (Kamerstuk 22 112, nr. 3329) en de gewijzigde motie van de leden Van den Berg en Bikker over inzet voor een uitzondering
voor jongeren van 12 tot 18 jaar (Kamerstuk 22 112, nr. 3335).
Ten aanzien van vaccindonaties heb ik aangegeven dat de beschikbaarheid van vaccins
niet langer het belangrijkste probleem is bij het verhogen van de vaccinatiegraad
wereldwijd. De capaciteit voor het organiseren van grootschalige vaccinatiecampagnes
en de vraag naar vaccins als gevolg van een veranderde epidemiologische situatie,
dempen de vraag naar vaccins sterk. Er zijn meer vaccins te doneren, dan ontvangen
kunnen worden in de lokale infrastructuren. Er is medische assistentie en kennis nodig
bij de ontvangende landen. Daarnaast moet er aandacht zijn voor de houdbaarheid van
vaccins.
Tot slot heb ik gepleit te komen tot meer afstemming van de vaccinatiecampagnes.
Er was brede steun om te komen tot een gemeenschappelijk voorstel hoe om te gaan met
een tweede boostervaccinatie. Wanneer lidstaten te verschillende aanpakken hanteren
bestaat het risico dat dit ten koste gaat van het draagvlak onder onze burgers. Er
was brede steun om een strategie te ontwikkelen hoe om te gaan met de vaccin contracten.
De Commissie gaf aan dat bij het afsluiten van de vaccincontracten voor 2022 en 2023
de nadruk lag op leveringszekerheid. De contracten zijn hierdoor minder flexibel,
maar de Commissie zal het gesprek met de leveranciers aangaan. Ten aanzien van een
gezamenlijke en tijdige boosterstrategie beaamde de Commissie het belang van een eenduidige
boodschap, de Commissie zal spoedig met een aanbeveling komen.
Gedelegeerde handeling uitzondering minderjarigen
De Europese Commissie heeft op 29 maart jl. een gedelegeerde handeling 2022/2050 vastgesteld
onder Verordening 2021/953 betreffende een kader voor afgifte verificatie en aanvaarding
van interoperabele COVID-19 vaccinatie-, test- en herstelcertificaten («DCC-verordening»).
Het doel van deze gedelegeerde handeling is om minderjarigen uit te zonderen van de
maximale geldigheidsduur van 9 maanden van het vaccinatiecertificaat voor de primaire
vaccinatieserie. Lidstaten kunnen binnen twee maanden na publicatie aangeven of zij
bezwaar willen maken tegen de handeling. De Europese Commissie heeft de handeling
met een spoedprocedure vastgesteld en gepubliceerd op 30 maart jl. De handeling is
op 31 maart van kracht geworden en kent een overgangsperiode tot 6 april a.s.
Nederland pleit al langere tijd voor een uitzonderingspositie van jongeren in relatie
tot vaccinatiebewijzen binnen het DCC. Hiermee geeft het kabinet tevens uitvoering
aan moties van het lid Bikker c.s. over waar epidemiologisch mogelijk in elk geval
minderjarigen uitzonderen voor het gebruik van het DCC (Kamerstuk 22 112, nr. 3329) en de gewijzigde motie van de leden Van den Berg en Bikker over inzet voor een uitzondering
voor jongeren van 12 tot 18 jaar (Kamerstuk 22 112, nr. 3335). Om deze reden steunt Nederland de inhoud van deze gedelegeerde handeling dan ook
en is niet voornemens om bezwaar te maken.
Echter, Nederland is van mening dat de delegatie van de bevoegdheid aan de Commissie
op basis van de DCC-verordening (2021/953) duidelijker geformuleerd zou moeten worden.
Nederland heeft dit kenbaar gemaakt tijdens de consultatie van de concepthandeling
door de Commissie op 22 maart jl. Er is momenteel een zaak aanhangig bij het Europees
Hof van Justitie waarin de bevoegdheid van de Commissie voor deze gedelegeerde handeling
betwist wordt. Conform motie met Kamerstuk 22 112, nr. 3328 Van den Berg en Bikker over de Kamer op de hoogte houden van relevante ontwikkelingen
en vervolgstappen, infomeer ik uw Kamer wanneer hier meer over bekend is. Nederland
dringt aan op herziening op dit punt bij de verlenging van de DCC-verordening, wanneer
de huidige formulering van de bevoegdheid niet voldoende blijkt.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E.J. Kuipers
Indieners
-
Indiener
E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport