Brief regering : Fiche: Mededeling EU-benadering ruimteverkeersbeheer
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3413
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 april 2023
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 3 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Fiche: Verordening Programma Beveiligde Connectiviteit (Kamerstuk 22 112, nr. 3412)
Fiche: Mededeling EU-benadering ruimteverkeersbeheer
Fiche: Verordeningen besluitvormingsprocedure Europese Unie en Euratom bij instellen
autonome maatregelen onder de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst en het Terugtrekkingsakkoord
EU-VK (Kamerstuk 22 112, nr. 3414)
De Minister van Buitenlandse Zaken,
W.B. Hoekstra
Fiche: Mededeling EU-benadering ruimteverkeersbeheer
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Gezamenlijke mededeling aan het Europees Parlement en de Raad. Een EU-benadering van
het ruimteverkeersbeheer: Een bijdrage van de EU aan de aanpak van een mondiale uitdaging
b) Datum ontvangst Commissiedocument
15 februari 2022
c) Nr. Commissiedocument
JOIN(2022)4
d) EUR-Lex
EU-Lex – 52022JC0004 – NL – EUR-Lex (europa.eu)
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie
Niet opgesteld
f) Behandelingstraject Raad
Raad voor Concurrentievermogen
Raadsconclusies «Een EU-aanpak van Ruimteverkeersbeheer»
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
2. Essentie voorstel
In reactie op de wereldwijde groei van de ruimtevaart heeft de Commissie een mededeling
opgesteld over ruimteverkeerbeheer (Space Traffic Management, STM) waarmee de Commissie pleit voor een gezamenlijk, snel en resoluut optreden
van de EU om een bijdrage te leveren aan deze mondiale uitdaging. STM wordt in de
mededeling gedefinieerd als «de middelen en regels voor veilige en duurzame toegang
tot, activiteiten in en terugkeer vanuit de ruimte.»
Met de wereldwijde groei van de ruimtevaart nemen ook de zorgen over een veilige en
duurzame ruimtevaart toe. Vooral de explosieve groei van megaconstellaties1 van kleine satellieten in lage aardbanen springt in het oog. Het op relatief kleine
afstand kruisen van ruimteobjecten komt in de lage aardbanen steeds vaker voor. De
potentiële maatschappelijke ontwrichting is groot wanneer ruimte-infrastructuur wegvalt
door een botsing tussen satellieten, met ruimtepuin of andere objecten. Dit is een
gevolg van toenemende afhankelijkheid van de maatschappij van satellietcommunicatie.
Tot op heden heeft publiek en commercieel gebruik van de ruimte door zelfregulering
en verantwoord gedrag niet geleid tot grote ongelukken in de ruimte, maar dat is niet
langer vanzelfsprekend.
Verschillende ontwikkelingen maken handelen noodzakelijk. Het volume van ruimtepuin
en het risico op botsingen in de ruimte nemen toe. Ook leiden lagere kosten tot een
grote toename van het aantal satellieten. Daarnaast raakt gebruik van de ruimte steeds
meer omstreden, wat een dreiging vormt voor de veiligheid en weerbaarheid van de EU.
Bovendien zijn er momenteel maar zeer beperkte mondiale «verkeersregels» voor gedrag
in de ruimte.
De aanpak die door de Commissie wordt voorgesteld is gebaseerd op vier hoofdlijnen
met daaraan gekoppelde acties. Ten eerste dienen de STM-vereisten van zowel civiele
als militaire actoren en de impact daarvan voor de EU in kaart te worden gebracht
middels een consultatiemechanisme. Ten tweede dienen de operationele capaciteiten
ter ondersteuning van STM te worden verbeterd. Dit kan door het verder ontwikkelen
van de autonome operationele capaciteit van de EU voor het volgen van ruimteobjecten
en het voorspellen van mogelijke botsingen. Daarnaast moeten regelgevende aspecten
van STM worden bevorderd. De Commissie wil toewerken naar zowel STM-normen en -richtsnoeren
alsook wetgeving. Daarom pleit de Commissie voor een standaardiseringsforum, het creëren
van stimulansen voor verantwoord gedrag in de ruimte en verplichte registratie van
satellietoperators bij een dienst voor aanvaringsvermijding (collision avoidance service). Ook kondigt de Commissie de presentatie aan van een wetgevingsvoorstel voor 2024.
Tot slot moet de EU STM-aanpak volgens de Commissie op internationaal niveau gepromoot
worden. Zo kan de EU-aanpak door discussie in de relevante VN-fora, zoals bijvoorbeeld
het VN-comité voor het Vreedzaam Gebruik van de Ruimte (COPUOS), regionale samenwerking
en dialogen met derde landen bijdragen aan een mondiaal STM-systeem.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Het Nederlandse beleid op het gebied van ruimtevaart wordt iedere drie jaar vastgelegd
in de Nota Ruimtevaart (2019)2. Deze nota beschrijft op hoofdlijnen de prioriteiten van het kabinet, het nationaal
beleid en de inzet binnen het Europese Ruimtevaartagentschap (ESA), de programma’s
van de Europese Unie (EU) en de Verenigde Naties (VN). Dit jaar zal het kabinet opnieuw
keuzes maken over de omvang en inzet van het ruimtevaartbudget, ook met het oog op
onze inzet tijdens de ESA Ministeriële Conferentie van 22 en 23 november 2022. Onder
voorbehoud van de voortgang van de gesprekken met ESA zal het kabinet de Kamer vóór
de zomer 2022 informeren over de kabinetsvoorstellen op dit thema.
Een rode draad in de Nota Ruimtevaartbeleid 2019 is de bijdrage van ruimtevaart aan
de maatschappelijke uitdagingen in het toenmalige regeerakkoord en de agenda’s van
de EU en de VN. Klimaat, (economische) veiligheid, slimme mobiliteit en duurzame landbouw
zijn slechts vier van deze grote uitdagingen. Als gastheer van ESTEC – het grootste
ruimtevaartcentrum in Europa, gevestigd in Noordwijk – blijft het kabinet investeren
in ESA en de wisselwerking met Nederlandse en Europese kennisinstellingen en bedrijven.
Op nationaal niveau is er de Wet ruimtevaartactiviteiten (Wra), het regelgevend kader
voor ruimtevaartactiviteiten die worden ontplooid vanuit Nederland. Hieronder vallen
de verplichtingen waar satellietoperators aan moeten voldoen, die voortkomen uit de
VN-verdragen waar de mededeling aan refereert onder 6.1.
Het kabinet steunt en neemt deel aan het Europese ruimtevaartprogramma. Een van de
vier componenten is monitoring en bewaking van de ruimte (Space Situational Awareness, SSA). Daaronder valt ook Space Surveillance and Tracking (SST) en het beoogde EU SST-partnerschap. Nederland neemt momenteel deel aan gesprekken
over een mogelijke Nederlandse bijdrage aan dit partnerschap, dat in de loop van 2022
zal starten. De beoogde Nederlandse bijdrage aan deze dienstverlening zal bestaan
uit data van de SMART L-radarsystemen die via het Defensie Space Security Centre (DSSC)
zal worden gedeeld.
Het kabinet onderschrijft de internationale richtlijnen om veilige en duurzame ruimtevaart
te bevorderen, zoals de Long-term Sustainability Guidelines for Outer Space Activities3 van de VN. Ter voorkoming van ruimtepuin zijn er de Space Debris Mitigation Guidelines4 van het Interagency Space Debris Coordination Committee (IADC), alsmede de International Organization for Standardization (ISO) en European Coordination for Space Standardization (ECSS)-standaarden. Nederlandse satellietoperators worden gestimuleerd om deze richtlijnen
te volgens bij het plannen van hun missies.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Nederland, met op het moment van schrijven 21 satellieten onder Nederlandse jurisdictie,
heeft belang bij veilige en duurzame ruimtevaart. Enerzijds vanwege het brede maatschappelijke
belang van data en dienstverlening via de ruimte, anderzijds om bestendige groei van
publieke en commerciële ruimtevaart in ons land mogelijk te maken. Het kabinet staat
dan ook positief tegenover de mededeling van de Commissie over STM.
Het kabinet erkent het inherente dual use-aspect van STM en de bijbehorende technologieën, wat inhoudt dat deze voor zowel
civiele als militaire doeleinden kunnen dienen. Vanuit die invalshoek kunnen afspraken
over STM ook positief bijdragen aan het VN-traject om dreigingen in de ruimte te verminderen
door te werken aan normen en principes over verantwoord gedrag in de ruimte (als uitvloeisel
van AVVN-resolutie 76/2315). Daarom ondersteunt het kabinet het beoogde consultatiemechanisme om civiele en
militaire STM-vereisten in kaart te brengen.
Zoals aangegeven neemt Nederland momenteel deel aan gesprekken over een mogelijke
Nederlandse bijdrage aan het EU SST-partnerschap. Dit partnerschap in oprichting zal
het mogelijk maken om operationele capaciteiten voor monitoring en bewaking van de
ruimte in de EU te bundelen. Daarmee speelt het een belangrijke rol in de EU-benadering
van het ruimteverkeersbeheer. In dat kader is het kabinet voorstander van het verbeteren
en versterken van EU operationele capaciteiten ter ondersteuning van STM.
Het kabinet onderschrijft internationale richtlijnen om veilige en duurzame ruimtevaart
te bevorderen, alsmede ISO- en ECSS6-normen ter voorkoming van ruimtepuin. Echter heeft het kabinet nog enkele vragen.
Het kabinet zal pleiten voor meer duidelijkheid over de toegevoegde waarde van een
standaardiseringsforum zoals de mededeling voorstelt. Het kabinet staat positief tegenover
het creëren van stimulansen (incentive measures) die satellietoperators aanmoedigen om zich aan deze richtlijnen en standaarden te
houden. Waar het gaat om verplichte registratie van satellietoperators bij een collision avoidance service die «tenminste hetzelfde niveau als EU SST aanbiedt» zal het kabinet zich inzetten
om meer duidelijkheid te krijgen wat dat in de praktijk betekent, om op basis daarvan
de wenselijkheid ervan te beoordelen.
De mededeling kondigt aan dat de Commissie met een wetgevingsvoorstel voor Europese
STM-regelgeving zal komen in 2024. Omdat het een mondiaal probleem betreft, heeft
het kabinet een voorkeur voor een internationaal regelgevend kader op het gebied van
STM in de VN, waar mogelijk juridisch-bindend. Maar indien dit binnen een voorzienbare
periode niet realistisch wordt geacht, kan een regulerend kader in EU-verband een
terugvaloptie zijn. Een dergelijk kader kan bijdragen aan een gelijk speelveld binnen
de EU, de convergentie van regelgevende kaders van de lidstaten bevorderen en de onderhandelingspositie
van de EU tegenover andere machtsblokken versterken. In lijn met de huidige Wet Ruimtevaartactiviteiten
heeft het kabinet daarbij een voorkeur voor technologie-neutrale regulering, vanwege
de nog steeds snelle technologische ontwikkelingen in de ruimtevaart.
De Commissie verklaart dat een EU-aanpak voor STM moet bijdragen aan een mondiaal
STM-systeem. Het kabinet onderschrijft dit wegens het mondiale karakter van STM en
verwelkomt het voornemen om hierover in gesprek te gaan binnen de relevante VN-fora.
Het kabinet zet voorts in op een inclusief proces, waarbij alle belanghebbenden waaronder
de relevante industrie, onderzoeksinstellingen en het mkb betrokken zijn. Een rol
van ESA als primaire technische partner van de Commissie ligt eveneens in de rede.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
De eerste inschatting van het krachtenveld bij STM is dat het overgrote deel van de
lidstaten positief zal staan tegenover het voorstel. Er bestaat consensus dat STM
belangrijk is en dat er op EU-niveau aan gewerkt moet worden. Wel bestaan er verschillende
zienswijzen over de manier waarop. Eerdere discussies gingen bijvoorbeeld over standaarden,
maar ook over de noodzaak voor een juridisch-bindend VN-kader. De inschatting is dat
er geen lidstaten fundamenteel tegen dit voorstel zullen zijn.
Het krachtenveld binnen het Europees Parlement is vooralsnog onbekend.
4. Grondhouding ten aanzien van bevoegdheid, subsidiariteit, proportionaliteit, financiële
gevolgen en gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
a) Bevoegdheid
De grondhouding van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid is positief. De mededeling
heeft betrekking op het terrein van onderzoek, technologische ontwikkeling en de ruimte.
Op dit terrein is sprake van een parallelle bevoegdheid tussen de EU en de lidstaten.
De uitoefening van deze bevoegdheid belet de lidstaten niet hun eigen bevoegdheid
uit te oefenen (artikel 4, lid 3, VWEU). De Commissie is zodoende bevoegd deze mededeling
uit te vaardigen.
b) Subsidiariteit
De grondhouding van het kabinet ten aanzien van de subsidiariteit is positief. De
mededeling heeft als doel de versterking van gezamenlijke samenwerking binnen de ruimtevaart
en het ruimteverkeerbeheer. Het kabinet onderschrijft de noodzaak van samenwerking
op Europees niveau binnen dit beleidsthema. Gezien de grensoverschrijdende aard van
ruimteverkeer kunnen de doelstellingen van STM niet door lidstaten op centraal, regionaal
of lokaal niveau worden verwezenlijkt, daarom is een EU-aanpak nodig. Echter pleit
het kabinet voor het opstellen van een internationaal regelgevend kader voor STM in
VN-verband, waar mogelijk juridisch-bindend, vanwege de mondiale aard van het probleem.
Dit sluit optreden op EU-niveau niet uit en optreden op het niveau van de EU is gerechtvaardigd.
Hierbij acht het kabinet het wel belangrijk dat het VN-verband daarbij niet uit het
oog wordt verloren.
c) Proportionaliteit
De grondhouding van het kabinet ten aanzien van de proportionaliteit is positief.
De mededeling heeft tot doel om via acties en regels een veilige en duurzame toegang
tot, activiteiten in en terugkeer vanuit de ruimte te versterken. De voorstellen in
de mededeling zijn geschikt om de doelstellingen te bereiken. Het betreft bijvoorbeeld
de voorstellen om middels een consultatiemechanisme de civiele en militaire STM-vereisten
in kaart te brengen, maar ook het versterken en ontwikkelen van diensten voor monitoring
en bewaking van de ruimte door het EU SST-partnerschap. Het voorgestelde optreden
lijkt niet verder te gaan dan noodzakelijk. Zo beperkt de Commissie zich in dit stadium
bijvoorbeeld tot stimulansen voor het gebruik van normen en richtsnoeren voor ruimteverkeersbeheer,
in plaats van een wettelijke verplichting.
d) Financiële gevolgen
De mededeling heeft geen directe financiële gevolgen. Het kabinet zal de Commissie
vragen een indicatie te geven wat het financieel beslag van de toekomstige voorstellen
zal zijn.
Het kabinet is van mening dat de benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen
de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2021–2027 en dat deze
moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting. Eventuele budgettaire
gevolgen voor Nederland worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke
departement, conform de regels van de budgetdiscipline.
e) Gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
De mededeling leidt niet direct tot een stijging van administratieve lasten. Het ligt
echter wel in de lijn der verwachting dat enkele acties onder hoofdlijn «3) Bevorderen
van STM regelgevende aspecten» zullen leiden tot een stijging van administratieve
lasten, zowel bij de rijksoverheid als bij Nederlandse satellietoperators.
Wanneer daadwerkelijk stimulansen worden ontwikkeld (incentive measures, actie 6), dan zal er ook toezicht moeten plaatsvinden. Daarom pleit de Commissie
voor een certificatiemechanisme. Daarnaast is er de verplichte registratie van satellietoperators
bij een collision avoidance service die «tenminste hetzelfde niveau als EU SST aanbiedt». Al deze maatregelen zouden
leiden tot hogere administratieve lasten, voor zowel de satellietoperator als voor
de toezichthouder.
Van alle voorgestelde acties zou eventuele Europese STM-regelgeving naar verwachting
de grootste stijging van administratieve lasten tot gevolg kunnen hebben.
Er is weinig bekend over de effecten van de voorgestelde maatregelen op het Europese
concurrentievermogen. Ten algemene zullen de maatregelen rond ruimtebewaking (SST)
bijdragen aan betere bescherming tegen botsingen in de ruimte, wat een kostenbesparend
effect kan hebben. De diensten van het EU SST-partnerschap worden in principe kosteloos
aangeboden.
Voorgestelde maatregelen op gebied van verplichte standaarden en richtlijnen zouden
daarentegen kunnen leiden tot hogere kosten als gevolg van stijgende regeldruk. Indien
de STM-afspraken niet voor alle ruimtevaartspelers gelden, heeft dit negatieve gevolgen
voor het gelijk speelveld.
STM heeft een inherent geopolitiek karakter. STM is het meest effectief en efficiënt
met een mondiale aanpak. Samenwerking binnen de EU is daarin een eerste stap. De Commissie
kijkt ook naar inzet in de VN en samenwerking met andere regio’s, bijvoorbeeld door
het voor derde landen beschikbaar stellen van diensten voor ruimtebewaking uit het
EU SST-partnerschap. Ook dit partnerschap heeft een inherent geopolitiek karakter,
omdat het voortkomt uit de wens om te beschikken over autonome capaciteiten voor ruimtebewaking.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken