Brief regering : Kabinetsappreciatie voorstel ter verlenging van de Digitaal Covid Certificaat (DCC) verordening
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
25 295 Infectieziektenbestrijding
Nr. 3309 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT EN VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 februari 2022
Op 3 februari 2022 heeft de Europese Commissie (hierna: de Commissie) een voorstel
voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad gepubliceerd (2022/0031).
De voorgestelde verordening is ter verlenging en aanpassing van verordening 2021/953.
Daarin is een kader vastgelegd voor de afgifte, de verificatie en de aanvaarding van
interoperabele vaccinatie-, test- en herstelcertificaten ter bevordering van het vrije
verkeer van personen tijdens de COVID-19-pandemie (Digitaal Covid Certificaat, oftewel
DCC) (hierna DCC-verordening). Doel van de verordening is het faciliteren van het
vrij verkeer.
De Commissie heeft tevens een voorstel voor een verordening gepresenteerd waarmee
de verordening wordt gewijzigd waarin is geregeld dat derdelanders die rechtmatig
in de Unie verblijven tevens gebruik kunnen maken van het DCC (2022/0030). In dit
voorstel worden de regels van het voorstel (2022/0031) van overeenkomstige toepassing
verklaard op derdelanders die rechtmatig in een lidstaat verblijven en overeenkomstig
Unierecht gerechtigd zijn te reizen naar andere lidstaten.
Met deze brief doe ik u, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid, de appreciatie
van het kabinet op beide voorstellen voor de verordening toekomen. Deze brief vervangt
de BNC-fiches gezien de snelheid van het Europese onderhandelingsproces. Het Franse
voorzitterschap zet zich ervoor in zo snel mogelijk tot een politiek akkoord te komen.
Het kabinet geeft zich rekenschap van de motie van het lid Omtzigt c.s. (Kamerstuk
25 295, nr. 1782) om een parlementair voorbehoud te plaatsen op de verordening die voorstelt om het
digitaal coronacertificaat met een jaar te verlengen. Dat brengt met zich mee dat
het kabinet geen onomkeerbare stappen zal zetten zonder dat het parlement daarin gekend
is.
Inhoud verordening
De huidige DCC-verordening betreft een (technisch) kader voor de afgifte, verificatie
en acceptatie van interoperabele certificaten inzake COVID-19-vaccinatie, -testen
en -herstel. Doel is om het vrij verkeer van personen te faciliteren. De verordening
voorziet daarbij in de juridische grondslag voor het verwerken van persoonsgegevens
die benodigd zijn voor de afgifte van de certificaten en het verwerken van informatie
om de authenticiteit en geldigheid van de certificaten te verifiëren.
Gezien de huidige epidemiologische situatie in de Europese Unie, kan volgens de Commissie
niet worden uitgesloten dat lidstaten ook na 30 juni 2022, de datum waarop Verordening
(EU) nr. 2021/953 verstrijkt, genoodzaakt zijn van burgers te vragen in het bezit
te zijn van een vaccinatie-, test- of herstelcertificaat tijdens het uitoefenen van
hun recht op het vrij verkeer. Hierdoor stelt de Commissie voor om de DCC-verordening
te verlengen met een periode van 12 maanden, tot 30 juni 2023. De Commissie schrijft
dat de verlenging van de verordening niet mag worden opgevat als een verplichting
voor de lidstaten om beperkingen op het vrij verkeer te handhaven of op te leggen.
Naast het verlengen van de verordening stelt de Commissie enkele wijzigingen voor.
Het afgeven van testcertificaten op basis van hoogkwalitatieve antigeentests die in
een laboratorium worden geëvalueerd wordt mogelijk gemaakt. Hiermee beoogt de Commissie
het aantal soorten gevalideerde diagnostische tests te verruimen op een moment dat
er veel vraag is naar COVID-19-tests. De voorgestelde verordening bevat tevens een
voorstel om ervoor te zorgen dat vaccinatiecertificaten het correcte totale aantal
doses bevatten dat betrokkene heeft ontvangen, ongeacht de lidstaat waar deze zijn
gezet, en niet alleen van de lidstaat die het certificaat afgeeft. Dit komt tegemoet
aan praktische bezwaren van burgers die in verschillende lidstaten vaccindoses toegediend
hebben gekregen en daardoor een onjuist aantal doses op hun certificaat vermeld zien.
Er wordt tevens voorgesteld certificaten af te geven aan personen die deelnemen aan
klinische proeven voor COVID-19-vaccins. Tot slot stelt de Commissie voor dat zij
met gebruik van een gedelegeerde handeling de DCC-verordening kan aanpassen om de
afgifte van herstelcertificaten op basis van een positieve antigeentest, antilichaamtest,
met inbegrip van een serologische test op antilichamen tegen SARS-CoV-2, of een andere
wetenschappelijk gevalideerde methode mogelijk te maken.
De wijziging in de verordening derdelanders die rechtmatig in de Unie verblijven (2022/0030)
betreft enkel de verlenging van 12 maanden.
Kabinetsappreciatie
Verlenging verordening Digitaal COVID Certificaat
Het kabinet kan zich vinden in het voorstel om de DCC-verordening te verlengen nu
de huidige looptijd eindigt op 30 juni 2022. Het virus blijft een zekere mate van
onzekerheid met zich meebrengen. Hoewel de ernst van ziekte door de omikronvariant
in de meeste gevallen meevalt, is het niet te voorspellen hoe de epidemiologische
situatie zich zal ontwikkelen. Bijvoorbeeld ten aanzien van nieuwe varianten van zorg
en de verdere ontwikkeling van immuniteit en vaccins. De epidemiologische situatie
vereist daarmee dat de middelen die het verspreiden van het virus tegengaan, beschikbaar
blijven. Hierbij onderstreept het kabinet het principe dat de middelen die de verordening
ter beschikking stelt enkel dienen te worden ingezet indien zij noodzakelijk en proportioneel
zijn tot de risico’s die hun inzet ondervangt. Deze noodzakelijkheids- en proportionaliteitsafweging
dient telkens kritisch en zorgvuldig plaats te vinden. In de onderhandelingen zal
het kabinet dan ook aangeven dat de verordening duidelijkheid dient te bieden over
hoe wordt voorkomen dat onnodig gebruik wordt gemaakt van een DCC. In de praktijk
worden aanbevelingen over het gebruik van een DCC vastgelegd in Raadsaanbevelingen.
Het is goed daarbij in ogenschouw te nemen dat de situatie per lidstaat kan verschillen
en dat het voor reizende Nederlanders nuttig kan zijn over een DCC te blijven beschikken,
ook als de nationale situatie daar niet meer om vraagt. Daarnaast maakt het DCC veel
meer mogelijk dan reizen binnen de EU. Inmiddels zijn er dertig derde landen aangesloten
op het DCC-systeem. Landen waar de epidemiologische situatie niet altijd overeenkomt
met de situatie nationaal of in de EU waardoor gebruik van het DCC daar nog wenselijk
kan zijn. Het kabinet ziet daarom aanleiding om in internationale context het DCC
voorlopig te handhaven, ook als nationale maatregelen kunnen worden afgeschaald.
Het kabinet kan zich tevens grotendeels vinden in de hierboven genoemde inhoudelijke
wijzigingen. Het uitgeven van certificaten, op basis van hoogkwalitatieve antigeentesten
die in een laboratorium worden geëvalueerd, biedt voldoende zekerheid dat de testen
op een goede manier zijn uitgelezen. De voorgestelde wijziging dat vaccinatiecertificaten
het totale aantal gezette prikken bevatten, ook als deze in verschillende lidstaten
zijn gezet, is voor het kabinet een belangrijke wijziging. Hiermee kunnen Nederlanders
die hun basisserie hebben ontvangen in een andere lidstaat, maar hun booster in Nederland
hebben gekregen, op een makkelijkere manier de juiste certificaten ontvangen. Het
kabinet is tevens voorstander van het afgeven van certificaten aan personen die deelnemen
aan klinische proeven. Het is immers van belang dat mensen een bijdrage kunnen en
willen leveren aan de klinische studies. Momenteel bieden we op nationaal niveau al
de mogelijkheid voor de onderzoeker om een Coronatoegangsbewijs uit te geven aan deelnemers
die voldoende beschermd zijn. De uitgifte van een DCC is volgens de Europese Verordening
momenteel nog niet mogelijk. Dit zou wel wenselijk zijn. Het kabinet kan zich tevens
vinden in het creëren van een mogelijkheid om een gedelegeerde handeling vast te stellen
ten aanzien van het afgeven van herstelcertificaten op basis van een positieve antigeentest,
als deze volgens geldende EU-normen gevalideerd zijn.
Ten aanzien van het creëren van een mogelijkheid om een gedelegeerde handeling vast
te stellen ten aanzien van het uitgeven van herstelcertificaten op basis van een antilichaamtest,
met inbegrip van een serologische test op antilichamen tegen SARS-CoV-2, is het kabinet
van mening dat het aannemen van een gedelegeerde handeling hierover pas kan nadat
wetenschappelijk is vastgesteld dat er een correlatie is tussen de mate van bescherming
en de uitslag van een serologische test. Het RIVM meent dat er op dit moment onvoldoende
kennis is van deze correlatie. Het kabinet deelt deze opvatting. Mochten er in de
toekomst nieuwe wetenschappelijke inzichten hierover komen, dan zal het kabinet hier
wederom advies over vragen.
Naast de door de Commissie voorgestelde wijzigingen hecht het kabinet eraan enkele
andere punten te adresseren. Deze komen voort uit de ervaringen die met de huidige
verordening zijn opgedaan. Zo acht het kabinet het onder meer van belang dat in de
voorgestelde verordening een expliciete grondslag wordt gecreëerd op basis waarvan
de lidstaten bevoegd zijn om DCCs uit te geven aan personen die elders in de EU zijn
gevaccineerd, maar die daar geen DCC hebben ontvangen. In dat licht zou het kabinet
artikel 3 van de verordening aangepast willen zien. Daarnaast vergt revocation (intrekking)
van DCC’s, bijvoorbeeld in het geval van fraude, aanvullende juridische grondslagen
dan wel een uitwerking van de bestaande grondslagen, bijvoorbeeld door de bevoegdheid
tot intrekking te koppelen aan de bevoegdheid voor afgifte van het DCC.
Ook wenst het kabinet meer duidelijkheid over hoe wordt gezorgd dat gegevens niet
worden bewaard conform het verbod inzake de opslag van persoonsgegevens in artikel 10,
lid 3, aangezien het verbod uiteenlopend wordt uitgelegd in lidstaten. Sommigen accepteren
het uploaden van DCCs met persoonsgegevens, waarbij onduidelijkheid kan ontstaan of
de gegevens worden bewaard. Anderen (zoals Nederland) niet. Een geharmoniseerde uitleg
en toepassing of een verduidelijk van deze bepaling is gewenst en zou de implementatie
van de verordening vergemakkelijken, vooral op het gebied van wat wel en niet is toegestaan
bij DCC-validatie in online check-in processen van personenvervoerders. Ook bij de
herziening van de verordening zijn uitvoerbaarheid voor vervoerders en grensautoriteiten,
en begrijpelijkheid voor de Europese burger prioriteiten voor het kabinet.
Met betrekking tot de reeds aangenomen gedelegeerde handeling waarin een geldigheidsduur
is afgesproken voor vaccinatiecertificaten, acht het kabinet het wenselijk dat de
formulering voor de grondslag verduidelijkt wordt in de verordening zodat deze ondubbelzinnig
is.
Verlenging verordening Digitaal COVID Certificaat voor derdelanders die rechtmatig
in de Unie verblijven
Het kabinet is positief over het voorstel om de verordening, waarin is neergelegd
dat derdelanders die rechtmatig in de Unie verblijven tevens gebruik kunnen maken
van het Digitaal Covid Certificaat, tevens te verlengen. Het kabinet acht dit wenselijk
om te verzekeren dat de afspraken over het DCC ook van toepassing zijn op het grensoverschrijdende
verkeer van inwoners van derde landen die in de EU verblijven. Voor het kabinet is
het wel van belang dat voor inwoners van derde landen die legaal in EU verblijven
de gebruikelijke vereisten blijven gelden. Zij kunnen alleen rondreizen indien zij
naast een verblijfsvergunning, ook over voldoende middelen bezitten, een duidelijk
reisdoel hebben en slechts om duidelijke redenen tijdelijk in een ander Schengenland
verblijven.
Bevoegdheid, subsidiariteit, proportionaliteit
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid is positief. Verordening
2022/0031 is gebaseerd op artikel 21, eerste en tweede lid VWEU. Op grond van artikel 21,
lid 1, heeft iedere burger van de Unie het recht vrij op het grondgebied van de lidstaten
te reizen en te verblijven, onder voorbehoud van de beperkingen en voorwaarden die
bij de Verdragen en de bepalingen ter uitvoering daarvan zijn vastgesteld. Artikel 21,
tweede lid, geeft de Uniewetgever de bevoegdheid om op treden wanneer dit noodzakelijk
blijkt om de doelstelling onder artikel 1 te verwezenlijken en de Verdragen niet in
de daartoe vereiste bevoegdheden voorzien. Op basis van artikel 6 onder a VWEU mag
de Unie het optreden van de lidstaten ondersteunen, coördineren en aanvullen voor
wat betreft de bescherming en verbetering van de menselijke gezondheid. Het voorstel
voor derdelanders is gebaseerd op artikel 77 lid 2, onder c, VWEU. Deze bepaling maakt
het mogelijk de voorwaarden waaronder onderdanen van derde landen gedurende een korte
periode vrij in de Unie kunnen reizen in een verordening vast te leggen.
Het kabinet heeft een positief oordeel over de subsidiariteit van de verordeningen.
Vanwege het grensoverschrijdende karakter van de pandemie is het van toegevoegde waarde
dat op EU-niveau maatregelen worden genomen, zoals voorgesteld in de verordening,
ten aanzien van interoperabele systemen die onder andere reizen binnen de Unie zouden
kunnen vergemakkelijken, mochten wetenschappelijke bevindingen hiertoe leiden. Die
Commissie stelt hierbij dat afwezigheid van actie op EU-niveau ertoe zou kunnen leiden
dat lidstaten verschillende systemen vaststellen, waarmee burgers die gebruik maken
van hun recht op vrij verkeer hinder zouden kunnen ondervinden. Het kabinet ondersteunt
dit omdat dit ook zo is gebleken in de pandemie. Een wijziging van bestaande EU-regelgeving
kan bovendien slechts op EU-niveau plaatsvinden.
Het oordeel van het kabinet over de proportionaliteit is positief. De huidige pandemie
gaat gepaard met veel onzekerheid en onvoorspelbaarheid. Het kabinet is daarom van
mening dat het verstandig is om de verordening met een jaar te verlengen. Echter,
wanneer epidemiologisch verantwoord, is het van belang dat er geen onnodige beperkingen
worden opgelegd op het vrij verkeer van personen en het kabinet zal de Commissie vragen
dit ook op te nemen in de verordening. Over het gebruik van de certificaten schrijven
de verordeningen niets voor; dit is geregeld in het kader van Raadsaanbevelingen.
Hierdoor behouden lidstaten de vrijheid om hun eigen regels in te stellen hierover,
in lijn met de epidemiologische situatie en rekening houdend met niet-bindende Raadsaanbevelingen.
Nederland zal zelf oog blijven houden voor het noodzakelijk grensverkeer met buurlanden.
De onderhavige voorstellen gaan daarmee niet verder dan noodzakelijk.
Financiële gevolgen
De Commissie is voornemens om budget te blijven reserveren uit het instrument voor
noodhulp via het Digital Europe Programme. De financiering is in lijn met het meerjarig
financieel kader 2021–2027. De verlenging van de verordening brengt met zich mee dat
de infrastructuur die nodig is om het DCC te kunnen uitgeven in stand moet worden
gehouden. Deze infrastructuur is in de kern dezelfde als die nodig is voor het kunnen
uitgeven van een nationaal CTB. Daarbinnen kan geen toedeling worden gemaakt aan de
kosten voor het DCC. Daarenboven kent de mate van inzet van het DCC in de toekomst
een zekere onvoorspelbaarheid. De uitgaven voor het in stand houden en aanpassen van
het Coronacheckstelsel worden op de VWS-begroting ingepast. Via de 1e suppletoire
begrotingswet VWS wordt u hierover nader geïnformeerd.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.J. Kuipers
De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius
Indieners
-
Indiener
E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Medeindiener
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.