Brief regering : Korte termijn aanpak Covid-19 en doorkijk lange termijn
25 295 Infectieziektenbestrijding
Nr. 1780 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 februari 2022
Het is 27 februari twee jaar geleden dat het eerste geval van corona in Nederland
werd geconstateerd. De afgelopen twee jaar hebben we ingezet op testen, vaccineren
en vergaande contactbeperkende maatregelen om overbelasting van de zorg te voorkomen,
de kwetsbaren in onze samenleving te beschermen, zicht op het virus te houden en economische
en sociale schade zoveel mogelijk te beperken.
Veel mensen hebben mentale, fysieke en economische schade geleden. De afgelopen twee
jaar heeft de pandemie veel gevraagd van iedereen, van onder andere ondernemers, ouderen
en kwetsbaren in de samenleving. Kinderen en jongeren zijn geconfronteerd met de beperkingen
in hun dagelijkse leven, in het sporten en bij het volgen van onderwijs, en in hun
sociale ontwikkeling. Ook is er de stille meerderheid, wiens leed misschien niet altijd
hoorbaar of zichtbaar is, maar wel degelijk aanwezig. Dit heeft mentaal een grote
wissel getrokken op de samenleving. De behoefte om terug te gaan naar een normaal
dagelijks leven is sterk. Het is inmiddels echter ook duidelijk dat corona nog enige
tijd onder ons zal blijven en dat de huidige manier van omgaan met het virus niet
houdbaar is voor de lange termijn in sociale, economische en maatschappelijke zin.
Het kabinet streeft naar en wil een andere aanpak. Het kabinet heeft al veel in gang
gezet om tot deze aanpak voor de lange termijn te komen. Zo wordt in samenwerking
met experts gewerkt aan fundamentele herzieningen in (onder andere) het zorgdomein,
maatregelen, de besluitvorming en communicatie. Hierover zijn we ook in gesprek met
de (regio)burgemeesters en het Veiligheidsberaad. Deze brief schetst alleen de aanpak
van de korte termijn. Zoals met uw Kamer gedeeld, zullen wij de brede lange termijnstrategie
begin maart met u delen. Over het traject Pandemische Paraatheid, dat is gestart om
beter voorbereid te zijn op volgende pandemieën, informeer ik uw Kamer dit voorjaar.
Wij hechten er wel aan nu alvast een doorkijk te geven op de contouren van de strategie,
zonder daarbij al volledig te willen zijn. Deze doorkijk is ook belangrijk, omdat
dit onderwerp van het lopende gesprek met onze maatschappelijke partners is. De voorliggende
brief geeft deze doorkijk. Met deze brief informeer ik uw Kamer, mede namens de Minister
van Sociale en Werkgelegenheid.
We hebben veel geleerd over het virus en het virus is daardoor minder onvoorspelbaar
dan twee jaar geleden. Desondanks blijft onzekerheid. We hebben inmiddels een hoge
mate van immuniteit opgebouwd door middel van vaccinatie, alsook door het op een natuurlijke
wijze doormaken van de infectie. De hoge vaccinatiegraad onder (kwetsbare) mensen
vertaalt zich ook door in het gunstige verloop van omikron qua ziekenhuisopnames.
De ziekmakendheid van de omikronvariant valt mee. Het is echter onbekend welke nieuwe
varianten, na omikron, nog opduiken. Daarom bereiden we ons voor op verschillende
scenario’s, zoals ook geadviseerd door de WRR en KNAW.1
Doelstellingen
Allereerst maken we een verschuiving op de kabinetsdoelen. Momenteel kent het coronabeleid
vier doelen: 1) acceptabele belasting van de zorg; 2) beschermen van kwetsbaren; 3) zicht
houden op het virus en 4) economische en maatschappelijke schade beperken. De eerste
drie doelen zijn aan het begin van de coronacrisis geformuleerd en later aangevuld
met het vierde doel. Nu we twee jaar verder zijn en in een andere fase zitten, is
het tijd om de doelen fundamenteel te herzien. We willen daarom naar twee gelijkwaardige
en nevengeschikte doelen toe:
a) sociaal-maatschappelijke en economische continuïteit/vitaliteit en
b) toegankelijkheid van de gehele zorgketen voor iedereen.
Deze aanpassing van de doelen is een reflectie van een paradigmaverschuiving in het
coronabeleid. Het beleid zal niet meer primair gevoerd worden vanuit de belasting
van de zorg, maar vanuit een breder perspectief, zowel op de maatschappelijke en sociaaleconomische
kant als op de zorg. De nevengeschiktheid van deze doelen blijkt ook uit het feit
dat zij op elkaar ingrijpen: een toegankelijke zorgketen is noodzakelijk voor de vitaliteit
en continuïteit van de samenleving en economie; omgekeerd kan de zorg niet zonder
een vitale samenleving en economie die zo veel als mogelijk doorgang kan vinden. Iedereen
wil graag komen tot een open samenleving, maar alleen samen kunnen we de open, vitale
samenleving vormgeven. En daarbij is iedereen aan zet: alle overheden en maatschappelijke
en economische sectoren, maar ook mensen zelf.
Het kabinet zet de komende maand gesprekken voort met vertegenwoordigers van onder
andere sectoren, gemeenten, verschillende doelgroepen in de samenleving en uitvoerende
organisaties over de keuzes en stappen die we met elkaar moeten zetten om tot een
duurzame aanpak te komen voor de periode na deze winter en verder. Daarbij is de kennis
van en verantwoordelijkheid door de verschillende sectoren van essentieel belang om
die open samenleving vorm te geven.
Essentieel is ook aandacht voor brede gezondheid en bescherming van kwetsbaren. Brede
gezondheid betekent dat niet alleen gekeken wordt naar fysiek-medische gezondheid,
maar ook naar mentale gezondheid. Daarnaast is er oog voor gezondheidsverschillen
en positieve effecten van sport, leefstijl en cultuur (preventief beleid m.b.t weerbaarheid).
Ook heeft veel reguliere zorg geen doorgang kunnen vinden. Vooruitkijkend is een weging
nodig tussen het belang van doorgang van reguliere zorg, inhaalzorg en coronazorg.
We bewegen met de herziene doelstellingen weg van uitsluiting van risico’s naar meer
beheersing daarvan en naar een zo normaal mogelijke manier van leven. Het uitgangspunt
wordt het openhouden van de samenleving. Deze verschuiving heeft het kabinet al in
gang gezet. Met het afgelopen besluitvormingsmoment is daar mee begonnen door gecalculeerde
risico’s te nemen ten aanzien van de verspreiding van het virus, en de komende tijd
zullen de implicaties van deze paradigmaverschuiving voor de langetermijnstrategie
uitgewerkt worden.
Met de motie van het lid Hijink c.s.1 en de gewijzigde motie van de leden Den Haan en Omtzigt2 heeft uw Kamer verzocht om normalisering van het besluitvormingsproces, met daarbij
concreet het debat met uw Kamer waar mogelijk voor de inwerkingtreding plaats te laten
vinden, en daarbij de verspreidingstermijn van stukken te betrekken. Zoals mijn ambtsvoorganger
in zijn brief van 14 december 20213 aan uw Kamer heeft aangeven, wil het kabinet de interdepartementale besluitvorming
op Covid-19 zo veel mogelijk in lijn brengen met de reguliere besluitvormingsprocedures
en informatieverstrekking. Het kabinet streeft naar zoveel mogelijk transparantie,
voorspelbaarheid en rust in de besluitvorming, waarin twee nieuwe brede doelen evenredig
worden meegewogen. In het licht van de nieuwe brede doelstellingen achter het Coronabeleid
is het ook passend om de adviseringsstructuur te bezien en ook daarin een balans aan
te brengen die recht doet aan deze nieuwe brede doelstellingen. De verdere vormgeving
hiervan zal onderdeel zijn van de brief die uw Kamer in maart over lange termijnstrategie
ontvangt.
Doorkijk naar de strategie
Het eerste streven van het kabinet is om te komen tot een strategie die de route uitstippelt
naar een open, weerbare en schokbestendige samenleving. Hierbij voeren het virus en
de beperkingen niet langer de boventoon, maar streven we ernaar om te leven mét het
virus. Een open vitale samenleving vraagt om scherpe keuzes en een andere weging van
belangen. Ook bij deze weging van belangen dienen maatregelen te allen tijde proportioneel
te zijn en dienen de grondrechten zo min mogelijk te worden beperkt. Beperkende maatregelen
die zijn genomen ter bestrijding van de epidemie of een directe dreiging daarvan moeten
wanneer dit mogelijk is komen te vervallen en mogen dus niet voor een ander doel worden
gebruikt. Wanneer beperkende maatregelen worden genomen is het voor de proportionaliteitsweging
bovendien relevant of er concreet uitzicht is op het einde van de geldigheidsduur
van die maatregelen.
Een dilemma dat hierbij opkomt, is de mate waarin voorspelbaarheid kan worden geboden.
Er is een brede wens voor een aanpak met vaststaande stappen bij gelijke omstandigheden
en met sector gedragen maatregelen, waar organisaties in hun bedrijfsvoering en beleid
op kunnen anticiperen. Een onvoorspelbaar virus vraagt tegelijkertijd om flexibiliteit
en wendbaarheid, zodat eventuele maatregelen mee kunnen bewegen met de epidemiologische
situatie en ruimte, die het virus biedt, benut kan worden. Dit dilemma zal het kabinet
laten terugkomen in de gesprekken met sectoren.
Verder zal het kabinet bij het opstellen van de lange termijnstrategie nadrukkelijk
de Europese en internationale dimensie meenemen, evenals wat de aanpak betekent voor
het juridische kader om maatregelen te treffen voor de bestrijding van covid-19 of
de directe dreiging. Hierbij staan zoals gezegd de noodzaak en proportionaliteit van
maatregelen voorop. In de brief met de langere termijnstrategie in maart geven we
ook een appreciatie van het advies van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen
(KNAW) en de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) over de verschillende
scenario’s die denkbaar zijn in de ontwikkeling van deze epidemie. Ook de adviezen
van onder andere het Sociaal en Cultureel Planbureau, alsmede de inbreng van sectoren,
werkgevers en werknemers zullen daarbij worden meegenomen, zoals bijvoorbeeld de door
de culturele sector voorgestelde routekaart.
In het licht dat we op de langere termijn met corona zullen moeten leven, constateren
we ook dat de huidige generieke steun voor deze langere termijn niet houdbaar is.
Deze wetenschap vraagt om een terugkeer naar reguliere economische dynamiek waarbij
Corona goeddeels onderdeel wordt van het gewone ondernemersrisico.
Het vervolg van deze brief zal ingaan op de zaken die met name relevant zijn voor
deze winter. Waar passend wordt een doorkijk gegeven naar de strategie voor de lange
termijn.
1. Voorwaarden voor een open samenleving
De afgelopen twee jaar hebben we verschillende maatregelen ingezet met als doel verspreiding
van het virus tegen te gaan en ons te beschermen tegen besmetting en ziekte. De inzet
op vaccineren staat hierbij voorop. Verder is ingezet op isolatie, thuis blijven en
testen bij klachten, regelmatig zelftesten, het opvolgen van de quarantaineadviezen
en het gebruik van de coronamelder. Het gebruik van zelftesten, bijvoorbeeld voorafgaand
aan een thuisbezoek, is ook steeds meer gemeengoed geworden. Naast deze bronmaatregelen
hebben we, door middel van een set basismaatregelen gericht op de persoonlijke hygiëne
(handen wassen, geen handen schudden, in elleboog hoesten en niezen, en goed ventileren)
getracht zo laagdrempelig mogelijk verdere transmissie en infectie door het virus
te voorkomen. Ook hebben we contactbeperkende maatregelen getroffen en daarmee de
kans op besmettingen verder verkleind. Deze contactbeperkende maatregelen, waaronder
bijvoorbeeld de sluiting van sectoren, maar ook het beperken van grootte van groepen
en het houden van 1,5 meter afstand, hebben een zeer ingrijpend effect in grote delen
van de samenleving. Naast deze maatregelen zijn in verschillende sectoren coronatoegangsbewijzen
ingezet met als doel het eerder veilig en verantwoord openen van maatschappelijke
sectoren.
Zoals ook hierboven reeds is beschreven, is de inzet van het kabinet te komen tot
een open, weerbare en schokbestendige samenleving. Daarbij zijn ingrijpende maatregelen
ongewenst. We houden deze maatregelen dan ook niet langer in stand dan strikt noodzakelijk.
Of we voor de rest van deze winter, ter bestrijding van de huidige omikronvariant
of wanneer onverhoopt een nieuwe variant opduikt, nog maatregelen moeten worden getroffen
zal bij volgende besluitvormingsmomenten worden bepaald. Het is aannemelijk dat een
deel van de bronmaatregelen en basismaatregelen, in huidige of andere vorm, daarbij
een belangrijke rol blijven spelen in de verspreiding van het virus. Op dit moment
gelden nog verschillende contactbeperkende maatregelen. Zo is er momenteel een sluitingstijd
voor publiek toegankelijke plekken van 22.00 tot 05.00 uur en dient anderhalve meter
afstand gehouden te worden. Ook geldt een maximumcapaciteit van 1250 personen voor
bijeenkomsten in binnenruimten, zijn verschillende sectoren verplicht een ctb in te
zetten en gelden verschillende adviezen, zoals advies om zoveel mogelijk thuis te
werken en thuisbezoek te beperken tot 4 personen per dag. Maatregelen die ingrijpen
in onze samenleving en het bijvoorbeeld niet mogelijk maken momenteel grootschalige
evenementen te organiseren en de nachthoreca te bezoeken of frequent naar het werk
te gaan. Om deze ingrijpende maatregelen niet langer te laten bestaan dan noodzakelijk,
is voorzien in een besluitvormingsmoment op 8 maart en een tussentijds weegmoment
op 15 februari aanstaande. Bij de besluitvorming wordt breed gekeken welke maatregelen
dan nog noodzakelijk zijn en welke wellicht versoepeld kunnen worden. Daarbij wordt
rekening gehouden met alle groepen in de samenleving. Inzet van deze weging is om
een zo inclusief mogelijk beleid te voeren en alle groepen, ook de stille meerderheid
van de bevolking, maximaal deel te kunnen laten nemen aan de samenleving. Een weging
die daarmee dus ook recht doet aan zowel het doel van sociaal-maatschappelijke en
economische continuïteit en vitaliteit alsook het toegankelijk houden van de gehele
zorgketen voor iedereen. In de gesprekken met sectoren ten behoeve van de lange termijn
aanpak zal ook worden bekeken wat sectoren in deze winter zelf kunnen doen om activiteiten
eerder mogelijk te maken, waarbij de routekaarten die sectoren zelf hebben opgesteld
een goede basis vormen. Daarbij blijft gelden dat een aanpak staat of valt met de
naleving van het beleid. Het streven naar een zo open mogelijke samenleving, moet
er niet in resulteren dat de ruimte van de een ten koste gaat van de ander.
1.1 Doorkijk lange termijn
Het kabinet zet ten behoeve van de lange termijn aanpak gesprekken voort met gemeenten
en sectoren om te komen tot breed gedragen plannen voor het treffen van maatregelen,
met bijvoorbeeld aandacht voor het stimuleren van ventilatie, effectieve crowd-managementstrategieen
en inbouwen van meer voorspelbaarheid. Daarbij schenken we speciale aandacht aan sectoren,
zoals evenementen en nachthoreca, die een lange voorbereidingstijd kennen, opdat ook
zij perspectief krijgen op volledige heropening. Het kabinet hecht eraan om eventuele
maatregelen in dialoog met sectoren vorm te geven. Vanzelfsprekend is bereidheid van
sectoren om deze maatregelen te treffen daarbij een randvoorwaarde.
Zo kan het onderwijs als belangrijke sector voor de ontwikkeling van onze kinderen
prioriteit krijgen in de besluitvorming en zo lang mogelijk uitgezonderd blijven indien
contactbeperkende maatregelen onverhoopt weer nodig zijn. Inzet is om een zo inclusief
mogelijke beleid hiervoor te ontwikkelen en alle groepen maximaal deel te laten nemen.
Daarbij is ook oog voor de groepen wiens stem niet altijd goed hoorbaar is in het
debat, zoals de grote groep werknemers die al langdurig thuis moeten werken, maar
ook groepen fysiek en mentaal kwetsbaren. Het verdelen van ruimte en risico’s wordt
bovendien altijd in samenhang bezien.
Deze gesprekken vinden plaats in de wetenschap dat het virus onvoorspelbaar is en
dat voor de komende tijd verschillende scenario’s denkbaar zijn in de ontwikkeling
van de epidemie. We moeten ons, zoals het advies van de KNAW en WRR adviseert, voorbereiden
op alle mogelijke scenario’s, inclusief de mogelijkheid om maatregelen te kunnen inzetten
om gevolgen te mitigeren indien dit nodig is. We kunnen niet alleen uitgaan van het
meest optimistische scenario, waarin corona zich ontwikkeld tot een virus waarvan
de maatschappelijke lasten overeenkomen met dat van een gemiddeld griepvirus.
De inzet van maatregelen en instrumenten kan niet los gezien worden van de vraag wanneer
we deze moeten inzetten. In de volgende paragraaf wordt daarom aangegeven in welke
richting de interventiesystematiek zich gaat ontwikkelen.
1.2 Interventiesystematiek
Het kabinet heeft sinds het begin van de pandemie verschillende beleidsinstrumenten
ontwikkeld, waarvan de routekaart een voorbeeld is. Hier werd duidelijkheid gegeven
over welke maatregelen genomen konden worden in welke situatie. In verband met veranderingen
van het virus, toegenomen kennis over de pandemie en de noodzaak om niet alleen op
epidemiologische factoren te sturen, waren deze routekaarten en de onderliggende interventiesystematiek
regelmatig aan verandering onderhevig. September 2021 is gekomen tot de Aanpak Najaar,
waarin is gekozen om alleen indicatoren die direct iets zeggen over de druk op de
zorg (namelijk het 7-daagsgemiddelde van ziekenhuis- en IC-opnames) te gebruiken als
leidende indicatoren. Daarnaast wordt daarin meer expliciet gewerkt met contextfactoren,
zoals de immuniteitsontwikkeling in de samenleving, het aantal gehospitaliseerde gevaccineerde
en niet-gevaccineerde personen, de druk op de zorgketen als geheel en de maatschappelijke
en economische context. Deze leidende indicatoren (signaalwaarden) en contextfactoren
zijn van belang voor de timing van ingrijpen door het kabinet.
1.2.1 Doorkijk lange termijn
In het kader van de strategie voor de lange termijn wordt deze interventiesystematiek
bezien: wat zijn de indicatoren waarnaar moet worden gekeken als het gaat om het nemen
of afschaffen van maatregelen? De noodzaak hiertoe is de opkomst van de meer besmettelijke
omikronvariant, die minder ziekmakend blijkt te zijn. De huidige interventiesystematiek
lijkt daardoor niet meer te passen bij deze veranderende epidemiologische situatie,
voor nu en de langere termijn.
Reflecties met deskundigen van onder meer het RIVM, het Centraal Planbureau, Landelijk
Coördinatiecentrum Patiënten Spreiding, de GGD GHOR, verschillende hoogleraren en
verschillende bestuurders van gemeenten en veiligheidsregio’s onderstrepen dat de
huidige systematiek dient te worden aangepast. Niet alleen lijkt de systematiek te
smal, doordat het zich alleen richt op de druk op de zorg, maar ook lijken de indicatoren
niet snel genoeg in te kunnen spelen op veranderingen in het virus. Dit maakt dat
de interventiesystematiek opnieuw wordt vormgegeven, waarbij de twee nieuwe doelen
centraal staan: de sociaal-maatschappelijke continuïteit en vitaliteit en de toegankelijkheid
van de zorgketen voor iedereen.
1.3 Internationaal reisbeleid
Het is van groot belang om – ook gedurende de pandemie – het contact met de rest van
Europa en de wereld zoveel mogelijk te behouden. Dit kan echter risico’s opleveren
voor de verspreiding van het coronavirus. Om die verspreiding vanuit het buitenland
te vertragen heeft het kabinet maatregelenpakketten ingesteld, afhankelijk van de
epidemiologische situatie in het buitenland. In de eerste fases van de pandemie, in
het voorjaar van 2020 en de winters van 2020/2021 en 2021/2022 heeft het kabinet regelmatig
vliegverboden ingezet. Het huidige instrumentarium bestaat uit een quarantaineplicht,
testverplichting en een EU-inreisverbod.
Het nationale reisbeleid heeft eraan bijgedragen dat de verspreiding van het virus
is vertraagd, in het bijzonder wat de verspreiding van nieuwe virusvarianten betreft.
Tegelijkertijd heeft de praktijk geleerd dat het voor een land met een open economie
zoals Nederland, nauwelijks mogelijk is om de import van het virus te stoppen of sterk
te beperken. Daar komt bij dat de reisbeperkingen grote impact hebben op individuele
burgers, zeker wanneer zij bijvoorbeeld in de grensregio wonen, of familie in het
buitenland hebben. Ook geldt dit voor zakelijke reizigers en de reisbranche. Dat ieder
land binnen de Europese Unie eigen reisbeleid voert is niet gewenst omdat reizigers
via andere Europese landen kunnen inreizen. Het heeft bovendien geleid tot onzekerheid
en onduidelijkheid bij reizigers. Zeer strenge en unilaterale maatregelen passen dus
niet meer bij de huidige aard van het coronavirus en de fase van de pandemie.
1.3.1 Doorkijk lange termijn
Het uitgangspunt moet eenduidig, duurzaam en consistent reisbeleid zijn, waarin reizen
met zo min mogelijk beperkingen moeten kunnen plaatsvinden. Daarbij is Europese samenwerking
en coördinatie van groot belang, zeker met grensregio’s. Door gecoördineerd Europees
reisbeleid wordt onzekerheid en onduidelijkheid bij reizigers zoveel mogelijk beperkt,
terwijl de effectiviteit van het reisbeleid sterk toeneemt. Hiervoor is het van belang
om in EU-verband afspraken te maken over het reisbeleid en dat lidstaten deze afspraken
ook daadwerkelijk implementeren. Het kabinet zal zich daar in Europees verband voor
inzetten. Het kabinet werkt de komende periode aan een herziening van het reisbeleid
en zal dit binnenkort met uw kamer delen.
Het is de vraag wat de toegevoegde waarde is van vliegverboden ten opzichte van het
EU-inreisverbod. Het treft vooral derdelanders die willen overstappen in Nederland
en dus een zeer beperkt epidemiologisch risico vormen voor Nederland. Het effect van
deze maatregel neemt verder af wanneer deze maatregel niet op dezelfde wijze geïmplementeerd
wordt binnen Europa. Daarmee heeft het de voorkeur om waar nodig het EU-inreisverbod
te hanteren en geen vliegverboden meer in te stellen.
1.4 Teststrategie
In de bestrijding van Covid-19 is testen een belangrijk onderdeel van de dijkbewaking.
Door mensen te testen op Covid-19 kan (met een bepaalde mate van zekerheid) worden
vastgesteld of mensen wel of niet besmet zijn met Covid-19. Die uitslag is belangrijk
maar het gedrag dat er op volgt is de essentie; bij een positieve uitslag in isolatie
gaan remt de verspreiding van het virus. Testen draagt dus indirect bij aan de bestrijding
van het virus en het openhouden van de samenleving. Testen kan op verschillende manieren
en dient meerdere doeleinden: denk aan het testen van mensen met klachten op grote
schaal bij de GGD; het gebruik van sequencen om zicht te houden op de ontwikkeling
en verspreiding van varianten; of bijvoorbeeld gebruik van zelftesten voordat mensen
op visite gaan of komen. Voor welke doelen testen worden ingezet en op welke wijze
bepaalt onder andere hoeveel en welk type testen, hoeveel personeel en hoeveel middelen
nodig zijn.
De GGD’en hebben de afgelopen periode de capaciteit van het testen sterk vergroot
om de toegenomen testvraag naar aanleiding van de omikronvariant te kunnen faciliteren.
Flexibiliteit in het op- en afschalen zal ook de komende periode nodig zijn.
De rest van deze winter blijven we inzetten op voldoende flexibiliteit om met de testvraag
mee te kunnen bewegen en het verder brengen van de veranderingen die reeds in gang
zijn gezet. Zo heeft het kabinet een brede inzet van zelftesten gepromoot. De overheid
verzorgt zelftesten voor preventief zelftesten in het onderwijs en voor sociale minima.
In algemene zin zijn zelftesten breed voorradig tegen een schappelijke prijs. We zien
dan ook dat zelftesten zowel bij klachten als preventief breed worden gebruikt.
1.4.1 Doorkijk lange termijn
De komende weken zal het test- en traceerbeleid verder tegen het licht worden gehouden,
om op weg naar de zomer van 2022 een effectief testbeleid te organiseren dat passend
is bij de epidemiologische context op dat moment en flexibel genoeg is om zich aan
te kunnen passen aan een veranderende situatie. Hierover wordt de Kamer bij de lange
termijn brief begin maart verder geïnformeerd.
Het is van belang om grondig naar de toekomst en houdbaarheid van het bron- en contactonderzoek
(BCO) te kijken. Voor de strategie bezien we de toegevoegde waarde van BCO op de lange
termijn. De komende weken wordt hier met de GGD’en en het RIVM nader naar gekeken.
1.5 Coronatoegangsbewijzen
Het ctb draagt inmiddels weer bij aan de heropening van de samenleving. Het is van
belang dat burgers daarbij laagdrempelig toegang hebben tot een testvoorziening. Het
fijnmazig netwerk van Testen voor Toegang met meer dan 950 locaties en een mogelijk
aantal van maximaal 600.000 testen per dag biedt burgers voldoende gelegenheid om
zich nabij te laten testen. Hoewel de markt zich goed kan aanpassen aan de testvraag,
zijn de mogelijkheden hierbij wel eindig. Zowel praktisch in de zin van het aantal
mensen dat geworven kan worden om testen af te nemen als in financiële zin.
1.5.1 Doorkijk lange termijn
Voor de inzet van het coronatoegangsbewijs wordt telkens kritisch en zorgvuldig afgewogen
of het proportioneel is om het instrument in te (blijven) zetten. Deze afweging kan
per sector verschillen. Elementen die hierbij een rol kunnen spelen zijn de omvang
van de activiteiten (aantal personen) en het soort activiteit (bijv. hoeveel verplaatsingen).
1.6 Vaccinatiestrategie
Vaccineren blijft nog steeds een van de meest belangrijke manieren om mensen te kunnen
beschermen tegen ernstige ziekte en sterfte door Covid-19. Hoe hoger de vaccinatiegraad,
hoe minder de druk op de zorg of de noodzaak voor contactbeperkende maatregelen. De
komende maanden blijven we hier volop op inzetten. Belangrijke elementen in de strategie
zijn de beschikbaarheid van de juiste vaccins, kennis over de werkingsduur, beschikbare
infrastructuur en mensen om snel de vaccins te zetten.
Zoals op 18 juni jl. (Kamerstuk 25 295, nr. 1297) aan uw Kamer is gemeld, wordt rekening gehouden met het scenario dat vaccinatie
nog nodig zal zijn in de komende jaren. De boostvaccinatie is noodzakelijk om de vaccineffectiviteit
tegen ziekenhuisopname hoog te houden en zo voldoende immuniteit op te bouwen tegen
het virus. Op dit moment is nog weinig bekend over de beschermingsduur van de boostvaccins.
Uit een onderzoek van het Imperial institute of Londen4 in het VK blijkt dat de bescherming tegen ziekenhuisopname 10 weken na de boost ongeveer
85% is. We moeten er rekening mee houden dat een nieuwe boostcampagne noodzakelijk
kan zijn in de komende maanden. Ik heb de Gezondheidsraad daarom gevraagd uiterlijk
10 februari te adviseren over het nut en de noodzaak van een additionele boostcampagne
in de komende maanden, als vervolg op de huidige COVID-19-boostcampagne en in de context
van de epidemiologische situatie. Ik heb de Gezondheidsraad daarbij gevraagd welke
doelgroepen in aanmerking zouden moeten komen voor een additionele boostvaccinatie,
op welke termijn, en welke vaccins daarvoor ingezet kunnen worden. Parallel aan het
adviestraject van de Gezondheidsraad heb ik het RIVM gevraagd om verschillende uitvoeringsscenario’s
voor te bereiden, om zo klaar te staan voor een snelle uitvoering. De verschillende
uitvoeringsscenario’s omvatten in ieder geval verschillende doorlooptijden (4–8 weken),
rekening houdend met verschillende doelgroepen (de hele bevolking versus specifieke
doelgroepen) en de toepassing van het vaccin (huidige vaccins versus nieuwe vaccins,
zoals een vaccin dat is aangepast op omikron). Ook heb ik gevraagd om aan te geven
welke bijdragen verschillende uitvoerende partijen, zoals GGD’en, ziekenhuizen, huisartsen
en andere zorgverleners kunnen leveren om een eventuele nieuwe campagne succesvol
te laten verlopen. De geleerde lessen uit de laatste boostcampagne worden met uitvoerende
partijen geïnventariseerd, en gebruikt voor de voorbereiding op een mogelijke opvolgende
boostcampagne.
1.6.1 Doorkijk lange termijn
Voor eventuele nieuwe rondes zijn mogelijk ook extra COVID-19-vaccins nodig. Zoals
eerder aan uw Kamer gemeld, is al een ruim volume aan vaccins ingekocht voor zowel
2022 als 2023. Daarbij gaan we uit van een divers portfolio, waarbij vooral is ingezet
op mRNA-vaccins. Op dit moment is de verwachting dat we voldoende van deze vaccins
hebben ingekocht om aan de behoefte te voldoen. Ook de beschikbaarheid van een vaccin
dat is aangepast aan de omikronvariant, of aan toekomstige andere varianten van het
coronavirus, is van belang in de samenstelling van het vaccinportfolio in de komende
periode. Deze aangepaste vaccins zijn nog niet beschikbaar en worden niet voor de
tweede helft van april 2022 verwacht. Zowel Moderna als BionTech/Pfizer hebben nog
niet besloten of zij daadwerkelijk een aan Omikron aangepast vaccin op de markt zullen
brengen. Met BionTech/Pfizer is in de overeenkomst voor 2022/23 opgenomen dat de EU
de reeds aangekochte maar nog niet geleverde vaccins mag omruilen voor aangepaste
producten. Ook met Moderna zijn afspraken gemaakt over het omzetten van nog resterende
leveringen in aangepaste producten.
In mijn brief in maart informeer ik u over de strategie die het kabinet volgt om de
vaccinatiegraad te verhogen voor verschillende scenario’s.
2. Voorbereidingen in de zorg op de omikronvariant
Op 14 januari heb ik de rapportage «Kortetermijn scenario in verband met de omikronvariant»
van IG&H aan uw Kamer gestuurd.5 Hieronder licht ik kort toe hoe de regio’s zijn voorbereid op de omikronvariant,
wat zij met de aanbevelingen uit het rapport doen en hoe de toezichthouders hierop
toezien. Ook ga ik in op het versnellen en uitbreiden van de inzet van thuismonitoring
van patiënten met een zuurstofbehoefte. De bijlage bij deze brief bevat een uitgebreider
overzicht van de manier waarop regio’s, het Ministerie van VWS en verschillende veldpartijen
aan de slag zijn gegaan met de aanbevelingen uit het IG&H-rapport6.
2.1 Paraatheid regio’s
De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) hebben
een uitvraag gedaan naar de paraatheid van de tien Regionale Overleggen Acute Zorgketen
(ROAZ-regio’s) bij mogelijk verder oplopende druk op de zorg als gevolg van de omikronvariant.
Dit hebben ze gedaan om tot een compleet beeld te komen van de mate waarin de regio’s
voorbereid zijn en waar ruimte is voor verbetering. De uitvraag fungeerde ook als
een checklist, waarbij regio’s konden kijken of goede voorbeelden uit andere regio’s
en aanbevelingen uit het rapport van IG&H overgenomen kunnen worden. De rapportage
«Ketenbrede Paraatheid ter voorkoming fase 3» en bijbehorende brief van de toezichthouders
vindt u in de bijlage7. Daarin wordt ingegaan op meer wijkverpleging, huisartsenzorg en verzorgings- en
verpleeghuizen.
Naar aanleiding van de conclusies uit het rapport zijn alle regio’s er door het Landelijk
Netwerk Acute Zorg (LNAZ) en Ambulancezorg Nederland (AZN) nogmaals expliciet op geattendeerd
dat zij de voorbereiding op ambulancezorg in fase 3 expliciet maken in de plannen,
naar aanleiding van de landelijke handreiking. De gehandicaptenzorg en geestelijke
gezondheidszorg zijn niet expliciet behandeld in de rapportage van IG&H en de rapportage
van de toezichthouders. Toch zullen deze sectoren direct of indirect gevolgen ondervinden
van een grotere zorgvraag door omikron, bijvoorbeeld vanwege grote drukte bij de huisartsen.
Het is daarom goed dat deze sectoren ook aangesloten zijn bij de ROAZ-overleggen waar
ketenbreed naar de problematiek wordt gekeken.
De NZa en IGJ blijven kwalitatief en kwantitatief de druk op de zorg monitoren en
de IGJ zal aanwezig blijven bij de ROAZ-overleggen.
2.2 Zuurstof en thuismonitoring
Een belangrijke aanbeveling uit het rapport van IG&H was het versnellen en uitbreiden
van de inzet van thuismonitoring. In het landelijk zuurstofoverleg wordt besproken
welke voorzieningen wenselijk zijn voor de borging en opschaling van de zorg voor
COVID-patiënten met zuurstofbehoefte in de thuissituatie. Het Ministerie van VWS heeft
in het overleg (op verzoek van veldpartijen) een coördinerende rol.
In het zuurstofoverleg wordt o.a. de opschaling van de thuismonitoring operationeel
uitgewerkt. De opschaling van deze thuismonitoring is gefocust op de uitbreiding van
de zuurstofvoorzieningen in de thuissituatie voor COVID-patiënten. IGJ en NZa beschrijven
in hun rapportage dat thuismonitoring in bijna alle regio’s wordt ingezet waarbij
wel verschillen bestaan in methodiek (o.a. type hoofdbehandelaar en monitoring). De
ROAZ-regio’s is gevraagd om de inzet van deze vorm van behandeling te optimaliseren.
Via GGD GHOR worden de regioplannen voor opschaling ook getoetst aan de hoeveelheid
beschikbare zuurstofconcentratoren (zogenaamde SOC). In 2020 en 2021 is door het Ministerie
van VWS reeds een aantal zuurstofconcentratoren aangeschaft (resp. 1.230 en 1.300
stuks).8 Met het oog op de omikron variant zijn daarnaast begin 2022 door het Ministerie van
VWS in overleg met het veld 4.500 extra SOC onder dwingende spoed besteld (waarvan
er tot op heden 3.000 zijn afgenomen). Met deze aanschaf wordt de capaciteit voor
behandeling van COVID-patiënten in de thuissituatie met zuurstof verdubbeld (van max
ca 2.500 naar ruim 5.000 COVID-patiënten). In de beoordeling van de mogelijkheden
voor opschaling worden daarnaast ook de personele en logistieke capaciteit betrokken.
De beschikbaarheid van cohortlocaties in de regio’s voor opschaling in fase 3 wordt
door GGD GHOR gemonitord en in het zuurstofoverleg ingebracht. De meeste regio’s hebben
inmiddels hun informatie hiervoor aangeleverd. De beschikbaarheid van deze locaties
creëert de mogelijkheid om de druk op de ziekenhuizen te verlagen door bijvoorbeeld
het (tijdelijk) opvangen van piekverwijzingen van COVID-patiënten naar de thuissituatie
met zuurstof.
2.3 Toezegging over aanbevelingen IG&H-rapport in de reguliere situatie
In het debat op 26 januari jl. (Handelingen II 2021/22, nr. 42, item 6)heb ik aan mevrouw Van den Berg (CDA) toegezegd om in een eerstvolgende Kamerbrief
nader toe te lichten waarom de aanbevelingen uit het IG&H-rapport, zoals het samenvoegen
van routes in de wijkverpleging, niet sowieso worden ingezet. De aanbevelingen uit
het IG&H rapport richten zich op een situatie waarin de druk op de zorg zeer groot
is en alles moet worden gedaan om fase 3 te voorkomen en op fase 3 zelf. Het is aan
individuele zorgorganisaties en de regio’s om te besluiten op welke manier zij hun
zorg inrichten. Sommige aanbevelingen zijn wat mij betreft ook in de reguliere situatie
een goed idee, zoals het inzetten van zorgcoördinatie. De meeste aanbevelingen zijn
echter maatregelen waarvan ik me kan voorstellen dat deze alleen ingezet worden op
het moment dat het nodig is. Bijvoorbeeld het samenvoegen van routes in de wijkverpleging
kan een passende oplossing zijn als de druk heel hoog is, maar kan ook contraproductief
werken, verwarrend zijn voor de cliënten en voor extra administratieve lasten zorgen.
Keuzevrijheid, zoveel mogelijk vaste wijkverpleegkundigen bij cliënten en het soms
grillige verloop van ziektebeelden in de wijkverpleging, waardoor de zorg niet perfect
te plannen is, maken het onwenselijk om de routes altijd samen te voegen.
2.4 Doorkijk langere termijn
Op 21 december jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over de oprichting van een expertteam
gericht op de organisatie van de COVID-ziekenhuiszorg.9 In het expertteam, dat wordt voorgezeten door Edwin Velzel, zitten experts uit de
zorgwereld die op persoonlijke titel deelnemen. Het expertteam onderzoekt en realiseert
wat nodig is om vanaf september 2022 de zorgketen dusdanig te optimaliseren dat, bij
een nieuwe opleving van COVID, de kritiek planbare zorg binnen zes weken geleverd
kan worden en de reguliere ziekenhuiszorg zoveel mogelijk door kan gaan. De insteek
is daarbij dat niet alleen wordt gekeken naar concentratie van IC-zorg, maar ook naar
andere initiatieven in de gehele zorgketen om flexibel in te kunnen spelen op mogelijke
mutaties van het virus en de uitdagingen die daarbij komen kijken. Door bijvoorbeeld
de wijkverpleging te versterken of de mogelijkheid te creëren om patiënten eerder
uit het ziekenhuis te ontslaan (bijvoorbeeld met thuisbeademing), wordt ruimte gecreëerd
in de ziekenhuizen voor de reguliere zorg. Dit geeft flexibiliteit voor mutaties van
het virus. Een minder ziekmakende variant vraagt immers om andere oplossingen, in
de keten of in de kliniek, dan een heel ziekmakende variant. Daarvoor is een oplossing
qua IC-capaciteit noodzakelijk. Bij alle voorgestelde oplossingsrichtingen brengt
het expertteam in beeld wat nodig is in termen van capaciteit, financiën en governance.
Dit is erg belangrijk, want zonder deze randvoorwaarden zullen de voorgestelde oplossingsrichtingen
onvoldoende in de praktijk kunnen worden gebracht.
Concreet gaat het expertteam in het voorjaar innovaties en best practices in beeld brengen door te kijken naar wat er al bestaat aan bruikbare initiatieven
in Nederland en het buitenland. Daarnaast wordt een aantal testcases (pilots) georganiseerd om nieuwe en andere manieren van werken in de praktijk toe te passen
en te zien wat werkt en wat niet. De selectie vindt nu plaats en de eerste testcases starten naar verwachting eind februari.
Het expertteam streeft ernaar om eind mei een advies uit te brengen aan het Ministerie
van VWS. Na besluitvorming rest er dan ruimte voor implementatie tot september. Om
ervoor te zorgen dat dit tegen die tijd in de regio niet tot verrassingen leidt en
goed wordt afgestemd, worden de regio’s voor het Regionaal Overleg Acute Zorgketen
(ROAZ-regio’s) met regelmaat geïnformeerd en om input gevraagd vanuit het expertteam.
Zij zijn namelijk degenen die de voorgestelde oplossingsrichtingen in de praktijk
moeten brengen. Daarnaast is er ook een klankbordgroep opgericht – bestaande uit de
verschillende branche- en beroepsverenigingen uit de gehele zorgketen – die eveneens
regelmatig wordt betrokken.
3. Optimale inzet zorgmedewerkers
De Taskforce Ondersteuning Optimale Inzet Zorgverleners (hierna: Taskforce) is gevraagd
om concrete maatregelen te identificeren die op korte termijn (februari/maart 2022)
uitvoerbaar zijn en bijdragen aan de ondersteuning van zorgmedewerkers en hun inzetbaarheid.
Alsmede het identificeren van maatregelen die bij kunnen dragen aan de beschikbaarheid
van zorgpersoneel voor de (middel)lange termijn (winter 2022–2023 en verder). De Taskforce
wordt daarbij geadviseerd door een klankbordgroep van zorgmedewerkers en HR-experts
uit het brede domein van de zorg.
De Taskforce heeft eind januari haar advies voor de korte termijn uitgebracht. Dit
advies is meegezonden met de Covid-19 maatregelenbrief van 25 januari jl.10. De Minister voor Langdurige Zorg en Sport en ik delen de analyse en hoofdlijnen
van het advies van de Taskforce. In haar advies geeft de Taskforce aan dat zeggenschap
voor en vertrouwens in zorgmedewerkers een belangrijk uitgangspunt is. Dat onderstrepen
wij. Het is belangrijk dat zorgprofessionals, en specifiek ook verpleegkundigen en
verzorgenden, daadwerkelijk invloed kunnen uitoefenen op zowel de praktische als inhoudelijke
aspecten van het werk en zorgprofessionals zich hierin ook gehoord en gezien voelen.
Dat is nodig voor het verlenen van goede zorg, nu en in de toekomst. Ten aanzien van
invulling van het gewijzigd amendement van de leden van Ellemeet en Aukje de Vries11 is V&VN, samen met de NVZ, NFU, Actiz, de Nederlandse GGZ en VGN aan de slag met
een concreet plan ter invulling.
De Taskforce adviseert voor de korte termijn langs drie thema’s (herstel en behoud;
passend werk, vergroten arbeidsaanbod) acht actielijnen in gang te zetten. In de bijlage
is per actielijn de reactie en het vervolg aangegeven vanuit het Kabinet12.
3.1 Doorkijk lange termijn
Voor de lange termijnstrategie brengt het kabinet in kaart welke concrete maatregelen
denkbaar zijn die op middellange termijn kunnen bijdragen bij aan de beschikbaarheid
van zorgprofessionals.
4. Communicatie en gedrag
De inzet van publiekscommunicatie van de rijksoverheid blijft zich de komende maanden
richten op het informeren van het brede publiek en specifieke doelgroepen over maatregelen,
ventileren, vaccinatie, mondkapjes, (zelf)testen, quarantaine, en het gebruik van
het coronatoegangsbewijs. Door het bieden van concrete handelingsperspectieven maken
we zichtbaar wat in deze fase wel mogelijk is, stimuleren we de naleving van maatregelen,
het volgen van de basisregels en de gedragsadviezen.
4.1 Doorkijk lange termijn
Sinds het begin van de crisis is de massamediale campagne «Alleen samen krijgen we
corona onder controle» een belangrijke ruggengraat van de publiekscommunicatie van
de rijksoverheid. Voor de lange termijn werken we aan een nieuwe communicatieaanpak
met een verschuiving naar «samen verder, leven met het virus» als uitgangspunt en
sluit daarbij aan bij de nieuwe doelen die het kabinet hanteert voor de aanpak van
corona.
Dit doet het kabinet samen met andere overheden, maatschappelijke organisaties en
sectoren. Ondertussen is in de huidige en komende communicatie-inzet al een eerste
verschuiving zichtbaar in toon, vorm en beeld van crisiscommunicatie naar samenlevingscommunicatie.
Communicatie richt zich hierbij met name op:
• een heldere verwoording van wat leven met het virus voor de samenleving betekent;
• het bieden van toepasbare handelingsperspectieven en gedragsadviezen om invulling
aan «leven met het virus» te kunnen geven;
• het bieden van duidelijke en toegankelijke informatie over de ontwikkeling van het
virus;
• het tijdig, transparant en op een passende toon en met een passende vorm informeren
(hoe, wat en waarom) over de kabinetsaanpak, het besluitvormingsproces en de inzet
van instrumenten en mogelijke maatregelen.
De geschetste nieuwe aanpak voor de (middel)lange termijn wordt de komende weken in
gesprek met maatschappelijke organisaties, sectoren en overheden verder uitgewerkt.
5. Slotwoord
De afgelopen twee jaar heeft veel gevraagd van iedereen. Het is zaak om te komen tot
een open, weerbare en schokbestendige samenleving, waarbij de beperkingen niet langer
de boventoon voeren. We willen toe naar een duurzame en meer houdbare aanpak voor
iedereen. In deze brief heb ik uiteengezet hoe we veilig en verantwoord deze winter
achter ons willen laten en een doorkijkje
gegeven naar de aanpak voor de langere termijn, welke dilemma’s hierbij spelen en
de stappen die het kabinet samen met maatschappelijke sectoren en doelgroepen voor
ogen heeft. Begin maart informeer ik uw Kamer over de strategie over hoe we de rest
van het jaar en daarna met het virus kunnen leven.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.J. Kuipers
Indieners
-
Indiener
E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport