Brief regering : Beleidsreactie op inspectieonderzoek naar de taakuitvoering bij de Landelijke Eenheid (deelrapport 3)
29 628 Politie
Nr. 1055
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 januari 2022
Inleiding
Hierbij bied ik uw Kamer het derde deelonderzoek aan van de Inspectie Justitie en
Veiligheid naar de kwaliteit van de taakuitvoering van de Landelijk Eenheid (LE)1. Tevens informeer ik uw Kamer in deze brief over de uitkomsten van het feitenonderzoek
van de politie en het OM naar het Team Criminele Inlichtingen (TCI) van de LE, zoals
toegezegd door mijn ambtsvoorganger.
Het derde deelonderzoek van de Inspectie betreft de afdeling Afgeschermde Operaties
(AO) van de Dienst Specialistische Operaties (DSO). De korpschef en ik bedanken de
Inspectie voor dit onderzoek, waarvan wij de conclusies en aanbevelingen overnemen.
Het onderzoek vult de beelden aan, die naar voren zijn gekomen in de eerdere deelonderzoeken
van de Inspectie bij de Dienst Landelijke Informatieorganisatie2 en het CTER-cluster van de LE3 en in het onderzoek van de commissie Brouwer4. Bevindingen en patronen uit eerdere onderzoeken worden in het rapport herbevestigd.
Ook voor de afdeling AO geldt dat geconstateerde knelpunten voortvloeien uit onderliggende
oorzaken, die samenhangen met de vorming van de nationale politie en de forse uitbreiding
van het takenpakket van de LE. Inmiddels is duidelijk dat de toepassingen van de uniforme
inrichtings- en sturingsprincipes op de LE, hebben geleid tot knelpunten in de taakuitvoering.
Verder zijn er problemen ontstaan doordat het takenpakket van de LE de afgelopen jaren
is uitgebreid, terwijl de organisatorische basis nog niet op orde was.
Tegelijkertijd blijft de LE operationele successen bereiken, ondanks de geconstateerde
problematiek. Dit is in de eerste plaats te danken aan de toewijding en inspanning
van de politiemensen die bij de LE werken. Zij verdienen een organisatie die hun professionaliteit
faciliteert en hen een sociaal veilige werkomgeving biedt. Dat is nu nog niet in alle
delen van de LE het geval. Dit is zorgelijk. Er zijn structurele verbeteringen bij
de LE nodig, ten aanzien van de organisatie, sturing en cultuur. De noodzaak van deze
verbeteringen was voor mijn ambtsvoorganger in het voorjaar van 2021 al aanleiding
om de commissie Schneiders in te stellen. Ik verwacht in februari 2022 een advies
van deze commissie te ontvangen over de LE-brede problematiek en daaruit voortvloeiende
verbeteropgave. Voor 1 juni 2022 zal de commissie daarnaast een advies uitbrengen
over de mogelijke herpositionering van de LE in het politiebestel.
Beleidsreactie op het Inspectieonderzoek bij de DSO
Bevindingen en conclusies van de Inspectie
Allereerst stel ik vast dat de bevindingen van de Inspectie nauw aansluiten op de
algemene conclusies die de commissie Brouwer trok naar aanleiding van het onderzoek
naar het overlijden van een medewerker van team WOD, die valt onder afdeling AO van
de DSO. De Inspectie heeft in haar onderzoek bij de afdeling AO knelpunten aangetroffen
in de realisatie van organisatiedoelstellingen, in de sturing en in de cultuur die
leiden tot potentiële risico’s in de taakuitvoering. Deze risico’s hebben zich daadwerkelijk
voorgedaan bij het team Werken Onder Dekmantel.
AO-teams zijn organisatorisch geïsoleerd en checks and balances in de sturing zijn
onvoldoende
De Inspectie wijst erop dat de formats van de nationale politie, voor inrichting en
sturing, zonder aanpassing op de afdeling AO zijn gelegd, maar niet één op één blijken
te passen. Alle heimelijke teams zijn bij de vorming van de nationale politie in een
afdeling ondergebracht, maar door een gebrek aan inhoudelijke overeenkomsten is er
niet in onderlinge samenhang een missie en visie uitgewerkt. De teams streven eigen
doelstellingen na en bevinden zich in een organisatorisch isolement. De Inspectie
constateert dat de sturing binnen teams onvoldoende voorzien is van «checks and balances».
Het dagelijks functioneren van medewerkers onttrekt zich aan het blikveld van de formele
leidinggevenden, de teamchefs. In de praktijk wordt de sturing op het functioneren
gezien als de verantwoordelijkheid van de teamleider, terwijl zij formeel niet verantwoordelijk
zijn voor de personele zorg. Het gevolg daarvan is dat de personele zorg nauwelijks
wordt ingevuld en de teamleiders de bepalende factor zijn voor de koers, sturing en
werksfeer in een team.
Knelpunten hebben bij WOD geleid tot een sociaal onveilige werksfeer en risico’s in
de taakuitvoering
De Inspectie constateert dat de problemen bij de afdeling AO zich in versterkte mate
voordoen bij het team WOD. De Inspectie constateert dat factoren in de aansturing,
de onderlinge verhoudingen en gebrekkige personele zorg geleid hebben tot een sociaal
onveilige werksfeer bij het team WOD. Daardoor ontbreken waarborgen voor de operationele
veiligheid tijdens de taakuitvoering. Vanwege de afwezigheid van op dit punt werkende
«checks and balances» signaleert de Inspectie op dit punt aanzienlijke veiligheidsrisico’s.
Daarnaast stelt de Inspectie vast dat de operationele ondersteuning en de centrale
coördinerende rol van het team WOD met betrekking tot de heimelijke informatie inwinning
door de regionale eenheden gebrekkig wordt ingevuld. De Inspectie heeft in dit licht
geen regisserende en uniformerende acties vanuit de eenheidsleidingen, de korpsleiding
en/of het OM aangetroffen. Volgens de Inspectie is er sprake van een concurrerende
spanning, gebrek aan operationele afstemming en overbelasting door overvragen van
de ondersteunende functies van het team WOD. Hierdoor zijn risico’s ontstaan ten aanzien
van de taakuitvoering.
Aanbevelingen van de Inspectie t.a.v. de afdeling AO en het team WOD
De Inspectie doet voor de hele afdeling AO aanbevelingen ten aanzien van het aanbrengen
van samenhang tussen organisatiedoelstellingen, de sturing en de voorzieningen voor
heimelijk werken. Tevens herhaalt de Inspectie haar aanbeveling uit het rapport over
het CTER-cluster over het verduidelijken van de rol van teamchef en teamleider. Specifiek
ten aanzien van het team WOD doet de Inspectie de aanbeveling om invulling te geven
aan de operationele ondersteuning
en centrale en coördinerende rol van het team met betrekking tot de heimelijke informatie
inwinning door de regionale eenheden.
Reactie op de bevindingen van de Inspectie
Urgente maatregelen bij het team WOD
Het Inspectierapport onderstreept dat de gang van zaken bij het team WOD in de afgelopen
periode niet acceptabel was, zoals mijn ambtsvoorganger ook al stelde in de reactie
op het rapport van de commissie Brouwer. De korpschef heeft na het verschijnen van
dit rapport urgente operationele maatregelen in gang gezet om de veiligheid en het
welzijn van de medewerkers in het heimelijke domein beter te beschermen.
De korpsleiding en het College van procureurs-generaal hebben mij laten weten dat
alle lopende heimelijke trajecten waarbij het team WOD betrokken is inmiddels (deels
nogmaals) zijn beoordeeld op onverantwoorde risico’s. De doorlichtingen van de trajecten
in de regionale eenheden is op dit moment nog gaande. De korpsleiding en het College
van procureurs-generaal hebben mij verzekerd dat zij er vertrouwen in hebben dat de
op dit moment nog lopende heimelijke trajecten (inmiddels weer) op een verantwoorde
wijze kunnen worden voortgezet. Daarbij hebben zij aangetekend dat nooit alle risico’s
verbonden met heimelijke werkzaamheden weggenomen kunnen worden.
Inmiddels realiseert de eenheidsleiding van de LE de op korte termijn noodzakelijke
organisatorische versterkingen binnen de DSO, waarbij bijzondere aandacht is voor
het team WOD. Het betreft onder meer het aanstellen van een extra sectorhoofd bij
de DSO specifiek voor AO en het aanstellen van psychologen om de personeelszorg te
verbeteren. De versterkingen vormen een eerste stap die nodig is om de omstandigheden
te creëren waarin uitvoering kan worden gegeven aan de overige aanbevelingen van de
commissie Brouwer gericht op de professionalisering van het team WOD.
Aangezien de Inspectie constateert dat een gebrek aan regie over heimelijke inzetten
heeft geleid tot risico’s ten aanzien van de taakuitvoering, heb ik de korpschef en
de voorzitter van het College van procureurs-generaal gevraagd om naast de maatregelen
die reeds zijn aangekondigd in de reactie op het rapport van de commissie Brouwer
aanvullende maatregelen te treffen. De korpsleiding heeft besloten een regisseur aan
te wijzen die met grote urgentie in kaart zal brengen hoe binnen de politie de governance
en operationele ondersteuning in het heimelijke domein moet worden versterkt. Daarnaast
heeft de voorzitter van het College van procureurs-generaal mij laten weten dat de
positie van de landelijke WOD-officieren verder zal worden versterkt, zodat zij hun
controlerende rol over heimelijke inzetten, zowel door de LE als de regionale eenheden,
beter kunnen invullen. Deze versterkte rol moet leiden tot uniformering en modernisering
van de inzetten van heimelijke middelen.
Inzetten van bredere verbeteringen bij de LE
Naast de specifieke, urgente maatregelen gericht op het team WOD, zijn er maatregelen
nodig om de (overige) knelpunten aan te pakken die zich binnen de gehele afdeling
AO voordoen. Zoals gezegd, vloeien deze knelpunten voort uit onderliggende problematiek
die breder binnen de LE speelt. Het wegnemen van deze knelpunten vraagt om een aanpak
van de grondoorzaken die raken aan de organisatorische basis, de sturing en (leiderschaps)cultuur.
De daaropvolgende deelonderzoeken van de Inspectie bevestigen mijn beeld dat een brede,
programmatische aanpak noodzakelijk is.
Mijn verwachting is dat het advies van de commissie Schneiders over de LE-brede problematiek
en daaruit voortvloeiende verbeteropgaven een duidelijk startpunt zal vormen voor
de nieuwe politiechef van de LE, die op 1 februari 2022 aantreedt. Hij zal samen met
de nieuwe plaatsvervangend politiechef sturing moeten geven aan de ontwikkelingen
en uitvoering van de LE-brede verbeteringen ten aanzien van de organisatie, sturing
en (leiderschaps)cultuur.
Vervolg
Na ontvangst van het eerste tussenadvies van de commissie Schneiders zal ik uw Kamer
nader informeren over mijn beeld van de problematiek bij de LE en de oorzaken die
daaraan ten grondslag liggen. Ik zal uw Kamer dan ook nader inlichten over de programmatische
verbeterlijnen die de nieuwe eenheidsleiding voor ogen heeft om uitvoering te geven
aan de LE-brede veranderopgave. Tevens zal ik ingaan op de wijze waarop deze verbeteringen
gemonitord zullen worden.
Feitenonderzoek politie en OM bij het TCI van de LE
In zijn brief van 26 april 20215 informeerde mijn ambtsvoorganger uw Kamer dat de Inspectie Justitie en Veiligheid
op basis van een eigenstandige reconstructie had vastgesteld dat er rondom gebeurtenissen
in 2015 en 2019 conform vastgelegde procedures contact was geweest tussen het TCI
van de LE en het TCI van de Rijksrecherche. Tegelijkertijd constateerde de Inspectie
dat de Rijksrecherche geen (strafrechtelijk) onderzoek had gedaan, in tegenstelling
tot hetgeen in het Inspectierapport over de DLIO vermeld stond. Naar aanleiding van
deze constatering heeft mijn ambtsvoorganger het OM en de politie gevraagd een feitenonderzoek
in te stellen in de zeer vertrouwelijke TCI-omgeving.
Het feitenonderzoek was gericht op het verkrijgen van inzicht in vermeende casussen,
waarbij het specifiek ging om het professioneel optreden conform op dat moment geldende
protocollen, procedures en werkwijzen. Ook is er beoordeeld of (andersoortig) vervolgonderzoek
geïndiceerd zou zijn. Het feitonderzoek is inmiddels voltooid. De korpschef en het
College van procureurs-generaal hebben mij per brief d.d. 21 januari jl. geïnformeerd
over de uitkomsten van het feitenonderzoek, met inachtneming van de wettelijke verplichting
tot geheimhouding van persoonsgegevens uit het TCI-domein. Deze brief doe ik u in
de bijlage toekomen6. Het onderzoeksrapport zelf moet, zoals in de brief van 26 april 2021 werd aangekondigd,
naar zijn aard volledig vertrouwelijk blijven.
De korpschef en het College van procureurs-generaal hebben mij laten weten dat uit
het onderzoek is gebleken, dat in 2015 de werkwijze van het TCI van de LE in de twee
onderzochte casussen niet op alle aspecten voldeed aan de professionele standaard.
Daarnaast hebben zij mij laten weten dat er geen directe, oorzakelijke relatie is
aangetroffen tussen het handelen van het TCI-LE en het overlijden van twee personen.
Voorts hebben zij mij geïnformeerd dat er naar oordeel van de onderzoekscommissie
geen mogelijkheden zijn voor ander of nader onderzoek. Tot slot hebben de korpschef
en het College van procureurs-generaal mij gewezen op de verbeteringen die inmiddels
zijn ingezet teneinde de werkwijze van het TCI van de LE te verbeteren. Daarbij wordt
onder meer gekeken naar het versterken van professionele tegenspraak en advies (4-
of 6-ogenprincipe).
Met het afronden van het feitenonderzoek bij het TCI van de LE zijn de gebeurtenissen
uit 2015 en 2019 nu onderzocht, zoals toegezegd in de brief van 26 april 2021. De
tekortkomingen die in dit feitenonderzoek zijn gesignaleerd, liggen in het verlengde
van hetgeen werd geconstateerd door de Inspectie in het eerdere onderzoek naar de
DLIO, waar het TCI onderdeel van is. Over het onderzoek bij de DLIO is reeds gesproken
met uw Kamer. Het feitenonderzoek bevestigt voor mij dat er verbeteringen nodig zijn,
zoals reeds aangekondigd in de beleidsreactie op het DLIO-onderzoek.7 De verbeteringen bij het TCI zijn geborgd in het verbeterprogramma voor de LE en
zullen als deel daarvan worden gemonitord.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
D. Yeşilgöz-Zegerius
Indieners
-
Indiener
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid